Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 526]
| ||||||||||||
Erik Faucompret
| ||||||||||||
CondominiumSoedan, zoals het vandaag als geopolitieke entiteit bestaat, is ontstaan in 1821. Een Turks-Egyptische troepenmacht onder leiding van de legendarische Mohamed Ali bezet de verschillende sultanaten en koninkrijkjes in de Nijlvallei. De Arabische stamhoofden en religieuze leiders | ||||||||||||
[pagina 527]
| ||||||||||||
(jellaba's) werken samen met Egypte. De Afrikanen wijken uit naar het niet-bezette westen en zuiden. Voor hun leger hebben de jellaba's slaven nodigGa naar eind[1], voor hun economie mineralen. Beide zijn te vinden in het zuiden. Met steun van de Turken proberen de jellaba's het gebied te onderwerpen. Maar het zuiden komt ertegen in verzet: ‘Kill the Turks and cease to pay taxes’Ga naar eind[2]! Op het einde van de negentiende eeuw wordt Soedan bezet door een Brits-Egyptische troepenmacht, die er ook in slaagt het zuiden te veroveren. In 1885 pleegt Mohamed Ahmad een staatsgreep: hij noemt zich Mahdi (wijze man) en roept in het noorden van het land een islamitische republiek uit. Dertien jaar later gaat de Mahdi-staat ten onder aan corruptie en interne politieke tegenstellingen. Tussen 1898 en 1956 wordt Soedan officieel een Brits-Egyptisch condominium: de facto staat het onder Brits gezag. De Britten introduceren een parlementair systeem naar het model van Westminster, en vervangen het islamitische recht (sharia) door de common law. Zij moderniseren het onderwijs en de overheidsadministratie. De landbouw wordt gemechaniseerd en gericht op export naar het moederland. De industriële ontwikkeling wordt afgeremd: Soedan moet Britse producten invoeren. De economische en sociaal-politieke transformatie blijft beperkt tot enkele stedelijke enclaves (vooral gesitueerd op de as Khartoem-Gazira). Het inkomen per capita bedraagt in het zuiden slechts de helft van dat van het noorden. Londen werkt met de jellaba's samen en buit hun onderlinge tegenstellingen handig uit, om het Arabisch nationalisme tegen te werken. | ||||||||||||
VerdeeldheidOm de evolutie van het conflict te begrijpen moeten we de politieke constellatie in het noorden voor ogen houden. Er zijn bij de jellaba's twee tradities. De aanhangers van Abu Rif zijn anti-westers en streven naar integratie van Soedan in de Arabische en islamitische wereld. De prowesterse school van al-Murada-Hashmab is voorstander van een onafhankelijk Soedan. Die tegenstelling drukt zich ook uit in een politieke verdeeldheid. De unionisten leunen aan bij de leer van Abu Rif, terwijl de nationalisten aanleunen bij de denkrichting van Hashmab. Zowel unionisten als nationalisten behoren tot twee clangebonden partijen (met toestemming van de Britten opgericht!). De Oemmapartij, waarin de stam van de Ansars (machtsbasis: West-Soedan) het overwicht heeft, wil een islamitische staat op basis van de leer van de Mahdi. De NUP (Nationalistisch Unionistische Partij) wordt gesteund door de clan van de Ashigga's (machtsbasis: Noord- en Oost-Soedan). Die behoren tot de reformistische strekking binnen de islam. De leiders van de twee clans zijn grootgrondbezitters, die over privé-legers beschikken en op de onvoorwaardelijke | ||||||||||||
[pagina 528]
| ||||||||||||
trouw van hun volgelingen kunnen rekenen. In de gebieden waarover zij de scepter zwaaien, wordt in de private levenssfeer (huwelijk, echtscheiding, erfenissen) de sharia toegepast. Op de drie provincies van het zuiden, Bahr El Ghazal, Equatoria en Upper Nile, krijgen de islamitische clans geen vat. Om hun invloed op het land te verstevigen en de Afrikanen te beschermen, roepen de Britten in 1922 het zuiden uit tot gesloten district. Het Engels wordt er de officiële taal. De islam belijden en Arabisch spreken zijn er verboden. Arabieren en islamieten worden verdreven. Met het noorden mag geen handel worden gedreven. Het onderwijs en de gezondheidszorg wordt aan katholieke missionarissen toevertrouwd. In 1946 geeft Engeland deze politiek op, maar de gevolgen werken tot op heden door. De bevolking van het zuiden voelt zich hoegenaamd niet met het noorden verbonden, en beschouwt de Arabische immigranten als binnenlandse kolonisten. In 1954 krijgt Soedan zelfbestuur. Het Self Government Statute schrijft een meerpartijendemocratie en de eerbiediging van de burgerlijke en politieke rechten voor. Een jaar later breken er rellen uit in het zuiden. Toch wordt Soedan op 1 januari 1956 onafhankelijk verklaard. De afgevaardigden van het zuiden stemmen daar slechts mee in op voorwaarde dat hun gebied zelfbestuur krijgt. Unionisten en Nationalisten zullen hun belofte niet nakomen. Bij gebrek aan een grondwet blijft het Self Government Statute van kracht. De Oemmapartij en de clan van de Ansars zullen alles in het werk stellen om het Statute te vervangen door een islamitische grondwet. | ||||||||||||
Politieke crisisSinds zijn onafhankelijkheid heeft Soedan al drie republieken (1956-1958; 1965-1969; 1986-1989) en drie militaire dictaturen (1958-1964; 1969-1985 en sedert 1989 tot heden) gekend. In 1956 keurt het Grondwettelijk Comité met een meerderheid van eenentwintig tegen acht een grondwet goed die van Soedan een geseculariseerde staat maakt. Maar er worden aan de moslimbroeders toegevingen gedaan: de islam wordt staatsgodsdienst, en de sharia primaire bron van het recht. De drie traditionele partijen - Oemma, NUP en PDP (een afscheiding van de Oemma) - hebben geen eigenlijke ideologie: ze bestaan alle drie uit unionisten, nationalisten, gematigde islamieten en fundamentalisten. Ze wisselen beurtelings van coalitiepartner om aan de macht te kunnen blijven. De Eerste Republiek is ten gevolge van partijpolitieke tegenstellingen geen lang leven beschoren. Vetes tussen de Ansars en de Ashiqqa's, een gebrek aan parlementaire traditie, economische moeilijkheden, de onvrede van de moslimbroeders met de grondwet, een onrechtvaardige belastingwet, dat zijn allemaal factoren | ||||||||||||
[pagina 529]
| ||||||||||||
die tot de staatsgreep van generaal Ibrahim Abboud in 1958 hebben geleid. Voor het zuiden heeft deze staatsgreep verstrekkende gevolgen. De militairen regeren met harde hand: het zuiden wordt dwangmatig gearabiseerd en geïslamiseerd. De missionarissen worden weggejaagd; er worden koranscholen geopend en de vrijdag wordt de officiële rustdag. Een militaire verzetsbeweging treedt in actie: de Anya Nya. Niet de burgeroorlog in het zuiden, maar de oppositie van het Verenigd Front (de drie traditionele partijen, de communisten en de moslimbroeders) in het noorden brengt de eerste militaire dictatuur aan het wankelen: in 1964 geeft Abboud de macht weer uit handen. Ook de Tweede Republiek houdt het niet lang uit: het Verenigd Front blijft niet lang verenigd. Het wordt gedomineerd door de Communistische Partij, de doodsvijand van de moslimbroeders. Maar het zuiden kan weer even ademhalen. De Tweede Republiek versoepelt de noodtoestand. In maart 1965 - na het bloedbad in Juba, waarbij vierhonderd intellectuelen werden omgebracht - wordt een conferentie gehouden met de vertegenwoordigers van de zuidelijke provincies. De onderhandelingen mislukken: de regering wenst de noodtoestand niet volledig op te heffen, terwijl de Anya Nya een bestand verwerpt. Na de verkiezingsoverwinning van de communisten en de moslimbroeders opteren twee traditionele partijen voor een radicalere koers: Oemma en NUP proberen de islamitische stemmen opnieuw te winnen. De Communistische Partij wordt buiten de wet geplaatst en er wordt een nieuw grondwettelijk comité opgericht. Nieuwe politieke meningsverschillen beletten dat de geplande grondwet in werking treedt. | ||||||||||||
Tijdelijke verzoeningIn mei 1969 pleegt generaal Noemeiri, die kan rekenen op de steun van linkse officieren en Arabische nationalisten, een staatsgreep. De nieuwe president weet dat de burgeroorlog in het zuiden niet door middel van wapens kan worden gewonnen. Bovendien krijgt Soedan een slechte internationale reputatie. Via de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid en de Wereldraad van Kerken wordt contact gezocht met het verzet. In maart 1972 sluiten beide partijen het historische akkoord van Addis Abeba, dat een einde maakt aan de (eerste) burgeroorlog. De drie provincies van het zuiden vormen voortaan één administratieve eenheid binnen ‘een verenigd socialistisch Soedan’; ze krijgen een eigen parlement en een eigen regering, die bevoegd is voor de handhaving van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de overheidsadministratie en de economische, sociale en culturele ontwikkeling. Het regionale parlement kan met een tweederde meerderheid en met goedkeuring van de president elke wet tegenhouden die in strijd wordt geacht met de | ||||||||||||
[pagina 530]
| ||||||||||||
belangen van het zuiden. De regionale eerste minister wordt ook een van de drie vice-presidenten van het land. De regionale regering krijgt een afzonderlijke begroting en mag belastingen heffen. De federatie is alleen verantwoordelijk voor het buitenlands beleid, defensie en sociale en economische ontwikkeling. De verzetsstrijders worden opgenomen in het nationale leger (verzetsleider Jozef Lagu wordt zelfs generaal). Politieke gevangenen krijgen amnestie. Arabisch wordt de officiële taal, maar Engels wordt ‘de belangrijkste taal in het zuiden’. De 500.000 vluchtelingen worden gerepatrieerd. In de grondwet van 1973 wordt het akkoord van Addis Abeba integraal overgenomen. Gedurende elf jaar houdt de vrede stand. Soedan lijkt een model te worden voor Afrika. Noemeiri komt echter onder toenemende druk te staan van zijn eigen achterban in het noorden. Unionisten en nationalisten vinden dat hij de eenheid van het land verkwanseld heeft en dat hij voor het zuiden heeft gecapituleerd. De clans noemen hem een lakei van de VS, die niet in staat is de binnenlandse problemen aan te pakken: werkloosheid, corruptie, economisch wanbeheer als gevolg van de nationalisaties, de ineenstorting van de administratie, hongersnood en buitenlandse schuld. De Iraanse revolutie zweept de moslims op. De moslimbroeders organiseren grootschalige protestbetogingen tegen het militair regime. Wil hij aan de macht blijven, dan moet de president de traditionele partijen en vooral de moslimbroeders de wind uit de zeilen nemen: hij moet de aandacht afleiden van de binnenlandse problemen. Noemeiri speelt de islamitische kaart uit, en daarmee boort hij zijn eigen vredesakkoord de grond in. | ||||||||||||
Opnieuw oorlogNoemeiri roept zichzelf uit tot Imam van heel Soedan. Verbannen moslimpolitici (o.a de leider van de moslimbroeders: de sinistere Hasan al-Turabi) worden teruggeroepen. Om de unionisten te plezieren wordt met Egypte een integratieproces op gang gebracht. Linkse studenten en communisten worden geëxecuteerd wegens godslastering. Het grondwetsartikel over de bescherming van het christendom wordt geschrapt. Het parlement wordt vervangen door een Islamitische Raad. Het islamitische strafrecht wordt ingevoerd: lijfstraffen en amputatie voor diefstal, overspel, alcoholgebruik, moord en valse beschuldigingGa naar eind[3]. Het zuiden verliest zijn autonomie: het wordt heringedeeld in drie administratieve regio'sGa naar eind[4]. De president benoemt voortaan zelf de ministers en hij ontbindt eigenhandig het regionale parlement. Het door droogte en hongersnood geteisterde zuiden krijgt niet de beloofde leningenGa naar eind[5]. De door het IMF geëiste bezuinigingen worden zelfs gerealiseerd ten koste van het zuiden: scholen, ziekenhuizen en ondernemingen moeten hun deuren sluiten. Irrigatiewerken (langs het 300 km lange Jongleikanaal, in samenwerking | ||||||||||||
[pagina 531]
| ||||||||||||
met Egypte) beroven het zuiden van water. De grenzen tussen noord en zuid worden hertekend om de vindplaats van aardolie (Bentiu in Zuid-Soedan) in noordelijke handen te laten overgaan: de raffinaderij van Chevron en de royalty's worden eigendom van de oliegouverneur, Noemeiri himself! De discriminatie waarvan de soldaten uit het zuiden het slachtoffer zijn, is de rechtstreekse aanleiding om de burgeroorlog te hervatten (mei 1983). Die soldaten worden namelijk ingezet tegen de rebellen en als vrijwilligers (!) naar Irak gestuurd. De resterende troepen moeten hun wapens inleveren. Daarop deserteren de meeste soldaten. Zij sluiten een akkoord met de overgebleven Anya-Nyarebellen en richten een nieuwe verzetsbeweging op: het SPLM (Soedanese Volksbevrijdingsbeweging). Het SPLM zegt het akkoord van Addis Abeba op; het SPLA (Soedanees Volksbevrijdingsleger), de militaire vleugel van het SPLM, hervat de strijd, onder leiding van de bekwame John Garang, een in de VS opgeleide economist, gespecialiseerd in landbouwstudies. Garang pleit niet voor secessie van het zuiden. Wel eist hij dat de shariawetten worden ingetrokken en dat de regionale autonomie van het zuiden wordt hersteld. Pas dan kan een grondwettelijke conferentie worden gehouden, met het oog op de oprichting van een federaal, democratisch en geseculariseerd Soedan. Het SPLA trekt massa's nieuwe rekruten aan en staat militair veel sterker dan de vorige verzetsbeweging. In 1985 organiseren unionisten, nationalisten en moslimbroeders een ‘mars ter vrijwaring van de soevereiniteit in Soedan’, terwijl het SPLA voor het eerst ook steden in het noorden bezet. Voor de militairen is nu de maat vol: Noemeiri wordt afgezet door een groep jonge officieren die beloven de democratie te herstellen. Dat gebeurt een jaar later. De Derde Republiek duurt nog korter dan de twee vorige. Tussen 1986 en 1989 zijn er vijf coalitieregeringen, die telkens worden geleid door de voorzitter van de Oemma, Saddiq al-Mahdi, de achterkleinzoon van de legendarische Mahdi. De oorzaken van de politieke crisis zijn dezelfde als voorheen: partij-intriges, een belabberde economische situatie, het heimelijk stoken van het INF (Islamitisch Nationaal Front, de nieuwe naam van de moslimbroeders). In het zuiden woedt de burgeroorlog. De verzetsbeweging controleert het platteland, terwijl het regeringsleger de steden in handen heeft. In november 1988 breekt een crisis uit in de regering van nationale eenheid, als gevolg van onderling opbod door de politieke partijen. Saddiq al-Mahdi wil de toepassing van de shariawetten opschorten en de lijfstraffen niet langer voltrekken. Om niet onder te doen voor de Oemma, sluit een andere regeringspartij, de DUP, een afzonderlijk vredesakkoord met het SPLA/SPLM. Oemma en INF stoten daarop de DUP uit de regering. Het leger is het vredesakkoord gunstig gezind en | ||||||||||||
[pagina 532]
| ||||||||||||
komt tussenbeide: de drie traditionele partijen worden gedwongen een coalitieregering te vormen, zonder het INF. | ||||||||||||
Islamitische republiekHet INF - de enige partij met een duidelijke ideologie - zal de golf van verontwaardiging die zich meester maakt van het volk, én de vrees van het leger voor deze vox populi handig weten uit te buiten. Zoals in Algerije beheersen de islamisten de verpauperde steden. Unionisten noch nationalisten zijn erin geslaagd de Soedanese samenleving te moderniseren. Meer dan de helft van de bevolking is analfabeet. Miljoenen emigranten van het platteland kunnen alleen op het INF rekenen voor bestaanszekerheid. Het INF heeft eigen organisaties en netwerken voor de vrouwen, de jeugd, de soldaten, de studenten. Op 30 juni 1989 pleegt een kleine groep islamitische officieren onder leiding van Omar al-Bachir een staatsgreep: zij roepen op tot een revolutie van nationale redding. In werkelijkheid wordt Soedan een theocratische en totalitaire islamitische republiek. De president combineert de bevoegdheden van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Hij wordt voor het leven aangesteld door een kleine groep islamitische schriftgeleerden. Alle politieke partijen - behalve het INF - worden ontbonden. Alle overheidsambtenaren, alle rechters en heel wat officieren en politiemensen worden ontslagen en vervangen door militanten van het INF. Er mag alleen nog Arabisch worden gesproken en in het Arabisch worden onderwezen. De religieuze politie ziet toe op het correct naleven van de sharia. Niet-moslims en vrouwenGa naar eind[6] mogen geen openbaar ambt uitoefenen; op geloofsafval staat de doodstraf. Voor het eerst in zijn bewogen geschiedenis bestaat er in Soedan geen vrije meningsuiting meer. Krachtens de Wet op de Nationale Veiligheid kan iedere verdachte zonder proces een half jaar lang worden opgesloten. De burgeroorlog in het zuiden krijgt een ideologische dimensie. Generaal Bachir wordt uitgeroepen tot Imam al Jihad, de aanvoerder van een ‘heilige oorlog’ tegen het SPLM/SPLA. Bachir richt een speciale elite-eenheid op, het zogenaamde Front voor Volksverdediging. De soldaten van deze islamitische doodseskaders krijgen een beloning van 200.000 Soedanese pond (ongeveer 120 dollar) als ze niet-moslimvrouwen verkrachten en zwanger maken (de zgn. politiek van genetische transformatie)Ga naar eind[7]. Kinderen worden gedwongen ingelijfd in het leger, families van elkaar gescheiden, en een deel van de bevolking gedeporteerd naar zogenaamde vredesdorpenGa naar eind[8]. Gevangenen worden beschouwd als slaven. Oogsten worden vernietigd en gebieden uitgehongerd. De strijd, de overstromingen, de droogte en het uitbreken van epidemieën hebben sinds de hervatting van de burgeroorlog 2,4 miljoen | ||||||||||||
[pagina 533]
| ||||||||||||
mensen in de gebieden van Bahr El Ghazal en het westen van de Nijldelta (ongeveer 10% van de bevolking) afhankelijk gemaakt van internationale hulporganisaties. Volgens een rapport van African Rights, een niet-gouvernementele organisatie, is de aanhoudende hongersnood een strategisch middel geworden in het beleid van de regering: ‘The famine passed without any comment, let alone relief. There is no estimate of the numbers who died, but it undoubtedly ran into the tens of thousands. [...] Over the subsequent years, famine has remained an intrinsic part of the government strategy’Ga naar eind[9]. | ||||||||||||
PatsituatieOnder druk van de buurlanden - zelf bevreesd dat de islamitische revolutie overwaait - vormt de politieke oppositie in het noorden in juni 1994 een coalitie met het SPLM/SPLA, onder de naam Nationale Democratische Alliantie (NDA). Het Handvest van Asmara (1995) pleit voor zelfbeschikkingsrecht voor het zuiden, scheiding van kerk en staat, decentralisatie en steun aan de economische ontwikkeling van de arme gebieden. In Asmara wordt ook een voorlopige regering opgericht, waarin niet alleen de belangrijkste politieke partijen, inclusief de communisten, maar ook een aantal overgelopen generaals zetelen. Met campagnes van burgerlijke ongehoorzaamheid en passief verzet probeert de NDA het regime te ondermijnen, maar die strategie mislukt: de militairen en hun islamitische stoottroepen onderdrukken elke opstand. Wel boekt de NDA (in feite het SPLA) een paar militaire successen: ze slaagt erin het strategisch belangrijke gebied ten zuidoosten van de Roseiresdam te bezetten. Daarnaast controleert de NDA een aantal dorpen langs de grenzen met Ethiopië en Eritrea en in het Noebagebergte. Achter de mooie verklaringen van eenheid schuilen er binnen het verzet diepgaande meningsverschillen. De ideologie van het SPLM/SPLA vindt nauwelijks steun in het noorden: de jellaba's vrezen dat ze hun voorrechten verliezen. Ook sluiten ze niet uit dat het SPLM/SPLA een afzonderlijk akkoord wil sluiten met het regime, waardoor Bachir vrij spel krijgt in het noorden. Binnen de NDA eist de Oemma als vertegenwoordiger van de afgezette premier een leiderspositie op. Andere partijen verwerpen deze claim: Oemma en DUP waren zelf mee verantwoordelijk voor de crisis. Het SPLM/SPLA wil dat de politieke krachten in het nieuwe Soedan worden herschikt. De clans moeten worden doorbroken: unionisten en nationalisten moeten ideologisch kleur bekennen. Binnen het SPLM/SPLA is echter niet iedereen het eens met de leiding. Kleinere verzetsgroepen verwijten Garang zijn autoritaire houding en zijn gebrek aan bereidheid om met het regime te onderhandelen. Het verzet is slecht georganiseerd: de rebellen bezitten voldoende | ||||||||||||
[pagina 534]
| ||||||||||||
gesofistikeerde wapens, tanks en gevechtsvoertuigen, maar vechten als een klassiek leger. Volgens Issam al-Mirghani (leider van het SAF, een kleinere guerrillabeweging) wordt het verzet onvoldoende gesteund door het volk: ‘To wage a war, one needs a lot of logistical back-up and most opposition groups are fighting without any help from anybody’Ga naar eind[10]. In de door het verzet gecontroleerde gebieden is de bevolking er nauwelijks beter aan toe dan in de rest van het land. De verdeeldheid onder de oppositie speelt in de kaart van het regime. Bachir kan rekenen op de steun van een aantal moslimlanden en van de Arabische wereld om hem te helpen in de strijd tegen wat hij noemt de ‘Afrikaans-christelijke agressie’. Met zijn zogenaamde interne oplossing (salaam min al dakhal: vrede van binnenuit) probeert hij verdeeldheid te zaaien onder de stammen van het zuiden. Bachir belooft politieke hervormingen: in 1994 wordt een nieuw federaal bestuurssysteem op poten gezet. De grootste troef van de regering is het leger. Het beschikt over 80.000 goed getrainde soldaten (tegenover de 35.000 manschappen van het verzet) en over een van de meest gesofistikeerde wapenarsenalen van Afrika: de bewapening groeit jaarlijks met bijna 50%Ga naar eind[11]! Tot nog toe zijn alle onderhandelingen tussen het regime en de NDA mislukt. In 1992 en 1993 probeert Nigeria te bemiddelen. In 1994 worden onderhandelingen op gang gebracht door de Intergouvernementele Autoriteit voor OntwikkelingGa naar eind[12]. Drie jaar later lijkt het erop dat een akkoord is bereikt. Soedan zou een federale staat worden met bevoegdheden voor de deelstaten. De burgerlijke vrijheden (o.a. het recht op het belijden van een godsdienst) zouden worden gewaarborgd. De sharia blijft de basis van het recht, maar de deelstaten zouden aanvullende wetten mogen uitvaardigen. Aan het einde van een overgangsperiode van vier jaar zou een referendum worden gehouden over het recht op zelfbeschikking voor het zuiden. Vrij snel ontstaan er meningsverschillen omtrent de precieze draagwijdte van het akkoord. De burgeroorlog gaat onverminderd voort... | ||||||||||||
BuitenlandWaarom toch grijpt de internationale gemeenschap in Soedan niet in? Onder Noemeiri kan Soedan rekenen op de onvoorwaardelijke steun van Egypte, de Golfstaten en de VS. Tijdens de Koude Oorlog is het land een dam tegen het Arabische en Afrikaanse socialisme (Libië, Jemen en Ethiopië) en het Sovjet-Russische communisme. Soedan heeft een strategische ligging in een onstabiel gebied, en het is tevens een belangrijke handelspartner van het Westen. Als het Westen Khartoem zou isoleren, zou Soedan nauwere banden kunnen zoeken met Libië. Om al | ||||||||||||
[pagina 535]
| ||||||||||||
die redenen knijpen de oost-weststrategen grootmoedig een oogje dicht als ngo's de schending van de mensenrechten aanklagen. Sinds het einde van de Koude Oorlog geniet Afrika nog nauwelijks enige westerse belangstelling. De islamitische republiek Soedan wordt aanvankelijk ongemoeid gelaten. Volgens Artsen zonder Grenzen is het regime van Bachir nochtans ‘the most brutal in the world, engaged in methodical genocide on the basis of race and ideology’Ga naar eind[13]. Pas wanneer in september 1992 twee Zuid-Soedanese medewerkers van het USAID en de EG worden geëxecuteerd, wordt Soedan zowel door de Amerikaanse senaat als het Europese Parlement veroordeeld. Ook het comité van mensenrechten van de Algemene Vergadering van de VN keurt op 4 december 1992 een resolutie goed waarin de stopzetting van het geweld wordt geëist. Rusland en China weigeren echter een debat te houden in de Veiligheidsraad. Ze worden daarbij gesteund door de Afrikaanse en Arabische landen, die zelf geen al te beste reputatie genieten wat mensenrechten betreft. De reactie van het Soedanese regime laat zich raden. Volgens Turabi is de VN-resolutie ‘vertekend en flagrant, een uiting van westerse afkeer voor het beleid van de Soedanese regering’. Volgens Bachir ‘moet Soedan zich niet bekommeren om een resolutie van een internationale organisatie’Ga naar eind[14]. Het duurt nog twee jaar vooraleer de internationale gemeenschap maatregelen treft. In 1994 kondigt de Europese Unie een wapenembargo af en wordt alle ontwikkelingssamenwerking met Soedan opgeschort. Drie jaar later kondigt de VS een embargo af op export, investeringen en financiële transacties. Oeganda, Ethiopië en Eritrea krijgen 20 miljoen dollar hulp om zich tegen door Soedan gesteunde oppositiegroepen te verdedigen. Die maatregelen zijn er niet gekomen vanwege de schendingen van de mensenrechten, maar om allerlei andere redenen: Soedan steunt Saddam Hoessein, ondermijnt de stabiliteit van Egypte, herbergt terroristen en weigert internationale conventies over de proliferatie van chemische en biologische wapens te tekenen. In augustus 1998 bombardeert de Amerikaanse luchtmacht in al-Shifa een verdachte fabriek die geneesmiddelen produceert (de eigenaar ervan zou banden hebben gehad met grote boosdoener Osama Bin Laden). Een ongelukkige actie: de sympathie voor Soedan neemt weer toe in het buitenland, en de oppositie wordt in verlegenheid gebracht. In de Veiligheidsraad blokkeren Rusland en China een algemeen embargo. De internationale kritiek brengt Bachir er begin 1999 wel toe opnieuw onderhandelingen te starten met de NDA. ‘The option of separation with peace’, verklaart hij, ‘is better than that of unity with the continuation of the war’Ga naar eind[15]. De nieuwe grondwet van 1 januari 1999 doet kleine toegevingen: bepaalde lijfstraffen worden in het zuiden niet langer toegepast, en er mogen onder zekere voorwaarden politieke verenigingen (geen partijen!) worden opgericht. | ||||||||||||
[pagina 536]
| ||||||||||||
BesluitDe westerse grootmachten hebben Afrika in de negentiende eeuw verdeeld alsof het niemandsland betrof: meer dan duizend stammen werden samengeperst in een vijftigtal koloniën. Toen die gebieden na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk werden, wilden de nieuwe leiders niet aan de koloniale grenzen raken. Soedan is een goed voorbeeld van wat Gunnar Myrdal een soft state noemt. Unionisten, nationalisten, Ansars en Ashiqqa's waren het in 1956 niet eens over de wijze van regeren, de rol van de overheid, de rol van de godsdienst, de mensenrechten, noch over de verdeling van de hulpbronnen. Zoals elders in Afrika heeft - bij gebrek aan nationale consensus - een leidende elite (de jellaba's) er manu militari geprobeerd een staat te creëren zonder dat er een natie wasGa naar eind[16]. Die elite heeft geopteerd voor centralisatie in een land dat bestond uit meerdere volkeren. Zo zijn er conflicten gerezen tussen noord en zuid, islamieten en christenen, Arabieren en Afrikanen, en tussen rijken en have-nots. Soedan bezit een autoritaire traditie waarvan de kiem werd gezaaid tijdens de Egyptische kolonisatie, het Brits-Egyptisch Condominium en de Mahdi-staat. De programma's van de politieke partijen hangen met compromissen aan elkaar. De clans regeren het land zonder dat ze zich om het welzijn van het volk bekommeren. De moslimbroederschap heeft van die situatie handig gebruik gemaakt. In tegenstelling tot de traditionele politieke partijen heeft ze een duidelijk (totalitair) profiel. In de geschiedenis van Soedan heeft ze een belangrijke rol gespeeld, eerst op de achtergrond, via de clansolidariteit in de traditionele partijen, en nadien steeds openlijker. Reeds in 1968 werd onder haar invloed gepoogd een islamitische grondwet uit te werken. In 1983 en 1991 werden wetten uitgevaardigd die op de sharia gebaseerd waren. Ten slotte werd het INF de enige toegelaten partij. Tragisch is dat Soedan onder Noemeiri dicht bij een politieke oplossing stond. Onder druk van de islamisten is die poging mislukt. De discussie die in Soedan wordt gevoerd is van groot belang. Het islamitische recht wordt er misbruikt. Maar kan een multicultureel en multi-etnisch Afrikaans land als Soedan door islamisten worden bestuurd? Kan een islamitische republiek democratisch zijn? Kan de westerse techniek met succes worden geënt op de islamitische cultuur? Volgens de ayatollah Khomeini zijn mensenrechten ‘een uitvinding van de zionisten met als doel de ware godsdienst te vernietigen’; volgens de huidige geestelijke leider van Iran, Ali Khamenei, is de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens ‘niets anders dan een hutspot, gekookt door de discipelen van satan’Ga naar eind[17]. Daartegenover staat de opvatting van de (intussen overleden) Soedanese schrijver Ustâdh Mahmûd, die | ||||||||||||
[pagina 537]
| ||||||||||||
pleit voor een aanpassing van de sharia aan de moderne tijd. Niet de islam is het probleem, wel de interpretatie van de koran door de fundamentalisten. De liberale islam combineert individuele vrijheid met sociale rechtvaardigheid, en is daarom, volgens Ustâdh Mahmûd, superieur aan zowel het liberale democratische kapitalisme als het marxistische totalitaire socialisme. Overal in Afrika werken schrijnende ongelijkheid en armoede conflicten in de hand. Nergens is het contrast tussen overbewapening en onderontwikkeling zo groot als in Soedan. Daarom koppelen hulporganisaties meer en meer het zoeken naar de oplossingen voor de conflicten aan een bestrijding van de armoede (human security). Zolang er op dat vlak niets gebeurt, zal het nog heel lang duren vooraleer Soedan (en de rest van Afrika) een duurzame vrede kent. | ||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||
[pagina 538]
| ||||||||||||
|
|