| |
| |
| |
Forum
Wat komt er na Srebrenica en Kosovo?
Er was eens een Nederlandse minister-president die zijn ambtstermijn begon met de intentieverklaring dat hij keurig op de winkel zou passen. Honend werd er over hem heengevallen. Zelfs voor een tussenpaus was dit een al te gelaten perspectief en een schandelijk gebrek aan ambitie. In die dagen geloofden we nog in de maakbaarheid van de samenleving en in een voortrekkersrol van de overheid. Ondertussen hebben wij ontdekt dat keurig op de winkel passen helemaal zo eenvoudig niet is en dat het, als het lukt, land en volk geen windeieren legt. Wie uit mijn eerdere beschouwingen heeft opgemaakt dat ik vrees dat de huidige regering zover niet eens komt, heeft mij goed begrepen. Ik heb die twijfel onderbouwd door op twee wonden te wijzen, opgelopen in de recente nationale geschiedenis, die verre van genezen zijn en waarvan de littekens gevaarlijk blijven trekken: de Bijlmerramp en Srebrenica. Wat de politieke verzorging van beide betreft, zitten we momenteel in een soort tussentijd.
Over de Bijlmerramp is een parlementaire enquêtecommissie aan het werk. Zij heeft ons in maart vergast op fascinerende openbare verhoren, in hun geheel op de teevee uitgezonden. Ze bereidt op dit moment haar eindrapport voor; het wordt eind april verwacht. Voor sommigen staat de conclusie al vast: een ordinaire ramp, te wijten aan een banaal technisch mankement. Iedereen die er meer achter zoekt, zoekt in een donkere kamer naar een zwarte kat die er niet is. Anderen zijn even zeker van een onthutsende waarheid achter het desastreuze wat iedereen al weet. De commissie heeft immers in de openbare verhoren niet al haar kaarten op tafel gelegd, er
| |
| |
zijn veel open eindjes en de gevolgen liegen er niet om. Zoveel is nu al zeker:
[1] | sommige openbare diensten treden op met een zelfgenoegzame arrogantie die, al kan de werksoort enige discretie eisen, in een democratie niet past; |
[2] | El Al heeft op Schiphol een vrij ondoorgrondelijke positie die het, met belachelijke agressiviteit, ondoorgrondelijk tracht te houden - alsof Schiphol bezet Palestijns gebied of Zuid-Libanon is; |
[3] | politici die op hun verantwoordelijkheid aangesproken worden, blijken over opmerkelijke talenten te beschikken om hun straatje schoon te vegen; R. Lubbers bewees dat hij terecht twaalf jaar regeringsleider was. Je gaat je afvragen wat ‘ministeriële verant-woordelijkheid’ kan inhouden. |
Zo is er nog wel het een en ander. Maar als gezegd: het wachten is op het rapport van de commissie en het parlementaire debat daarover.
Dan het dossier-Srebrenica. Er waren deelonderzoeken en er loopt een onderzoek dat duidelijk moet maken of een eigen onderzoek door het parlement zinvol is. Maar, kun je zeggen, die kritische terugblik is door de geschiedenis ingehaald, overspoeld door de vloedgolf die Servië-onder-Milosovic heet. Want Srebrenica, dat was Bosnië en het akkoord van Dayton. Maar ondertussen zitten we midden in het probleem Kosovo, het niet-akkoord van Rambouillet en de poging om dat tot akkoord te bombarderen. Daarbij zijn ook weer ‘onze jongens’ betrokken, als piloot van de toestellen die vanuit Italië avond na avond opstijgen en als onderdeel van in Macedo-nië Belegerde troepen, die de zekerheid van de, ondertussen vertrokken waarnemers moesten garanderen. Italië en vliegtuigen, dat lijkt redelijk veilig. Maar Macedonië zou wel eens precies zo'n val kunnen blijken als Srebrenica.
Van dat dossier-Srebrenica weet ik het fijne niet af. Ik deel die onwetendheid met heel Nederland, van de man in de straat tot de hoogste regeringsfunctionarissen. Het dossier heeft minstens vier hoofdstukken of lagen. Van de eerste laag weten wij vrij veel. Het dorp Srebrenica wordt door de UNO aangewezen als save haven voor Bosniërs. Voor de bescherming ervan worden Nederlandse peace keeping forces aangesteld. Zij worden een jaar lang min of meer in hun functie gerespecteerd. Maar dan moeten zij, klemgezet door de Serviers en in de steek gelaten door de in de UNO samenwerkende bondgenoten, hun taak opgeven. Op de dag dat zij, militair correct, de aftocht blazen, worden de mannen uit het dorp, om en nabij tweeduizend, door de Serviërs afgevoerd en in de omliggende bossen massaal geëxecuteerd. Voor een deel met Nederlands materieel. Voldoende stof om er een duistere tragedie over te schrijven. Maar de duisternis van het geval Srebrenica neemt toe naarmate we er, laag na laag, dieper in afdalen.
Op de tweede laag botsen de edele motieven, correcte procedures en humanitaire inzet van de onzen hardhandig met de laaghartige mo-tieven, brute methodes en het verraderlijke dubbelspel van de anderen. De strategie van recht en rede stoot op die van etnisch fanatisme. Dat is
| |
| |
te helder gezegd voor wat zich aan duistere feiten afspeelt. Die component van duisternis wordt aardedonker, als we ons realiseren dat de grenzen tussen de partijen niet de scherpte aanhouden van ons schema. Immers: ook in Belgrado hebben mensen geprotesteerd, omdat ze hun zonen te goed vonden om als kanonnenvlees te dienen en het niet namen dat de oude machinaties werden doorgezet. Vooral: aanwijzingen voor bedrog en dubbel spel in eigen gelederen sijpelen steeds onstuitbaarder door. De ene, onverdeelde heerschaar van humaniteit valt uiteen in tegenstellingen tussen de UNO zelf en de onder haar vlag opererende naties; tussen de betrokken naties onderling; tussen militaire en diplomatieke krachten; tussen de militaire commando's en de manschappen, alsook tussen de verschillende commando's onderling. En niet op de laatste plaats tussen de opdracht en het gedrag van de man-schappen, ook van ‘onze jongens’. Historici moeten deze knoop, deze ‘tragische Knoten’ (Scheler), nog gaan ontwarren. Ik ben er tamelijk sceptisch over of dat lukken zal.
Op het derde niveau objectiveert onwetendheid zich tot onweetbaarheid, onbegrip tot onbegrijpelijkheid. Dat een groep volken, na een min of meer verlichte dictatuur van vijfendertig jaar die haar in een multi-etnische staat bijeenhield, toe is aan meer bewegingsvrijheid, expressie van eigen identiteit en de inzet voor realisering van eigen voorspoed en welvaart is allerminst onbegrijpelijk. Dat zij zich daarbij op sleeptouw laat nemen door een ideologie en politiek, die ongegeneerd de kaart spelen van etnisch fanatisme, met het oog op het behoud van de positie van de oude nomenldatoera, vind ik onbegrijpelijk. Vooral nu al een decennium lang de consequenties daarvan blijken: burgeroorlog en verwoesting, liquidaties en moordpartijen, verschroeide aarde en ontheemding. Kortom: het regime van alles verterend en ontbindend geweld. Tot in integratie van bendes in reguliere legers toe. Hobbes gaf toe dat de geordende staat, bezien vanuit de individuele burger of groep van burgers, veel weg heeft van het mythische monster Leviathan. Maar het is verre te verkiezen boven het andere monster uit de voortijd waarnaar de bijbel verwijst - Behemoth, door Hobbes geduid als de burgeroorlog. Van op veilige afstand kan men de illusie koesteren dat dagelijkse praktijk die zo schrijnend de waarheid van dit inzicht aantoont, als vanzelf tot verandering van die praktijk zal leiden. Vanaf het begin waren er inderdaad protesten en tegenkrachten. Alleen: naarmate het geweld toeneemt en genadelozer wordt, worden ze niet sterker maar nemen ze in kracht af. Dus pakken op zich begrijpelijke ambities van mensen uit in een genadeloze liquidatie van tweeduizend islamitische jongens en mannen, tijdens het afscheidsceremonieel van hun beschermers. Of worden, zoals nu in Kosovo, door de staat die die ambities meer misbruikt dan dient, tallozen van huis en haard verdreven, geïntimideerd, geliquideerd.
Zo voegt het dossier-Srebrenica zich, op het vierde niveau, naadloos in de ondoorzichtigheid van de geschiedenis van de mensheid, als een even constante als absurde botsing tussen goede wil en abjecte praktijk,
| |
| |
tussen oprecht streven naar vrede en gerechtigheid en het desondanks oproepen van verwoesting en geweld. Geschiedenis als de averechtse uitwerking van edele idealen en positieve ambities. Fatale vernietiging van respectabele doelen door verblinde keuzes uit de ter beschikking staande middelen. De mens die voor de mens wolf wordt, omdat hij zich boven het al-te-menselijke wil verheffen. Alsof de duivel ermee speelt.
Maar, als geconstateerd, Srebrenica is alweer overspoeld door een volgende vloedgolf ellende. Vooralsnog verzwelgt die de Kosovaren en destabiliseert ze de regio. Eveneens vooralsnog blijven onze jongens buiten schot. Zelf zitten we op veilige afstand. Of is die afstand een illusie? De snelheid waarmee het volgende drama zich op de vorige tragedie stapelt, is geen reden om niet preciezer uit te zoeken wat geweest is. Te minder als zich de indruk opdringt, dat wel de plaats van handeling verplaatst is, maar de structuur van het gebeuren gelijk is gebleven. Het gaat nog steeds om dezelfde vier lagen, waarlangs de verschrikking van dagelijkse gebeurtenissen - de media houden er ons met verdachte gretigheid van op de hoogte - uitmonden in de verschrikking van de geschiedenis zelf. Het profiel daarvan grijnst ons tegen: in het vergefelijkste geval bewerken mensen niet het goede dat zij willen, maar richten zij het kwaad aan dat zij niet willen. Bruusk en onontkoombaar worden zij geconfronteerd met het feit dat de goede wil binnen bereik ligt, maar niet de goede daad (Rom. 17,15-19). Want wat wij daarvoor houden of elkaar dwingen daarvoor te houden, pakt averechts uit: er wordt gevochten voor vrede, geschreeuwd om stilte en gemoord voor kwaliteit van leven.
Wij zitten in het hart van dat dilemma. Deels omdat wij ons, via bondgenootschappelijke verplichtingen en herhaalde parlementaire instemming daarmee, gecommitteerd hebben aan het geweld dat Milosovic een lesje moet leren. Bij berichtgeving daarover betrap ik er mijzelf op dat ik zit te koken: het is me te soft, clean en afstandelijk; wat mij betreft zouden ze - wij dus - moeten proberen de bastaard veel directer en ongenadiger te treffen. Van de andere kant: ik fiets naar kantoor door de eerste lenteochtenden en verlustig mij in de idylle van het leven in een keurig geordende welvaartsstaat. Hier gaat de zon op over rechtvaardigen en bozen. Ik vraag mij af wat ik vandaag weer eens zal bijdragen aan het geloof, dat het leven best goed en de geschiedenis ook vooruitgang is. Met als voorlopig toppunt zo'n democratische en sociale rechtsstaat, waarin ik het voorrecht heb te leven. Heel wat anders dan die wormstekige republieken op de Balkan, waarin prehistorische stammenoorlogen en rabiate explosies van wreedheid en geweld de agenda bepalen.
Een van die tochten wordt verstoord door het nazeuren van een artikel in het ochtendblad over de Serviër Arkan, bendeleider maar steeds vaker omschreven als oorlogsheer (condottiere) en gevierd parlementariër en populaire societyfiguur. Zijn bende van Arkantijgers wordt ingezet op het moment dat ergens het vuile werk moet worden gedaan, indertijd in Kroatië en Bosnië, nu in
| |
| |
Kosovo. Het werk kan zo smerig niet zijn, de wijze waarop het geregeld wordt kan niet keuriger. Er worden contracten over afgesloten op basis van scherpe calculaties van de prijs-kwaliteitverhouding. Voor het uitmoorden en verwoesten van een middelgrote stad schijnt drie miljoen dollar te staan, plus de tegoeden van de in die stad gevestigde banken en alle have en goed dat de plunderaars eruit willen wegslepen. Ook de uitvoering beantwoordt aan de scherpste criteria van effectiviteit. Het artikel beklemtoont hoe doeltreffend de Arkantijgers te werk gaan, hoe gedisciplineerd ze zijn, goed bewapend en efficiënt. De suggestie is dat er gewerkt wordt volgens een gedetailleerd plan voor destabilisatie, zuivering en uitmoorden: wat politiek niet bereikt kan worden, wordt militair afgedwongen, en waar de militairen om politieke redenen buiten schot gehouden moeten worden, worden planmatig de bendes ingezet. Er is geen sprake van een irrationele explosie van primitief geweld, er is sprake van een uiterst rationele strategie, waarin het meest brute geweld wordt ingezet op de punten en de wijze waarop het profijtelijk is. Er is dus ook geen sprake van een goede wil, die wordt doorkruist door de onmacht tot goede daden. Er is sprake van een even heldere als verdorven kwade wil, die de misdaad hanteert als het beste middel om zijn doel te bereiken. Er openbaart zich geen tragische dimensie van de geschiedenis, de geschiedenis manifesteert haar ijzeren logica. Machiavelli - niet in leder gebonden als fascinerende cultuurhistorische lectuur, maar plichtsgetrouw en contractueel gebonden aan het werk in dagelijkse inzet.
Op dit punt beginnen de associaties over elkaar heen te buitelen. Geleidelijk komt een idee boven drijven: wij - de kinderen van het Licht, laat ik voor het gemak maar even schrijven - kunnen deze confrontatie nooit winnen. Wij zijn er te gewetensvol en dus te onnozel voor. Wij maken ons druk over mensenrechten, verantwoordelijk ondernemen, kwijtschelding van nationale schulden bij gelegenheid van het millennium, het niet wegrationaliseren van personen in organisaties en nog zo een en ander. Dat is nobel. Maar het neigt ernaar om volledig te veronachtzamen wat Ricoeur de grammatica van de macht genoemd heeft. We zijn niet meer bedacht op de specifieke rationaliteit ervan. Dat geldt zeker voor de gemiddelde Nederlander, wiens ratio een overzichtelijk mengsel is van mercantilistische calculatie en toeleg op goed nabuurschap - elkaar groeten maar niet overlopen. Geldt het voor alle partners in het bondgenootschap dat bij Kosovo betrokken is? Ik vermoed dat met name de Fransen op dit punt uit ander hout gesneden zijn. Mogelijk laat ik mij bij die in-schatting te veel op sleeptouw nemen door wat aan het licht is gekomen over de schaamteloosheid van Mitterand, Cresson, Fabius en anderen. Maar mij zou het niet echt verwonderen als blijkt, dat zij het hunne hebben bijgedragen aan onze ontreddering bij Srebrenica. Vlak bovendien de streken niet uit waartoe, nog altijd, het perfide Albion in staat blijkt, al is het stamland van fair play er al lang geen imperium meer.
Hoe het zij, netjes op de winkel passen blijkt ‘a hell of a job’. Zeker als
| |
| |
het lot van tienduizenden vluchtelingen en ontheemden, willens en wetens, onderdeel van de job is gemaakt. Het gaat niet vanzelf. Zeker niet als Srebrenica en Kosovo onderdeel van je handel zijn geworden. Alleen daarom al zou het goed zijn heel precies uit te zoeken wat er bij Srebrenica is gebeurd. De uitkomst zal te laat komen om er in Kosovo nog van te profiteren. Maar ongetwijfeld confronteert de geschiedenis ons ooit wel weer met een noodzaak elders, om in een absurd-logische wereld keurig op de winkel te passen.
□ P.A. van Gennip
| |
De trieste belgitude
De voze belgitude die Deprez verdedigt in zijn afval-stuk in Streven (februari 1999) vat hijzelf het beste samen in de frase ‘Mijns inziens heeft Vlaanderen enkele zeer goede redenen om de schijn te helpen ophouden dat de Belgische natie nog bestaat’. Zijn stuk blaakt van pseudo-wetenschappelijke zelfgenoegzaamheid, maar blinkt niet uit door degelijkheid. Het zou te veel ruimte vergen om het hier helemaal te deconstrueren. Twee punten wil ik er toch even uitlichten.
Ten eerste stelt Deprez laatdunkend dat die onnozele W. van de Wardt er geen weet van heeft dat ten tijde van de Vrede van Mnster ‘de taal helemaal geen politieke factor vormde’. Jammer voor Deprez, maar kennelijk heeft hij zich niet zo diepgaand met de positie van de taal in de zeventiende eeuw ingelaten als hij wil laten uitschijnen. De Nederlandse natie is namelijk ontstaan als een verzetsdaad tegen de Spaanse over heersing. En in die verzetsdaad profileerde de nieuwe natie zich op drie kentrekken waarin ze wezenlijk verschilde van haar verdrukker: in de gezagsvorm, in de godsdienst en in de taal. Dat waren in de zeventiende eeuw de drie politieke factoren waarop de nieuwe ‘verbeelde gemeenschap’ werd gegrondvest en waarvoor een mythische traditie werd uitgevonden.
De gezagsvorm was de (feodale!) oligarchie. Anders dan onder het centralistische Spanje zou het gezag in de nieuwe republiek verdeeld zijn over de Staten. Hugo de Groot wijdde een heel Tractaet aan die gezagsvorm en beschouwde hem als een onaantastbaar Bataafs erfgoed waaraan hij mythische symboolwaarde toekende.
De godsdienst was het protestantisme. Al was veruit de minderheid van de Noordelijke Nederlanden protestant, toch werd het protestantisme tot wezenskenmerk van de
| |
| |
nieuwe republiek geproclameerd, juist ook weer omdat daarin de republiek zich kon afzetten tegenover het katholieke Spanje.
Ten slotte was er nog de taal. De taal kreeg een heel belangrijke politieke en symbolische betekenis in de nieuwe natie. Ze was zo'n belangrijke politieke factor dat de diplomaten op de onderhandelingen in Mnster eisten dat alle stukken in twee talen zouden worden uitgewisseld, namelijk ‘in de France’ en ‘in de Nederlandsche tale’. Overigens was in 1609 ook het leger al vernederlandst en werd het beleid van de Staten in het Nederlands gevoerd. Hugo de Groot, toch het juridisch genie van de nieuwe natie, vermeldde trouwens in zijn traktaat als zesde bepaling van de ‘Bataafse grondwet’ dat de graven in hun officiële correspondentie en staatsstukken de Nederlandse taal moesten gebruiken. Uit alles blijkt dat de taal wel degelijk een politieke factor was, maar wellicht nog het duidelijkst uit de officiële opdracht van de Staten om een Nederlandse bijbelvertaling te maken. Daarmee werden taal en godsdienst onlosmakelijk met elkaar verbonden als grondslag van de natie. De intellectuele en politieke elite was zich trouwens heel goed bewust van het belang van de taal als politieke factor en ze deed er alles aan om het Nederlands te legitimeren als taal van beleid, cultuur en wetenschap. Hoef ik te wijzen op de rol van Simon Stevin, Vondel, Huygens, Hooft, Hugo de Groot en zo vele anderen? Taal was in alle opzichten een identiteits-dragende factor van politiek gewicht. Dat is het overigens nog steeds. Deprez haalt de Ieren en de Basken aan als voorbeelden van volken met een sterke culturele identiteit die niet meer gedragen wordt door een eigen taal. Inderdaad, nog geen 2% van de Ieren gebruikt nog het Iers als dagelijkse omgangstaal. Maar waarom leggen ze het Iers dan op als verplichte schooltaal? Waarom investeren de Ieren dan zoveel geld en energie in hun taalpolitiek? Zou het niet kunnen dat het verlies van de eigen taal als een pijnlijke handicap voor het identiteitsgevoel wordt ervaren? Men kan
natuurlijk ook gelukkig zijn met een handicap...
Een tweede punt uit Deprez' betoog waarop ik toch even moet ingaan betreft een valse beschuldiging. Letterlijk schrijft Deprez dat ik de woorden van Finkielkraut naar mijn hand zet en zo ‘een staaltje van intellectuele oneerlijkheid’ geef. Fout. Deprez kan niet lezen of wil niet lezen wat er staat. Ik heb gesteld dat Finkielkraut overtuigend argumenteert dat de kosmopoliet een ‘displaced person’ is, een ontheemde, die door ‘heimwee’ overmand, ronddwaalt in een wereld die hem vreemd is. Dat klopt. Finkielkraut is ontgoocheld over de beschaving die de Verlichting ons heeft nagelaten en hij klaagt zeer zeker ook de desastreuze gevolgen van het Blut-und-Boden-denken aan, maar anderzijds wijst hij op het heilloze kosmopolitisme dat de Verlichting daarvoor in de plaats wil stellen. De Verlichting heeft ons een denken in antinomieën opgedrongen, maar de filosofische waarheid die Finkielkraut met een beroep op Hannah Arendt en Jean Améry naar voren schuift is: ‘dat de mens zijn mens-zijn niet verovert door af te rekenen met het verleden dat aan hem voorafgaat, door niets van zijn wortels te willen weten of
| |
| |
afstand te doen van zijn bewustzijn ten bate van een almachtige alles afdekkende rede’ (De Verloren beschaving, blz. 136). Er is dus niets oneerlijks aan mijn citaat. Finkielkraut beseft dat de behoefte aan identiteit zoals die in de eigen taal en de eigen ruimte is te vinden diep menselijk geworteld is. In andere geschriften komt hij daar trouwens uitvoerig op terug en het is veel betekenend dat hij een Eloge des frontières heeft gehouden op een colloquium over de gevaren van het nationalisme. Zijn toespraak begon met de woorden: ‘Je sais qu'il y a un certain paradoxe à vouloir faire l'éloge des frontières dans un colloque consacré aux dangers du nationalisme’. Finkielkraut beseft zeer goed dat het simpele binaire denken in termen als nationalisme versus kosmopolitisme, groepsgevoel versus individualisme geen oplossing biedt voor het complexe zijn van de mens in de wereld. Dat schijnt Deprez niet begrepen te hebben. Voor de intellectuele eerlijkheid leek het me nodig daar even op te wijzen.
□ Ludo Beheydt
|
|