Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
Streven juni 2000 | |
[pagina 483]
| |
Herman-Emiel Mertens
| |
[pagina 484]
| |
Ook de sterk eschatologisch gekleurde theologie van Jürgen Moltmann komt van beneden. De vindplaats van zijn theologie is goeddeels zijn concrete bestaan. Zijn publicaties zijn natuurlijk de vrucht van zijn lectuur en van diepgaande reflectie, maar zij weerspiegelen eveneens de wielingen en wendingen van zijn persoonlijke levensgeschiedenis. Aan deze onlosmakelijke verstrengeling van leven en denken is zijn recente studie gewijdGa naar eind[2]. Zijn theologie is in zekere mate zijn biografie. Ter illustratie hiervan zijn bekentenis: ‘op aandringen van mijn vrouw ben ik in de theologie “ik” gaan zeggen’. Van ‘mijn’ theologie kan een theoloog evenwel pas gewagen na jaren persoonlijk labeur waarbij hij zich concentreert op enerzijds de christelijke traditie (de zgn. ‘bronnen’) en anderzijds de actuele vragen. Een theoloog is meer dan een kopiist van de Heilige Schrift, meer dan een nazegger van zijn leermeesters, meer dan een bode van het kerkelijke leergezag. Echter, hij is eerst ontdekker vooraleer als uitvinder (van systematisatie) te fungeren. De theologie is als het christelijke geloof dat ontstaat ‘uit het gehoor’ (Rom. 10:17). Geen theoloog begint van niets af. Trouwens, niemand wordt als theoloog geboren. Men leert het ‘gaandeweg’. Zo is het ook Moltmann vergaan. ‘Der Weg entstand erst im Gehen.’ Over dat gaan en over deze weg handelt zijn jongste publicatie, die aanvangt met epilogen i.p.v. met prologen. Dit boek is immers een ampel nawoord op heel zijn voorgaande oeuvre, dus helemaal geen voorwoord. | |
Theologie als levensroepingNiet van huis uit heeft Moltmann het predikantenbloed meegekregen. Hij werd geboren in een liberaal protestants milieu te Hamburg in 1926. Zelf heeft hij meermaals verteld dat hij in zijn jeugd een heilige verering had voor Max Planck, Niels Bohr en Albert Einstein en eraan dacht wisen natuurkunde te studeren. Zijn theologische roeping heeft hij pas tijdens zijn krijgsgevangenschap in Engeland ontdekt. Ik verwijs naar zijn bondig verhaal bij zijn emeritaatsviering in Tübingen in 1994: Gelebte Theologie. 35 Jahre in 35 Minuten. Als bij wonder was Moltmann aan de dood ontsnapt in juli 1944 bij een bombardement van Hamburg, terwijl een vriend naast hem er het leven bij inschoot. In die nacht heeft hij voor het eerst om God geroepen: ‘Waar is Hij?’ en ‘waarom ben ook ik niet gedood?’ Op zeventienjarige leeftijd moest hij in dienst gaan bij de Wehrmacht. Als jonge militair aan het front in Helmond raakte hij verwikkeld in de slag bij Arnhem: de helft van zijn compagnie werd gedood. Na een oponthoud in België kwam hij als krijgsgevangene terecht eerst in een arbeidskamp in Schotland, | |
[pagina 485]
| |
nadien in Norton Camp, een studiekamp van de YMCA, waar hij gedurende drie jaar in de Bijbel naar een antwoord heeft gezocht op zijn vragen naar God en naar de zin van het bestaan. Daar rijpte ook de idee om theoloog te worden. Van meet af aan is zijn theologische belangstelling gewekt vanuit levensvragen. Om gelebte theologie is het hem altijd te doen geweest: theologie ex idea vitae deductaGa naar eind[3]. Dat heeft hij andermaal beaamd tijdens het symposium in Tübingen in 1996, georganiseerd n.a.v. zijn zeventigste verjaardag (een initiatief van zijn vrouw Elisabeth Wendel). Hijzelf en acht collega's hebben toen de invloed beschreven van concrete gebeurtenissen en levensomstandigheden op de groei en ontwikkeling van hun theologisch denkwerk. Jürgen Moltmann, Eberhard Jüngel, Dorothee Sölle, Johann Baptist Metz, Elisabeth Moltmann-Wendel, Norbert Greinacher, Jörg Zink, Philip Potter, Hans Küng: negen eminente naoorlogse theologen hebben, ieder in eigen stijl en trant, gedurende twintig minuten verteld over de feitelijke band van hun theologie en hun persoonlijk leven, onder de hoofding Wie ich mich geändert habe. Voluit biografische theologie. Boeiende getuigenissen. Als persoonlijke genodigde heb ik deze heerlijke uren in Tübingen mogen meemaken. Om nooit te vergetenGa naar eind[4]. Uitgerekend als krijgsgevangene is Moltmann zich intens voor godsdienst gaan interesseren en kon hij zich in de theologie laten inwijden. Vandaar het perspectief en de oriëntatie van heel zijn latere theologisch denkwerk. In Erfahrungen bekent hij: ‘mijn beeld van de theologie is niet “een vaste burcht is onze God”, maar de uittocht van het godsvolk op zijn weg naar het beloofde Land van de vrijheid, waar God woont’Ga naar eind[5]. | |
Het wat, waar, wie en hoe van de theologieIn 1948 bevrijd en gerepatrieerd, begon Moltmann zijn theologische studies in Göttingen bij Hans Joachim Iwand, Ernst Wolf en Otto Weber. Daar leerde hij Elisabeth Wendel kennen, zijn toekomstige vrouw, komend uit een gemeente van de Bekennende Kirche in Potsdam. Beiden hadden dezelfde Doktorvater, Otto Weber. De geest van de Bekennende Kirche en de invloed van Karl Barth en Dietrich Bonhoeffer was er voelbaar. Na zijn opleiding kwam Moltmann in 1953 terecht in de kleine gereformeerde Landesgemeinde Bremen-Wasserhorst (vierhonderd zielen en tweeduizend koeien). Hij was bovendien studentenpastor in Bremen. In 1957 habiliteerde hij in Göttingen. In hetzelfde jaar kon de befaamde Nederlandse theoloog Arnold van Ruler (Utrecht) Moltmann ervan overtuigen dat er na de monumentale dogmatiek van Barth toch nog theologie kon worden bedreven: ‘Door Van Ruler leerde ik de theologie | |
[pagina 486]
| |
van het apostolaat, het braakliggende veld van de eschatologie en de moed van de fantasie in de dogmatiek’Ga naar eind[6]. In 1958 werd Moltmann benoemd tot hoogleraar aan de jonge Kirchliche Hochschule Wuppertal. De academicus bleef wel getekend door de taak van zielzorger die moet preken, raad geven, troosten, meer praktisch dan zuiver theoretisch ingesteld. In ‘Mein theologischer Weg’, het autobiografische slot van In der Geschichte des dreieinigen Gottes, geeft hij het toe: ‘Misschien is mij de strikte scheiding tussen kansel en katheder niet zo goed gelukt als collega's die niet de ervaring van prediking en een pastoraal ambt hebben gehad’Ga naar eind[7]. In 1960 ontdekte hij Das Prinzip Hoffnung, het magistrale werk van de neomarxist Ernst Bloch, met wie het later in Tübingen tot echte vriendschap kwam. Hij las het tijdens een Zwitserse vakantie en was erdoor gefascineerd (echter veel meer door de utopische antropologie en het joods messianisme dan het neomarxisme). Het zou de aanloop worden voor zijn meesterwerk, dat in 1964 verscheen en hem meteen wereldberoemd zou maken: Theologie der Hoffnung, naar eigen zeggen met lust en passie geschreven; evenzeer theologie uit hoop, als over de hoop (de genitief laat beide toe). Zelf heeft de auteur zijn lijvige studie aldus samengevat: ‘het christendom is geheel en al (“ganz und gar”) en niet alleen in aanhangsel hoop’. De bijbel moet in het futurum worden gelezen, want de God die er zich in openbaart is Belofte en heet ‘Genade en Trouw’. Moltmanns boek is niet zonder meer een verchristelijkte Bloch, want ook sterk beïnvloed door oudtestamentici als Victor Maag en Gerhard von Rad, neotestamentici als Rudolf Bultmann en Ernst Käsemann (om Luther en Barth niet te vergeten). Overigens is zijn synthetische visie van de theologie als eschatologie zeer persoonlijk, indrukwekkend. Ik herinner mij dat Schillebeeckx van deze publicatie zei: het zou een mijlpaal kunnen betekenen in de geschiedenis van de moderne theologie, enigszins zoals Schleiermachers Reden über die Religion van 1799 en Barths Römerbrief van 1919. Wie weet? Ondertussen was Moltmann in 1963 professor benoemd te Bonn, echter niet voor lange tijd, want in 1967 verhuisde hij naar Tübingen. De jaren zestig waren een uitermate boeiende en hoopvolle periode: opruiming van de naoorlogse restauratie, Vaticanum II, Civil Rights Movement in de USA, socialisme met menselijk gelaat, Praagse lente, christelijk-marxistische dialoog in Salzburg, meirevolte in Parijs, neomarxistische kritiek van de Frankfurter Schule, oecumenisch reveil, politieke theologie (J.B. Metz), bevrijdingstheologie in Latijns-Amerika (Medellin), de God-is-dood-beweging. In die jaren werd Moltmann bevriend met W. Pannenberg, J.B. Metz, H. Küng, E. Jüngel, D. Sölle, de Tsjechische neomarxisten M. Machovec en V. Gardavski, de Amerikanen H. Cox en J. Cone. | |
[pagina 487]
| |
Maar op politiek gebied was lang niet alles koek en ei, er waren de fameuze tegenvallers: de oorlog in Vietnam, de inval in Praag, de moord op Martin Luther King (6 april 1968). Moltmann waarschuwde: christelijke hoop is geen blind optimisme, maar de ethische keerzijde van het geloof in de Belofte-God. Ze is ook maatschappijkritisch. Godsdienst is geen privé-zaak. Aan de wereldbetrokkenheid en ‘nieuwe’ politieke theologie is het laatste hoofdstuk van Theologie der Hoffnung gewijd: de kerk als Exodusgemeinde. De christelijke eschatologie is niet individualistisch. Met klem verwierp Moltmann de waarschuwing van paus Wojtyla aan de priesters tijdens zijn bezoek aan Nicaragua in 1983, zich niet in te laten met de politieke bevrijding van het volk, maar zich op het eeuwige leven voor te bereiden. Een volkomen vals alternatief. Omgekeerd zei Moltmann: ‘uitgerekend omdat ik geloof in het eeuwige leven, zal ik mij inzetten voor het leven van mijn volk’Ga naar eind[8]. Na het zomersemester 1967 in Tübingen reisde Moltmann met zijn vrouw en vier kinderen naar de VS voor een tijdelijke leeropdracht aan de Duke University, North Carolina. Daar kon hij zijn inmiddels in het Engels verschenen Theology of Hope toelichten. De bestseller had de frontpagina gehaald van de New York Times. De gastcolleges en voordrachten resulteerden in de bundel Religion, Revolution and the Future, waarin de thematiek van de hoop een meer concrete vorm kreeg dankzij nieuwe ervaringen in Amerika en EuropaGa naar eind[9]. Vast staat dat de theoloog veel kan leren uit contacten met medegelovigen, met andersgelovigen en zelfs met atheïsten. Trouwens, ‘theologie is geen objectieve wetenschap over vaststelbare feiten en bewijsbare werkelijkheden. Uiteindelijk gaat het om slechts één vraagstuk: God’. | |
Lijdenservaringen en kruistheologieDeze God, de bijbelse Belofte-God, is helemaal niet de onveranderlijke, apathische ‘onbewogen eerste beweger’ van het aristotelisme. God is Liefde, maar ‘wie niet kan lijden, kan ook niet beminnen’Ga naar eind[10]. Bonhoeffers gezegde ‘alleen een lijdende God kan helpen’ beantwoordt aan de joodse voorstelling van de ‘pathos Gods’ (Abraham Heschel). God houdt zich niet op afstand van de menselijke miserie; integendeel. Op Golgotha heeft Hij zich als de medelijdende geopenbaard, ondanks Jezus' schreeuw van godverlatenheid (psalm 22). Het verlossingsmysterie is als een tweeluik: Goede Vrijdag en Pasen. Christelijke eschatologie is gegrond in de verrijzenis van de gekruisigde Christus. Daarom kreeg de Theologie van de Hoop in 1972 logischerwijze een vervolg: Der gekreuzigte Gott, opgevat als een christologie na Auschwitz. | |
[pagina 488]
| |
Aan de basis van Moltmanns kruistheologie lagen ook persoonlijke ervaringen. Veel dankte hij aan de colleges van zijn professoren in Göttingen: Iwand, Wolf, Weber. ‘Geschokt en geslagen kwamen destijds de overlevenden van mijn generatie uit de kampen en lazaretten in de gehoorzalen. Een theologie die niet in het gezicht van de door God verlaten Gekruisigde zou hebben gesproken, zou ons toentertijd niet hebben geraakt’Ga naar eind[11]. Ook Der gekreuzigte Gott eindigt met een hoofdstuk over ‘nieuwe’ politieke theologie. De auteur zegt het geschreven te hebben met voor hem het beeld Kruisiging in geel van Marc Chagall: een apocalyptische scène van drenkelingen in zee en van heimatlozen op de vlucht, met gelend vuur als achtergrond. De laatste pagina's zijn een dringende oproep om de vijf duivelskringen te breken: armoede, geweld, culturele vervreemding, natuurverstoring, zinloosheid. Geloof in de Gekruisigde met maatschappijkritische hoop als keerzijde is niet makkelijk. Het laat ook de kerken niet vrij. ‘Heeft God de Gekruisigde opgewekt, dan moeten de kerken die zich naar Hem noemen, hun allianties met de machtigen verbreken en solidariteit met de vernederden zoeken, die in de schaduw van het kruis verkeren’Ga naar eind[12]. Dat wordt uitvoerig behandeld in Moltmanns derde deel van de trilogie van fundamentele theologie, Kirche in der Kraft des Geistes, verschenen in 1977: kerkleer met eschatologie en kruismystiek als achtergrond. ‘De inhoud van dit boek stamt niet van achter een bureau of vanuit de collegezaal van de universiteit van Tübingen. Het feit dat ik vijf jaar pastor ben geweest van de gemeente Wasserhorst op het platteland van Bremen buiten beschouwing gelaten, hebben reeksen gastcolleges en oecumenische conferenties mij gedurende de laatste tien jaar in contact gebracht met kerken in andere landen en andere situaties. De ervaringen van de christenen in Korea, hun missionaire ijver en hun lijden in het politieke verzet, de charismatische ervaringen van de onafhankelijke kerken in Kenia en Ghana, hun gebeden en geestdriftige dansen, het werk van de christelijke communes in de slums van Manila en in de dorpen van de campesino's in Latijns-Amerika, het leven met het volk en de belagingen van de politie waaraan zij blootstonden, hebben diepere sporen in mij achtergelaten dan ik mij waarschijnlijk zelf bewust ben’Ga naar eind[13]. Moltmanns kerkleer, goeddeels uit ervaringen gegroeid en sterk verweven met zijn eschatologie en christologie, is een vurig pleidooi voor een innerlijke vernieuwing door de Geest. Uiterlijk aggiornamento volstaat niet opdat de kerk echt een kerk van Jezus Christus zou zijn: missionair, oecumenisch, politiek geëngageerd. | |
[pagina 489]
| |
Zonder persoonlijke ervaring geen contextuele theologie?Naar eigen getuigenis heeft Moltmann in oktober 1977 in Mexico City, tijdens een conferentie met bevrijdingstheologen, zwarte theologen en feministische ‘theologinnen’, plots beseft: ‘jij bent niet zwart, dus geen zwarte theologie, jij bent niet onderdrukt, dus geen bevrijdingstheologie, jij bent geen vrouw, dus geen feministische theologie is voor jou mogelijk’. Van een keerpunt gesproken. Toch zet ik een vraagteken achter de bewering ‘zonder persoonlijke ervaring geen contextuele theologie’, want zoals Moltmann het zelf toegeeft, zijn theologische uitspraken ook na te trekken vanuit een zich invoelen in de ervaringen van derden. Vandaar dat hij ook de nieuwe contextuele theologieën kon steunen in woord en daad, zoals hij zich sterk engageerde in de ecologische beweging en in de vredesbeweging. Ik zie nog het label op de achterruit van zijn ‘kevertje’ (Volkswagen): ‘atoomwapens, nee bedankt’. In verband met de nucleaire situatie en met de milieuvervuiling heeft hij overigens treffende dingen gezegd, o.m. dat zonder de Bergrede geen politiek van overleven mogelijk is in het atoomtijdperk, en dat de enige politiek die de Bergrede aanprijst de vredespolitiek isGa naar eind[14]. Over de verschillende vormen van bevrijdingstheologie heeft Moltmann heel wat geschreven. In Erfahrungen heeft hij het over de Spiegelbilder en schrijft hij zowel vanuit persoonlijke ervaringen als vanuit die van derden over Latijns-Amerikaanse theologie voor de eerste wereld, over zwarte theologie voor blanken, over feministische theologie voor mannen. De onderdrukking van mensen door mensen is veelvormig: politiek, economisch, sociaal, cultureel, seksistisch. Maar niet alleen de verdrukten, ook de verdrukkers moeten worden bevrijd, - de eersten uit hun rol van ondergeschiktheid, de laatsten uit hun heersersmentaliteit. ‘Ik ben niet tot de feministische theologie gekomen’, zo beweert hij zelf, ‘ze kwam tot mij door de ontdekkingen van mijn vrouw Elisabeth Moltmann-Wendel.’ Huiselijke gesprekken werden een ‘theologische vindplaats’: opmerkelijk! In ieder geval heeft Moltmann zich via zijn vrouw weten te bevrijden van een patriarchaal godscomplex. Aan haar is de recente publicatie Erfahrungen opgedragen, zoals trouwens ook zijn eerste hoofdwerk, Theologie der Hoffnung. Vermeldenswaardig is de pocket op naam van hen beiden, getiteld Als Frau und Mann von Gott reden: een bundel gemeenschappelijke voordrachten en interviewsGa naar eind[15]. Door Elisabeth wordt God er ‘vader’ genoemd, door Jürgen ‘moeder’. In een tv-uitzending gaven zij beiden commentaar op het evangelieverhaal van de genezing van de vrouw met een gekromde rug (Lc. 13, 10-17), ieder vanuit persoonlijke ervaringen, zij als vrouw, hij als man, maar zonder enige terugval in paternalisme. | |
[pagina 490]
| |
Systematisch-theologische bijdragenWas hij voordien vrij controversieel geweest, vanaf 1980 zou Moltmann meer klassieke vraagstukken aanpakken, en proberen daarin eenzijdigheden te vermijden en meer systematisch te werk te gaan. Achtereenvolgens publiceerde hij vijf boeken. In 1980 verscheen een sociale triniteitsleer, die op louter humanistische en monotheïstische interpretaties van het Rijk Gods reageert. Alleen van de Drie-Ene God kan men echt zeggen dat Hij Liefde is, want Liefde is niet eenzaam, maar veronderstelt anderen, die ze tegelijk aan elkaar bindt en onderscheidt. In zijn triniteitsleer houdt Moltmann de icoon van Andrei Rublev voor ogen, met de drie personen die zich naar elkaar toeneigen in innige eenheid en met op de tafel de kelk die naar Golgotha verwijst. Het boek kreeg in 1991 een vervolg met als titel De geschiedenis van de Drie-Ene God. Moltmann beweert dat hij zelfs bij het brede omramen van de triniteitsleer persoonlijke wegen is gegaan, door er de nieuwe politieke theologie, de iconografie en de orthodoxe theologie bij te betrekken. In 1985 schreef Moltmann een ecologische scheppingsleer, goeddeels geïnspireerd door de joodse sabbatspiritualiteit en mystiek van de Sjekina of Inwoning Gods (Isaac Luria, Abraham Heschel, Franz Rosenzweig). Christelijk heet het: ‘die ganze Schöpfung ist geistgewirkt’. In 1989 volgde een messiaanse christologie waarin de idee van ‘de weg’ centraal stond. Die idee sloeg in eerste instantie op de overgang van de antieke metafysische Christusleer naar een moderne en een postmoderne visie. Maar het op weg zijn heeft ook te maken met een ethische inhoud: bij de belijdenis van Christus hoort de navolging. De weg is ook een kruisweg. Bovendien krijgt in aansluiting op de scheppingsleer de christologie ook een kosmische dimensie. In 1991, na enerzijds de catastrofen van Tsjemobyl en van de Golfoorlog en anderzijds de geweldloze revoluties in Oost-Europa, liet Moltmann een leer over de Geest van het Leven als ‘élan vital’ verschijnen. Ten slotte kwam in 1995 de christelijke eschatologie (vroeger onterecht leer van de uitersten genoemd) aan de beurt, over de persoonlijke, de historische en de kosmische dimensie van het einde als nieuw begin. Ook God heeft toekomst. Het beeld dat op de schrijftafel stond bij het tekenen van Gods, en ónze toekomst, was De engel van Simone Martini, van 1315, die niet terugblikt op de ruïnes van de geschiedenis zoals de Angelus Novus van Paul Klee (door Walter Benjamin de ‘Engel van de geschiedenis’ genoemd), maar die integendeel de geboorte van de nieuwe toekomst aankondigtGa naar eind[16]. | |
[pagina 491]
| |
Herkomst en toekomstOp de vraag of zijn theologie confessioneel of oecumenisch is, antwoordt Moltmann resoluut: gereformeerd en evangelisch is mijn herkomst, maar mijn toekomst is oecumenisch. Steeds heeft hij een kritische openheid aan de dag gelegd ten aanzien van andere kerken en andere tradities, zelfs van andere wereldbeschouwingen. Denk aan zijn verrijkende contacten met vele neomarxisten. Ook met joodse theologen als Pinchas Lapide is hij van harte de dialoog aangegaan: in 1978 over de verhouding tussen joods monotheïsme en christelijke triniteitsleer, in 1980 over de relatie tussen Israël en de KerkGa naar eind[17]. In onze multireligieuze samenleving is dialoog belangrijker dan missie. De theoloog mag zich niet in een ivoren toren isoleren. Dat heeft Moltmann allerminst gedaan. Hij heeft de halve wereld bereisd om gastcolleges te geven. Niet alleen zijn lijvige en in vele talen bewerkte vakliteratuur, maar ook zijn meer vulgariserende boeken en prekenbundels kenden een massale verspreiding. Vanuit zijn toekomstgericht denken is hij sterk begaan met politieke en maatschappelijke problemen, in het besef dat wereldvreemdheid voert tot fundamentalisme en theologische steriliteit. Natuurlijk heeft de theologie als uiteindelijke grondvraag ‘God’: onze oorsprong en ons einddoel, onze hoop. Echter, wij moeten aan Hem denken en over Hem spreken vanuit onze concrete levenssituaties, in een wereld die razendsnel verandert. Daarom is openbaarheid (Öffentlichkeit) constitutief voor een waardevolle theologie. In 1997 publiceerde Moltmann een serie (reeds eerder verschenen) bijdragen over de publieke relevantie van de theologie, onder de titel Gott im Projekt der modernen WeltGa naar eind[18]. Nogmaals, God is en blijft het centrale thema van de theologie, de rode draad door het hele oeuvre van Moltmann. Maar ieder denken en spreken over God heeft een concrete Sitz im Leben. De opstellen zijn geordend onder drie hoofdingen: ‘theologie en politiek’, ‘theologie en waardeverschuivingen in de moderne samenleving’, ‘theologie en godsdienst’. Alles bij elkaar zijn deze bijdragen een overtuigend pleidooi voor een maatschappelijk relevante theologie, die niet zuiver academisch is, maar op de ecologische en sociale crises inspeelt, en een invloed kan hebben op de prediking, het gebed en het geloofsleven. Kortom, het gaat om een theologie die door de dialoog gevoed is en die op haar beurt tot verdere contacten voert. Theologie is nooit af. Er blijft nog immer ontzettend veel te denken en te doen. Bij zijn emeritaat in 1994 gaf Moltmann zijn studenten als afscheidsgroet drie raadgevingen mee: theologische passie, persoonlijke overtuiging, en fantasie voor het Rijk Gods. Ondanks zijn aangeboren en gecultiveerde leergierigheid relativeert hij de wetenschap. Daarbij denkt | |
[pagina 492]
| |
hij aan de door hem zo vereerde Albert Einstein, die zijn algemene relativiteitstheorie ‘the happiest thought in my life’ heeft genoemd. Hoezeer daarin ook zijn levensroeping en levenswerk hebben gelegen, toch is theologie voor Moltmann hoegenaamd geen absolutum. Trouwens, geen enkele wetenschap is dat. De toekomst hoort niet de kennis, die in haar toepassingen zeer gevaarlijk kan zijn, maar de wijsheid toe. Erfahrungen eindigt met een bijbels citaat: ‘De wijsheid houdt hen die haar bezitten in leven’ (Prediker 7, 13). Een wijze raad van een hoogst ervaren theoloog. |
|