| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Plato
Op de leestafel liggen twee volumineuze werken over Plato, beide door Duitse ‘Grundlichkeit’ gekenmerkt. De eerste studie behandelt Plato's waarheidsopvatting. Waarheid heeft zowel te maken met het geheel van de kenbare werkelijkheid als met de zijnsopvatting die de verschillende vormen van kennis mogelijk maakt. Het epistemologische en het ontologische aspect zijn nauw met elkaar verweven. Maar er is een spanning tussen deze dubbele benadering. Ontologisch beschouwd is het idee de ware werkelijkheid, of de werkelijkheid in waarheid, die de maatstaf vormt voor de waarheidswaarde van de andere werkelijkheidsaspecten. Epistemologisch zijn er echter de aporieën van de valse kennis van het niet-zijnde en de mogelijkheid van het valse oordeel. Deze spanningsverhouding opent een breed onderzoeksveld voor de interpretatie van het platoonse denken in zijn eigen evolutie en differentiaties. In Platons Begriff der Wahrheit werkt Szaif deze probleemstelling zeer systematisch en nauwgezet uit. Een eerste deel van zijn studie handelt uiteraard over ‘Wahrheit und Wissen’; het tweede deel over ‘Das falsche und das wahre Urteil’. Het boek heeft alle kenmerken van een zeer gedegen wetenschappelijke studie.
De tweede studie, van Wolfgang Kersting, heeft een ander karakter. Het is een commentaar op De Staat. Zoals algemeen bekend brengt Plato in zijn opus magnum de problematiek van de gerechtigheid ter sprake. Het eerste boek opent met de beroemde discussie met de sofist Trasymachos. Als deze de mond is gesnoerd, bespreekt Plato vanaf het tweede tot het tiende boek zijn eigen visie op wat rechtvaardigheid is in de mens en in de staat. Het eigenlijke doel is het begrijpen van de mens. Maar in de grote letters van de politiek herkennen we beter de kleine letters van onze eigen persoon. De rechtvaardige staat wordt geregeerd door de filosofen die inzicht hebben verworven in de idee van het goede. Zij geven leiding aan de soldaten. Onderaan in de hiërarchie staande werklui. Antro- | |
| |
pologisch vinden we deze structuur weerspiegeld in de verhouding tussen het verstand, het gemoed en de begeerte. De schitterende dialoog van Plato gaf aanleiding tot verschillende discussies omtrent onder meer democratie, ethiek, rechtvaardigheid, de verhouding tussen kunst en politiek, en is een van de basisteksten van de westerse metafysica geworden. Daarnaast bevat de tekst ook onvergetelijke passages als de Gygesparabel, de grotallegorie... De werkinterpretatie van Kersting vormt een goede begeleiding bij de studie van Plato's tekst. Na een gevatte inleiding worden de opeenvolgende passages in hun samenhang met de volledige dialoog besproken.
□ Luc Anckaert
Jan Szaif, Platons Begriff der Wahrheit, Verlag Karl Alber, Freiburg/München, 1998, 561 blz., 178 DM, ISBN 3-495-47815-9.
Wolfgang Kersting, Platons Staat (Werkinterpretationen), Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1999, 341 blz., 58 DM, ISBN 3-534-13341-2.
| |
Kerk en theologie
Over God wil ik zwijgen
Vertalingen van het werk van Meester Eckhart werden hier al eerder besproken: gunstig (Streven, april 1997, blz. 372-3) en minder gunstig (Streven, april 1995, blz. 376-7). Wat nu voorligt, zijn zes traktaten in een Nederlandse vertaling van de hand van de dichter C.O. Jellema.
Het eerste, onder de titel ‘Levenslessen’, is een vertaling van de Reden der Unterscheidung. Het traktaat bevat de schriftelijke neerslag van de instructies die de ongeveer 35-jarige Eckhart, als prior van het klooster te Erfurt, zijn geestelijke kinderen in avondlijke leergesprekken aanbood. De oorspronkelijke tekst vermeldt letterlijk ‘dô sie sâzen in collationibus mit einander’. De uitdrukking ‘in collationibus’ houdt een verwijzing in naar de toen veelgelezen Collationes van Cassianus. Jellema vertaalt mooi en goed ‘wanneer zij 's avonds in leergesprekken bij elkaar zaten’, maar kiest merkwaardig genoeg voor de titel ‘Levenslessen’. In zijn nawoord (blz. 196) maakt hij er ‘tafelgesprekken’ van - enige (onbewuste) reminiscentie aan Luthers Tischreden zal hier niet vreemd aan zijn. Op grove onnauwkeurigheden is de vertaler niet te betrappen. Hier en daar mist hij wel al eens een betekenisnuance. ‘Want wat je niet wilt begeren heb je prijsgegeven en losgelaten omwille van God’ (blz. 11) luidt oorspronkelijk wel: ‘übergeben und gelâzen durch got’. ‘[...] voorzover wij heilig zijn en onze zijnswijze zijn is’ klinkt mij ook wat geforceerd. Aandacht voor de eenvoud van het origineel had uitkomst kunnen bieden (‘als verre als wir heilic sîn und wesen hân’).
Het tweede traktaat is ‘Het boek van de goddelijke vertroosting’, waarvan eerder al een Nederlandse vertaling verscheen (zie bovengenoemde bespreking van april 1997). Die eerdere vertaling kreeg een inleiding van wel honderd bladzijden mee. Deze voorbereiding op Eckharts tekst kon absoluut niet overbodig of nutteloos genoemd worden. Op het vlak van inleiding en commentaar wordt de
| |
| |
lezer in de uitgave van Jellema echter behoorlijk aan zijn lot overgelaten. Jellema schreef een nawoord van welgeteld vier en een halve bladzijden: genoeg voor wat primaire informatie. Voor tekstverklaring en commentaar verwijst hij naar de Duitse uitgave van N. Largier en voor een overzicht van leven en werk naar een monografie van K. Ruh. Eckhart in het Nederlands vertalen en voor uitleg en betekenis verwijzen naar Duitse teksten: de redelijkheid ervan ontgaat mij enigszins.
Het derde traktaat is ‘Over de mens van hoge geboorte’, een vertaling van Vom edlen Menschen. De vierde tekst is ‘Over afgescheidenheid’. De eindredactie van dit traktaat is wellicht niet van de hand van Eckhart zelf, maar van een geestverwant. Ten vijfde werd de proloog en het eerste hoofdstuk van de ‘Uitlegging van het heilig evangelie naar Johannes’ opgenomen. Als zesde tekst treffen we de ‘Eerste Parijse probleemstelling’ aan. Beide laatste teksten werden uit het Latijn vertaald; de eerste vier behoren tot het Middelhoogduitse werk.
Jellema's vertaling is over het algemeen goed, vlot leesbaar en ongekunsteld. Zijn tekstkeuze is min of meer vanzelfsprekend gezien de bedoeling, nl. een vertaling van de traktaten aan te bieden. Het eerste traktaat laat zich het makkelijkst lezen door de oningewijde lezer. De andere traktaten zijn net zo moeilijk als, zo niet moeilijker dan de preken. De traktaten zijn immers een stuk langer en mystiek wordt erin verwoord met behulp van een voor ons moeilijke scholastieke terminologie. Dan mis ik een en ander: inleiding en commentaar, noten, verwijzingen van de bijbelcitaten, registers, de oorspronkelijke titels, een degelijke bibliografie. De Historische Uitgeverij te Groningen is een uitgeverij die moeite doet en iets in beweging wil brengen, maar blijkbaar hebben ze te weinig centen (of lef) om het echt áf te maken. Aan Jellema zal het niet liggen, die heeft zijn best gedaan. En over Eckhart wil ik zwijgen.
□ Walter Van Herck
Meister Eckhart, Over god wil ik zwijgen. De traktaten, vertaald door C.O. Jellema, Historische Uitgeverij, Groningen, 1999, 199 blz., 950 fr., ISBN 90-6554-262-0.
| |
Maatschappij
Op de deurmat van Europa
Ik herinner me een artikel in De Morgen waarin onder meer de vraag gesteld werd naar het verschil tussen het huidige vluchtelingenbeleid en het beleid juist vóór de Tweede Wereldoorlog m.b.t. joodse vluchtelingen. Er werd gesuggereerd dat er in essentie weinig verschil is: zowel vroeger als nu was / is het beleid er in eerste instantie op gericht zo veel mogelijk vreemdelingen van het grondgebied te weren (al zullen weinigen - in het licht van wat men nu weet over de gruwelen van de Holocaust - bereid zijn te erkennen dat men ook de joodse vluchtelingen liever zag gaan dan komen). Wat daarentegen wél grondig veranderd lijkt, is de berichtgeving in de media omtrent vluchtelingen. Terwijl die zich in de periode
| |
| |
voor de Tweede Wereldoorlog overwegend negatief uitliet over hen die in België bescherming zochten, staat ze nu vooral erg kritisch tegenover het door de overheid gevoerde beleid.
Een van die kritische journalisten die zich de afgelopen jaren in het ‘vluchtelingen- en migratievraagstuk’ vastbeet, is Koen Vidal van De Morgen. Nadat de Nigeriaanse asielzoekster Sémira Adamu overleden was aan de gevolgen van het brute optreden van rijkswachters tijdens haar gedwongen repatriëring, vertrok Vidal samen met Indra van Gisbergen - fotografe en momenteel als ‘vluchtelingen- en migratiedeskundige’ werkzaam voor Artsen zonder Grenzen -, voor een reis langs (een deel van) de grenzen van Europa. Door verhalen op te tekenen van mensen die aan die grenzen de oversteek wagen, wilde hij trachten de ‘vaak moordende clichés’ over vluchtelingen en migranten te doorprikken. Daarnaast kon hij ter plekke vaststellen hoe Europa zich bijna letterlijk als een fort tracht af te schermen tegen wat het blijkbaar als een onmiddellijke bedreiging van z'n veiligheid en welvaart ziet.
Het verslag van deze reis was te lezen in een artikelenreeks in De Morgen (van 16 tot 22 januari 1999) en werd in samenwerking met Artsen zonder Grenzen (een vereniging die in haar werking groot belang hecht aan getuigenissen) nu ook als boek gepubliceerd. Daarin werden eveneens een aantal foto's van Indra van Gisbergen afgedrukt, en een reeks interviews opgenomen die Erik Raspoet afnam van vluchtelingen die momenteel in België verblijven.
Dat het hier om een toe te juichen initiatief gaat, staat buiten kijf. Er moet dringend aangetoond worden dat achter politiek correct klinkende beleidsslogans als ‘het voeren van een humanitair maar kordaat vluchtelingenbeleid’ en ‘de grenzen enkel sluiten voor malafide vluchtelingen’, heel wat minder correcte beleidsdaden schuilgaan. Dat die heel vaak gepaard gaan met schendingen van mensenrechten (begaan door westerse overheden dus), zal men er niet snel bij vertellen. Daarom is het goed te weten dat er journalisten zijn die de tijd nemen (en krijgen) om de heel concrete gevolgen van het beleid op te tekenen en wereldkundig te maken.
Wel is het spijtig dat de publicatie in boekvorm niet gepaard is gegaan met een verdere uitdieping van het reisverslag. Nu blijvende (vaak korte) getuigenissen soms wat in het ijle hangen, zonder dat ze tot dwingende conclusies of een structurele analyse leiden. Misschien is dat niet de opdracht van een journalist, en het pleit zeker voor de mens Koen Vidal, als hij stelt dat ‘[zijn] mening in het licht van de vaak duizelingwekkende vluchtelingenverhalen niet ter zake doet’. Echter, als er geen brug geslagen wordt tussen de individuele getuigenissen en concrete beleidsmaatregelen - en die kan er enkel komen als er een beleidsmatige en / of wetenschappelijke analyse van de getuigenissen gemaakt wordt - zal het optekenen van vluchtelingenverhalen spijtig genoeg niet leiden tot fundamentele veranderingen in het asiel- en migratiebeleid. Een voorbeeld: na het overlijden van Sémira Adamu zei toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback dat ‘gebeurd was waar hij altijd al voor gevreesd had’. Als je je als minister bewust
| |
| |
bent van het feit dat er doden kunnen vallen als gevolg van je beleid, en je doet niet al het mogelijke om het te voorkomen, dan duidt dat niet op onwetendheid over de verschrikkelijke situaties waarin je mensen brengt, maar zegt dat alles over de premisses van het uitgestippelde beleid. Daarom is het belangrijk dat die premisses grondig geanalyseerd en bekritiseerd worden. Getuigenissen spelen daarin een belangrijke rol als een weliswaar complexe, maar onmisbare bron van informatie. Een grondige beleidsanalyse mag het echter daar niet bij laten, net zomin als ze getuigenissen mag negeren.
□ Johan Van der Auweraert
Koen Vidal, Op de deurmat van Europa. Reis langs de grenzen van het vluchtelingenbeleid, Houtekiet, Antwerpen, 1999, 127 blz., ISBN 90-5240-547-6.
| |
Literatuur
Neobijbelse verhalen
Een drietal verhalen die zich net áchter de horizon van het Oude Testament afspelen: zo zou ik het drieluik willen typeren waarin de Jeruzalemse schrijfster Shulamith Hareven personages creëert die geen deel uitmaken van oudtestamentische vertellingen, maar die in de periferie van die verhalen een plaats hebben gekregen. De trilogie begint met de uittocht uit Egypte zoals die wordt beleefd vanuit het gezichtspunt van Eshkar, een jonge wees die zich afzijdig houdt en geen genoegen neemt met de wonderen waarmee Mozes de Israëlieten zoet probeert te houden. In het tweede verhaal komt een profeet uit Gibeon terecht in een gemeenschap van Israëlieten. Hij bekent zich tot het geloof in de ene God en doet de groep voorspellingen. Op het moment dat zij zijn profetieën het hardst nodig hebben, verliest deze Hivai zijn gave. De derde vertelling biedt een intrigerende kijk op het leven van de Israëlieten ná hun jarenlange omzwervingen door de woestijn.
Shulamith Hareven heeft haar sporen inmiddels verdiend; ze is al tien jaar lang lid van de gerenommeerde Academie voor de Hebreeuwse taal, de eerste en tot nu toe enige vrouw van dat college.
Wat de ondertitel betreft: terwijl de eerste en de laatste vertelling heel duidelijk met het thema ‘woestijn’ van doen hebben, is dat bij het middelste verhaal niet echt duidelijk.
De Nederlandse vertaling die niet is vervaardigd vanuit het Hebreeuwse origineel (Tsimmaon), maar zich baseert op een Engelse versie die afkomstig is van The Institute for the Translation of Hebrew Literature, kent hier en daar wendingen of contaminaties die het Nederlands geweld aandoen.
□ Panc Beentjes
Shulamith Hareven, Dorst. De woestijntrilogie, Arena / Kritak, Amsterdam / Leuven, 1998, 195 blz., ISBN 90-6974-323-X/ISBN 90-6303-757-0.
| |
‘Ik, Guido Gezelle’
Dat Gezelle honderd jaar geleden is overleden, is ondertussen genoeg zaam bekend. Het gebeuren werd
| |
| |
immers al gevierd met tal van activiteiten, tentoonstellingen en concerten. Wie liever thuisblijft, kan snuisteren in een van de vele publicaties of een muzikale interpretatie beluisteren. Mocht dat nog niet volstaan, dan kunt u voortaan ook luisteren naar een voorgedragen versie van enkele hoogtepunten uit het zo vaak bejubelde werk, op de cd ‘Ik, Guido Gezelle’. Met als uitgangspunt de hypothese dat Gezelles leven en werk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, koos Herman Bogaert veertig teksten die hij in chronologische volgorde voordraagt. Zijn selectie bevat overwegend evergreens als ‘Dien avond en die roze’ en ‘Moederken’, al heeft hij er ook een brief aan Eugène Van Oye, Gezelles favoriete leerling, bij gevoegd, en een stukje proza over de vlinder.
De cd hoort eigenlijk bij een gelijknamig theaterprogramma, waarin Bogaert zich inleeft in de historische figuur Guido Gezelle en diens levensverhaal afwisselt met literaire teksten. De bindtekst werd op de cd weggelaten, en als adempauze werden vier stukjes van Beethoven, Schubert, Mozart en Bach ingelast. Dat maakt het echter wel moeilijk om uit de aangeboden teksten een levensverhaal te distilleren. Het boekje dat bij de cd geleverd wordt, geeft wat meer uitleg, maar die is erg op de geselecteerde teksten toegespitst, en schept daardoor een wat vertekend beeld. Bovendien verantwoordt Bogaert nergens waarom zijn keuze relevant is voor Gezelles leven, terwijl dat toch bij zijn opzet hoort.
Bogaerts stijl is een voorbeeld van klassieke voordrachtskunst: hij leest rustig, duidelijk, maar met een vaak overdreven intonatie. Slechts één enkele keer (bij het gedicht ‘Oneigene’) waagt hij zich aan een West-Vlaamse versie, die wat vlotter en vloeiender klinkt dan de rest. Wie echter graag een pittige en eigentijdse interpretatie wil, moet luisteren naar de West-Vlaamse hiphoppers van 't Hof van commerce.
□ Dietlinde Willockx
Herman Bogaert, Ik, Guido Gezelle, eigen beheer, 600 fr. voor de cd, 250 fr. voor de theatertekst. Tel: 02/452 84 26.
| |
Het geheime boek van Grazia Dei Rossi
Pracht en praal van de Italiaanse Renaissance komen tot leven in een meeslepende roman over een joodse vrouw, Grazia dei Rossi, wier liefde voor een christelijk edelman, Pirro Gonzago, hart en ziel verscheurt. De twee worden hartstochtelijk verliefd, en Grazia moet kiezen: zich bekeren tot het christendom of de liefde van haar hart afzweren. Jacqueline Park, docente aan de New York University, heeft zich bij het schrijven van deze werkelijk schitterende roman laten inspireren door een authentieke brief waarin een dergelijke romance tussen een joodse vrouw en een christelijke cavalier speelt. Park volgt Grazzia dei Rossi van Mantua via Florence en Venetië naar Rome. Gaandeweg ontvouwt zich een groots en kleurrijk beeld van Italië in zijn hoogtijdagen. De prachtige en indrukwekkende beschrijvingen van landschap, politiek en hofcultuur worden slechts overtroffen door de meeslepende belevenissen van Grazia die zich inmiddels een positie als scriba aan het hof heeft
| |
| |
weten te verwerven.
De roman die gecomponeerd is als een raamvertelling, een flashback op haar leven, en gepresenteerd wordt als een geheim boek dat zij nalaat aan haar zoon, is voor iedereen die Mantua, Ferrara, Bologna, Florence, Venetië en Rome kent een absolute aanrader. Bovendien neemt men zelf deel aan die nogal ingewikkelde, maar o zo intrigerende geschiedenis van koningshuizen, pausen en steden uit de zestiende eeuw. Warm aanbevolen!
□ Panc Beentjes
Jacqueline Park, Het geheime boek van Grazia Dei Rossi. Roman, De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 1999, 656 blz., fl. 59,90, ISBN 90-295-3528-8.
| |
Kunst
Bacons nalatenschap
Tot einde januari 2000 zijn in de Parijse Galerie Lelong tien werken uit de nalatenschap van Francis Bacon te bezichtigen. Voor de liefhebbers van zijn oeuvre is dat een evenement, - het tweede van het afgelopen jaar, na de tentoonstelling van werk op papier in de Tate Gallery in het voorjaar.
Zes doeken van de nu getoonde werken dateren van het begin van de jaren vijftig. Die hebben door toeval de vernietigingsdrang van de kunstenaar overleefd, die, zoals bekend, wat hem niet beviel gewoon verwoestte. Opmerkelijk zijn twee vroege versies van Bacons ‘paus-serie’ (naar Innocentius X van Velázquez) en Untitled (Two Figures in the Grass) van 1952, - allemaal topstukken. Onder de enkele recente werken vermeld ik de meesterlijke triptiek van 1991, die als een heldere synthese van Bacons oeuvre mag worden beschouwd.
In de catalogus staan naast de reproductie van de tien werken drie beknopte bijdragen: een tekst van David Sylvester, een van dé kenners van de kunstenaar, over de ‘Earliest Popes’, een verslag van Louise Bourgeois over een ontmoeting met Bacon, en enkele statements van Antonio Saura. Over Bacons leven en werk is al eindeloos veel geschreven. Wat collega-kunstenaars Louise Bourgeois en Antonio Saura hier in een paar woorden over hun aanvoelen van zijn doeken neerschrijven, maakt het meeste daarvan overbodig.
De catalogus bevat ook nog een aantal reproducties van foto's die na de dood van de kunstenaar onder de rommel op de vloer van zijn atelier gevonden werden, - foto's die hij bewaarde omdat ze zijn verbeelding stimuleerden. Dat maakt deze uitgave nog waardevoller. Onmisbaar voor de kenner en voor de liefhebber.
□ Jan Koenot
Francis Bacon. Papes et autres figures. Peinture de la Succession, Galerie Lelong, Paris (13, rue de Téhéran, Paris 8e), 1999, 64 blz., FF 200, ISBN 2-86882-035-2.
| |
Magie van bomen
Bomen staan rechtop, zijn in een duistere grond geworteld, reiken naar een ongrijpbare hemel. Ze lijken zo men- | |
| |
selijk. Begin 1999 bracht de ‘Fondation Beyeler’ in Basel een honderdtal moderne en hedendaagse kunstwerken samen onder de titel Magie der Bäume. Een schitterend idee, zoals de catalogus van die tentoonstelling bewijst. Je vindt er reproducties in van prachtig werk van Monet, Van Gogh, Cézanne, Hodler, Klimt, Schiele, Soutine, Mondriaan, Picasso, Ernst, Giacometti, Baselitz, en zovele anderen. De hedendaagse kunst is door Richard Long, Giuseppe Penone, Wolfgang Laib en Bill Viola vertegenwoordigd (David Nash ontbreekt in het gezelschap; vreemd, want de boom is hét materiaal en hét thema van zijn beeldhouwwerk).
Het geheel zou onder het motto kunnen staan: ‘Toon me je boom, en ik zal zeggen wie je bent’. Als een kunstenaar een boom schildert, wordt die boom een synthese van de wereld zoals hij die ziet, of een zelfportret. Maar het motief van de boom staat ook centraal in de ontwikkeling van de moderne kunst, die steeds meer los is komen te staan van een natuurgetrouwe weergave van de realiteit, om een eigen, picturale werkelijkheid te scheppen. Denk aan de bomen van Monet, Cézanne en Mondriaan. Om de plaats van de boom in die evolutie van de kunst te laten zien, daarom alleen al was het de moeite waard deze tentoonstelling op te zetten. In de recentere werken gaat het dan weer vaak over de niet meer zo vanzelfsprekende band tussen de mens en de natuur, of de ingreep van de cultuur op de natuur.
In hun inleidende opstellen situeren Reinhold Hohl en Markus Brüderlin de afgebeelde werken in de ontwikkeling van de moderne en hedendaagse kunst. Deze uitgave bevat tevens twee essays over de betekenis van bomen in niet-westerse culturen (Oceanië en Afrika). Maar dit boek is vooral aan te bevelen vanwege de illustraties. Voor Van Gogh waren bomen lotgenoten, in goede en kwade dagen, aldus Reinhold Hohl, die zijn schilderijen van bloesembomen en cypressen ‘Trost- und Freundschaftsbilder’ noemt. In het hartje van de winter, als de bomen langs de straten er zo kaal bij staan, kunnen we zulke beelden best gebruiken.
□ Jan Koenot
Magie der Bäume, uitgegeven door de Fondation Beyeler, met bijdragen van Markus Brüderlin, Bernhard Gardi, Reinhold Hohl, Christian Kaufmann, Verlag Gerd Hatje, Ostfildern-Ruit, 1998, 176 blz., ISBN 3-7757-0803-0 (Duits), 3-7757-0798-0 (Engels), 3-7757-0805-7 (Frans).
|
|