| |
| |
| |
Boeken
Kerk & theologie
Anthony de Mello vertaald
Het werk van Anthony de Mello hoeven wij u niet meer voor te stellen. In het maartnummer van Streven heeft Georges De Schrijver zijn spirituele zoektocht en zijn gedachtegoed uitvoerig beschreven. Tussendoor merkte hij op, dat de Mello bij ons minder bekend is: slechts één werk van hem zou in het Nederlands zijn vertaald. Dat moeten wij even rechtzetten. Uitgeverij Lannoo spant zich al jaren in om de geschriften van Anthony de Mello voor het Nederlandstalige publiek toegankelijk te maken. De voorbije jaren werden vijf vertalingen op de markt gebracht: Bronnen van leven, Het gebed van de kikker, Het lied van de vogel, Wijsheid in één minuut en Handvol water. Wie zich in de geschriften van de Mello wil verdiepen, heeft de keuze. Alleen Het gebed van de kikker is tijdelijk uit voorraad, alle andere titels zijn nog beschikbaar. Met dank aan de uitgever voor de verstrekte informatie.
Anthony de Mello, Wijsheid in één minuut, Lannoo, Tielt, 1997, 160 blz, ISBN 90-209-3177-6
Anthony de Mello, Handvol water. Een spirituele zoektocht naar verlossing, Lannoo, Tielt, 1999, 134 blz., ISBN 90-209-3683-2.
Anthony de Mello, Het lied van de vogel, Lannoo, Tielt, 1996, 143 blz, ISBN 90-209-2940-2.
Anthony de Mello, Bronnen van leven Meditaties, Lannoo, Tielt, 1993, 143 blz, ISBN 90-209-2307-2
| |
Zin zoeken in de psalmen
Als geen ander in ons taalgebied is Nico Tromp, emeritus hoogleraar aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht, thuis in het boek van de Psalmen. Zijn ongelooflijke belezenheid op dit terrein blijkt eens te meer uit zijn meest recente boek, waarin hij negentien Psalmen zeer uitvoerig van commentaar voorziet, om aldus het hele Psalmboek toegankelijk te maken. Hij doet dit op een
| |
| |
zodanige wijze dat hij een wetenschappelijk verantwoorde werkwijze verbindt met een geëngageerde omgang met de teksten. In het eerste deel, getiteld ‘Schepper van hemel en aarde’, vertaalt, leest en herleest hij negen psalmen van verschillend genre, zodat de lezer(es) een goed beeld krijgt van de prachtige diversiteit aan gebedspoëzie die dit Hebreeuwse geschrift en getijdenboek van de Kerk rijk is. Het middendeel van deze studie is geheel gewijd aan het langste lied van het Psalter: Psalm 119. Het derde deel, getiteld ‘Wat is de mens’, biedt in negen psalmen een fraai overzicht van de oudtestamentische antropologie.
Tussendoor wordt de lezer op sprekende wijze ingeleid en ingewijd in de semiotiek, een relatief nieuwe wijze van tekst-immanente lezing. Meest opvallend afwezig in dit mooie boek is een uitleg van Psalm 1, terwijl deze op de achterflap een prominente rol speelt. De lay-out van dit uitstekende boek is nogal zwaar en bij tijd en wijle wat onoverzichtelijk, en is er mogelijk de oorzaak van dat het register van bijbelplaatsen er soms precies één bladzijde naast zit.
Dat alles neemt niet weg dat dit boek zowel voor persoonlijke als voor groepslezing van de Psalmen uitstekende diensten kan bewijzen.
□ Panc Beentjes
Nico Tromp, Woorden die wegen wijzen. Zin zoeken in de Psalmen, Gooi en Sticht, Baarn, 359 blz., ISBN 90-304-0935-5.
| |
Roomser dan de paus
Roomser dan de paus?, het proefschrift waarop de historicus J.P. de Valk op 5 oktober jl. promoveerde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, kreeg bij verschijnen de nodige aandacht in de Nederlandse dagbladpers. Immers, in het jaar dat de Katholieke Universiteit Nijmegen het 75-jarig bestaan vierde, wist De Valk aan de hand van bewijsmateriaal uit archieven in Rome aan te tonen, dat de Heilige Stoel veel meer invloed had uitgeoefend op de oprichting van deze universiteit dan werd aangenomen. Het Vaticaan was nadrukkelijk van opvatting, dat in Nederland een katholieke universiteit moest worden opgericht, en bovendien dat deze niet al te zeer mocht afwijken van katholieke universiteiten elders.
De door De Valk in het hoofdstuk over de stichting van de Nijmeegse universiteit gevolgde benadering is kenmerkend voor zijn boek: steeds tracht hij aan de hand van materiaal uit Vaticaanse archieven nieuw licht te werpen op aspecten van de betrekkingen tussen de Heilige Stoel en katholiek Nederland in de periode van 1815 tot 1940. Zodoende probeert hij de vraag te beantwoorden, of de Nederlandse katholieken inderdaad - zoals zij zelf graag stelden - de meest trouwe en volgzame gelovigen van de kerk waren. De Valk weet dit beeld te nuanceren: er bestonden wel spanningen tussen Rome en de Nederlandse kerkprovincie, de Nederlandse gelovigen gaven niet altijd zonder meer gevolg aan de wensen of zelfs eisen die door het Vaticaan naar voren werden gebracht. Een sprekend voorbeeld is het conflict rond Henri Poels (1868-1948). Poels - die tegenwoordig vooral bekendheid geniet als sociaal voorman - begon zijn loopbaan als exegeet. De Haarlemse bisschop C. Bottemanne twijfel- | |
| |
de aan de rechtzinnigheid van Poels' denkbeelden, en gaf hem aan in Rome. Uiteindelijk werden Poels' opvattingen echter volledig orthodox bevonden, en Bottemanne kreeg de opdracht hem volledig te rehabiliteren. Aan die opdracht gaf de bisschop van Haarlem evenwel geen uitvoering, uit vrees dat dit zijn gezag in zijn diocees zou aantasten.
Zo toont De Valk herhaaldelijk aan, dat de Nederlandse katholieken niet de volgzame onderdanen van de kerk waren, waarvoor zij zichzelf graag hielden. Tussen het Vaticaan en de Nederlandse kerkprovincie bestonden wel degelijk spanningen en conflicten - en de jaren zestig van de twintigste eeuw, waarin Nederlandse katholieken zich herhaaldelijk openlijk verzetten tegen Rome, vormen dan ook veel minder een breuk met het verleden dan vaak wordt gedacht.
□ Herman Simissen
J.P. de Valk, Roomser dan de paus? Studies over de betrekkingen tussen de Heilige Stoel en het Nederlands katholicisme, 1815-1940, Valk-hof Pers, Nijmegen, 1998, 408 blz, fl 59,50, ISBN 90-5625-041-8
| |
Een inleiding in de joodse mystiek
De bestaande literatuur over joodse mystiek valt ruwweg uiteen in twee soorten. Zo zijn er wetenschappelijke studies die een aanzienlijke voorken-nis vereisen en moeilijk toegankelijk zijn. Daarnaast bestaan er populaire boeken die door een gebrek aan feitelijke en juiste kennis, alsmede door een vaak erg subjectieve benadering meer verduisteren dan verduidelijken. Tussen beide benaderingen gaapt een leemte die door het onlangs verschenen boek van J.H. Laenen wordt opgevuld. Deze auteur verstaat namelijk de kunst zijn lezers op een begrijpelijke wijze binnen te leiden in de zeker niet gemakkelijke wereld van de joodse mystiek, en tegelijk een wetenschappelijk verantwoord beeld te schetsen van joodse mystieke stromingen in de afgelopen tweeduizend jaar. Hij behandelt daarbij een groot aantal verschillende mystieke stromingen: de Hechalot uit de antieke joodse mystiek (tweede eeuw n.Chr.), de Merkava-mystici tussen de tweede en de zesde eeuw, de klassieke Kabbala (eind twaalfde - begin dertiende eeuw), de Luriaanse Kabbala uit de zestiende eeuw, de beweging rondom Shabbetai Zvi in de zeventiende eeuw, het chassidisme van de Ba'al Shem Tov in de achttiende eeuw, en de latere ontwikkelingen. Een uitgebereide bibliografie (blz. 285-296) met toegankelijke literatuur en een register (blz. 297-302) completeren een geslaagde en waardevolle publicatie.
Slechts af en toe laat de auteur een steek vallen. Dat is o.a. het geval bij de centrale notie sefirot (blz. 49 e.v.) die nergens wordt verklaard, vertaald of toegelicht; ook ontbreekt ze opvallend genoeg in het register.
□ Panc Beentjes
J.H. Laenen, Joodse mystiek. Een inleiding, Kok, Kampen, 302 blz, fl. 44,90, ISBN 90-242-9397-9
| |
Reis met de duivel
Omstreeks 1170 werd in Barcelona door Jozef ben Meir ibn Zabara, een erudiete jood die niet alleen thuis
| |
| |
was in de bijbel, talmoed en midrasj, maar ook in de klassiek-Arabische literatuur, een zeer interessant werk geschreven: Sefer Sja'asju'im (letterlijk: ‘Boek vol geneugten’). Het vertelt de geschiedenis van een arts die zich door een geheimzinnige gast laat overhalen om mee op reis te gaan. Op de plaats van bestemming aangekomen maakt zijn metgezel zich bekend als de duivel in eigen persoon. Het boek heeft het karakter van een raamvertelling, dat een ideaal recept vormt om er verhalen over velerlei zaken in ter sprake te brengen. Men zou het werk, waarin o.a. een heel eigen versie van het boek Tobit is opgenomen, nog het best kunnen definiëren als een verhalende tekst in rijmproza. Opvallend is dat het geschrift hoegenaamd geen sporen heeft achtergelaten in de Hebreeuwse literatuur van de Middeleeuwen. Daarom is het bijzonder verheugend dat er nu voor het eerst een Nederlandse vertaling beschikbaar is gekomen, en wel in een nieuwe serie ‘Joodse bronnen’ waarin we meer van dit soort onbekende, maar intrigerende werken kunnen verwachten. De vertaling, waarin omwille van de leesbaarheid de vorm van het rijm is losgelaten, is voorzien van talrijke aantekeningen die veel informatie bevatten die voor een optimale verstaanbaarheid zorgen. Misschien dat in volgende delen de personalia van de vertaler(s) opgenomen zouden kunnen worden.
□ Panc Beentjes
Josef Ibn Zabara, Reis met de duivel (Sefer Sja'asju'im), vertaald door R. Fontaine, A. Schippers, I.E. Zwiep (= Joodse bronnen, deel 1), Kok, Kampen, 1999, 176 blz., fl. 29,90, ISBN 90-242-9423-1.
| |
Bidden op z'n Grieks
De Grieks-Romeinse goden werden in de eerste eeuwen van onze jaartelling tot mikpunt van christelijke kritiek. Uiteindelijk triomfeerde de nieu-we religie en werd de oude ‘heidense’ godsdienst zelfs verboden. Sindsdien heeft de Grieks-Romeinse godsdienst betrekkelijk weinig serieuze aandacht gekregen, behalve als uitingen van ‘kunst en cultuur’ of als object van volkskundig onderzoek.
Toch waren de heidense godsdiensten volwaardige religie, ondanks de verschillen met het christendom. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de wijdverbreide praktijk van bidden tot de goden. Nogal wat teksten geven bijzonderheden over de heidense gebedspraktijk en er zijn ook veel gebeden bewaard gebleven. Het relevante oud-Griekse materiaal is nu verzameld en geanalyseerd in een monografie van de Engelse oudhistoricus Simon Pulleyn. Zijn boek Prayer in Greek religion biedt via het thema ‘gebeden’ ook een breder overzicht van de oud-Griekse godsdienstige praktijk.
Kenmerkend voor de Griekse gebeden zijn onder meer de verbinding van gebeden met offers, de nadruk op wederzijdsheid (men geeft, maar hoopt ook te krijgen), de uitdrukking van dank voor bewezen gunsten in de vorm van lofprijzing, de belangrijke rol van dodencultus en die van vervloekingen. Deze en andere thema's komen aan de orde in een tiental hoofdstukken. Vrijwel steeds voert Pulleyn de discussie aan de hand van een bespreking van concrete tekst-plaatsen, veelal afkomstig uit de hogere literatuur, zoals Homerus, tragedie en komedie. Helaas zijn dat uit- | |
| |
eindelijk toch de voornaamste bronnen waarop we aangewezen zijn.
Door deze brongerichtheid is Pulleyns betoog goed gedocumenteerd. Maar, het moet gezegd, het doet ook een zwaar beroep op de lezer. Wie verwacht een handzame inleiding in de Griekse religie te krijgen, komt bedrogen uit. Terminologische kwesties, precieze distincties, geleerde theorieën: het is allemaal zeer verantwoord, maar laat zich intussen lastig lezen. En wie geen Grieks kent, wordt op iedere bladzijde met zijn tekort geconfronteerd: Pulleyn citeert veel en strooit overvloedig Griekse woorden door zijn tekst. Ook al wordt het Grieks in de regel wel vertaald, dit werpt toch een drempel op. De veelvuldige vooruitblikken en hernemingen van conclusies maken daarbij een tamelijk academische indruk. Deze karaktertrekken van het boek laten zich intussen gemakkelijk verklaren: het blijkt te gaan om een bewerkte dissertatie.
Het was misschien goed geweest als de auteur iets meer concessies aan de lezer had gedaan. Een voorbeeld: twee zeer technische appendices had ik graag geruild voor een beknopt samenvattend overzicht, dat nu vreemd genoeg ontbreekt. Enige gerichte aandacht voor Romeinse religie, anders dan in verspreide opmerkingen, was ook zeker nuttig geweest, al was het maar om het eigene van de Griekse religie nog beter uit te laten komen.
Maar wie ondanks de taaie vorm volhoudt, wordt beloond en komt veel interessants te weten over de Griekse godsdienstige gewoonten. Aardig zijn bijvoorbeeld de overzichten van de taal van gebeden (blz. 132 e.v.), typische kreten (blz. 181 e.v.) en gebaren (blz. 188 e.v.). Jammer dat het materiaal zo versnipperd is. Een echte heropleving van oud-Griekse cultusvormen zit er dus niet in.
□ Vincent Hunink
Simon Pulleyn, Prayer in Greek Clarendon Press, Oxford (Oxford Classical Monographs), 1997, geb 245 blz., £40, ISBN 0-19-815088-1
| |
Politiek
Federalisme
Federalisme is ook in Duitsland niet onomstreden. Sinds een tweetal jaren wordt er hevig gedebatteerd over de gebreken van het vijftig jaar oude systeem. Veel daarvan klinkt ons in België vertrouwd in de oren: logge en ondoorzichtige structuren, de onwil van de rijkere deelstaten om finan-cieel op te draaien voor de armere, de spanning tussen het federale en het regionale niveau met betrekking tot bevoegdheidsverdeling. Het debat is vooral aangezwengeld door het rijke Beieren dat meer fiscale autonomie nastreeft en het bestaande cooperatieve federalisme door een concurrentiële vorm ervan vervangen wil. ‘Föderalismus statt Förderalismus’ om het met een woordspeling te zeggen (fördern betekent ondersteunen).
Het is geen toeval dat Professor Ursula Ivffilnle, de Beierse ‘Staatsministerin fiir Bundesangelegenheiten’, een boek uitgeeft dat de voordrach- | |
| |
ten en debatten bundelt van een colloquium dat in februari 1998 plaatsvond in de missie van Beieren in Bonn. De titel van het colloquium ‘Federalisme tussen consensus en concurrentie’ verwijst naar de hamvraag in het hele debat. De voorstanders van een concurrentieel geïnspireerd federalisme, zoals Beieren en Baden-Wrttemberg, verhopen van een eigen belastingrecht voor de deelstaten en een doorzichtiger transfersysteem respectievelijk meer fiscale discipline en een meer stimulerende werking op de andere deelstaten in de vorm van meer investeringen in plaats van consumptieve uitgaven. Ursula Männle verwoordt het wijdverbreide onbehagen dat de federale regering te veel macht naar zich toe trekt, waardoor de ‘Gestaltungsmöglichkeiten’ van de deelstaten beperkt worden ten nadele van het concurrentiële karakter van het federalisme (blz. 13). Dat is volgens Miinnle en haar geestesgenoten ook in tegenspraak met de voorbeeld-functie die het Duitse federalisme voor Europa zou kunnen uitoefenen. Ze wensen een beweging weg van de ‘unitaristische bondsstaat’ naar meer regionalisering toe, en dat niet alleen in Duitsland.
□ Dirk Rochtus
Ursula Mannle (Hrsg.), Foderalismus zwischen Konsens und Konkurrenz Tagungs- und Materialienband zur Fortentwicklung des deutschen Foderalismus (= Schriftenreihe des Europaischen Zentrums fur Foderalismus-Forschung, Band 15), Nomos Verlagsgesellschaft, Baden-Baden, 1998, 272 blz, ISBN 3-7890-5490-9.
| |
Maatschappij
De verbeelde samenleving
De verbeelde samenleving is de veelbelovende titel van een publicatie van Luc Pauwels en dateert van 1996. Het boek behandelt de relatie tussen samenleving en media, en plaatst deze in een wetenschappelijke context. Kan de camera dienen als hulpmiddel om een samenleving te leren kennen? De verbeelde samenleving richt zich vooral op een sociologisch en/of antropologisch geschoold publiek met weinig of geen audiovisuele vorming. De ondertitel had dan ook kunnen luiden: ‘Hoe ga ik wetenschappelijk verantwoord om met een camera om een beeld te krijgen van de samenleving?’
Het boek heeft een duidelijk methodologisch opzet en is overzichtelijk opgebouwd. Het eerste hoofdstuk geeft een theoretisch overzicht van de vereiste basiskennis over het camerabeeld en -gebruik. Vervolgens wordt er beknopt ingegaan op de geschiedenis van de camera als sociologisch instrument. Welke wetenschappelijke mogelijkheden ontstonden er met de ontwikkeling van fotografie en film? De kennis wordt getoetst aan de casestudies van de volgende hoofdstukken, die ingaan op de verschillende werkvormen van het visuele onderzoek. De concrete voorbeelden hieruit confronteren de lezer met opmerkelijke inzichten. Zo leidt een aandachtige observatie van enkele foto's van kantoorruimtes tot een analyse van de bedrijfscultuur en de inherente hiërarchie. Spijtig genoeg ontbreken er meer actuele beschouwingen over de rol van de camera in
| |
| |
de samenleving (ik denk hier dan bijvoorbeeld aan de Rodney King-tape). De academische stijl maakt het lezen moeilijker, wat jammer is omdat er boeiende onderwerpen besproken worden die een ruimer publiek kunnen interesseren. Je krijgt de indruk dat de auteur in zijn poging om een methodologie te ontwikkelen voor het (wetenschappelijk) verwerven en verwerken van bruikbare visuele data, steeds weer moet constateren dat dit medium aan de wetenschappelijke taal ontsnapt. Er zijn overigens weinig recente werken opgenomen in de bibliografie. Gezien de snelle evolutie van het medium en de publicatiestroom van het laatste decennium, is dat verwonderlijk. Hopelijk mikt Luc Pauwels met zijn volgende mediapublicatie op een ruimer publiek.
□ Dimitri De Gruyter
Luc Pauwels, De verbeelde samenleving. Camera, kennisverwerving en communicatie, Garant, Leuven/Apeldoorn, 1996, 144 blz., 560 fr., ISBN 90-5350-363-3
| |
De opvang van asielzoekers
In Nederland zowel als in België is het asielbeleid vaak onderwerp van heftige discussies. Standpunten over dit beleid worden meestal geuit via de media. Meer uitgewerkte analyses in al dan niet wetenschappelijke studies of boeken zijn nogal zeldzaam. Spijtig, want het onderwerp heeft behoefte aan enige distantie en diepgaandere analyses dan diegene die in kranten- en tijdschriftenartikelen mogelijk zijn.
Het boek De opvang van asielzoekers beantwoordt dus op het eerste gezicht aan een behoefte. Het werk is de neerslag van een onderzoek naar het draagvlak voor de opvang van asielzoekers in Leiden, dat de auteurs uitvoerden in opdracht van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). In het boek wordt omstandig uitgelegd hoe het opvangcentrum voor asielzoekers in Leiden tot stand gekomen is: hoe deze beslissing genomen werd, wie wanneer geraadpleegd werd, wat de reacties waren, hoe met die reacties werd omgesprongen, enz. Als lezer kun je bijna van dag tot dag de evolutie volgen in het ingewikkelde besluitvormingsproces dat aan het totstandkomen van zo'n asielcentrum voorafgaat. Dat kan boeiend zijn als je voor dit heel specifieke onderdeel van het asielbeleid interesse hebt, maar anderen zullen dit boek al snel naast zich neerleggen. De lezer die - net als ik - een boeiende uiteenzetting verwacht over het politieke en maatschappelijke draagvlak voor de toelating en opvang van asielzoekers, gebaseerd op een wetenschappelijke studie, komt nogal bedrogen uit. Het verbaast mij dan ook dat men deze studie als boek heeft uitgegeven, want het lijkt me dat maar weinig ‘gewone’ lezers het werk zullen uitlezen. Daarbij komt nog dat de leek en de niet-Nederlander moeten worstelen met een terminologie die eigen is aan de Nederlandse asielprocedure en die niet wordt toegelicht. Hoe de Nederlandse asielprocedure precies verloopt, kom je als lezer ook al niet te weten. Zo wordt het wel erg moelijk de studie in een breder kader te plaatsen.
De opvang van asielzoekers is dus als (wetenschappelijke) literatuur over de asielproblematiek niet echt
| |
| |
geslaagd. Dat wil niet zeggen dat mensen die wel direct betrokken zijn bij de opvang van asielzoekers er niets aan kunnen hebben. Maar voor hen moest deze studie misschien niet noodzakelijk worden uitgegeven in een boek van bijna veertig gulden.
□ Johan Van der Auweraert
Jos Meloen e.a., De opvang van asielzoekers, Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 246 blz., fl. 39,95, ISBN 90-6224-4181.
| |
Wetenschap
Stress
Een wetenschappelijk boek over stress dat ondanks een confrontatie met de vele kwalijke gevolgen ervan toch stressverlagend werkt: dat huzarenstukje heeft Sapolsky volbracht. Als stressfysioloog bestudeert hij de verschillende lichaamsreacties op stressvolle gebeurtenissen, onderzoekt hoe stress het risico op en de ernst van bepaalde ziekten verhoogt en hoe we beter met stress kunnen omgaan.
Stress is een natuurlijk gegeven, dat in acute noodsituaties het lichaam in staat van uiterste paraatheid brengt om het hoofd te kunnen bieden aan het gevaar. De stressreactie mobiliseert alle energie (glucose, eiwitten, vetten) als brandstof voor de spieren, en vertraagt of verlamt lichaamsfuncties die veel energie verbruiken (spijsvertering, groei, seks). Bij langdurige stress remt dit vecht-of-vlucht-syndroom ook de pijnbeleving en het immuunsysteem af.
De meeste westerlingen worden niet langer door chronische fysieke stressoren (epidemieën, hongersnood) bedreigd, maar door hun levenswijze en een langere levensduur staan ze wel langdurig bloot aan sociale en psychische stressoren. Ternauwernood honderd jaar geleden stierven de meesten nog relatief jong aan longontsteking, tuberculose of griep (twintig miljoen slachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog, meer dan door de oorlog zelf); tegenwoordig leven we lang en welvarend genoeg om langzaam te gronde te gaan.
Psychische stress is niet het gevolg van reële bedreiging maar van ingebeeld gevaar, de angstvolle anticipatie op mogelijke bedreigingen en noodsituaties. Vanuit het perspectief van de dierlijke evolutie is dit een relatief recente uitvinding. ‘Weinig nijlpaarden liggen wakker van het mogelijke einde van de verzorgingstaat of door te tobben over wat ze moeten zeggen bij een eerste afspraakje.’ Ingebeeld of niet, een te vaak geactiveerde stressreactie is op de duur even schadelijk als een tastbare bedreiging. De lichaamsveranderingen die in noodsituaties van levensbelang zijn, worden levensgevaarlijk als ze chronisch worden. De aanhoudende mobilisatie van energie verhindert de opbouw van energiereserves en tast ook het immuunsysteem aan. Chronische stress verhoogt de kans op ziekte.
Sapolsky geeft een overzicht van hormonen en hersensystemen die bij stress betrokken zijn, belicht de lichaamsreacties en de aantasting van bepaalde lichaamsdelen, toont het verband aan tussen stress en depressie (een depressief persoon is als een kwetsbaar dier dat over de savanne vlucht - geen wonder dat hij zo moe is) en analyseert de nefaste effecten op
| |
| |
het verouderingsproces van hersenen en lichaam. Al deze in feite gortdroge en ingewikkelde onderwerpen worden op bijzonder levendige wijze uit-eengezet. Kwinkslagen, leerrijke anekdotes, originele voorbeelden en een flinke dosis zelfrelativering houden de lezer wakker. Dat alles overgoten met kritische bewondering voor wetenschappelijk onderzoek en aangevuld met nuttige literatuurverwijzingen.
In het laatste hoofdstuk staan enkele behartenswaardige bladzijden over de (ongewilde) infantilisering van mensen in verpleeg- en bejaardentehuizen. Sedert lang weet men dat als de bewoners meer verantwoordelijkheid, zeggenschap en controle krijgen (het menu van de volgende dag samenstellen, planten verzorgen, bewonersraad, zelfmedicatie), zij zich gelukkiger voelen. Ze blijven of worden ook gezonder, verbruiken minder geneesmiddelen en sterven minder vlug. Gaat men nog steeds niet in op dit inzicht omdat men zich allerhande gevaren inbeeldt, bijvoorbeeld dat het verzorgend personeel al te zeer gestresseerd zou geraken?
Om u stress te besparen, nog het volgende. Mijn aandacht werd op dit boek gevestigd door lectuur van een recenter werk van Sapolsky over gedragsbiologie. De Nederlandse versie van zijn boek over stress is ondertussen zo goed als uitverkocht, maar kan zonder al te veel stress uitgeleend worden in Vlaamse bibliotheken.
□ Gie van den Berghe
Robert M. Sapolsky, Waarom krijgen zebra's geen maagzweer? Over stress, door stress veroorzaakte aandoeningen, en hoe ermee om te gaan, Utrecht, Het Spectrum, 1995, 355 blz, ISBN 90-274-4336-X
| |
Geschiedenis
Atlas van de wereldgeschiedenis
Onder de naslagwerken die verschijnen op het gebied van de geschiedenis, is er nu en dan één die opvalt door zijn kwaliteit. Een dergelijke publicatie is de vorig jaar verschenen Atlas van de wereldgeschiedenis, de vertaling van een Engelse uitgave uit 1997.
Deze atlas beslaat de wereldgeschiedenis vanaf de oorsprong van de mens tot heden (i.e., 1997). De atlas bestaat uit zes delen, gewijd aan respectievelijk de Oude Wereld (4.000.000-500 v.Chr.), de Klassieke Tijd (500 v.Chr. - 600 n.Chr.), de Middeleeuwen (600-1492), de tijd van Columbus tot de Amerikaanse onafhankelijkheid (1492-1783), de negentiende eeuw (1783-1914), en de tijd van de Eerste Wereldoorlog tot heden (1914-1997). Elk van deze delen is op dezelfde wijze opgezet: door middel van een aantal wereldkaarten wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste politieke en sociale ontwikkelingen, waarna aan de hand van kaarten van regio's wordt ingegaan op ontwikkelingen die zich in het betreffende deel van de wereld hebben voorgedaan. Elke kaart is voorzien van een begeleidende tekst, die een toelichting geeft bij wat op de kaart te zien is. Bovendien is bij elke kaart een tijdbalk opgenomen, waarin nadere gegevens over de betreffende periode zijn opgenomen. Ten slotte staan rechts onderaan de kaarten verwijzingen naar andere kaarten, waar informatie kan worden gevonden over ontwikkelingen die samen- | |
| |
hangen met de gebeurtenissen die worden behandeld op de betreffende kaart.
De kwaliteit van een dergelijke atlas is vanzelfsprekend geheel en al afhankelijk van de kwaliteit van de kaarten, en van de wijze waarop de gegevens worden gepresenteerd. In dit opzicht is de Atlas van de wereldgeschiedenis voorbeeldig: de kaarten zijn zeer duidelijk, en de informatie die zij verstrekken toegankelijk. De begeleidende teksten zijn uiteraard beknopt, maar vertellen juist datgene wat wenselijk is. Een voorbeeld is kaart 5.27, waar de Amerikaanse Burgeroorlog wordt behandeld. Kaart en toelichting geven een kernachtig overzicht van de politieke, sociale en juridische aspecten van het conflict, en laten precies zien wat de inzet ervan was.
De Atlas van de wereldgeschiedenis is een fraai uitgevoerd, mooi geïllustreerd naslagwerk van uitstekende kwaliteit!
□ Herman Simissen
John Haywood e.a., Atlas van de wereldgeschiedenis, Uitgeverij Umepers, Abcoude / Davidsfonds, Leuven, 2495 fr. / fl. 135, ISBN 90-6825-208-9 (NL) / 90-6152-610-8 (B).
| |
Origenes
Het historisch belang van de vroegchristelijke Griekse schrijver en theoloog Origenes (ca. 185-254) is moeilijk te onderschatten. Tot zijn bijzonder talrijke werken behoorden onder meer een meertalige tekst van het Oude Testament in zes parallelle kolommen, een grote hoeveelheid preken en voordrachten, en vele studies en commentaren op vrijwel alle bijbelboeken. Kenmerkend voor zijn denken is zijn allegoriserende uitleg van de teksten. Door zijn soms afwijkende denkbeelden viel hij na zijn dood in ongenade en belandde in de marge van de kerk. Zijn werk bleef niettemin invloed uitoefenen.
In de nieuwe serie ‘The Early Church Fathers’ (zie ook Streven, januari 1997, blz. 88 & oktober 1997, blz. 862) is nu een keuze uit zijn bewaarde werk verschenen van de hand van Joseph Trigg. Na een nogal forse inleiding (66 blz.) volgt een selectie uit verschillende exegetische geschriften van Origenes. Trigg heeft bewust gekozen voor werken die nog niet eerder in het Engels waren vertaald en minder bekend zijn. Dat is op zichzelf een originele benadering maar levert helaas ook een weinig opwindend panorama op: opgenomen zijn commentaarfragmenten op de Psalmen, op Klaagliederen, Genesis, Johannes, en homilieën op Jeremia, Samuel en delen uit Lucas. De keuze is daarmee onevenwichtig: bekende werken zoals het apologetische Tegen Celsus zijn niet vertegenwoordigd, terwijl bijvoorbeeld uit het commentaar op Johannes aanzienlijke stukken zijn opgenomen. Alle teksten zijn ingeleid en van noten voorzien, maar de niet theologisch geschoolde lezer zal er desondanks betrekkelijk weinig mee kunnen beginnen. De gekozen teksten nodigen niet erg tot lezen uit.
De serie ‘The Early Church Fathers’ heeft als doel kerkvaders toegankelijk te maken voor geïnteresseerden in de vroege Kerk door vertalingen van ‘key selected texts’ uit hun werk. Ik vrees dat dit doel hier niet
| |
| |
wordt gehaald. Misschien heeft het de samensteller zelfs wat te weinig voor ogen gestaan, gezien zijn tekst-keuze en lange inleiding. De kerkvaders hoeven natuurlijk geen ‘vlotte lectuur’ op te leveren, maar een beetje lezersvriendelijke opzet kan geen kwaad. Hopelijk beantwoorden de nog te verschijnen delen meer aan de gewekte hoge verwachtingen.
□ Vincent Hunink
Joseph W. Trigg, Origen, (= The Early Church Fathers), Routledge, London/New York, 1998, xiii, 292 blz, £14,99, ISBN 0-415-11836-0
| |
Literatuur
Ergens in Duitsland
In 1938 vlucht een joods gezin vanwege het steeds grimmiger wordende nazi-regime weg uit Opper-Silezië en vestigt zich in Kenia. Dit gegeven vormt de basis van de roman Nergens in Afrika (Atlas, Amsterdam, 1996) die grotendeels wordt verteld vanuit het perspectief van het meisje Regina. Het boek is door mij besproken in Streven (juli-augustus 1977, blz. 671-672). De terugkeer van het gezin in 1947 naar Duitsland is het thema van een vervolgroman. Zij komen aan op het verwoeste station van Frankfurt en beginnen zonder woning, zonder vrienden en zonder het netwerk dat een mens nodig heeft om de maag te vullen, aan de opbouw van een nieuw bestaan. In beeldende taal schrijft Stefanie Zweig een imponerend hoofdstuk uit de inmiddels al bijna vergeten naoorlogse geschiedenis, waarin ook een ontmoeting met de vader van Anne Frank, Otto, een rol speelt.
Ook deze roman, die heel toepasselijk Ergens in Duitsland is gedoopt, wordt gedragen door Regina, de dochter van het gezin, die tot een volwassen vrouw aan het uitgroeien is, zonder dat dit facet overigens erg uitgewerkt wordt. Net als bij de vorige roman is ook dit keer sprake van een ontroerend en fascinerend boek.
□ Panc Beentjes
Stefanie Zweig, Ergens in Duitsland, Atlas, Amsterdam, 1997, 303 blz., fl 49,90, ISBN 90-254-2288-8
| |
Marguerite Yourcenar
Twee jaar na haar overlijden kreeg Marguerite Yourcenar (1903-1987) in haar geboortestad Brussel haar eigen documentatiecentrum. Het Centre international de documentation Marguerite Yourcenar (Cidmy) kon zich al niet meer vestigen in haar deftige geboortehuis op de Louizalaan, dat ruim dertig jaar voordien had moeten wijken voor een building. Het vond een onderkomen in het Brusselse Stadsarchief, dat daarmee algauw een verplichte pleisterplaats werd voor alwie zich in binnen- en buitenland met de Yourcenarstudie bezighield.
Zoals gebruikelijk gaf het Centrum naast ambitieuze publicaties zoals de recente Yourcenarbiografie van Michèle Goslar (cf. mijn recensie in Streven, december 1998, blz. 1055) ook geregeld themabundels uit. Het nu voorliggende bandje brengt een reeks vlotte opstellen over de band van de schrijfster met het vaderland van haar
| |
| |
keuze. Marguerite Yourcenar vestigde zich kort voor de Tweede Wereldoorlog in de States en bleef er sindsdien, ook toen ze beroemd en académicienne geworden was, onverstoorbaar wonen. Vanzelfsprekend had ze, gegeven haar bekende eigenzinnige temperament, geen courante motieven voor die keuze. Haar werk herneemt de nodige negatieve clichés over New York en geeft de voorkeur aan ongerepte plekken: haar ideale Amerika blijft een Nieuwe, nog goeddeels onberoerde wereld die, door haar afmetingen alleen al, naast de onvermijdelijk ook kunstmatige reservaten ruime natuurlijke sites wist te bewaren. De plek waar Yourcenar zich vestigde heette, ook al mag men de naam evident niet te letterlijk opvatten, niet voor niets Mount Deserts Island (Maine). Binnen de Amerikaanse actualiteit interesseerde de schrijfster zich vooral voor het rassenprobleem. Ze bezorgde, toen het thema nog niet in de mode was, een opgemerkte bloemlezing van (vertaalde) negrospirituals en kwam er ook later in haar werk geregeld op terug - waarbij het wat bedillerig klinkt op te merken dat de meer triviaal-concrete ellende van de discriminatie haar aandacht kennelijk minder gaande maakte...
Zodat de diverse ambiguïteiten die de critici de voorbije jaren in Yourcenars werk wisten na te wijzen, eens te meer de revue passeren; ze worden hier aangevuld met een in zijn directheid aangrijpend getuigenis van een late bezoekster van de oude schrijfster - dat ik, om het even direct te zeggen, eigenlijk bijna ontroerend vind.
□ Paul Pelckmans
Marguerite Yourcenar et l'Amértque, Cidmy, Brussel, 1998, 132 blz., 400 fr
|
|