Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Paul Begheyn
| |
[pagina 117]
| |
loog W.E.H. Stanner uit te leggen wat er onder Dreaming verstaan moet worden. Voor hem is het een geest, een vitaliserende en levengevende kracht die zich op allerlei wijzen kan manifesteren. Dreaming is een verzamelbegrip dat het rijke aboriginal concept van het leven tracht te omvattenGa naar eind[3]. Het woord verwijst naar een uniek en complex religieus geheel. In de Dreaming of Dreamtime, de oertijd, kwamen de voorouderlijke wezens uit het ongevormde en platte aardoppervlak tevoorschijn en begonnen daaraan vorm te geven. Zij transformeerden zichzelf tot kangoeroes en emoes, tot rotsen en bomen, tot bosbranden en honing, maar dan niet met hun huidige ‘functies’. De voorouderlijke wezens konden van gestalte veranderen en dingen doen die feitelijk onmogelijk zijn: bomen konden wandelen, en vissen konden zich op of onder de aarde voortbewegen. Alles wat deze wezens deden had consequenties: waar zij tevoorschijn kwamen uit de aarde ontstonden waterbronnen en grotten;Ga naar margenoot+ waar zij stierven verschenen rotspartijen in de vorm van hun liggende lichamen. De voorouderlijke wezens hebben, ondanks hun soms gewelddadig, grillig of amoreel gedrag, regels en riten nagelaten, en aan de mensen culturele objecten geschonken, zoals boemerangs, liederen, dansen en schilderingen, die de grote daden van de voorouderlijke wezens in herinnering brengen. Hoe dit alles gebeurde wordt doorverteld in mythologische verhalen, die van gebied tot gebied verschillen, maar alle gewagen van een schepping van iets uit het niets. Als zodanig is het continent Australië overdekt door een netwerk van Dreamings. De mens maakt deel uit van de voortdurende aanwezigheid van voorouderlijke wezens op aarde. Toen deze de aarde verlieten en terugkeerden naar de Dreamtime, lieten zij bronnen van geestelijke kracht achter en uitdrukkingen van zichzelf die het leven op aarde blijven beïnvloeden. De belangrijkste band met die voorouderlijke wereld gebeurt via de ontvangenis van de geest. Seksuele gemeenschap is niet voldoende voor het verwekken van nieuwe generaties van mensen; vanuit het geestelijke domein krijgt de mens zijn spirituele identiteit. De manier waarop de geest wordt ontvangen, gebeurt door een spirituele diagnose achteraf. Zodra een vrouw zwanger is, trachten haar man en andere verwanten te achterhalen wat voor ongewone of gevaarlijke gebeurtenis er plaatsvond op het moment van de verwekking van het kind. Wellicht zwom zij in een waterpoel vlakbij een Dreaming-plek, of doodde haar man een kangoeroe met een bijzonder grote lever, of werd een hond gegrepen door een krokodil. Dat zou erop | |
[pagina 118]
| |
The Aboriginal Memorial, 1987-88, National Gallery of Australia.
kunnen duiden dat een bepaalde voorouder - in dit geval een waterpoel, kangoeroe of krokodil - verantwoordelijk was voor de conceptie. Naarmate de mens ouder wordt, wordt steeds vaker in rituelen de verbintenis met deze voorouder gevierd, waardoor zijn geestelijke kracht groeit. Bij zijn overlijden wordt ervoor gezorgd dat de mens weer deel wordt van de voorouderlijke dimensie, door bijvoorbeeld op zijn begraafpaal afbeeldingen aan te brengen van zijn voorouder. Een indrukwekkend voorbeeld van dergelijke begraafpalen vormt het Aboriginal Memorial in de National Gallery of Australia in Canberra. Dit gedenkteken, gemaakt bij het tweehonderdjarig bestaan van de staat Australië in 1988 door een groep aboriginal kunstenaars uit Arnhem Land, bestaat uit tweehonderd holle begraafpalen, één voor elk jaar van onderdrukking. | |
De kunst als redding van cultuur en religieAlle ceremonies, schilderingen en liederen maken het voorouderlijk verleden aanschouwelijk, omdat zij werden geschapen en gebruikt door de voorouderlijke wezens zelf. Het zijn even concrete manifestaties van de Dreamings als de rotsen en meren die de aanwezigheid van de voorouderlijke wezens markeren. Door hun eigen lichamen of rotsen te beschilderen, en door het maken van grondsculpturen en ceremonie-plaatsen, komen de aboriginals rechtstreeks in contact met de voorouderlijke krachten en kunnen zij de manifestatie van deze krachten gebruiken voor menselijke doeleinden. Door de aanwezigheid van de voorouderlijke wezens levend te houden stellen de mensen de natuurlijke aanwas en vruchtbaarheid van het land veilig, versterken zij de band binnen hun ‘clan’, en vernieuwen zij hun eigen spirituele kracht. De inname van het Australische werelddeel door de blanken in 1788 en de daaropvolgende uitroeiing van vele aboriginal volken met hun | |
[pagina 119]
| |
cultuur ondermijnde evenwel in belangrijke mate de identiteit van de aboriginals, die dientengevolge hun gevoel van eigenwaarde dreigden te verliezen. Een belangrijke ommekeer ten aanzien van de aboriginal kunst had plaats in 1970 in Papunya, 240 kilometer ten noordwesten van Alice Springs in het hart van de woestijn in het centrum van Australië. Toen de muur van de plaatselijke school beschilderd zou worden door de kinderen, schoten hun ouders als het ware wakker, en namen de taak over. Zij maakten een inmiddels verloren gegane muurschildering Honey Ant Dreaming, waarop het verhaal van de honingmier als voorouderlijk wezen was uitgebeeld. Het succes van deze artistieke actie revitaliseerde de plaatselijke bevolking, die niet alleen opnieuw kans zag de eigen culturele en spirituele identiteit vast te leggen en door te geven, maar door de verkoop van deze kunst voor het eerst de mogelijkheid kreeg zichzelf een bron van inkomsten te garanderen. Het was een gebeurtenis van economisch en cultureel belang. Er werd gezocht naar mogelijkheden om de vergankelijke en onoverdraagbare kunst - respectievelijk schilderingen in het zand van de woestijn of op rotsen - op andere dragers vast te leggen, op stukken karton en op canvas van steeds groter afmeting; in plaats van de plantenpulp kwam er acrylverf. Via de schilderingen gaven de vrouwen aan de kinderen bovendien hun religieuze en ceremoniële achtergrond door.
Tjibari, A Women's Healing Song, 1989.
De uitleg van de afbeelding wordt bepaald door de man of de vrouw die het geschilderd heeft. Niet alles aan heilige betekenissen wordt daarbij prijsgegeven aan buitenstaanders. De schilderijen vormen zowel kunstwerk, als weergave van de Dreaming, als middel van kennisoverdracht. Tijdens het werken aan een schilderij, soms het werk van een groep personen, wordt er gezongen en gedanst. Een fraai voorbeeld van een dergelijk lied zongen vier vrouwen uit Balgo, aan de noordoostelijke rand van de Grote Zandwoestijn in West-Australië, toen zij in 1989 het schilderij Tjibari, Een lied over de genezing van een vrouw maaktenGa naar eind[4]: | |
[pagina 120]
| |
Twee vrouwen begonnen weg te trekken uit Mulirayupungu.
Ze probeerden een afdak te maken -
de vrouwen probeerden een afdak te maken,
maar het bleef niet overeind staan.
Ze werden het beu om te proberen dat afdak te bouwen,
daarom begonnen zij op reis te gaan.
Ze gingen naar een andere rots,
ze bleven daar om hun lichamen te beschilderen.
Deze twee vrouwen dansten in het rond.
De volgende dag gingen ze verder naar een andere waterplek,
en daar deden ze weer hetzelfde.
Zij beschilderden hun lichaam, dat deden ze -
het schilderen en dansen en zingen...
De volgende dag gingen ze naar Wilkinkarra -
Wilkinkarra is een groot drooggevallen meer,
maar zonder bomen eromheen.
Als je in het midden staat, is het zo groot,
je zou denken dat er water is voor jaren.
Maar er is geen water - het is een zoutmeer,
dus trokken ze verder.
Ze gingen en sloegen een kamp op in Killikipunda,
die twee vrouwen kampeerden daar.
Ze droegen ook Yawulyu spulGa naar eind[5],
zo maken zij zichzelf gelukkig
als zij reizen om het Levende Water te vinden,
zo kunnen zij zich daar vestigen om het Nieuwe Leven te vinden.
Zo gingen die twee vrouwen verder.
‘Misschien zijn we wel dichter in de buurt van het Levend Water’, zeiden ze.
En zij gaven namen aan het land.
En ze gingen nog een stukje verder naar beneden.
Zij kwamen in de buurt van het Levend Water.
Arnhem Land, in Northern Territory aan de noordkust van Australië, heeft de rijkste culturele erfenis, getuige rotsschilderingen van veertigduizend jaren oud. Bij hen bestaat er een artistieke traditie die volledig afwijkt van wat er elders gevonden wordt. Naast houtsnijwerk is er vooral kunst op de afgestroopte bast van de eucalyptusboom, aangebracht in de kleuren rood en geel (natuurlijke okers), wit (porseleinaarde) en zwart (houtskool), waarbij eidooier, was en hars als bindmiddel fungeren; pas recentelijk zijn deze door synthetische middelen zoals houtlijm vervangen. Als penselen worden tegenwoordig moderne kwasten gebruikt, waar vroeger twijgjes, bladvezels, veren en mensenhaar als zodanig dienden. De schilderijen uit Arnhem Land houden duidelijk verband met de rituele lichaamsbeschilderingen. Enige tijd geleden is een aantal kunstenaars begonnen nieuwe technieken aan te leren, zoals het maken van linosneden, waarbij meestal in monochrome werken de traditionele patronen en voorstellingen worden weergegeven. | |
[pagina 121]
| |
Maar keer op keer blijven de kunstwerken facetten van de Dreaming weergeven, zoals blijkt uit de recente linosnede Yalada. De kunstenares Mulkun Wirrpanda, geboren 1947 in Dhurupupi in Arnhem Land, vertelt over haar werk: ‘Yalada is de aboriginal naam voor brolga's, de hier afgebeelde vogels, die naar de poel (de centrale cirkel) komen om er water te drinken. Alle vogels vliegen er in cirkels omheen, en zij laten verse sporen achter. Soms kun je hun sporen nog lang erna zien. De zwarte vlakken tonen de sporen op weg naar de poel, en de arceringen stellen de moerassen voor’. Vogels vervullen vaak een belangrijke, spirituele functie in de mythologie van de aboriginals, en de poel is ontegenzeggelijk een manifestatie van een van de voorouderlijke wezens uit de Dreamtime, waar Levend Water te vinden is.
Mulkum Wirrpanda, Yalada
Kunst vormt bij de aboriginals een verbinding tussen verleden en heden, tussen het bovennatuurlijke en het aardse, tussen de mensen en het land. Als zodanig vormt kunst een weerslag en manifestatie van de Dreaming, een combinatie van totaliteit en actualiteit, iets waar de westerse ‘beschaafde’ mens alleen maar van kan dromen. |
|