Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 673]
| |||||||||||||
Streven september 2000 | |||||||||||||
[pagina 675]
| |||||||||||||
Het cordon sanitaire
| |||||||||||||
Het begrip cordon sanitaireVaak gebruikt men het begrip cordon sanitaire zonder erbij te vermelden wat men ermee bedoelt. Laten we beginnen met het opruimen van een aantal inhoudelijke misverstanden. Ten eerste verbiedt het cordon sanitaire andere partijen niet, met het Vlaams Blok in discussie te treden. Het is evenmin de bedoeling dat het Blok wordt uitgesloten van werkzaamheden waarop het reglementair aanspraak kan maken, zoals het zetelen in commissies. Naast het formele cordon sanitaire is er sprake van een informeel cordon. Zo weigert bijvoorbeeld Jos Geysels (Agalev) | |||||||||||||
[pagina 676]
| |||||||||||||
naast Filip Dewinter (VB) te gaan zitten in het Vlaams Parlement, en zal Paula D'Hondt (CVP) Gerolf Annemans (VB) de hand niet drukken. Strikt genomen gaan ze daarmee verder dan hetgeen door het cordon sanitaire wordt verlangd. Hans De Witte omschrijft het cordon als het vermijden van (politieke) samenwerking met extreem-rechtsGa naar eind[1]. Formeel verbiedt het cordon politieke akkoorden of afspraken met het Vlaams Blok. Volgende vormen van samenwerking worden uitdrukkelijk uitgesloten:
| |||||||||||||
Het cordon op Vlaams niveauEen eerste poging om tegen het Vlaams Blok een strategie van cordon sanitaire te ontwikkelen werd in 1988 ondernomen. Voor een aantal politici waren de Europese verkiezingen een aanleiding om iets tegen het Blok te ondernemen. Het initiatief vond echter onvoldoende steun. Een jaar later, na de electorale doorbraak van het Blok bij de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen in 1989, lukte het wel om een protocol af te sluiten. Hierin verklaren de voorzitters van de CVP, SP en PVV alsmede de algemeen secretarissen van de VU en Agalev dat hun partij geen politieke akkoorden afsluit of afspraken maakt met het Vlaams Blok, ‘noch in het kader van democratisch verkozen organen op gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, nationaal en Europees niveau, noch in het kader van verkiezingen voor de genoemde niveaus’ (Tekst protocol). Amper veertig dagen later werd het protocol opgeblazen door de toenmalige VU-voorzitter Jaak Gabriëls. Hij vond het absurd een verbond van één tegen allen aan te gaan. Bovendien kwam het Blok in de kijker te staan dankzij het protocol (Gazet van Antwerpen, 26 mei 1989). Omdat de VU zich terugtrok, beschouwden CVP en PVV het protocol niet langer als een officieel document. Agalev en de SP bleven wél achter het protocol staan; zij keurden het VU-standpunt krachtig af (Financieel-Economische Tijd, 27 mei 1989). Naar aanleiding van de publicatie van het eerste zeventigpuntenprogramma van het Vlaams Blok, stak de anti-Blokreflex opnieuw de kop op. Op 19 november 1992 veroordeelde de meerderheid van de leden in het Vlaams Parlement het ideeëngoed van het Vlaams Blok via een | |||||||||||||
[pagina 677]
| |||||||||||||
resolutie. Officieel betrof het een voorstel van resolutie betreffende het algemeen migrantenbeleid. Hoewel het dus niet nadrukkelijk op papier stond, werd deze gemeenschappelijke veroordeling van het zeventigpuntenprogramma algemeen toch begrepen als een uiting van politieke wil om een soort cordon sanitaire rond het Vlaams Blok te leggen. Later werd de interpretatie van het cordon herhaaldelijk ter discussie gesteld. Zo verzette bijvoorbeeld VU'er Herman Lauwers zich ertegen dat Agalev en de SP elk voorstel van de tafel vegen dat het stempel van het Blok draagt (De Morgen, 5 januari 1996). Niet alleen de ideeën over de invulling van het cordon liepen uit elkaar, ook de strategie van het cordon op zich werd voortdurend opnieuw in twijfel getrokken. Het cordon zou het Blok in een comfortabele underdogpositie brengen, waarin het niets hoeft te bewijzen. Er gingen dan ook stemmen op ten voordele van een zogenaamde ‘verbrandingsstrategie’, die veronderstelt dat het Blok door de mand zal vallen als het eenmaal aan de macht komt. Na de publicatie van het hernieuwde zeventigpuntenprogramma van het Vlaams Blok wenste Agalev een ‘straffere formulering van het cordon sanitaire’. Onmiddellijk zegde de SP haar steun toe, in tegenstelling tot de CVP en VLD. Uiteindelijk kwam er toch een resolutie, goedgekeurd op 19 maart 1997. De straffere formulering waar Agalev op gehoopt had, bleef uit. De oude veroordeling werd alleen maar herhaald; over het hernieuwde zeventigpuntenprogramma werd met geen woord gerept. Het cordon sanitaire was duidelijk afgezwakt. | |||||||||||||
Op gemeentelijk niveauNiet alleen op het niveau van de Vlaamse regering was er sprake van een cordon sanitaire. Naar aanleiding van de eerste formele resolutie in het Vlaams Parlement van 1992 lanceerde Charta '91 de idee om een campagne op te zetten tegen elke vorm van samenwerking met het Vlaams Blok op gemeentelijk niveau. In het verkiezingsjaar 1994 werd de campagne voortgezet in samenwerking met Hand in Hand. De kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen werd via hun nationale partijvoorzitters gevraagd een verklaring te ondertekenen waarin zij afzien van politieke akkoorden met het Blok. Een week voor de verkiezingen werden de resultaten van de campagne voorgesteld: meer dan vijfduizend kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen bleken het cordon onderschreven te hebben. Dat is een indrukwekkend aantal, dat echter slechts een kleine 12% van alle kandidaten vertegenwoordigtGa naar eind[2]. Na de verkiezingen van 9 oktober 1994 zijn Charta '91 en Hand in Hand gestart met fase twee van het cordon sanitaire. Ze vroegen de lokale partijafdelingen van de zesentachtig gemeenten waar het Blok één | |||||||||||||
[pagina 678]
| |||||||||||||
of meer zetels had behaald, op een van de eerste bijeenkomsten van de gemeenteraad een beginselverklaring ter ondertekening voor te leggen aan de nieuwe gemeenteraadsleden. Dit keer vermeldde de verklaring de naam ‘Vlaams Blok’ niet. Daaraan verleende de toenmalige VU-voorzitter Bert Anciaux geen medewerking. Van die tweede fase bestaan geen cijfers; het resultaat werd niet systematisch nagegaan. Wel kon men bij Hand In Hand vertellen dat er heel wat minder respons was dan bij fase één. Ook op gemeentelijk niveau kunnen we dus spreken van een afzwakking van het cordon sanitaire. | |||||||||||||
Het cordon doorbrokenHoe wordt het cordon sanitaire nageleefd op lokaal niveau? Blijven de zes elementen van de vastgelegde definitie overeind? Zetelt het Blok in geen enkele meerderheid? Zijn er nooit stemafspraken gemaakt met het Blok? Wat de gemeentelijke coalitievorming betreft, kun je een waterdicht cordon sanitaire vaststellen. In de zesentachtig gemeenten waar het Blok één of meer zetels heeft behaald, kwam deze partij telkens in de oppositie terecht. In tweeëndertig gemeenten zetelt het Blok in de Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Het is niet bekend in hoeveel gemeenten het Blok in de PWA-raadGa naar eind[3] zetelt. Mogelijk beschikt het Blok zelf over voldoende stemmen in de gemeenteraad om iemand van de eigen partij in de OCMW-raad te kiezen. Het cordon kan dit niet verhinderen. Het is echter ook mogelijk dat het Blok het op een akkoordje gooit met een andere partij over de te verdelen (rest)stemmen. Hier kunnen drie pistes bewandeld worden. Het Blok kan, ten eerste, haar (rest)stemmen geven aan een kandidaat van een andere partij. Zulk een passieve doorbraak van het cordon kan gebeuren zonder medeweten of zonder akkoord van die partij. Dankzij de stemmen van het Blok werd bijvoorbeeld de CVP verzekerd van een OCMW-zitje in Denderleeuw. Uiteraard kan men nooit met absolute zekerheid nagaan of er al dan niet een akkoord met het Blok is geweest. Het is dan ook onbegonnen werk de gevallen van passieve doorbraak voor alle zesentachtig gemeenten op te sporen. Ten tweede is het mogelijk dat een andere partij een akkoord sluit met het Vlaams Blok. Zo'n actieve doorbraak van het cordon heeft op z'n minst in vier gemeenten plaatsgevonden: Boechout, Schilde, Willebroek en Beringen. Bij de samenstelling van de OCMW-raad in Boechout (meerderheid VLD-Agalev-CVP) kon de Volksunie rekenen op de reststemmen van het Vlaams Blok. In ruil voor de verleende stemmen werd een Vlaams Blokker aangeduid als kandidaat-opvolger. Ook in Schilde (meerderheid CVP-VLD) bestond er een akkoord tussen het Vlaams Blok en de VU, waarbij het Blok zijn reststemmen aan de VU | |||||||||||||
[pagina 679]
| |||||||||||||
beloofde. Hierdoor heeft deze partij een OCMW-mandaat bekomen. Voor de gegeven stemmen kreeg het Blok niets terug, zo werd althans in een persoonlijk gesprek gezegd. In Willebroek (meerderheid SP-CVP) is er eveneens een duidelijke actieve doorbraak van het cordon sanitaire geweest. De VU maakte een schriftelijke overeenkomst met het Vlaams Blok over aan de pers: ‘... een konkrete afspraak om een derde OCMW-mandaat voor de oppositie veilig te stellen, doordat de reststemmen van het Vlaams Blok aan de VU-VVD-kandidaat zullen worden toegekend. VU-VVD en Vlaams Blok willen hiermee voorkomen dat de SP opnieuw over een absolute meerderheid zou beschikken in het OCMW. VU-VVD-afdeling Willebroek stelt hierbij overigens dat het door sommige partijen gewenste “cordon sanitaire” reeds meermaals zijn onwerkzaamheid heeft bewezen en in de praktijk maar al te vaak leidt tot een SP-vrijgeleide voor machtsdeelname’. In Beringen ten slotte kon de CVP-VLD-meerderheid op de stemmen van het Blok rekenen om de personenbelasting te verhogen. Het geven van (rest)stemmen aan het Blok is de derde manier waarop het cordon doorbroken wordt. Dit is eveneens een vorm van actieve doorbraak. Voorbeelden ervan vind je in Zoersel, Asse, Kontich en Turnhout. In Zoersel (meerderheid DDV-CDU-VU-Agalev) is het Blok ‘per toeval’ aan een OCMW-zitje geraakt. Mathematisch beschikten zij niet over een voldoende aantal stemmen. Volgens een plaatselijke mandataris heeft iemand van een andere partij zijn stemmen lukraak uitgedeeld, zonder op de hoogte te zijn van de stemmenverdelingGa naar eind[4]. Hier zou het dus niet gaan om een ‘bewuste’ doorbraak van het cordon. In Asse (meerderheid CVP-GELLUK) is er sprake van een duidelijke actieve doorbraak van het cordon. Daar sloten Volksunie en Vlaams Blok een akkoord om een OCMW-zetel te delen. Na drie jaar Blok werd de fakkel doorgegeven aan de VU. Deze partij had zelf niet genoeg stemmen voor een tweede zetel. En het Vlaams Blok beschikte niet over voldoende stemmen voor een OCMW-mandaat. In onderling overleg hebben beide partijen daarom hun reststemmen samengevoegd. De meest bekende barst in het cordon is waarschijnlijk de verkiezing van Vlaams Blokker Ludo Switsers in de PWA-raad van Kontich (meerderheid VLD-CVP). In Turnhout (meerderheid CVP-VLD) is het cordon sanitaire eveneens doorbroken in de PWA-raad. Dat is echter nooit in de media gekomen. Binnen de raad werd de Vlaams Blokker aangeduid als secretaris. Deze voorbeelden bewijzen dat het cordon niet overal werd nageleefd. Niet alleen passief, ook actief werd de bufferzone rond het Blok doorbroken: er werden stemafspraken gemaakt met het Vlaams Blok over OCMW- of PWA-zitjes, en men heeft de steun van het Blok voor eigen initiatieven gevraagd. Bovendien legden in Willebroek de Volksunie en het Blok een gezamenlijke verklaring af aan de pers. | |||||||||||||
[pagina 680]
| |||||||||||||
Tot besluitAls we de vastgestelde gang van zaken vergelijken met de aanvankelijke afspraak, waarin zes vormen van samenwerking met het Blok uitdrukkelijk werden verboden, blijkt dat op gemeentelijk niveau alleen de eerste twee elementen ongeschonden blijven: er is geen sprake van bestuursakkoorden, noch van wetgevende activiteiten met het Blok. Het cordon sanitaire op lokaal niveau staat dus nog overeind, maar het vertoont duidelijke barsten. Op het eerste gezicht zijn hiervoor een aantal factoren verantwoordelijk: ideologische affiniteit, pragmatische redenen, strategische overwegingen, het lokale karakter van gemeentepolitiek en de beperkte zichtbaarheid van de besluitvorming in de OCMW- of PWA-raden. Over de inhoud en de werkzaamheid van het cordon sanitaire is het laatste woord duidelijk nog niet gezegd. Nu de gemeenteraadsverkiezingen eraan komen, is dé vraag uiteraard of het cordon zal standhouden of nog verder zal afbrokkelen. Hierop biedt deze bijdrage geen antwoord. Het was alleen maar de bedoeling een beter inzicht te verschaffen in de geschiedenis van het cordon sanitaire en aandacht te wekken voor het specifieke karakter van de lokale politiek. | |||||||||||||
Geraadpleegde bronnenJ. Buelens en K. Deschouwer, De dorpsstraat is de wetstraat niet: een onderzoek naar de opvattingen van plaatselijke woordvoerders van nationale partijen, VUBPress, Brussel, 1996. Voorts persartikelen in De Standaard, De Morgen, De Financieel-Economische Tijd, De Gazet van Antwerpen, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws en Het Belang van Limburg; interviews of telefonische gesprekken met onder meer J. Geysels (Agalev), P. Meeus (Vlaams Blok Turnhout), G. Annemans (Vlaams Blok), F. Dewinter (Vlaams Blok), L. Switsers (Vlaams Blok Kontich), E. De Quick (Vlaams Blok Turnhout) en M. Seghers (ACV Turnhout). | |||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||
Paul Janssens
| |||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||
In de gemeenteraad neemt een democratische fractie over een bepaald onderwerp eenzelfde standpunt in als het Blok. ‘Cordon sanitaire doorbroken te...’, schrijven de kranten. Is dat altijd zo? Kenners vertellen ons dat een democratische partij over voldoende middelen beschikt om zo'n gezamenlijk stemgedrag te vermijden, maar dat die vaak niet worden benut. Kritische parlementsleden stellen dan weer dat je toch moeilijk systematisch kunt tegenstemmen, alleen maar omdat het Blok voor is? Het klassieke voorbeeld: als het Blok stelt dat de treinen op tijd moeten vertrekken, moet je dan als democraat tegenstemmen? En dan heb je nog de media. Ook daar worden Blokkers geregeld opgevoerd als mandatarissen van een doodgewone partij. Vaak krijgen ze zonder meer een forum aangeboden om hun ‘waarheden’ te debiteren, zonder ernstig weerwerk vanwege de journalist. Vaak laat die kansen onbenut om de geinterviewde kritisch op de rooster te leggen, hem of haar te confronteren met de werkelijke inhoud van het Blokprogramma. Ook democratische politici laten er zich graag toe verleiden in een televisiedebat een Blokker te aanvaarden als doodgewone gesprekspartner. Waar ligt het verband tussen dit alles? Dat het het Blok de kans biedt zich alsmaar sterker te profileren als ‘een partij als een andere’. Dat dit imago - waar die partij bewust op aanstuurt - langzaam maar zeker doorsijpelt in de geesten van de mensen. Daardoor komt het nog zover dat politici op termijn onvermijdelijk de vraag zullen stellen: waarom zouden we met zo'n ‘gewone’ partij geen coalitie mogen vormen? En de kiezer: waarom zouden we er niet op stemmen? Zowel de politici als de media zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de voortgaande ‘banalisering’ van het Blok. Centraal in het debat staat het eigenlijke cordon sanitaire. Er heerst verwarring rond het begrip. Wie niet beter weet - en sommigen houden de verwarring bewust in stand - zou geloven dat er van het cordon nauwelijks nog iets overblijft. Niets is minder waar. | |||||||||||||
Het cordon sanitaire, waarom?Laten we beginnen met een duidelijke definitie: voor ons is het cordon sanitaire het uitdrukkelijke engagement van democratische partijen om met het Vlaams Blok geen politieke samenwerking aan te gaan, geen akkoorden te sluiten, geen coalities op te zetten, op geen enkel niveau. Nagenoeg alle studies wijzen uit dat het cordon sanitaire een zeer effectieve strategie is in de strijd tegen extreem-rechts. Ik noem maar het onderzoek van de Gentse socioloog Hans De WitteGa naar eind[1]. Naast kritische, ontmaskerende informatie en andere middelen, vormt het cordon een | |||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||
noodzakelijk onderdeel in een globale strategie om het Blok politiek te isoleren en de democratie te vrijwaren.
Het cordon sanitaire vertrekt van één basisprincipe: met het Blok samenwerken doe je niet, nooit, op geen enkel bestuursniveau. Ik herhaal het, die houding is gebaseerd op de diepe overtuiging dat het Vlaams Blok geen partij is als de andere, er integendeel fundamenteel van verschilt. Dat onderscheid blijkt in de eerste plaats uit het verlangen van het Blok, hele bevolkingsgroepen - inwoners van niet-Europese herkomst die niet tot ‘het eigen volk’ behoren - te discrimineren en tot tweederangsburgers te degraderen, met het oog op hun uitsluiting en uiteindelijke verwijdering uit de samenleving. Het zeventigpuntenplan laat er geen enkele onduidelijkheid over bestaan. En dat de officiële houding van de partij terzake recent werd aangepast, verandert in essentie weinig. Bovendien mag men niet uit het oog verliezen dat ook andere groepen in de samenleving - degenen die wél deel uitmaken van ‘het eigen volk’ - het slachtoffer zouden worden van een eventuele extreem-rechtse deelname aan de macht. Men denke aan de standpunten van het Blok wat de sociale zekerheid, het OCMW, de mutualiteiten, de vakbonden, enz. betreft. Of aan de avondklok voor jongeren en de vrouw aan de haard. Door elke politieke samenwerking af te wijzen maken democratische politici duidelijk dat er geen enkele verzoening mogelijk is met een partij die staat voor discriminatie, uitsluiting en inperking van democratische rechten en vrijheden. | |||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||
Ten slotte: elke democratische politicus of politica die met het Blok een coalitie aangaat, geeft die partij de kans om een deel van haar programma uit te voeren. Dat is nu eenmaal het gevolg van het sluiten van een bestuursakkoord. Geen enkele democraat, van welke politieke inspiratie ook, kan dat met zijn of haar overtuiging in overeenstemming brengen. | |||||||||||||
Argumenten tegen het cordon?‘Het is niet democratisch, niet te willen samenwerken met een democratisch verkozen partij die een groot aantal kiezers vertegenwoordigt.’
Dit wel vaker gehoorde argument houdt geen steek. Er zijn op z'n minst vier tegenargumenten. Één. Elke politieke partij beslist autonoom, op basis van haar programma, overtuiging, mens- en maatschappijbeeld, met welke andere partij zij al dan niet in zee gaat. Het cordon sanitaire is een afspraak tussen de democratische partijen. In die zin maakt het deel uit van de democratie. Twee. Dat een groot aantal kiezers voor die partij stemt, verandert er niets aan. Overigens, wie dan toch het argument van de democratie inroept, mag niet vergeten dat 85 procent van de stemgerechtigde Vlamingen NIET voor het Blok stemt... Drie. Het Vlaams Blok wordt niet met ondemocratische middelen bestreden. Net als alle democratisch verkozen partijen beschikt het Blok reglementair over een aantal rechten. We hoeven maar te denken aan haar zitjes in raden en commissies, haar zendtijd op de televisie, en de vele miljoenen partijfinanciering: uw en ons aller belastinggeld waarmee de partij o.a. haar propaganda in uw en mijn brievenbus dropt. Vier. Het feit dat een partij via democratische weg verkozen is, betekent daarom niet dat haar programma op alle punten in overeenstemming is met de democratische beginselen. Dat zijn twee nogal verschillende zaken. Zelf verwijs ik liever niet te vaak naar de Tweede Wereldoorlog, maar mag ik er toch aan herinneren dat Hitler en zijn nazi's via democratische weg aan de macht gekomen zijn? Radikaal, het partijblad van de CVP (september 1999) laat niet na deze historische herinnering even op te frissen: ‘Thüringen, december 1929. Bij de regionale verkiezingen halen de Nazi's 11 procent van de stemmen. Wilhelm Frick krijgt de “eer” om als eerste nationaal-socialist een ministerambt op te nemen in een van de Duitse deelstaten. De definitieve weg naar de macht ligt nu open, niets of niemand zal de NSDAP nog stoppen... | |||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||
Toen al zullen er enkelen gedacht hebben dat zo'n extreem-rechtse partij als de NSDAP - de Nazi's - door regeringsdeelname wel van binnenuit zou verschrompelen. Het tegendeel was waar! Vandaag worstelen sommige politici en partijen met hetzelfde vraagstuk en wordt er hier en daar al eens geponeerd om met het extreem-rechtse Vlaams Blok in zee te gaan. Door ze te laten deelnemen aan de macht denken ze deze partij te compromitteren en electoraal schade toe te dienen. Het gevaar bestaat hier echter in dat het omgekeerde even goed kan gebeuren zoals het voorbeeld van de geschiedenis ons leert.’ ‘Met het cordon sanitaire plaats je het Blok in zijn geliefkoosde rol van underdog, van één tegen allen. En dat heeft die partij graag, het maakt haar alleen maar sterker.’
Ook tegen deze stelling zijn een serie tegenargumenten in te brengen. Één. Studies tonen aan dat het cordon sanitaire, en in het algemeen elke druk op een extreem-rechtse partij juist de spanningen tussen de verschillende strekkingen binnen die partij vergroot en haar cohesie aantast. Die bevinding weerlegt de vrees dat die strekkingen wel eens zouden kunnen samenklitten (‘samen tegen de gemeenschappelijke vijand’) onder druk van het cordon sanitaire. Ik verwijs opnieuw naar het onderzoek van de socioloog Hans De Witte. Twee. Het Blok is helemáál niet gediend met het cordon sanitaire, en dat bewijst op zich al de juistheid van de strategie. De partij zou niets liever willen dan dat het cordon doorbroken wordt, en doet er alles aan opdat het zou gebeuren. Al de rest is façade. Marc Reynebeau heeft dat goed doorzien: ‘Geregeld laat het Vlaams Blok uitschijnen dat het blij is met het cordon sanitaire en dat zijn politieke opponenten daarmee vooral moeten doorgaan. Het zou daar immers als enige garen bij spinnen. Het publiek zou het gekwelde Blok erdoor percipiëren als de sympathieke underdog. [...] Het wat paradoxale effect hiervan is dat de partij haar opponenten hiermee een argument schijnt aan de hand te doen om voor hun eigen goed maar op te houden met dat cordon sanitaire. Het zou immers contraproductief uitvallen in hun strijd tegen het Blok. Het klinkt alvast een beetje gek dat een partij aanbevelingen doet over wat de beste manier is om haar te bestrijden’ (Knack, 17 november 1999). Drie. Ook zonder cordon sanitaire plaatst het Blok zichzelf in de rol van ‘één tegen allen’. Die rol ligt de partij het best en is zelfs een essentieel onderdeel van haar strategie om zich tegenover de andere partijen te | |||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||
profileren. Zich tegen de gevestigde politieke stromingen afzetten is een van de pijlers van alle extreem-rechtse partijen. Vier. Laten we toch even veronderstellen dat het cordon sanitaire het Blok bevestigt in zijn rol van underdog. Wie er om die reden voor pleit het cordon sanitaire dan maar te doorbreken en het Blok aan de macht te laten deelnemen, kiest logischerwijze ook voor de gevolgen van deze keuze: dat het Blok zich nog meer dan nu al het geval is zal kunnen voordoen als ‘een partij als alle andere’ en, vooral, dat het de kans krijgt een deel van haar programma uit te voeren. Is dát dan het alternatief voor het zogenaamde underdogeffect?
‘Geef hun eens de kans om mee te besturen. Ze zullen meteen door de mand vallen. Ze zullen zich verbranden aan de macht. De partij zal als vanzelf terugvallen.’
Één. Wie ervoor pleit het Blok ‘eens de kans te geven’ kiest er automatisch voor dat deze partij een deel van haar programma kan uitvoeren, bijvoorbeeld op gemeentelijk vlak. Welke democraat wil deze optie verdedigen? Twee. In Frankrijk zijn er vier gemeenten waar men ‘het hen eens heeft laten proberen’: Vitrolles, Orange, Marignane en Toulon worden bestuurd door de extreem-rechtse geestesverwanten van het Blok. Ik ben de toestand zelf ter plaatse gaan bestuderen en heb erover gepubliceerd. Wat daar in enkele jaren is gebeurd aan sociale afbraak, culturele verarming, het droogleggen van het verenigingsleven, het monddood maken van de oppositie en het discrimineren van de allochtone bevolking toont overduidelijk wat de gevolgen zijn als een extreem-rechtse partij een gemeentehuis verovert. Bovendien heeft zo'n partij zes jaar lang het heft in handen om een aantal zaken naar eigen hand te zetten en op termijn haar macht nog uit te breiden. Als bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen de democratische partijen deze vier Franse gemeentehuizen opnieuw veroveren, staan ze voor een onoverzichtelijke opdracht. Laat ze het eens proberen? | |||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||
Bart Brinckman
| |||||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||||
vooralsnog in België standhoudt, kan niemand met zekerheid stellen of de partij nu aanhangers wint of verliest wanneer ze in een regering of in een gemeentebestuur zou stappen. In die zin blijft Oostenrijk een politologisch laboratorium. Het eventuele succes van de extreem-rechtse FPÖ van volkstribuun Jörg Haider in de conservatieve regering van kanselier Wolfgang Schüssel kan een mooie vingerwijzing betekenen voor de toekomst. Meteen belanden we bij het eerste argument tegen het cordon. Protestpartijen, of noem het one-issuepartijen, komen in een regering steevast onder druk. De Volksunie ondervond het aan den lijve. Deze partij heeft haar regeringsdeelname aan de laatste regering-Tindemans (met het onzalige Egmontpact in 1978) nooit helemaal verteerd. Half jaren zeventig klom de partij gestadig naar de twintig procent. Na het regeringsavontuur was het uit met de groei. Voortaan lijkt een resultaat tussen negen en twaalf procent het maximum, de strapatsen van Bert Anciaux en ID21 ten spijt. De VU-kiezer oordeelde dat de partij zich veel te soepel had opgesteld, de compromissen waren te lauw. Ook de groene partijen Agalev en Ecolo riskeren tegenwoordig hetzelfde lot. In gevoelige dossiers zoals Doel, het Ozonplan of het asielbeleid werd reeds duidelijk dat de realiteit van een regeringspartij wel eens haaks staat op het ongegeneerd freewheelen in de oppositie. Op zich is dat niet verwonderlijk of schandelijk. Maar een trotse en / of koppige kiezer wil zich achteraf bij de eindbeoordeling weleens minder vergevingsgezind tonen, omdat hij het gevoel heeft dat de partijpropaganda hem een oor heeft aangenaaid. Waarom zou het het Vlaams Blok anders vergaan? Het cordon versterkt bovendien de cohesie van een extreem-rechtse partij. Het Vlaams Blok doet niets liever dan de indruk te wekken dat het een hecht en knus vriendenteam is. Natuurlijk is dit een fabeltje. Naarmate de partij groeit, wordt een electoraal clientèle aangeboord dat gewoontegetrouw niet tot de traditionele achterban behoort. Het federaal kamerlid Alexandra Colen, sterk in gezinsvraagstukken, en het Brussels parlementslid Johan Demol, sterk in veiligheidsvraagstukken, zijn hiervan traditionele voorbeelden. Beiden mogen dan al een eigen discours opbouwen, zij slaan bepaald een onnozel figuur als het bijvoorbeeld over het terugkeerbeleid of over Vlaamse onafhankelijkheid gaat, de respectieve speeltuintjes van Philip Dewinter en Gerolf Annemans. Intern veroorzaakt dit heel wat heisa. Onlangs nog zorgde de hertaling van het zeventigpuntenplan voor de nodige ruzies. Het cordon verhindert dat deze tegenstrijdigheden worden uitgebuit. Slechts weinig journalisten beschikken over goede bronnen bij het Blok. Meteen wordt van de interne moeilijkheden haast met geen woord gerept, meningsverschillen worden nooit uitvergroot. Zo ontstaat de illusie als zou het Vlaams Blok een | |||||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||||
uitzondering vormen op het gebruikelijke gekrakeel binnen politieke formaties. Zo'n ‘één tegen allen’-situatie is bovendien handig voor de volkstribunen van het Vlaams Blok. Zij kunnen hun militanten makkelijk voorhouden dat de andere partijen tegen hen zijn, en zoiets versterkt de geborgenheid binnen de partij, als een schild tegen die boze buitenwereld. Bovendien kunnen zij de andere partijen als ondemocratisch brandmerken omdat die geen rekening houden met vijftien procent van de kiezers (het jongste stemmencijfer van het Vlaams Blok). Het bevestigt bij de militant de indruk dat het er in een democratie maar allemaal weinig toe doet. En dan geeft het ook niet wanneer een partijvoorzitter niet democratisch wordt verkozen, zoals dat bij het Vlaams Blok steevast het geval is. Voor de antidemocratische krachten bij het Blok is het cordon veeleer een zegen dan een vloek. Democraten bij het Blok - jawel, die zijn er ook - blijven verstoken van valabele gesprekspartners, waardoor hun positie binnen de partij marginaal blijft. Maar bovenal weerhoudt het cordon mensen ervan over hun stellingen na te denken. Misschien is dat wel het belangrijkste argument contra. Om het eigen gelijk te halen is niets zo gemakkelijk dan te weigeren de tegenpartij of de kiezers ervan au sérieux te nemen. Naar de argumenten van het Blok of van zijn kiezers wordt nooit geluisterd. Al te gemakkelijk wordt de extreem-rechtse kiezer afgedaan als een proteststemmer, een platte racist of een ultraconservatief die geen discussie waard is. Meteen gaan we voorbij aan die talrijke mensen - het wordt dringend tijd om eens fatsoenlijk onderzoek te doen naar de redenen waarom voor extreem-rechts wordt gestemd - die gewoon voor het Vlaams Blok stemmen omdat ze van oordeel zijn dat die partij het dichtst bij hun overtuiging staat. Als je die overtuiging elke repliek onwaardig acht, dan moet je niet verbaasd zijn dat die mensen met de dag overtuigder raken van hun keuze. Bij gebrek aan een Vlaamse conservatieve partij hebben ze bovendien geen alternatief. Graag citeer ik hier even de schrijver Tom Naegels: ‘Door de weigering om in debat te gaan met ideologische tegenstrevers en de vaagheid over zijn eigen project verspeelt multicultureel links niet alleen elk moreel krediet maar verliest het ook de kracht om met haar argumenten hen te overtuigen’. Naegels schreef dit naar aanleiding van de manier waarop Ward Beysen het voorzitterschap van de Antwerpse Hogeschool werd ontzegd. Nu is het verre van mijn bedoeling, Beysen hier te verdedigen. Maar het gebrek aan argumenten waarmee de VLD-politicus werd aangepakt, was verbijsterend. In mijn ogen is het nog altijd geen schande, als een conservatief door het leven te gaan. Progressieve intellectuelen kunnen behoorlijk onverdraagzaam zijn als ze in debat moeten treden | |||||||||||||
[pagina 690]
| |||||||||||||
met andersdenkenden. Het luisteren moet kennelijk slechts van één kant komen. Ik krijg het daarvan behoorlijk op de zenuwen. Het cordon voedt een intellectuele luiheid in plaats van een reflectie aan te moedigen over de al dan niet vermeende weldaad van onze multiculturele samenleving, - een van de belangrijkste redenen om voor het Vlaams Blok te stemmen. Migranten worden al te vaak voorgesteld als lieve doetjes voor wie we alles over moeten hebben, in de hoop dat ze toch maar geïntegreerd raken. Meteen wordt vergeten dat je geen multiculturele samenleving bouwt op basis van tolerantie, maar enkel op basis van gelijkheid. Het moet uiteindelijk gaan om een volwaardig burgerschap, niet om een paternalistisch of evangeliserend tijdverdrijf dat de ongelijke behandeling van ‘het eigen volk’ suggereert. Voor sommige linkse moraalridders gaat het behoud van de eigen migrantencultuur zelfs boven een als neokolonialistisch afgeschilderde integratie. En dan hoeft zelfs de kennis van de Nederlandse taal niet meer, laat staan dat er op dat punt enige dwang mag worden uitgeoefend. De gevolgen van zo'n bekrompen visie kun je in een aantal concentratiescholen gadeslaan. Want de pleitbezorgers van een ruimhartig asielbeleid maken zich meestal geen zorgen over de enorme aanpassingsproblemen, tenminste, ze zwijgen erover. Haast wanhopige leerkrachten proberen er het beste van te maken, maar krijgen door leerlingen en hun aanverwante familie soms beledigingen en bedreigingen naar het hoofd geslingerd wanneer ze pedagogisch verantwoord willen optreden. Aan deze vorm van feitelijke onderwijssegregatie in witte en zwarte (concentratie)scholen kan slechts een einde komen wanneer de vrijheid van onderwijs ondergeschikt wordt gemaakt aan een gelijkekansenbeleid. Kortom, wanneer scholen zich niet langer achter de grondwet kunnen verschuilen om hun inrichting vrij van vreemdelingen te houden. Maar dan moet men eindelijk de moed vinden om het debat hierover aan te zwengelen, zonder dat kritische stemmen onmiddellijk onder een storm van politiek correcte verwijten van een aantal onwetende apologeten worden bedolven. Het cordon sanitaire heeft geleid tot een verschrikkelijke schraalheid in de discussie over de manier waarop allochtonen in onze samenleving moeten worden opgenomen. Elk ongewoon maar stevig pleidooi voor insluiting wordt verward met een pleidooi voor uitsluiting, zoals laatst in Nederland, toen de publicist Paul Scheffer in een schitterende analyse het ‘multiculturele drama’ aan de kaak stelde. Onlangs deed de CVP-fractieleider in de Kamer, Marc Van Peel, een verdienstelijke poging om op dat punt een aantal nuances aan te brengen. ‘Men is bang om voor racist te worden uitgescholden als men problemen benoemt die het Blok opklopt’, vertelde hij terecht. Prompt werd hij verguisd. Toch zullen we die weg moeten opgaan. Toch zullen we veel meer moeten praten met, | |||||||||||||
[pagina 691]
| |||||||||||||
en luisteren naar die conservatieve kiezers van het Blok om een afdoend antwoord te formuleren op de noden. Daarbij moeten we er ons voor hoeden, als een soort progressieve paters met het morele vingertje te wijzen. Zoiets verraadt een totaal gebrek aan empathie, en dat kan nooit een goede basis voor een verstandhouding worden. Graag besluit ik dan ook met een citaat van de Duitse socioloog Hans Magnus Enzensberger: ‘De multiculturele samenleving blijft een loze kreet zolang de moeilijkheden die door dat begrip worden opgeroepen, worden getaboeïseerd maar niet opgelost’. | |||||||||||||
[pagina 692]
| |||||||||||||
Wouter van der Burg en Meindert Fennema
| |||||||||||||
[pagina 693]
| |||||||||||||
gemakkelijk besmet kan worden met het virus dat racisme heet. Een erg zelfstandige rol is voor de Vlaamse burger niet weggelegd. Zelfs een publiek debat met het Vlaams Blok wordt vaak uit de weg gegaan, uit angst dat men in een openbaar debat de kiezers niet kan overtuigen van het eigen gelijk. De boodschap van het Vlaams Blok is: Eigen Volk Eerst. Die boodschap lijkt een zo grote aantrekkingskracht te hebben dat men ze in Nederland zelfs verboden heeft. De kiezer wordt door hen die het cordon sanitaire als een goede strategie beschouwen vaak niet voor vol aangezien. Zo wordt door sommigen de nadruk gelegd op het feit dat degenen die op het Vlaams Blok stemmen gemiddeld lager opgeleid zijn dan de Vlamingen die op een andere partij stemmen, dat zij gemiddeld een lager inkomen hebben en vaker sociaal geïsoleerd zijn. Die resultaten versterken het beeld dat de aanhangers van het Vlaams Blok arm, dom en eenzaam zijn. Die neerbuigendheid van antiracisten geldt niet alleen de kiezers, maar ook de kaders van de partij. Een antiracistische Blokwatcher in Antwerpen zegt tegen een redacteur van het Nederlandse dagblad Trouw: ‘Het niveau is abominabel. Ik heb niks tegen schoonmaaksters, maar die horen niet in de politiek’ (2 maart 2000). Met zulke vijanden heeft het Vlaams Blok geen vrienden meer nodig. Een veelgehoorde beoordeling van de extreem-rechtse kiezer is dat deze geen politiek-ideologische redenen zou hebben om op de partij van zijn keuze te stemmen. Velen menen dat de kiezers op het Vlaams Blok proteststemmers zijn die zich vooral keren tegen de corruptie en het nepotisme in de Belgische politiek. Proteststemmers baseren hun keuze op het schrikeffect dat hun stemmen bij de politieke elite veroorzaken. Zij stemmen, om een plastische uitdrukking te gebruiken, ‘met de laars’. Dat is in zekere zin een geruststellende gedachte, omdat de proteststemmer in deze redenering niet door racisme of door rechtse sympathieën geleid zou worden. Uit onze analyses van enquêtes die ten tijde van de Europese verkiezingen in 1999 zijn uitgevoerd, blijkt echter dat weinig stemmers op het Vlaams Blok als proteststemmers kunnen worden aangemerkt. De aanhangers van het Vlaams Blok definiëren zich in de eerste plaats als rechts en zijn (zeer) ontevreden over het gevoerde immigratiebeleid. De verschillen in opleiding en inkomen tussen aanhangers van het Vlaams Blok en aanhangers van andere partijen zijn veel minder groot dan vaak wordt aangenomen. Daarnaast zijn de traditionele sociaal-economische en religieuze scheidslijnen voor het Vlaams Blok minder belangrijk dan voor de overige partijen in Vlaanderen. De betekenis van deze scheidslijnen neemt overigens ook af voor de overige Vlaamse partijen. Het Vlaams Blok ontwikkelt zich dus in snel tempo tot een moderne partij | |||||||||||||
[pagina 694]
| |||||||||||||
wier aanhangers vooral op politiek-ideologische gronden hun stem uitbrengen. Daarin komt zij overeen met een andere succesvolle radicaal-rechtse partij: de Oostenrijkse FPÖ. De kiezers die in 1999 op de FPÖ gestemd hebben, blijken een ideologische voorkeur te hebben voor een (zeer) rechtse partij. Die ideologische motivatie is bij FPÖ-stemmers groter dan bij de Oostenrijkers die op ÖVP, SPÖ of de Groenen gestemd hebben. Voorts blijkt de keuze voor de FPÖ in sterke mate bepaald te zijn door onvrede over het migratiebeleid van de regering. Uit onze analyse blijkt ook dat de FPÖ haar aanhang rekruteert onder alle sociale en religieuze groepen in de bevolking. Voor de andere partijen in Oostenrijk spelen inkomen, opleiding en religie wél een rol bij de stemkeuze. De leidster van het Liberale Forum, Heide Schmidt, heeft het zo gezegd: ‘De SPÖ, dat zijn de arbeiders en de vakbonden. De ÖVP, dat zijn de ambtenaren’. De aanhangers van de FOÖ en van het Vlaams Blok zijn dus beslist niet te karakteriseren als een groep kiezers die het moderniseringsproces niet kan bijbenen en daarom op een partij stemt die in nostalgie terugkijkt op een bruin verleden. Het zijn kiezers die zichzelf als rechts beschouwen en wier partijkeuze niet bepaald wordt door traditionele loyaliteiten als kerkelijkheid of sociale klasse. Bovendien spelen anti-Europese ressentimenten een veel geringere rol dan vaak wordt aangenomen. Maar er zijn ook verschillen. De aanhangers van het Blok zijn jonger dan de aanhangers van de andere Vlaamse partijen, terwijl de FPÖ onder alle leeftijdsgroepen in gelijke mate zijn aanhang mobiliseert. Voor Vlaams-Blokkiezers is de immigratieproblematiek belangrijker dan voor de aanhang van de FPÖ, terwijl de links-rechts tegenstelling er iets minder toe doet. Het Vlaams Blok is dus in sterkere mate een anti-immigrantenpartij dan de FPÖ. De FPÖ is dus bij uitstek een radicaal-rechtse partij met een anti-immigrantenaccent. Het Vlaams Blok is een anti-immigrantenpartij met een rechts-radicaal accent. De achterban van twee andere radicaal-rechtse partijen in Europa, te weten de Deense Fremskridtspartiet en de Alleanza Nationale in Italië, blijkt een profiel te hebben dat in hoge mate overeenkomt met dat van de FPÖ en het Vlaams Blok. Ook deze partijen rekruteren hun aanhang uit alle lagen van de bevolking en voorkeuren voor deze partijen worden grotendeels bepaald door politiek-inhoudelijke factoren, zoals ideologische voorkeuren en opvattingen over immigratiebeleid. Gezien het feit dat mensen kennelijk op deze partijen stemmen omdat ze het eens zijn met het gedachtegoed dat deze partijen uitdragen, kunnen de stemmen op deze partijen niet worden gekenschetst als proteststemmen. De conclusies van ons onderzoek geven aanleiding om ernstige bedenkingen te hebben bij de strategie van het cordon sanitaire. Deze strategie | |||||||||||||
[pagina 695]
| |||||||||||||
is erop gericht rechts-radicale partijen en organisaties van bovenaf te bestrijden door uitsluiting. Afgezien van de praktische houdbaarheid van deze strategie heeft ze principiële en strategische bezwaren. Principieel is het onjuist, in een democratische rechtsorde een substantieel deel van het electoraat buitenspel te zetten. Het gaat zeker niet aan dat democraten zich bij de bestrijding van deze partijen bedienen van juridische middelen die op andere partijen niet van toepassing zijn, zoals in Nederland is gebeurd en zoals sommigen in Vlaanderen ook bepleiten. Strategisch is het daarnaast gevaarlijk te pogen deze partijen te isoleren in plaats van het debat aan te gaan. Aangezien het niet gaat om de bestrijding van partijen of organisaties, maar om de bestrijding van intolerantie en vreemdelingenhaat, dient men zich te richten op de beïnvloeding van het gedachtegoed van de potentiële Blokkiezer. Zeker nu we weten dat kiezers op radicaal-rechtse partijen geen proteststemmers zijn, maar op deze partijen stemmen omdat zij het in het algemeen eens zijn met het gedachtegoed dat deze partijen uitdragen. De strategie van het cordon sanitaire speelt de antidemocratische krachten binnen de rechts-radicale partijen in de kaart. Zij kunnen hun achterban immers voorhouden dat de politieke klasse die zich beroept op democratische waarden zelf lak heeft aan democratische procedures. Het cordon sanitaire roept een sfeer op van burgeroorlog, en dat is nu juist een sfeer waarin links- en rechts-extremisme het best gedijt. Het leidt op z'n best tot een van boven af geleide democratie die ‘partijen die hun identiteit ontlenen aan het integrale nationalisme van de oude stijl’ uitsluit. Professor Stuurman pleit in NRC Handelsblad van 19 februari voor zo'n karteldemocratie. Een van de leuzen van anarchisten die om principiële redenen niet stemmen luidt: ‘gestemd is getemd’. En zij hebben daarin gelijk. Daarom zien wij liever dat extreem-rechtse partijen binnen de gedragsregels van de parlementaire democratie opereren dan dat zij via extra-parlementaire activiteiten hun ‘gelijk’ proberen te halen. We weten allemaal waar dat toe leidt. De consequentie daarvan is dat men bereid moet zijn een partij die zich aan de democratische spelregels houdt als een normale tegenstander te beschouwen. Als democratische partijen zich niet aan de spelregels van de democratie houden (zoals bijvoorbeeld bij de boycot tegen Oostenrijk het geval is), dan bevinden wij ons op een hellend vlak. De uitsluiting van een politieke stroming die van oorsprong toch al sceptisch staat tegenover de parlementaire democratie ondermijnt op termijn de stabiliteit van die Europese democratie. De gevestigde partijen tonen een gebrek aan politiek leiderschap door het debat met de rechts-radicale partijen niet aan te gaan. Tegelijkertijd nemen Europese regeringen stilletjes de voornaamste programmapunten op het terrein van het | |||||||||||||
[pagina 696]
| |||||||||||||
immigratiebeleid over. Zo hoopt men het rechts-extremisme de wind uit de zeilen te nemen. De wezenlijke uitdaging waarvoor de Europese democratieën staan, is volgens ons niet de uitsluiting maar de incorporatie van die partijen in een democratisch bestel. Politieke partijen zouden het rechts-radicalisme moeten bestrijden in een harde, maar faire confrontatie. Daarbij is het van belang dat alle partijen zich houden aan de democratische spelregels. Ideologische geschillen moeten in een publiek debat en met vreedzame middelen worden uitgevochten. De electorale achterban van de rechts-radicale partijen lijkt daartoe in grote meerderheid bereid. De rechts-radicale partijen zelf schuiven daarom langzaam naar een meer gematigde positie op. Zo heeft het Vlaams Blok, bij monde van de partijvoorzitter, afstand genomen van het beruchte zeventigpuntenplan en is de Oostenrijkse FPÖ als regeringspartij akkoord gegaan met een migratiepolitiek die ruimhartiger is dan die van Nederland. Deze aanpassingen kan men natuurlijk als opportunistisch beschouwen, maar het is een soort opportunisme dat door de democratische concurrentie wordt uitgelokt. Partijen die streven naar electoraal succes en politieke macht zullen - noodgedwongen - hun programma afstemmen op een zo groot mogelijk deel van het electoraat. Zo hoort het natuurlijk ook, want in een democratie dient de mening van de kiezer voorop te staan. |
|