Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1002]
| |
Wouter J. Hanegraaff
| |
OntstaansgeschiedenisA Course in Miracles werd in de periode 1965-1973 ‘gedicteerd’ aan Helen Schucman, een psychologe die werkzaam was aan de Columbia University in New YorkGa naar eind[5]. Na een aantal indrukwekkende mystieke | |
[pagina 1003]
| |
ervaringen te hebben ondergaan, kreeg Schucman in 1965 in toenemende mate te maken met voor haar onverklaarbare verschijnselen. Ze zag ‘innerlijke beelden’ (een soort wakende dromen) met een duidelijke symbolische betekenis, begeleid en toegelicht door een ‘innerlijke stem’. In september 1965 begon deze stem haar een opdracht te geven: ‘This is a Course in Miracles. Please take notes’. De agnostische Schucman, die als geschoold psychologe zeer sceptisch stond tegenover zowel religie als het paranormale, wist niet wat haar overkwam en was bang dat ze gek aan het worden was. Aangezien de stem bleef aandringen, moedigde Schucmans collega Bill Thetford haar aan, toe te geven en te zien wat er zou gebeuren. Toen Schucman met pen en papier aan tafel ging zitten, begon de stem de eerste paragrafen te dicteren van wat thans bekend is als A Course in Miracles. Zo begon een dictaat dat acht jaar in beslag zou nemen. Er ontwikkelde zich een vaste samenwerking tussen Schucman, die de woorden 's avonds in steno noteerde, en Thetford, die ze vervolgens uittypte. Het complete manuscript omvatte uiteindelijk drie delen: het hoofdgedeelte, gewoon Text genoemd, een Workbook for Students en een Manual for TeachersGa naar eind[6]. Nadat het geheel aanvankelijk in de vorm van fotokopieën onder kennissen werd verspreid, bleek de belangstelling al snel explosief te groeien. In 1975 verscheen de Course officieel in druk, later gevolgd door een paperbackversie. Sindsdien heeft het boek grote aantallen mensen diepgaand in hun leven en denken beïnvloedGa naar eind[7]. Hierboven werd reeds melding gemaakt van de vele speciaal gevormde studiegroepjes waarin de Course intensief wordt bestudeerd, en de ‘secundaire’ literatuur die op de leer van het boek voortborduurt of deze becommentarieertGa naar eind[8]. Deze hele literatuurgroep onderscheidt zich van veel andere op channeling gebaseerde boekenGa naar eind[9] door een zeer duidelijke distantie tegenover de paranormale subcultuur met al de op sensatie gerichte aspecten ervan. In overeenstemming daarmee ontbreekt in de uitgave van de Course iedere aanduiding over de herkomst van de tekst: men is van mening dat deze voor zichzelf moet spreken, en dat de manier waarop hij tot stand is gekomen vergeleken daarmee zonder belang is. Het verdient nog vermelding dat van al diegenen die in de loop van de tijd bij het ontstaan van de Course betrokken raakten, Helen Schucman zelf steeds verreweg het meest gereserveerd bleef. Tijdens de hele dicteerperiode toonde ze zich vaak uiterst recalcitrant; tot aan haar dood in 1981 voelde ze zich heen en weer getrokken tussen haar eigen sceptische en pessimistische kijk op het leven, en de leer van de Course die ze als het ware tegen wil en dank gedwongen werd serieus te nemen. Typerend is een opmerking die ze eens maakte tegen een kennis, Willis Harman: ‘“I know the Course is true, Bill”, she said - and then after a pause, “but I don't believe it”’Ga naar eind[10]. | |
[pagina 1004]
| |
De kernboodschapDe Course laat ook bij de neutrale lezer niet na indruk te wekken. Het boek vertoont over zijn volle lengte van 1188 pagina's een vlekkeloze interne consistentie, en bevat passages van ontegenzeglijke schoonheid en mystieke diepgang. Ronduit verbluffend is het feit dat, zoals Thetford op een gegeven moment ontdekte, grote aaneengesloten delen ervan bij nader inzien geschreven blijken te zijn in Shakespeareaanse blanke verzen (rijmloze vijfvoetige jamben). De korte ‘Inleiding’ waarmee het boek begint vat de grondprincipes in een notedop samenGa naar eind[11]: Dit is een cursus in wonderen. Het is een verplichte cursus. Alleen het tijdstip waarop je hem volgt is vrijwillig. Vrije wil betekent niet dat je het curriculum kunt bepalen. Het betekent slechts dat je kunt kiezen wat je wilt volgen op een bepaald moment. De cursus richt zich niet op het onderwijzen van de betekenis van liefde, want die gaat voorbij aan wat kan worden onderwezen. Hij richt zich echter wel op het verwijderen van de blokkades tegen het besef van de aanwezigheid van liefde, die je natuurlijke erfgoed is. Het tegendeel van liefde is angst, maar wat allesomvattend is kan geen tegendeel hebben. Binnen de context van de complete Course betekent dit het volgende. De hoogste en tevens enige bestaande werkelijkheid is ‘liefde’. Deze gaat iedere beschrijving te boven. Het besef van deze werkelijkheid is het natuurlijke erfgoed van de mens, waarvan hij echter kennelijk gescheiden is geraakt. Deze scheiding kan echter niet blijvend zijn: vroeger of later zal iedereen het volmaakte besef van liefde hervinden. De manier om dat te doen is de ‘cursus’ te volgen. Vroeg of laat zal iedereen dat doenGa naar eind[12], maar men is vrij het tijdstip te kiezen. De ‘cursus’ leert niet iets nieuws, maar leert slechts de hindernissen uit de weg te ruimen die het besef van de werkelijkheid van de liefde in de weg staan. Omdat ‘liefde’ de enige werkelijkheid is, is er niets waardoor deze hoe dan ook zou kunnen worden aangetast of bedreigd. Alles wat tegen de liefde ingaat, kan daarom niet werkelijk zijn; het is dan ook slechts schijnbaar een bedreiging voor de liefde. Kortweg: al het negatieve (kwaad, zonde) is een betekenisloze illusie. Hieruit volgt dat de ‘hindernissen’ die moeten worden opgeruimd uit niets anders bestaan dan uit het geloof dat we hechten aan illusies. Niet ‘het kwaad’ (als iets werkelijks, onderscheiden van God) is verantwoordelijk voor de scheiding tussen mens en God, maar alleen ons geloof in het bestaan van dat kwaad (en daarmee in het bestaan van die scheiding). | |
[pagina 1005]
| |
Deze grondgedachten worden in de 622 pagina's van de Text volledig uitgewerkt. Dit gebeurt met gebruikmaking van een ondubbelzinnig christelijke terminologie. Verwonderlijk is dat niet, want de ‘auteur’ is, zoals al snel blijkt, Jezus (de) Christus. | |
Van ‘afscheiding’ naar ‘verzoening’De gehele werkelijkheid is één grote scheppende ‘extensie’ of emanatie van Gods liefde. Deze goddelijke werkelijkheid gaat woorden en voorstellingen, tijd en ruimte te boven. Ook de mens maakt deel uit van deze volmaakte en alomtegenwoordige werkelijkheid, en is begiftigd met Gods scheppende vermogen. De ‘afscheiding’ (equivalent van de christelijke zondeval) ontstond vanwege de dwaling van de ‘zoon van God’ (de mens), die daarin bestond dat hij dacht zijn goddelijke creativiteit te kunnen gebruiken om zich van zijn Vader af te scheiden. Zo werd de volmaakte relatie tussen God en mens verstoord (althans: vanuit het gezichtspunt van de mens). Het gevolg hiervan was het ontstaan van het ego: Wat is het ego? Slechts een droom over wat je werkelijk bent. Een denkbeeld dat je gescheiden bent van je Schepper en een wens, te zijn wat Hij niet schiep. Het is een product van waanzin, volkomen onwerkelijk. Een naam voor naamloosheid is al wat het is. Een symbool van onmogelijkheid; een keus voor opties die niet bestaanGa naar eind[13]. Het ego, de illusie van afgescheidenheid, wordt niet voor niets beschreven als een ‘droom’. Analoog hieraan vergelijkt de Course onze hele wereld geregeld met een droom (of nachtmerrie) die voor de slapende volkomen werkelijk lijkt, totdat deze wakker wordt en inziet dat de droom slechts in zijn eigen hoofd bestond. Het ego (vergelijkbaar met dat deel van ons dat droomt) is verantwoordelijk voor alle verdere illusies die voortvloeien uit de eerste illusie. Het ego denkt dat het los van God bestaat. In zijn overtuiging een afgescheiden wezen te zijn schept het een lichaam voor zichzelf, als het ware als een beschermende ‘omheining’ tegen de rest van de wereld: ‘Want binnen deze omheining denkt hij dat hij veilig is voor de liefde’Ga naar eind[14]. Het ego is diep in zijn hart namelijk bang voor liefde en bang voor God, want het is ervan overtuigd straf te hebben verdiend. Het meent dat het God heeft aangevallen, en zelfs dat het Hem heeft gedood, om daarna Zijn plaats in te nemen. Daarom heeft het ego een slecht geweten. Het wordt beheerst door gevoelens van schuld en angst, vanwege een misdaad die het in werkelijkheid niet eens in staat zou zijn te begaan, omdat de voorwaarden ervoor ontbreken. Dit geloof in de realiteit van schuld is de fundamentele dwaling | |
[pagina 1006]
| |
van het ego, waardoor de grote illusie in stand wordt gehouden. Schuld bestaat niet, want men kan slechts schuldig zijn aan iets wat werkelijk heeft plaatsgevonden. Wanneer de ‘misdaad tegen God’, die het ego denkt te hebben begaan, echter werkelijk had plaatsgevonden, zou dat betekenen dat Gods werkelijkheid kennelijk door een andere, tegengestelde werkelijkheid bedreigd kan worden. Geloof in de realiteit van schuld impliceert, met andere woorden, geloof in de realiteit van het kwaad, als een werkelijkheid die in staat is afbreuk te doen aan Gods liefde. Men kan echter geen twee heren dienen: geloof in Gods volmaakte liefde laat zich niet verenigen met geloof in ‘ook nog’ het kwaad. Een dergelijk dualisme tussen God en het kwaad als twee werkelijkheden, op basis van het geloof in schuld, leidt er bovendien onvermijdelijk toe dat men ook God zelf negatieve karaktertrekken toedicht. Het geloof in schuld leidt immers tot angst voor straf. Men vreest door God te zullen worden gestraft omdat men voor het kwade heeft gekozen, en verdenkt God ervan uit te zijn op vergelding. Gods liefde is echter absoluut en onvoorwaardelijk, en laat geen ruimte voor dergelijke gedachten. Bovendien ziet God geen enkele reden voor straf, omdat hij weet dat de ‘aanval op God’ en de ‘afscheiding’ slechts in de fantasie van het ego hebben plaatsgevonden. Het ego echter gelooft in schuld, en projecteert dat geloof naar buiten toe. De psychologische gevolgen, aldus de Course, zijn verschrikkelijkGa naar eind[15]. Het ego gelooft dat het de macht heeft kwaad te doen, en dat anderen daarom hém kwaad kunnen doen. Het is voortdurend bezig zichzelf te rechtvaardigen, en heeft het daarvoor nodig ánderen te beschuldigen. Het ego heeft belang bij de schuld van anderen om door vergelijking daarmee zijn eigen onschuld aan te kunnen tonen, of op z'n minst om daardoor de last van de eigen schuld met anderen te kunnen delen. Het ego is zich bewust van zijn eigen agressie. Het verdenkt daarom anderen ervan ook hém te willen aanvallen, en het is bang van hen omdat het zich kwetsbaar voelt. Zo raakt het ego verstrikt in een vicieuze cirkel van schuld, angst en agressie, en schept het een wereld om zich heen waarin iedereen een potentiële vijand is en waarin het voortdurend zjn eigen autonomie moet zien te verdedigen in een oorlog van allen tegen allen. Zo is onze wereld ontstaan: één groot zelfgeschapen tegenbeeld tegen God, ontstaan vanuit onze krampachtige pogingen voortdurend onze eigen autonomie te bewijzen tegenover een denkbeeldige vijand. Alles om ons heen weerspiegelt de eindeloze spiraal van angst, schuld en agressie. Zelfs de categorieën van tijd en ruimte zijn illusies van het ego: ze berusten op onderscheidingen tussen ‘nu’ en ‘dan’, ‘hier’ en ‘daar’, terwijl de werkelijkheid één is en zulke onderscheidingen niet kent. Wanneer de illusie van afgescheidenheid zou worden opgelost, zou dat dan ook het radicale einde betekenen van de wereld zoals we die | |
[pagina 1007]
| |
kennen. We vinden deze gedachte slechts beangstigend omdat we denken dat we daarmee iets ‘werkelijks’ zouden verliezen, zonder ons tegelijkertijd de echte werkelijkheid van God voor te kunnen stellen, die ervoor in de plaats zou komen. De ‘afscheiding’ wordt opgeheven in een proces dat in de Course de ‘verzoening’ (atonement) wordt genoemd. De ‘verzoening’ is Gods antwoord op de afscheiding: Op het moment dat de gedachte van afscheiding in de geest van Gods Zoon opkwam, op dat zelfde moment gaf God het antwoord. In de tijd gebeurde dit zeer lang geleden. In werkelijkheid vond het nooit plaatsGa naar eind[16]. Immers (opnieuw): in Gods werkelijkheid is nooit een breuk opgetreden. De ‘verzoening’ staat onder leiding van Jezus Christus, en wordt mogelijk gemaakt door bemiddeling van de Heilige Geest. De historische Jezus was een mens die ‘het gezicht van Christus zag in al zijn broeders en zich God herinnerde. Zo raakte hij vereenzelvigd met de Christus, niet langer een mens, maar één met God’Ga naar eind[17]. Door zijn opstanding toonde hij de waarheid zoals die geldt voor iedere mens: ‘het is onmogelijk Gods Zoon te doden; en evenmin kan zijn leven op enige wijze worden veranderd door zonde en kwaad, kwaadaardigheid, angst of dood’Ga naar eind[18]. Na Jezus' opstanding daalde de Heilige Geest neer op aarde. De Heilige Geest, een ‘eeuwige schepping’ van God, wordt onder meer beschreven als de resterende verbindingsschakel tussen God en zijn afgescheiden ZonenGa naar eind[19]. Hij is het licht waarin de vergeven wereld wordt waargenomen; waarin alleen het gelaat van Christus wordt gezien. Hij vergeet nooit de Schepper of Zijn Schepping. Hij vergeet nooit de Zoon van God. Hij vergeet jou nooitGa naar eind[20]. In de praktijk is de Heilige Geest de ‘innerlijke stem voor God’ (niet: van God), die mensen leidt wanneer ze zichzelf openstellen voor Gods liefde. Om de verzoening plaats te laten vinden moet de mens de wal betekenis van ‘vergeving’ leren kennen. Werkelijke vergeving betekent niet dat je iemand anders zijn zonden kwijtscheldt, want daarmee erken je impliciet dat die zonden werkelijkheid waren, en pleit je tegelijkertijd jezelf vrij van medeplichtigheid. Een dergelijke ‘vergeving’ is een van de meest subtiele trucs waardoor het ego, onder een vermomming van vergevingsgezindheid, schuld en zonde als werkelijk probeert voor te stellen. Werkelijke vergeving wordt pas mogelijk wanneer je volledig ophoudt ‘schuld’ en ‘zonde’ buiten jezelf te projecteren, en inziet dat die slechts illusies waren die je zelf hebt geschapen. Wanneer je dat inziet, zie je ook dat je die projecties slechts | |
[pagina 1008]
| |
nodig dacht te hebben als afweermechanismen tegen het eigen gevoel van schuld en zondigheid. Met andere woorden: je ziet dat het niet de ánder is die vergeving nodig heeft, maar dat jij jezelf moet leren ‘vergeven’. Dit houdt in dat je je negatieve ideeën over wat en hoe je bent loslaat, en jezelf weer leert zien zoals God je ziet: zonder schuld of zonde, en daarom zonder enige reden tot angst. Hoe vind je echter die vergiffenis? Het antwoord luidt: door te leren ánderen te vergeven. Werkelijke vergeving in deze zin betekent dat men volledig ophoudt ook maar iets negatiefs in anderen te willen zien. Het betekent dat men in alle mensen slechts ‘het gelaat van Christus’ ziet, dat men geen kwaad in hen ziet zoals God geen kwaad in hen ziet. Dit betekent een houding van onvoorwaardelijke liefde en acceptatie tegenover alle mensen, zonder onderscheid tussen vrienden en vijanden, en ongeacht hun dadenGa naar eind[21]. Alleen door zo'n houding wordt men ook zelf ‘genezen’ en kan de breuk van de ‘afscheiding’ worden geheeld. Binnen de complete context kan het geen verbazing wekken dat de Course ons met nadruk ook oproept Jezus en God te ‘vergeven’. Immers: ons eigen gevoel van schuld, waaruit alle angst en alle ellende die we elkaar aandoen voortkomt, is ten diepste metafysisch van aard. We denken ‘Jezus te hebben gekruisigd’ en ‘God te hebben gedood’. We denken dat God ons daarom als zondige wezens ziet die zijn geboden hebben overtreden. We kunnen ons niet voorstellen dat God ons nog steeds als zijn volmaakte Zonen ziet. Ons beeld van een vertoornde God, die precies zo reageert als wij zelf zouden reageren, is het ultieme afweermechanisme waarmee we ons proberen te verschuilen voor Gods liefde. Ons hele complex van afweermechanismen, gebaseerd op gevoelens van schuld, zonde en angst, is diepgeworteld in ons hele wezen. Onze hele wereld is erop gebaseerd, en deze bevestigt dan ook voortdurend onze ergste vermoedens. Het loslaten van al deze illusies en het leren anderen en onszelf te ‘vergeven’ vraagt daarom een psychologisch ingrijpende training in ‘anders denken’. Hiertoe biedt de Course, in Workbook for Students, een serie van 365 oefeningen aan, één voor iedere dag van het jaar. De oefeningen bestaan uit zogenaamde ‘affirmaties’, waarvan een aanzienlijke suggestieve kracht schijnt uit te gaan, en die worden verondersteld op een bewust én een onbewust niveau ‘helend’ te werken. De affirmaties leggen een sterke nadruk op waarden als geloof, vertrouwen, en overgave aan God. Wat in wezen moet worden verlaten, is immers onze ‘verslaafdheid’ aan ons eigen ‘autonome ik’, het ego dat het beter denkt te weten dan God; in plaats van op onszelf, moeten we leren te vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest. In verband daarmee wordt ook de betekenis van ‘wonderen’ (Mirades) duidelijk. De Course spreekt over een wonder, overal waar sprake | |
[pagina 1009]
| |
is van ‘werkelijkheid’ binnen deze onwerkelijke wereld. Zo bezien is vergeving en liefde, en alles wat eruit voortkomt, een wonder. Ieder wonder is in deze wereld als het ware een licht dat de duisternis verdrijft en waarin Gods werkelijkheid zich openbaart. Aangezien God één en ongedeeld is, zijn alle wonderen gelijkwaardig. Het allereerste van de vijftig ‘principes van wonderen’ waarmee de Course begint, stelt dan ook: Er is geen moeilijkheidsgraad in wonderen. Het ene is niet ‘moeilijker’ of ‘groter’ dan het andere. Ze zijn alle gelijk. Alle uitingen van liefde zijn maximaalGa naar eind[22]. Zo is dus zelfs in de kleinste daad van liefde of vergeving God ten volle aanwezig. Het woord ‘wonder’ omvat echter ook de meer normale betekenis. Wanneer mensen beginnen zich te laten leiden door de Heilige Geest in plaats van door hun eigen oordeel, worden ze op vaak ‘miraculeuze’ wijze geholpen in wat ze doen. Inderdaad benadrukken de mensen die op grond van de Course zijn gaan leven keer op keer, hoe schijnbaar onoplosbare problemen moeiteloos werden opgelost zodra men deze in vertrouwen ‘overgaf’ aan de Heilige GeestGa naar eind[23]. Ten slotte: hoewel de Course een ‘curriculum’ presenteert om de eenheid met God te herstellen, predikt hij geen zelfverlossingsleer. Ten eerste ligt het accent daarvoor te sterk op het in praktijk brengen van liefde en vergeving, en niet op een relatief egocentrische ‘zelfverwerkelijking’. Bovendien wordt voortdurend benadrukt dat de mens zelf de ‘laatste stap niet kan doen’: ... zelfs vergeving is niet het einde. Vergeving maakt lieflijk, maar schept niet. Het is de bron van genezing, maar het is de boodschapper van liefde en niet de bron ervan. Tot hier word je geleid, opdat God zelf ongehinderd de laatste stap kan nemen, want hier belemmert niets de liefde, die hier zichzelf kan zijn. Een stap voorbij deze heilige plaats, een stap nog verder binnenwaarts maar de stap die jij niet kunt doen, brengt je naar iets geheel anders. Hier is de bron van het Licht; niets wordt waargenomen, vergeven of getransformeerd. Maar alleen gekend. | |
ConclusieWie wel eens kijkt naar de huidige tv-shows van Oprah Winfrey en op de hoogte is van A Course in Miracles, zal zich realiseren hoe ge- | |
[pagina 1010]
| |
makkelijk de kerngedachten van dit boek zich laten vertalen voor een breed publiek, en een gevoelige snaar kunnen raken bij mensen die worstelen met concrete levensvragen. Oprah Winfrey laat zich in haar programma geregeld terzijde staan door haar favoriete ‘life manager’: een psycholoog die met groot gezag adviezen geeft over het omgaan met emotionele trauma's, relatieproblemen, enzovoort. Een voortdurend terugkerend thema is de noodzaak van forgiveness, nadrukkelijk opgevat op de manier zoals die in de Course is te vinden; en hoewel deze gesprekken zelden expliciet religieus van aard zijn, wordt er nadrukkelijk gerefereerd aan christelijke referentiekaders. De interesse van het publiek is daarbij niet theologisch of dogmatisch, maar uitermate pragmatisch gericht: de vraag is voor hen niet zozeer of een bepaalde visie juist is of niet, maar of het werkt. Een geloof waardoor men zich beter gaat voelen, is een goed geloofGa naar eind[25]. Niemand heeft deze houding van ‘religieus consumentisme’ openlijker verwoord dan de oermoeder van het Amerikaanse positieve denken, Louise L. Hay: There are so many different religions to choose from. If you have one now that tells you you are a sinner and a lowly worm, get another oneGa naar eind[26]. Hays raad wordt momenteel zowel in Amerika als in Europe door grote aantallen mensen ter harte genomen, en één uiting daarvan is de populariteit van A Course in Miracles. De boodschap van de Course is zeker aanzienlijk verhevener en genuanceerder dan die van Louise L. Hay, maar hun fundamentele perspectieven sluiten niettemin naadloos bij elkaar aan. Velen die Hays ‘new-agepositivisme’ toch al te plat en te egocentrisch vinden, zullen aangenaam worden verrast door de grotere metafysische diepgang van de Course en de daarin uitgedragen boodschap van universele ‘liefde’ en ‘vergeving’. Niettemin dient men zich te realiseren dat Hay en de Course twee vruchten zijn die voortkomen uit één en dezelfde wortel: de levensvisie van de Amerikaanse New Thought-beweging uit het einde van de negentiende eeuw, inclusief de voorliefde ervan voor een monistische Vedânta-filosofie, die verenigbaar zou moeten zijn met de kern van het christendomGa naar eind[27]. Deze religieus-psychologische traditie vindt in een geseculariseerde en individualistische samenleving als de onze een ideale voedingsbodem. Met name de ethische consequenties van dit denken - waarvan de Course een origineel maar representatief voorbeeld is - roepen veel vragen op die, gezien de aanzienlijke maatschappelijke invloed ervan, serieuzere aandacht van filosofen en theologen verdienenGa naar eind[28]. In dit artikel heb ik me slechts tot doel gesteld de lezer vanuit een neutraal perspectief te informeren over inhoud en achtergronden van een invloedrijke bron van ‘alternatieve spiritualiteit’. Een kritische discussie is zeer wenselijk, maar moet nog op gang komenGa naar eind[29]. | |
[pagina 1011]
| |
Dit is een herziene versie (met nieuwe inleiding en conclusies) van een tekst die eerder werd gepubliceerd als onderdeel van een artikel met de titel ‘Channeling-literatuur: Een vergelijking tussen de boodschappen van Seth, Armerus, Ramala, en “A Course in Miracles”’, Religieuze Bewegingen in Nederland, 22 (1991), blz. 9-44. Zopas is een Nederlandse vertaling verschenen bij uitgeverij Ankh Hermes, onder de titel Een cursus in wonderen. |
|