Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| ||||||||||||
Erik Faucompret
| ||||||||||||
KoerdistanKoerdistan ligt in het westelijke deel van Azië. Het is een onherbergzaam gebied met een streng klimaat, maar tegelijk, zowel uit strategisch als economisch oogpunt, een belangrijke regio. Er zit olie in de grond (Kirkoek, Ruymalan, Silvan) en er ontspringen waterbronnen. De Koerden - voor het merendeel nomaden - zijn een van de oudste volkeren van het gebied dat gedurende eeuwen beheerst werd door Perzen en Ottomanen. Het Koerdische nationalisme is een product van de twintigste eeuw, maar als etnische identiteit bestaan de Koerden al | ||||||||||||
[pagina 413]
| ||||||||||||
veel langer: in 1597 maakt een in het Perzisch geschreven tekst (Sharafname) reeds gewag van hun bestaanGa naar eind[1]. De Koerden vormen de vierde grootste bevolkingsgroep van het Nabije Oosten. Ze hebben de reputatie van krijgshaftigheid en onafhankelijkheid. Niet voor niets noemen Koerdische guerrillastrijders zichzelf peshmerga: hij die de dood onder ogen ziet. Sommige peshmerga's brengen hun hele leven door in de bergen op een rantsoen van water en rijst. Toch bezitten de Koerden geen volledig homogene etnische identiteit. Grosso modo zijn er twee subgroepen. In Noord-Koerdistan spreekt men het Kurmanji; in het zuiden het Sorani. Die twee talen verschillen grammaticaal zoveel van elkaar als het Duits en het Engels. De linguïstische verschillen weerspiegelen een cultureel onderscheid. De meeste Kurmanji's zijn stamgebonden en krijgshaftig. De Sorani's zijn intellectueler en meer stedelijk gebonden. Op religieus vlak is er meer uniformiteit: 75% van de Koerden behoort tot de soennitische islam. Staatkundig bestaat Koerdistan helemaal niet: 25 miljoen Koerden leven verspreid over Irak (4 miljoen), Iran (8 miljoen) en vooral Turkije (12 miljoen)Ga naar eind[2]. In Syrië, Armenië en Azerbeidzjan zijn er kleinere gemeenschappen. | ||||||||||||
Ataturk: gedwongen assimilatieHet Koerdische nationalisme ziet het daglicht in het Ottomaanse Rijk. In de loop van de negentiende eeuw proberen allerlei Koerdische bewegingen regionale autonomie af te dwingen van de sultan. Er zijn opstanden in 1826, 1830, 1843 en 1847. In dat laatste jaar verliezen de peshmerga's hun legendarische leider Badir Khan. Tegenover Badir Khan staan intellectuelen als sjeik al Qadir, die voor hun volk meer vrijheid wensen maar voor de rest trouw blijven aan sultan en kalifaat. De militaire en politieke strijd gaat voorbij aan de meerderheid van de Koerdische bevolking, die moet vechten om te overleven. De Koerden wonen in stedelijke religieuze gemeenschappen (de millets) of op het platteland, waar zij afhangen van een feodale heer (de aghawat). Tot in 1960 moest een Iraanse Koerd aan de aghawat toestemming vragen om zijn dorp te verlaten! De eerste Koerdische politieke partij wordt met Britse steun opgericht na de staatsgreep van de Jong-Turken (1910). Tijdens de Eerste Wereldoorlog kiest het Ottomaanse Rijk de kant van de Duitsers. Daarvan profiteren de Koerden. In 1919 leggen ze de Britten een document voor met eisen voor een verregaande regionale autonomie. Op de vredesbesprekingen van Parijs gaan ze nog een stap verder. De Koerdische generaal Sherief Pacha vraagt een autonome staat. De Britse diplomatie toonde sympathie voor die eis. Heeft de Amerikaanse president Wilson in zijn befaamde Veertien punten niet voor zelfbeschikking gepleit voor alle volkeren? Een onafhankelijk Koerdistan past in | ||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||
de strategie om het vermolmde Ottomaanse Rijk op te delen in een aantal kleine staten, die alleen dankzij Britse economische steun leefbaar zijn. Het vredesverdrag van Sèvres (1920) stelde een onafhankelijk Koerdistan in het vooruitzicht. Maar zover zal het niet komen. Wanneer de Grieken, gesteund door agenten van het Foreign Office, op de Turkse kust landen om hun territoriale buit in de wacht te slepen (Oost-Thracië en Izmir) maakt Mustafa Kemal gebruik van de verontwaardiging in het Turkse leger en in de publieke opinie om de sultan af te zetten. Turkije verklaart Griekenland de oorlog. Er volgt een bloedige strijd waarbij de Koerden in verdeelde slagorde aantreden. Een deel vecht in het Turkse leger; een ander deel kiest partij voor de Grieken. Na heel wat wreedheden over en weer en dankzij de steun van de USSR wint Turkije de oorlog. De Turken staan nu in een diplomatiek stevigere positie dan in 1920: in het vredesverdrag van Lausanne (1923) leggen de geallieerden zich bij het onvermijdelijke neer. De Koerden worden niet eens met naam vermeld in het nieuwe vredesverdrag. Turkije moet enkel de rechten van de Armeense (!), joodse en christelijke minderheden respecteren. Met het Turkije van Ataturk (vader van alle Turken) knoopt het Westen vriendschappelijke betrekkingen aan. Dat geeft hem vrij spel. Van beschermheer Stalin neemt Ataturk de personencultus over; sultanaat en kalifaat verdwijnen; het Latijnse alfabet komt in de plaats van het Arabische. Turkije is voortaan een homogene, seculiere en strikt unitaire staat. De Koerden - Berg-Turken volgens het regime - moeten zich assimileren. Zij mogen op geen enkele manier worden gediscrimineerd: Koerden komen in aanmerking voor alle ambtelijke en militaire functies (en sommigen schoppen het ook ver). Maar als etnische groep mogen zij zich niet manifesteren: zij mogen geen eigen scholen oprichten, kunnen hun cultuur niet beoefenen en mogen hun taal niet spreken. Alle Koerdische verenigingen worden ontbonden. Wie de regels overtreedt, verdwijnt in de gevangenis. In 1925 komen de Koerden in opstand, maar hun verzet wordt in de kiem gesmoord. De houding van het regime verstrakte: Koerdistan wordt opgedeeld in vier provincies en in elk dorp mag niet meer dan 5% van de bevolking uit Koerden bestaan. Zelfs voor gematigde Koerden is nu de maat vol: binnen Turkije kunnen zij hun nationale aspiraties niet verwezenlijken. Daarom wordt in 1928 de eerste pan-Koerdische partij opgericht, die Turkse, Iraakse, Iraanse en andere Koerden samenbrengt: de Khoybun (Partij van de Onafhankelijkheid). De partij beschikt over een leger dat niet stamgebonden is. Met als uitvalsbasis het Araratgebergte bindt de Khoybun de gewapende strijd met het Turkse leger aan. Als Iran het leger afsnijdt van zijn logistieke basis, wordt het in de pan gehakt door de Turken. Alle krijgsgevangenen worden vermoord. Drieduizend burgers - mannen, vrouwen en | ||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||
kinderen - worden afgemaakt en een wet maakt het onmogelijk de moordenaars te vervolgenGa naar eind[3]. Turkije wordt opgedeeld in drie soorten districten: districten voor personen met een Turkse cultuur; districten voor bevolkingsgroepen die zich moeten aanpassen aan de Turkse taal en cultuur; districten die volledig moeten worden ontruimd. Omdat het praktisch onmogelijk is de drie miljoen Koerden te deporteren, zal men dit racistische plan niet volledig uitvoeren. Momenteel bevindt de helft van de Turkse Koerden zich nog steeds in Koerdistan. De andere helft woont verspreid over de rest van het land, vooral in de grote steden. Een deel emigreert naar het Westen of naar de buurlanden Irak en Iran. | ||||||||||||
Irak: jahsh versus peshmerga'sIn Irak vertegenwoordigen de Koerden ongeveer 23% van de bevolking en ze wonen in een olierijk gebied. Koerden en Iraki zijn het nooit eens geweest over de precieze afbakening van Iraaks Koerdistan, over het statuut van het olierijke Kirkoek en over de inhoud van een eventuele Koerdische autonomie. Zowel onder de dynastie van de Hasjemieten (tot 1958) als onder de Baathpartij worden de Koerden vervolgd. Een politiek van gedwongen deportatie naar Arabische gebieden versplintert de Koerdische samenleving in een aantal kleine, cultureel nauwelijks levensvatbare eenheden. Irak slaagt er echter niet in het Koerdische verzet te breken. Begin jaren zeventig schakelt Bagdad over op een andere tactiek. Het probeert de Koerdische nationalisten voor zijn kar te spannen door de guerrillabewegingen te erkennen. Saddam Hoessein doet (op het eerste gezicht) genereuze concessies op het vlak van zelfbeschikking, economische ontwikkeling en culturele autonomie. In 1970 komt het tot een bestandsakkoord met de Koerdische Democratische Partij (KDP) van de pragmatische nationalist Barzani, die zijn machtsbasis heeft bij de Sorani-sprekende Koerden. Vier jaar later verwerpen de Koerden het plan, omdat het Iraakse leger het bestand heeft gebruikt om zijn stellingen te versterken. Met hulp van Iran neemt Barzani weer de wapens op. Dat de KDP te afhankelijk wordt van de sjah, blijkt in 1975, als een overeenkomst wordt gesloten tussen Teheran en Bagdad. Barzani kan niet langer rekenen op Iraanse wapenleveringen en het verzet stortte ineen. Maar Irak toont zich andermaal verzoeningsgezind: deserteurs krijgen amnestie en er volgen onderhandelingen. Een deel van de peshmerga's loopt over naar Saddam Hoessein, die hen rijkelijk betaalt met oliedollars. (Die collaborateurs worden smalend jahsh genoemd: kleine ezels.) Andere verzetsstrijders vluchten de bergen in naar Iran, waar zij aansluiten bij de rivaliserende verzetsbeweging, de door Libië en Syrië gepatroneerde PUK (Patriottische Unie van Koerdistan). De leider van die beweging is de opportunistische Talabani, voorheen officier in het Iraakse leger en aartsrivaal van Barzani. | ||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||
Bij het uitbreken van de eerste Golfoorlog (september 1980) voert Irak de algemene dienstplicht in. In de strijd om Koerdistan staan jahsh en peshmerga's, die Iran steunen, lijnrecht tegenover elkaar. Irak lijdt een militaire nederlaag. Er volgt een periode van zware repressie: honderden Koerdische dorpen worden met de grond gelijkgemaakt en de bevolking wordt gedeporteerd naar het minder bergachtige zuiden. Iran probeert in extremis nog de KDP te verzoenen met de PUK. In 1984 wordt met hulp van Libië en Syrië een Nationaal Democratisch Front (NDF) opgericht in de Libische hoofdstad Tripoli. Die gelegenheidscoalitie maakt een einde aan de Koerdische broederstrijd die naar schatting tweeduizend doden heeft geëist. In 1986 vernietigt het NDF (met Iraanse artillerie) een olieraffinaderij in Kirkoek. Als represaille moordt het Iraakse leger (met chemische wapens) het Koerdische dorpje Halabja uit. Het is de eerste keer sinds de Eerste Wereldoorlog dat zoiets gebeurt, en de allereerste keer in de geschiedenis door een regering tegen haar eigen burgers. Het Westen veroordeelt de operatie, maar blijft Saddam Hoessein steunen in de oorlog. Dat biedt de Iraakse leider de gelegenheid om eens en voorgoed af te rekenen met de Koerden: het anfal-offensief. Zijn (beruchte) neef Ah Hassan al-Majid krijgt het commando over het noordelijk front. Tussen februari en september 1988 wordt het grootste deel van het leger ingezet in Koerdistan. Resultaat van de operatie: 4000 verwoeste dorpen, 50.000 tot 100.000 doden, de helft van het landbouwareaal vernietigd, concentratiekampen, massa-executies,... Het anfal-offensief wordt door de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch terecht beschouwd als volkerenmoord. De strijd lijkt verloren, maar met de aanval van Irak op Koeweit (augustus 1990) krijgen de Koerden onverhoopt een nieuwe kans. Na de bevrijding van Koeweit roept president Bush de twee verzetsbewegingen op tegen Saddam in opstand te komen. En zij doen het: begin maart 1991 nemen KDP en PUK de controle over in Noord-Irak. Zij kondigen een algemene amnestie af en nodigen de jahsh uit bij hen aan te sluiten. Maar concrete militaire steun van het Westen blijft uit, als het Iraakse leger in drie weken tijd het gebied opnieuw verovert. Pas nadat Koerdische vluchtelingen Turkije overrompelen, grijpen de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in. Irak wordt een vliegverbod opgelegd ten noorden van de zesendertigste breedtegraad (Operatie Northern Watch)Ga naar eind[4]. Het eerste doel van de operatie slaagt: de Koerdische vluchtelingenstroom naar Turkije droogt op. Het tweede doel van de operatie - de verzwakking (niet de ontmanteling!) van Irak door middel van de oprichting van een Koerdische autonome regio - is geen onverdeeld succes. Voor het eerst in hun bewogen geschiedenis genieten de (Iraakse) Koerden van burgerlijke en politieke vrijheden. In de zomer 1991 worden zelfs verkiezingen gehouden voor een Koerdisch parlement en een jaar later komt in de stad Arbil een voorlopige regering | ||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||
tot stand met de KDP, PUK en kleinere radicale, communistische en islamitische groepen. De twee grote partijen krijgen elk vijftig zetels in het parlement, de Assyrische christenen krijgen er vijf. Talabani en Barzani worden copremiers; elke PUK-minister wordt op de hand gekeken door een KDP-vice-minister, en omgekeerd. Talabani en Barzani zijn echter geen politici maar guerrillaleiders. In plaats van zich te bekommeren om het bestuur van Koerdistan proberen ze elk zo veel mogelijk gebied te controleren. Economisch gaat het gebied bergaf: het lijdt onder een dubbel embargo, dat van de VN tegen Irak en dat van Irak tegen Koerdistan. De schaarse buitenlandse hulp gaat naar de verzetsbewegingen in plaats van naar de regering. Ruzies over grond en douane-inkomsten leiden tot gewapende botsingen die steeds meer op oorlog lijken. Verschillende keren proberen de westerse beschermheren te bemiddelen, het laatst in september 1998. In pure Dayton-stijl forceren de Amerikanen dan een akkoord tussen de twee guerrillabewegingen, maar het is de vraag of die hun rivaliteit kunnen overwinnen. Intussen volgen zowel Turkije als Iran de situatie in Noord-Irak met argusogen: het Iraakse verzet heeft immers pan-Koerdische aspiratiesGa naar eind[5]. | ||||||||||||
Iran: Perzische en islamitische verdrukkingGedeeltelijk loopt de geschiedenis van de Iraanse Koerden parallel met die van hun volksgenoten in Irak. Ze leven in een geografisch geïsoleerd gebied en zijn nooit met democratie in aanraking gekomen. De verzetsbewegingen zijn feodaal van oorsprong, hiërarchisch gestructureerd en in clans verdeeld. Op 22 januari 1946 roept de Iraanse vleugel van de KDP, de KDPI, in Mahabad een Koerdische republiek uit. Die republiek is een Sovjetrussische satellietstaat die tot stand komt als gevolg van het na de Tweede Wereldoorlog ontstane machtsvacum in het Midden-Oosten. De Mahabadrepubliek kampt van meet af aan met zware sociale, politieke en economische problemen, en de leiders zijn het niet eens over de te volgen politiek. Er zijn meningsverschillen tussen de stedelijke elite en de stammen van het platteland. Zodra Moskou zijn steun intrekt, wordt het leger van de Mahabadrepubliek verpletterd door de Iraniërs. De leiders van de revolutie worden in het openbaar terechtgesteld. Alle Koerdische publicaties worden verbrand en er staat gevangenisstraf op het spreken van het KoerdischGa naar eind[6]. Hoewel de Mahabadrepubliek amper één jaar heeft bestaan, is ze toch belangrijk geweest voor het Koerdische nationale bewustzijn. Nog steeds gedenken Koerden over de hele wereld de dag waarop ze werd gesticht. De Iraanse Koerden geven de strijd niet op: vanuit Mahabad blijven zij het autoritaire regime van de sjah bestrijden. Eerst sluiten zij aan bij het zgn. Nationaal Front van linkse studenten, intellectuelen, islamieten, communisten en middenstand (bazaari's), hoewel het Front zelf allesbe- | ||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||
halve gelukkig is met de KDPI-stellingen inzake onafhankelijkheid en de pan-Koerdische gedachte. Met de val van Mossadegh in 1954 beleeft het Front zijn zwanenzang, maar de Koerdische beweging blijft intact. In 1962 lanceert de sjah de zogenaamde Witte Revolutie, met landhervorming, snelle industrialisatie, invoersubstitutie (binnenlandse productie die de afhankelijkheid van het buitenland moet verminderen) en culturele verwestersing op het programma. Die revolutie wekt grote ontevredenheid. Zowel de kleine middenstand als de religieuze klasse voelen zich bedreigd. De Koerden profiteren van deze situatie, maar de beweging is intern verdeeld. Omdat Iran de Iraakse Koerden militair steunt, wil Barzani niet dat de Iraanse Koerden aansluiten bij het verzet tegen de sjahGa naar eind[7]! Een deel van de KDPI-peshmerga's, onder leiding van de charismatische Ghassemlou, volgt Barzani's oproep; anderen (KDPI/Revolutionair Comité) zetten - met steun van Irak - de strijd tegen het Iraanse leger voort. Ze worden verslagen als Barzani de grens met Irak sluit. De KDPI-leiders vluchten eerst naar Bagdad, nadien naar Oost-Europa. Na de val van de sjah (begin 1979) keren ze terug uit ballingschap. Het duurt niet lang of ze geraken slaags met de KDP. In 1982 slaagt de KDP erin, met steun van het Iraanse leger, de KDPIpeshmerga's te verdrijven uit hun bolwerken in Noord-Iran. Tijdens de ballingschap van de KDPI-kopstukken richt een groep van radicale intellectuelen een rivaliserende verzetsgroep op: de Revolutionaire Organisatie van de Zwoegers van Koerdistan, beter bekend als Komala. Komala concentreert zich tot 1983 op het platteland, waar de organisatie na de islamitische revolutie heel wat aanhang verwerft onder jongere geschoolde Koerden. De organisatie pleit voor een socialistisch Iran en voor Koerdische zelfbeschikking, en stimuleert de rebellie van de arme boeren tegen de rijke landeigenaars. In september 1983 kiest de beweging voor een nieuwe aanpak. Voortaan is het stedelijke proletariaat haar doelgroep. Met drie ideologisch gelijkgezinde organisaties richt Komala de Iraanse Communistische Partij op. Het geografische centrum van de beweging ligt in het gebied van SanandajMarivan, ten zuiden van de invloedssfeer van de KDPI. Komala bestempelt haar rivaal als bourgeois en collaborateur van het grootgrondbezit. De KDPI kan het succes van de concurrent moeilijk verkroppen en beschuldigt de beweging ervan verdeeldheid te zaaien binnen het Koerdische verzet. Vanaf 1985 komt het geregeld tot gewelddadige confrontaties tussen beide guerrillagroepen. Tijdens de hoogdagen van de revolutie (1978) verschillen de Koerdische eisen nauwelijks van die van de rest van de oppositie: vrijlating van politieke gevangenen, eerbied voor de mensenrechten, democratisering, sociale rechtvaardigheid. Na de val van de sjah worden er specifiekere Koerdische klemtonen gelegd. De Koerden eisen culturele autonomie, economische zelfstandigheid en zelfbeschikking in een federaal | ||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||
staatsverband. Voor de religieuze theocratie in Teheran zijn die eisen onbespreekbaar: zij staat even negatief tegenover de Koerden als de sjah. Terwijl de Koerden vroeger het ideaal van de Perzische eenheid ondermijnden, doen zij nu inbreuk op het ideaal van de oema, de islamitische eenheid. Hoogstens kunnen de Koerden als religieuze minderheidsgroep een Voorlopige Raad krijgen, bevoegd voor lokale aangelegenheden. De verzetsbewegingen verwerpen dat voorstel: zij binden opnieuw de strijd aan tegen de Koerden die met het regime - plaatselijke elites en landeigenaars (Iraanse jahsh) - samenspannen. Hun doel is nu een volksrepubliek op te richten van landbouwers en arbeiders in een autonoom Koerdistan. Maar de Islamitische Republiek laat niet betijen: ze verklaart de oorlog aan de peshmerga's. Andermaal hebben de Koerden de kracht van de tegenstander onderschat: vrij spoedig wordt het revolutionair experiment in de kiem gesmoord. Tijdens de Golfoorlog proberen KDPI en Komala opnieuw samen te werken. Ze steunen Irak, maar zijn nog altijd geen partij voor het leger van de ayatollahs. Sinds 1984 bevinden de leiders en een deel van de troepen van het verzet zich in Iraaks Koerdistan. Geregeld steekt het Iraanse leger de grens over om de basissen van de rebellen te bestoken. Iraans Koerdistan wordt bezet door 200.000 soldaten; het regime benoemt collaborateurs die de bevolking verdrukken; het gebied is er economisch ellendig aan toe. Er is geen enkele hoop op verzoening. | ||||||||||||
Turkse bulldozerdiplomatieIn hun politiek en geografisch isolement hebben zowel de Iraakse als de Iraanse Koerden hun traditionele clanstructuur en feodale orde bewaard. Van een ideologie die aan het Koerdische nationale eenheidsstreven krachtige impulsen geeft, is nauwelijks sprake. De positie van de Turkse Koerden is heel anders. Vooreerst hun demografische gewicht (in 1990 vertegenwoordigen ze 12,6% van de bevolking); de helft van de Koerden is onder de vijftien (bij de Turken zit slechts 35% onder die leeftijd); de jaarlijkse bevolkingsaangroei bedraagt 2,75% (bij de Turken is het 1,49%). De uitwijking naar andere streken van Turkije, de VS of West-Europa heeft de traditionele netwerken, die nog altijd bestaan in Irak en Iran, vernietigd. In vele steden bestaan er bijna homogene Koerdische districten. De Turkse moderniseringspolitiek heeft de macht van de feodale en religieuze leiders aangetast. Het Koerdische nationalisme heeft in Turkije een progressief, intellectueel en stedelijk gelaat. Het spreekt zowel studenten en arbeiders als landbouwers aan. De PKK, de Koerdische Arbeiderspartij, belichaamt deze beweging: ze verkondigt een pan-Koerdische ideologie, die niet alleen aanslaat in Turkije maar ook in de buurlanden en de diaspora. Maar de PKK is tegelijk een terreurorganisatie van stalinistisch-maoïstische inspiratie. Ze is erop uit | ||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||
het hele gebied in een progressieve volksopstand te storten, een intifada die voor eens en altijd komaf maakt met de repressieve regimes die de Koerden verdrukken. Ze rekruteert haar aanhangers vooral in het arme zuidoosten van Turkije en schrikt er niet voor terug, in pure Vietcongstijl, Koerden te vermoorden die het niet eens zijn met haar methoden. In 1980 plegen de Turkse militairen een staatsgreep. Ze verklaren de oorlog aan de PKK en vaardigen de beruchte wet 2932 uit: voortaan is het de Koerden verboden culturele activiteiten te organiseren, zelfs in de private sfeer. Ook mag er geen enkele publicatie meer in het Koerdisch verschijnen. De PKK overleeft de repressie en verklaart op haar beurt de oorlog aan Ankara (1984). Doel van de beweging is de Turkse staat militair en financieel uit te putten en zijn internationaal prestige te ondermijnen. Gedeeltelijk haalt de PKK haar slag thuis. Terwijl de rivaliserende bewegingen van Irak en Iran er nooit in geslaagd zijn de financieel-economische macht van hun thuislanden te ondermijnen, heeft de PKK de economie van Turkije wel geraakt, door toe te slaan op haar zwakste plekken: de toeristische industrie en de infrastructuur. Elektriciteitscentrales, irrigatiewerken en petroleumraffinaderijen worden vakkundig vernietigd. De ondertussen al vijftien jaar durende strijd heeft reeds het leven gekost aan 30.000 mensen. Een derde van het Turkse leger zit klem in Koerdistan: 300.000 soldaten krijgen 5000 peshmerga's niet klein. De oorlog kost de Turkse schatkist jaarlijks 7 miljard $. Zoals in de vorige eeuw dreigt Turkije opnieuw de zieke man van Europa te worden. De liberale hervormingspolitiek van president Özal in het begin van de jaren tachtig, gekenmerkt door privatiseringen en massaal geld lenen, is mislukt, grotendeels ten gevolge van de oorlog. De buitenlandse schuld is opgelopen tot 70 miljard $, de derde grootste ter wereld na Brazilië en Mexico. De inflatie bedraagt momenteel 150% op jaarbasis; de industriële productie krimpt jaarlijks in met gemiddeld 8%; de bevolkingsgroei explodeert; minstens een vijfde van de economisch actieve bevolking zit zonder job. Koerdische vluchtelingen overspoelen de overbevolkte steden. Islamitische fundamentalisten winnen de verkiezingen. De oorlog verstoort de relaties tussen de regering en de Nationale Veiligheidsraad, de reële machtsfactor in het land. De brutaliteit van de PKK is voor de militairen het voorwendsel om met even brutale middelen op te treden tegen de Koerdische bevolking. In Koerdistan wordt de krijgswet uitgeroepen: het gebied is hermetisch afgegrendeld van de buitenwereld. Volgens mensenrechtenorganisaties past het Turkse leger de tactiek van de verschroeide aarde toe: een vierde van de dorpen is platgebrand en er wordt napalm gebruikt bij etnische zuiveringen. Er vinden executies plaats zonder proces. Er zijn meer dan tienduizend politieke gevangenen en drie miljoen vluchtelingen. In 1996 wordt Turkije veroordeeld door het | ||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||
Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof stelt dat ‘het weloverwogen in brand steken van de huizen in een Koerdisch dorp een zware schending is van het recht op eerbied voor het familieleven, huis en eigendom’. In januari 1998 publiceren Turkse kranten grote delen uit een officieel onderzoeksrapport, waaruit blijkt dat hoge ambtenaren van de veiligheidsdienst begin jaren negentig verantwoordelijk waren voor de moord op enkele vooraanstaande Koerden. Er was samenwerking tussen de staat en de georganiseerde misdaad. (Het hele geval, het Susurluk-incident genoemd, brengt de toenmalige premier Tansu Ciller in opspraak.) De Turkse politiek heeft een averechts effect. De onverzoenlijkheid van de militairen heeft bij heel wat Koerden sympathie gewekt voor het onafhankelijkheidsstreven van de PKK, al zijn zij het niet eens met de ideologie van de organisatie. De repressie heeft de Koerdische identiteit alleen maar versterkt. De Koerden gaan nu prat op een intellectuele elite die belangrijke prestaties boekt in de literatuur, film, muziek en andere cultuurdomeinen. Koerdische intellectuelen organiseren internationale conferenties waarop contacten worden gelegd met de diaspora. Het eerste Koerdische Culturele Centrum ziet het daglicht in Parijs in 1983; nadien volgen Londen, Brussel en Berlijn. De Koerdische zender MED-TVGa naar eind[8] zendt uit vanuit Londen en België en is via satelliet ook te ontvangen in TurkijeGa naar eind[9]. Dankzij moderne communicatie-technieken (e-mail, video, film, geluidscassettes) ontstaat er een gevoel van nationale solidariteit tussen diaspora en thuislanden. De liberale president Özal is niet ongevoelig voor deze nieuwe evolutie. In een intussen beroemd geworden brief aan zijn toenmalige eerste minister, Demirel, wijst hij op de nefaste gevolgen van de politiek van de Turkse militairen: de PKK zal alsmaar meer autoriteit verwerven, waardoor op lange termijn de territoriale integriteit van het land in het gedrang komtGa naar eind[10]. Daarom staat Özal een open dialoog voor met de Koerdische politieke oppositie. In april 1991 wordt wet 2932 ingetrokken. Het verbod op het privé-gebruik van het Koerdisch wordt opgeheven. In politieke debatten mag het Koerdische vraagstuk opnieuw worden behandeld. De Koerden mogen zelfs eigen politieke partijen oprichten. Maar artikel 89 van de grondwet van 1982 blijft in voege: elke politieke partij die zich bezighoudt met de rechten van minderheden kan worden verboden. Ook de deportatiepolitiek in het zuidoosten gaat gewoon door. Toch kondigt de PKK een eenzijdig bestand af. De organisatie zegt dat separatisme niet langer haalbaar is: er moet een oplossing worden gevonden binnen de grenzen van Turkije. Wel moet de Koerdische identiteit grondwettelijk worden erkend. Özals opvolger, Demirel, is een aanzienlijk zwakkere president, die volledig onder invloed van de Nationale Veiligheidsraad staat. In 1992 drukken de militairen een wet op het terrorisme door die het mogelijk maakt | ||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||
iedereen aan te houden die de eenheid van Turkije ter discussie stelt. Koerdische radio- en televisieprogramma's worden niet langer gedoogd. De politieke oppositie wordt monddood gemaakt. Onder druk van de Nationale Veiligheidsraad wordt de eerste Koerdische partij, HEP (Partij van de Arbeid van het Koerdische Volk), buiten de wet gesteld. De DEP (Democratische Partij van de Arbeid) die in de plaats was gekomen, ondergaat hetzelfde lot. De leiders en de partijkaders van de daarop volgende partij, HADEP (Democratische Volkspartij), worden in 1997 en 1998 veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. In eigen land krijgt het Turkse leger het Koerdische nationalisme niet klein. Daarom wordt de strijd verlegd naar de buurlanden: om te slagen moet de PKK van haar basissen worden beroofd in Iran, Irak, Armenië en Syrië. Sinds 1995 voert het Turkse leger ongestraft raids uit in de zogenaamde veilige zone. Daarbij worden luchtmacht, tanks, een slordige 35.000 soldaten, en occasioneel ook napalm ingeschakeld. De militairen boeken succes: ze nemen o.a. Semdin Sakik gevangen, de nummer twee van de PKK. De operaties vinden in het begin plaats zonder medeweten van de regering, maar met instemming van de VS. Wat bij een VN-vertegenwoordiger het cynische commentaar uitlokte, dat de VS Koerdistan wel willen beschermen tegen Saddam Hoessein maar niet tegen TurkijeGa naar eind[11]. Ten opzichte van Syrië ontwikkelt de Nationale Veiligheidsraad een schrandere diplomatieke strategie: er wordt gedreigd met een nieuw Cyprus. Sedert de bouw van de Ataturkdam (1992) kan Turkije de waterbevoorrading naar Syrië stopzetten. Met het militaire bondgenootschap tussen Turkije en Israël jaagt Ankara de Syrische president Hafez al-Assad de stuipen op het lijf. Uiteindelijk zet Damascus PKKleider Ckalan (de Wreker) aan de deur... | ||||||||||||
BesluitHet einde van de Koude Oorlog heeft de kwestie van zelfbeschikking voor minderheden weer op het voorplan van de internationale politiek gebracht. De Koerden zijn zo'n verdrukte minderheid die niet klein te krijgen is. Turkije, Iran en Irak hebben beurtelings geprobeerd met hen te onderhandelen, hen om te kopen, binnen hun rangen verdeeldheid te zaaien, hen uit te roeien, maar geen enkele strategie is gelukt. Toch kampt de Koerdische nationale beweging met zware problemen:
[1] In Europa en de VS is er wel sympathie voor de Koerden, maar heel ver gaat die niet: van een westers schuldgevoel zoals tegenover de Palestijnen of de Zuid-Afrikanen is er geen sprake. Amerikanen en Europeanen zullen zich ervoor hoeden het Koerdische separatisme daadwerkelijk te steunen. Want dat zou de deur openen voor nieuwe onafhankelijkheidsbewegingen: overal in Centraal-Azië en het Midden- | ||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||
Oosten zijn er analoge verdrukte etnische en godsdienstige minderheden. De Koerden kunnen ook niet rekenen op voldoende financiële en logistieke steun van andere landen, zoals bijvoorbeeld de PLO die kreeg van de Arabische wereld, of de SWAPO en het ANC van Zwart-Afrika.
[2] De Koerden wonen in landen met relatief zwakke regimes die hun legitimiteit nog niet voldoende hebben bewezen en die zich dus geen toegevingen aan minderheden kunnen veroorloven. De drie belangrijkste staten willen bovendien een regionale hegemonie uitoefenen in een strategisch en economisch belangrijk gebied, de Centraal-Aziatische en trans-Kaukasische republieken. Koerdistan ligt op het kruispunt van de respectievelijke invloedssferen.
[3] Er is een spanning tussen Koerdisch nationalisme enerzijds en trans-etnische (islamitische, nationale) én sub-etnische (taal, stam, dorp) loyaliteit. In de loop van de geschiedenis zijn de Koerden de speelbal geweest van regeringen die hun onderlinge verdeeldheid hebben uitgebuit. Zodra ze de Koerden niet meer nodig hebben, laten de beschermheren hen in de steek. Alleen een echte leider zou de eigen verdeeldheid kunnen overwinnen, maar de Koerden hebben geen Mandela of Arafat. Hun politieke elite is archaïsch: ze heeft geen weet van strategisch denken, politieke mobilisering of het werven van diplomatieke steun.
Kortom: de vijf belangrijkste verzetsbewegingen zijn niet in staat de strijd voor onafhankelijkheid van Koerdistan te winnen. Ze zijn er wel in geslaagd de aandacht van de wereldopinie te vestigen op het Koerdische vraagstuk. Zelfs heel wat Turken erkennen nu dat het Koerdische probleem een politieke oplossing moet krijgen. De Koerdische voorstanders van autonomie zijn talrijker dan de separatisten. Het is echter aan de regeringen van de thuislanden om een aanvaardbaar voorstel voor zelfbestuur te doen, dat deze verdrukte bevolkingsgroep recht laat wedervaren. Pas wanneer er meer democratie en economische welvaart ontstaat in de thuislanden, wordt een oplossing van het Koerdische vraagstuk mogelijk. Dat is een proces van lange adem. Voorlopig hebben de wapens het laatste woord. | ||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||
Literatuur
|
|