Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 591]
| |
Robert Hotz
| |
Problemen rond de verdraagzaamheidVanouds acht de ROK zich de nationale confessie van de Russen, de nationale kerk, het bolwerk van het ware geloof. Daaruit volgt volkomen logisch dat zij geen heterodoxe belijdenissen kan tolereren. Zij is van oordeel dat de traditie een Rus ertoe verplicht orthodox te zijn. Veel leden van de hiërarchie stellen zelfs dat Rusland traditioneel het ‘rechtsgebied’ is van het Moskouse patriarchaat. Een niet-christelijke of heterodox-christelijke kerk die zielzorg verricht op het Russische | |
[pagina 592]
| |
grondgebied, werkt dus in een ‘religieus buitenland’, op vreemde bodem, en krijgt meteen het verwijt te horen aan ‘proselitisme’ te doen, orthodoxe gelovigen af te snoepen. De orthodoxen missioneren wel fors en meestal ongestoord in het traditioneel heterodoxe Westen; maar zij zien dat als ‘missioneren bij de ongelovigen’. Voor de conservatieve orthodoxen is alle religieuze activiteit van heterodoxen in Rusland een boosaardige poging van ‘ketters’ om orthodoxe christenen tot geloof safval te verleiden. Al wat die ‘ketters’ doen is ongeldig, zelfs het dopen. Dit maakt alle christenen buiten de orthodoxe kerk tot ongedoopte heidenen. En die hebben ook niets te zoeken bij de religieuze oefeningen in een orthodoxe kerk. Zo werd in de zomer van 1997 een hoog bezoek van de evangelisch-lutherse kerk van Duitsland (EKD), inclusief de bisschop, de deur gewezen bij een orthodoxe liturgische viering, hoewel juist die EKD krachtig het Moskouse patriarchaat gesteund heeft ten tijde van de vervolging, en ook daarna. Als reden werd opgegeven: ‘U bent niet geldig gedoopt!’Ga naar eind[2] Principieel wordt nu iedere activiteit van heterodoxe kerken in Rusland scherp in het oog gehouden door de ROK. Dat de katholieke kerk opnieuw officieel bisdommen opricht voor de zielzorg bij haar gelovigen, is een doorn in het oog van de orthodoxe hiërarchie, hoewel de orthodoxe kerk hetzelfde gedaan heeft in het Westen, nog wel met steun van katholieke en evangelische zijde. Sinds de met Rome ge-unieerde Oekraïense katholieke kerk weer opgericht is, heeft het Moskouse patriarchaat leden verloren en nu vreest het al wat katholiek is. Ook het werven van de vele sekten roept schrik en verzet op. Blijkbaar ziet het Moskouse patriarchaat de toenemende activiteit van heterodoxe belijdenissen binnen de vroegere Sovjet-Unie, als een echte bedreiging. Waarmee het zijn eigen zwakheid toegeeft. | |
Onzekere ‘religieuze herleving’Het geestelijke vacuüm na de val van het communisme dreef verrassend veel mensen naar het Moskouse patriarchaat om het doopsel te vragen. Dit wekte veel valse hoop. ‘Intussen is gebleken dat zij dit doopsel vaak niet om religieuze motieven vroegen, maar om openlijk hun afzwering van het communisme en hun trouw aan Rusland te tonen. Iemand die de Russische situatie goed kent, zegt te weten dat velen de ideologie van het marxisme-leninisme geruild hebben voor een religie, zonder een verschil te zien tussen een ideologie en een religie’Ga naar eind[3]. Deze toeloop van neo-orthodoxen gaf het Moskouse patriarchaat uiteraard veel meer politiek gewicht en zelfbewustzijn. Voor de binnenwacht bleek dit duidelijk uit het openen van de nodige kerken in Moskou; voor de buitenwacht uit een totaal nieuwe houding tegenover | |
[pagina 593]
| |
alle andere orthodoxe en heterodoxe kerken en tegenover de Oecumenische Raad van Kerken. Het groeiende aantal gelovigen bracht ook de politici ertoe de kerk als mogelijke bondgenoot te beschouwen en haar het hof te maken. Het Moskouse patriarchaat geniet er kennelijk van dat bijna alle vooraanstaande politici om de gunst van de ROK dingen, zowel Boris Jeltsin als Zirinovski. Ex-communisten, monarchisten en nationalisten van alle slag laten zich graag zien met geestelijken in een religieus decor. En het valt op dat juist het kamp van de nationalisten (met de vreemdste coalities van ultralinks met ultrarechts) en dat van de monarchisten een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op vele mensen van de Russische kerk; daar zweert men immers nog ijverig bij de traditionele equatie ‘Russisch = orthodox’. Intussen is op het gejubel over het schijnbare religieuze reveil duidelijk een grote ontnuchtering gevolgd. De religieuze vloedgolf ebde even vlug weg als zij opgekomen was. Nu is het ogenblik gekomen om zich vragen te stellen over het christendom van de pas bekeerden, die maar al te vaak zonder voldoende onderricht gedoopt zijn. Dr. Ilarion Alfeev, van de dienst externe betrekkingen van het Moskouse patriarchaat, geeft volgend beeld van de situatie: ‘Meer dan zeventig jaar leefden wij onder een atheïstisch regime. Officieel was de godsdienst wel niet verboden, maar hij werd systematisch vervolgd. De christenen leefden als in een getto. In 1988 - de duizendste verjaardag van de “doop van Rusland” - begon de herleving van de godsdienst. Dit is echter geen eenvoudig proces; de kerk was er niet op voorbereid. Zo zijn in het begin van de jaren negentig tal van Russen gedoopt, die naderhand weer de kerk verlieten omdat zij nooit godsdienstonderricht gekregen hebben. Nu beleven wij weer een nieuwe situatie: de kerk geniet algemeen respect. De meeste mensen noemen zich gelovig, maar slechts een klein percentage komt in de kerk en beleeft zijn geloof’Ga naar eind[4]. | |
De gevolgen van het communistische bewindDe draagwijdte van deze verbazend openhartige uitspraken blijkt pas als men de statistieken bekijkt. Op dit ogenblik noemen wel 50 à 60% van de volks-Russen zich orthodox, maar het aantal echt praktiserende orthodoxe christenen blijft bedroevend klein. Dat blijkt onder meer uit het bijwonen van de paasliturgie in 1998. Van wie zich orthodox noemen, praktiseert vermoedelijk nauwelijks één vijfde. Volgens enquêtes is het niet eens 10% van de totale bevolking van RuslandGa naar eind[5]. Het aantal echt gelovige orthodoxen is dus nu, in vergelijking met de sovjettijd, niet zo beduidend groter geworden, in tegenstelling tot wat men zich daarover in het Westen voorstelt. | |
[pagina 594]
| |
De oorzaken liggen voor de hand. Zeventig jaar communistisch bewind, met doorgedreven atheïstische propaganda en onderwijs, hebben de ROK vooral binnen de Russische Federatie onnoemelijke schade toegebracht. Toen in 1988 Michail Gorbatsjov het roer omgooide van de godsdienstpolitiek, was het Moskouse patriarchaat een puinhoop. De 67 bisdommen telden nog slechts 6.893 parochies en 21 kloosters, met 74 bisschoppen, 6.674 priesters, 723 diakens en 1.190 monniken en kloosterzustersGa naar eind[6]; en de meeste nog actieve gemeenten en kloosters bevonden zich buiten de Russische Federatie. Meer dan een vierde ervan waren in West-Oekraïne; en die zijn voor het grootste gedeelte verloren gegaan voor het Moskouse patriarchaat, ofwel door het opnieuw oprichten van de met Rome geünieerde kerk, ofwel door scheuringen. Dit was een aderlating die nog steeds nawerkt, onder meer in het aantal priesters. Er zijn na de val van het communisme wel tal van kerkgebouwen en kloosters opnieuw ter beschikking gesteld van het Moskouse patriarchaat. Maar ze moeten weer opgeknapt worden; en daarvoor ontbreekt het nodige geld, terwijl ontzaglijke bedragen besteed worden aan de bouw van prestigieuze kathedralen in Moskou. Het Moskouse patriarchaat kon het herstel van de bouwvallige kerken financieel zeker niet dragen. Maar bij het zoeken naar steun en nieuwe inkomsten ging het nu en dan bedenkelijke verbintenissen aan. Zo spreken betrouwbare informanten van een vreemde tabakshandel en afspraken met het petroleumkartelGa naar eind[7]. Het echte gevaar van dergelijke ‘contacten’, die natuurlijk tot in de regeringsmiddens reiken, is dat de kerk haar sponsors ook moet honoreren, bv. met een politieke of morele steun. Dit soort verbintenissen zijn ook in het verleden lang niet altijd positief uitgevallen; op langere termijn hebben ze geen baat gebracht. De ROK zou beter lessen trekken uit het verleden. Want het volstaat niet de schade aan de buitenkant van de kerken te herstellen, ook de innerlijke schade aan de gemeenten vraagt om herstel, om echte bekeringsarbeid. | |
Gebrekkige priesteropleidingDoor de grote inzet van de gelovigen die zelf het zware werk verrichten, schiet de wederopbouw van vele parochiekerken goed op. Maar een herlevende gemeente heeft ook behoefte aan een geestelijke, en die is niet zomaar uit de grond te stampen. Volgens de verklaringen van Patriarch Aleksei II (Ridiger) telde de ROK op het einde van 1997 in de 124 bisdommen ongeveer 18.000 parochies; dat is, als men de verliezen in Oekraïne buiten beschouwing laat, een toename van 11.000 in de laatste jaren. Het aantal kloosters steeg inmiddels van 24 naar 438. Het aantal priesters kon echter geen gelijke tred houden met deze | |
[pagina 595]
| |
verbazende aangroei; het steeg maar tot 15.347, hoewel er intussen 23 priesterseminaries en 21 instituten voor geestelijke vorming voor nieuwe krachten zorgen. Noodgedwongen moest het patriarchaat de priesters versneld opleiden en zonder voldoende vorming benoemen. Geen wonder dat de meerderheid van de seminaristen verder studeren met schriftelijke cursussen. De kwaliteit van een dergelijke opleiding ligt voor de hand. Velen van deze priesters zoeken hun gebrek aan kennis goed te maken met vroomheid; dit soort vermenging is niet zonder gevaar. Argumenten spreken zo'n mensen niet aan. ‘Wie gelooft, moet weten dat hij gelooft’, heeft de Zwitserse zanger Mani Matter ooit gezegd. Zeker kunnen velen van deze onvoldoende gevormde priesters de eisen van de moderne pastoraal niet aan, en zij hebben niet voldoende basis voor de missionaire arbeid die dringend nodig is in een land waar nauwelijks een derde van de bevolking de belangrijkste christelijke geloofs-waarheden aanneemtGa naar eind[8]. Maar ook inhoudelijk vertoont de opleiding van de priesters opmerkelijke lacunes, omdat onder het communistische regime een intellectueel vacuum geheerst heeft. Heel nuchter verklaarde de Russisch-orthodoxe monnik-priester Dr. Ilarion Alfeev op een beraad van de instituten voor orthodoxe theologische vorming in Belgrado dat eigenlijk op alle gebieden van de theologie een enorme inhaalbeweging nodig is. Volgens Ilarion haalt de wetenschappelijke theologie in de instituten voor geestelijke vorming in Rusland hooguit ‘het peil van het einde van de negentiende of het begin van de twintigste eeuw’. Hij besloot: ‘Mij lijkt een radicale hervorming van de Russische orthodoxe geestelijke opleiding onmisbaar’Ga naar eind[9]. Terecht klaagde Ilarion ook aan dat de andere godsdiensten en belijdenissen zo gebrekkig gekend zijn. Hij meent dat het verketteren van mensen met een ander geloof een erfenis is van de priesteropleiding van vóór de revolutie. Hij durfde zelfs N.G. Pomialovski, een kroniekschrijver uit de negentiende eeuw, te citeren, met zijn scherpe veroordeling van de ‘dwepers op het seminarie die alle heterodoxen als vijanden voorstellen’. Pomialovski schreef destijds al: ‘Overigens zijn alle dwepers hetzelfde: onwetenden’. Ilarion pleitte dus voor een opleiding ‘in een geest van tolerantie en openheid tegenover andere confessies: alleen als een orthodoxe priester de sterke kanten van de andere kerken erkent, is hij in staat ermee in dialoog te treden. Maar kent hij alleen hun zwakke punten, dan loopt hij gevaar bij een ontmoeting blijk te geven van een gebrekkige kennis en voorbereiding’Ga naar eind[10]. Maar omdat er - althans voorlopig - nog nergens zo'n opleiding bestaat en onbegrip en onwetendheid nog algemeen zijn, maakt de oecumene weinig kans in RuslandGa naar eind[11]. Bovendien zoekt de ROK nog altijd een eigen identiteit en stabiliteit in de spanning tussen verschil- | |
[pagina 596]
| |
lende tendensen. Vandaar dat het Moskouse patriarchaat zich afschermt voor vreemde invloeden en dat er geen sprake kan zijn van enige openheid. Wel integendeel. Persoonlijkheden als Ilarion Alfeev roepen in de woestijn. | |
Verzet tegen de oecumene en de Wereldraad van KerkenVeel oecumenisten hebben bitter ontgoocheld gezien hoe ook het Moskouse patriarchaat, ondanks alle nieuwe politieke onafhankelijk-heid, steeds meer door de anti-oecumenische vleugel beheerst wordt. De grote christelijke confessies hebben toch ten tijde van de communistische vervolging grootmoedig hulp verleend aan de ROK; toen is er meer wederzijds begrip gegroeid. Maar het gebeurde alleen op het hoge niveau van de leiding; de massa van de gelovigen werd er niet direct bij betrokken. Het was veel orthodoxe kerken ook meer om de economische hulp dan om de oecumenische geest te doen toen zij nog onder het communistische regime leefden en in de Raad van Kerken zetelden; dat wordt met de dag duidelijker. Voor extreem orthodoxe tegenstanders van het oecumenisme is ‘oecumene’ zoveel als een scheldwoord, want zij ruiken er een (westers) complot in om het ware geloof aan te tasten. Niet alleen in de Russisch-orthodoxe kerk, maar zeker ook in de Georgische en zelfs in de Servische kerk staat de leiding onder de nefaste druk van de tegenstanders van de oecumene, blijkbaar opgejut door kloosters van de Athos. Verzet zij zich tegen die druk, dan loopt zij opnieuw het risico van scheuringen; geeft zij eraan toe (zoals in Georgië in mei 1997), dan volgt er misschien een breuk binnen de orthodoxie, want de patriarchaten in het Oosten, fel bedreigd door de moslimfundamentalisten, kunnen en willen de steun van de oecumene niet laten varenGa naar eind[12]. Op de algemene vergadering van de orthodoxe kerken in Saloniki stelde metropoliet Kirill (Gundiaev) een volledige hervorming van de Oecumenische Raad van Kerken voor. Dat wekte bij de oecumenisch ingestelde orthodoxen onmiddellijk de verdenking dat de ROK daarmee een overwicht in de orthodoxe wereld beoogt na al de jaren van spanningen met het patriarchaat van Constantinopel. Het probleem van de oecumene ligt dus niet louter in de contacten met de heterodoxen, maar ook in de verhouding tussen de orthodoxen onderling. De politieke ambities van de verschillende landskerken zorgen altijd opnieuw voor spanningen. In het Moskouse patriarchaat leven zeker die politieke ambities, nu de invloed van de nationalisten in de ROK beduidend sterker is en steeds meer de politieke koers van de kerk bepaalt. Ioann (Snyčev), metropoliet van Sint-Petersburg, een van hun bijzonderste vertegen- | |
[pagina 597]
| |
woordigers en niet alleen een vurige nationalist maar ook een antisemiet, is weliswaar gestorven in november 1995, maar zijn (kwade) geest waart nog rond. | |
Metropoliet Ioann Snyčev en de nationalistische orthodoxerHij had een heel simpele kijk op de wereld. Rusland stond volgens hem al eeuwen bloot aan aanvallen uit het Westen. Zijn stelling was: ‘In het jaar 1054 is de christelijke wereld door elkaar geschud. Het katholieke Westen, hunkerend naar de ijdele, valse roem van de wereldlijke grootheid, verloochende de volheid van de orthodoxie. Om het strenge ascetische leven en de genade van de kerk gaaf te bewaren, bleef Rusland de orthodoxie trouw. Het versmaadde de vruchten en verleidingen van de politiek. Vanaf dat ogenblik woedt de oorlog tegen Rusland’. Als bewijzen voor zijn stelling noemde metropoliet Ioann het ‘Protocol van de Wijzen van Zion’ (al lang als een antisemitische vervalsing ontmaskerd), het westerse ‘gif van het liberalisme’ en de activiteiten van het CIA, dat hij ervan beschuldigde de chaos in Rusland te willen stichtenGa naar eind[13]. Helemaal in de geest van het Russische messianisme was de metropoliet ten diepste overtuigd van de bijzondere roeping van de Russische orthodoxie. Voor hem was alle oecumene een gevaar omdat zij het ware geloof aantast, en dus op z'n zachtst een uitvinding van de duivel is. Politiek stond metropoliet Ioann dicht bij de monarchisten, want hij vond dat de historische continuïteit van het Russische leven hersteld moet wordenGa naar eind[14]. Net op dezelfde manier roepen de ‘nationaal-orthodoxer’ op tot trouw aan de ‘historische wortels van het heilige Rusland’; zij ijveren voor een confessionele staat, waarin de ROK opnieuw, zoals onder de tsaren, het religieuze gezag wordt. Deze orthodoxe kringen eisten al sinds 1993 een herziening van de liberale, vooruitstrevende wet van oktober 1990. Juist deze wet - dankzij Boris Jeltsin uitgevaardigd in de toenmalige Russische Federatie - had internationaal grote verwachtingen gewekt. Er was een hemelsbreed verschil met de wetten onder het tsaristische en het communistische bewind: nu was de bedoeling niet greep te hebben op het religieuze leven, maar de gewetensvrijheid van de burgers te vrijwarenGa naar eind[15]. Zelfs patriarch Aleksei II (Ridiger) heeft de wet van 1990 toegejuicht. Maar al vlug kwam er verzet. Boris Jeltsin wees in 1993 nog met klem een herziening van de wet af en bleef ook daarna weigeren, waarschijnlijk uit vrees voor de internationale reactie; maar uiteindelijk moest hij buigen voor de meerderheid in het parlement en de druk van orthodoxe zijde. In plaats van zich verder tegen de wetswijzigingen te verzetten, eiste hij nu alleen nog maar enkele marginale aanpassingen. Zo kon de nieuwe wet ‘Over de gewetensvrijheid en de reli- | |
[pagina 598]
| |
gieuze verenigingen’ op 1 oktober 1997 van kracht worden, omdat de president zijn houding had veranderd. Jammer genoeg is de nieuwe wet van 1997 een stap terug tegenover die van 1990 en wat toen verworven was. De ROK staat nu wel steviger, ten nadele van de heterodoxe christelijke gemeenschappen, maar de staat kan opnieuw het religieuze leven beïnvloeden; en dit zou in de toekomst een boemerang kunnen blijken voor het Moskouse patriarchaat. Nu zet men nog in brede kringen van de ROK tevreden een hoge borst en de Moskouse patriarch Aleksei II prijst en verdedigt de nieuwe wet. De paar onverschrokken tegenstanders in de eigen rangen veegde hij niet alleen stevig de mantel uit, hij dreigde ook met ‘strenge maatregelen’ tegen henGa naar eind[16]. | |
Het bolwerk van het traditionalismeIn de strijd tussen de harde nationalisten en de democraten in de kerk neigt de leiding van het patriarchaat steeds meer naar de nationalistische vleugel. De traditie staat weer hoog aangeschreven. Dat ervoeren enkele priesters die een poging deden om een nieuwe, meer open koers te varen of de liturgie dichter bij de gelovigen te brengen door de teksten in het moderne Russisch te vertalen. Bij de liturgie (behalve in de preek) wordt in de ROK immers nog altijd het Kerk-Slavisch gebruikt die voor een meerderheid van gelovigen en meer bepaald voor de jongeren niet of nauwelijks te begrijpen is. De meeste gelovigen, zeker in Moskou, zouden de voorkeur geven aan het Russisch als cultustaalGa naar eind[17]. Er zijn weliswaar goede redenen om de oude taal te bewaren, maar daarover wil men niet ernstig praten; men legt de hervormers het zwijgen op. Een heel begaafde priester van joodse afkomst, Aleksandr Mèn, die als voorstander van hervormingen veel te verduren had in de sovjettijd, is in 1990 zelfs vermoord. Die geen hervormingen willen, zwaaien nu de plak in het Moskouse patriarchaat. Overal ziet men westerse invloeden. Dr. Ilarion Alfeev zei hierover: ‘Rusland is altijd wat afgesloten geweest van het Westen, vooral in de sovjettijd; ook de kerk. Openheid, vreest men, zou westerse ideeën de kans bieden in onze theologie binnen te sijpelen en onze traditie aan te tasten. Studies in het buitenland worden niet aangemoedigd, want, zegt men, de studenten zouden er “geprotestantiseerd” of “gekatholiciseerd” kunnen worden’Ga naar eind[18]. Dit integrisme en de schrik voor het Westen verleiden de ROK tot wondere akkoorden met partijen die parallel denken en vrezen: de ultranationalisten en de communisten. Allen afficheren zij - althans voor de buitenwereld - dat zij het eens zijn inzake religie. Zelfs de communisten vinden in de ROK een bondgenoot om de nationale deugden op te hemelen en de westerse ondeugden te bestrijden. Heel | |
[pagina 599]
| |
pragmatisch verkondigt men eensgezindheid wanneer het om nationale belangen gaat. ‘Het hart van Rusland klopt in het kerkgebouw’ is een populaire slogan op de televisieGa naar eind[19]. Een buitenlandse waarnemer waande zich op een vergadering van Russische nationalisten toen hij in 1995, in het seminarie in de TroiceSergieva-Lavra in Moskou, de toespraak hoorde van een lokale kandidaat voor het parlement. De vragen die de seminaristen hem achteraf stelden, gingen in de eerste plaats over de uitbreiding van de NAVO naar het Oosten en over het voormalige Joegoslavië; morele kwesties zoals de wetgeving over abortus kwamen niet ter sprake. En de redenaar, die voorgesteld was als een Russische orthodox, moest voor de buitenlander bekennen dat hij niet naar de kerk ging: intussen bevestigde hij monter dat Rusland op weg was van het communisme naar de orthodoxieGa naar eind[20]. | |
Kerk en staat in een politiek samenspel‘Rusland en de orthodoxie zijn niet van elkaar te scheiden’, stelde de zojuist genoemde redenaar. Inderdaad zijn van oorsprong de Russische staat en de ROK innig met elkaar verbonden en op elkaar aangewezen. Het imperium van Moskou is uiteindelijk met name dankzij de steun van de kerk ontstaan. Omgekeerd was de ROK zonder de hulp van de staat nooit de overheersende kerk geworden, met de status van autonoom patriarchaat. Maar naarmate het gewicht van de staatsadministratie groeide, kreeg de kerk het moeilijker zich als een evenwaardige partner te laten gelden. Tsaar Peter de Grote schafte in 1721 het Moskouse patriarchaat af en verving het door een synodale kerk naar protestants model. De tsaar was het hoofd van de kerk, in de persoon van de hoofdprocureur. De kerk was nog slechts een afdeling van de staatsadministratie, en de hoogste kerkelijke gezagdragers waren ambtenaren, die tal van privileges hadden, terwijl de lagere clerus nauwelijks nog enig aanzien genoot. Geestelijken waren, als ambtenaren, zelfs verplicht misdrijven tegen de staat (of de tsaar) die zij uit de biecht kenden, bij de politie te melden. De controle van de staat hinderde de kerk al onder het tsarisme. Er is dus weinig reden om het kerkelijke leven van vóór de revolutie als het ideaal voor te stellen. Het vaak geroemde ‘heilige Rusland’ bestond ook vóór de communistische oktoberrevolutie niet; waarschijnlijk was hooguit 55% van de toenmalige bevolking in het Russische keizerrijk lid van de orthodoxe staatskerk, en religieuze minderheden zoals moslims, boeddhisten, animisten, joden, katholieken en evangelische christenen vormden allen samen een aanzienlijke minderheid van de bevolking. Lang niet alle orthodoxe middens waren blij met de voortdurende | |
[pagina 600]
| |
inmenging van de Russische staat in de kerk. Na de val van de tsaren in 1917 probeerden vooruitziende mensen in de kerk de ROK te bevrijden uit de greep van de staat en haar het gezag van een autonome morele instantie terug te geven. Maar dit initiatief is door de bolsjewieken meteen de kop ingedrukt. Wie het er levend wilde afbrengen, moest buigen voor het staatsdictaat en in de pas lopen. Opnieuw moest de Russisch-orthodoxe clerus aanvaarden door de staatsambtenaren bestuurd te worden. En zo vinden vele mensen in de kerk dit nu nog een gewone, vanzelfsprekende zaak. Critici beweren niet ten onrechte dat de ROK ook nu weer niet de geestelijke en morele criteria als richtsnoer voorhoudt aan staat en volk, maar slechts een stel uitspraken en symbolen die de superioriteit van de eigen natie bejubelen. Dit lijkt wel een nieuw heidendom, een soort Slavische vorm van het Japanse shintoïsme. Zo heeft dan de staat, met de nieuwe wet op de religie, de controle op het religieuze leven heroverd. Dit is een te scherpe kritiek, maar er zit waarheid in. Blijkbaar willen velen in de orthodoxe hiërarchie opnieuw de status van staatskerk voor de ROK, zij het niet in de rol die haar van 1721 tot 1917 opgedrongen was. Patriarch Aleksei II vergeleek terecht de toenmalige situatie van de staatskerk met een gouden kooi: ‘De privileges werden toen wel gul uitgestrooid, maar de invloed van de staat en zijn voogdij over het kerkpersoneel als onderdeel van het staatsapparaat hebben het kerkelijke leven zwaar geschaad’. Maar de huidige praxis toont aan, zoals Gerd Stricker zegt, ‘dat in de kerk een sterk verlangen bestaat opnieuw het goud van de vroegere privileges te krijgen, en tegelijk uit de kooi, de machtsgreep van de staat, te blijven’Ga naar eind[21]. Nog steeds lijken velen in de leiding van de kerk niet te vermoeden dat uitgerekend de nationalisten en de communisten nu deze tendens flink steunen. Niet toevallig sprak de vroegere kerkelijke diplomaat aartspriester Borovoj tegenover Poolse orthodoxe vrienden zijn vrees uit dat de kerk eens te meer in haar lange geschiedenis misbruikt wordt en uiteindelijk door haar vijanden opnieuw vervolgd en vernederd zal worden. Borovoj spreekt met kennis van zaken. En het is zonneklaar dat het Moskouse patriarchaat, met zijn integristische en nationaal-chauvinistische politiek allicht weer met volle zeilen een catastrofe tegemoet vaart. Het is wel de vraag of de schuld alleen bij de ROK ligt. Want oorzaken van buiten hebben ongetwijfeld die richting mee bepaald. De orthodoxe kritiek op de gevolgen van het westerse liberalisme in Rusland is immers niet helemaal ongegrond. Het is allicht fout zich er tegen te beschermen dankzij de steun van nationalistische krachten. Ongetwijfeld wordt Rusland nu - zoals in de vorige driehonderd jaar - bestookt met westerse recepten die wel een stand van nieuwe rijken | |
[pagina 601]
| |
en profiteurs scheppen, maar de brede massa van het Russische volk niet vooruithelpen. Des te vreemder mag het lijken dat bepaalde leidende kringen in het Moskouse patriarchaat, waaronder het economisch bureau, op slag de voordelen van de kapitalistische vrije markt hebben begrepen en ervan profiteren. Dat wekt minstens wantrouwen en maakt de kerkelijke kritiek op het liberalisme beslist niet geloofwaardiger. De ROK is nog op zoek naar haar ware identiteit en haar eigenlijke plaats in de staat. Er zijn al wel stappen gezet die bedenkelijk de verkeerde richting uitgaan. De ontwikkeling is nog verre van voltooid; dat blijkt uit de wrijvingen binnen het Moskouse patriarchaat. Vast staat wel dat de ROK nu (volgens Gerd Stricker en de steekproeven onder de bevolking) de instelling met het grootste aantal leden is in de Russische federatie, en ondanks de vele schandalen, meer aanzien geniet dan het legerGa naar eind[22]. In welke mate zij dit ‘kapitaal’ weet te verzilveren, zal pas in de toekomst blijken. Uit het Duits vertaald door Geert Boeve. Een Franstalige versie van dit artikel is verschenen in Choisir, november 1998, blz. 12-16 en december 1998, blz. 14-18. |
|