in de praktijk belangenbehartiging, economie en markt de publieke sfeer vrijwel volledig ingenomen. Er is mee te leven, al is er zo absoluut geen sprake meer van neutraliteit of algemeenheid. We zijn er zelfs niet ontevreden mee.
Tot we ons realiseren dat er waarschijnlijk een sterk verband bestaat tussen dit de facto zo gevulde publieke domein en de toename van vandalisme, van paniekgedrag van verongelijkte volwassenen of van het aantal probleemkinderen. Aan de consequenties daarvan kunnen politiek en overheid zich niet onttrekken. Evenmin als aan die van het verontrustend milieubederf en de overmaat aan sociale vervreemding. In de private sfeer valt de beslissing over de waarden, normen en uitgangspunten die de publieke sfeer bepalen. Die staat en overheid bepalen, omdat zij erop berusten, maar die zij niet kunnen, niet mogen en niet willen sturen. In naam van de vrijheid van de burger, hoeksteen van het ‘bonum commune’ in een moderne democratie.
Een kanjer van een dilemma. Inzet van eigentijdse cultuurpolitiek zou een beschavingsoffensief moeten zijn, gericht op menswaardigheid, volwassenheid en evenwichtige sociale verhoudingen. Dat is de basis waarop vrijheid, verantwoordelijkheidszin, tolerantie en solidariteit tot ontwikkeling kunnen komen. Maar de ideologische kaders en juridische randvoorwaarden dwingen staat en overheid precies bij die inzet in de marge, waar zij randvoorwaarden mogen scheppen. Een rol waar zij in de paarse polder meer dan tevreden mee lijken te zijn.
Ik kan dit dilemma hier niet snel even oplossen. Maar als randvoorwaarden toch zo'n sleutelrol spelen, dan wil ik er voor zo'n oplossing ook een paar noemen. Vooreerst: een op dit punt zelfgenoegzaam regeerakkoord is levensgevaarlijk. Ten tweede: de terughoudendheid die de staat op het punt van de invulling van waarden en waarheid wordt opgelegd, geldt niet voor politieke partijen. Zij dienen terzake een ondubbelzinnige identiteit te vertegenwoordigen. Ter wille van het democratisch gehalte van het publieke debat. Ten derde: beroep in dit soort zaken op neutraliteit en algemeenheid is een fopspeen, die feitelijke prioriteiten verbergt en de afweging met wat echt urgent is blokkeert. Al het menselijke draagt het keurmerk van zijn maker. Ten vierde: in het publieke debat blijven spelen op de tegenstelling tussen achterhaalde identiteit, die namelijk op basis van traditie en/of confessie, en open, modern burgerschap, getuigt van kwade trouw. Ten vijfde: veronachtzaming van de feitelijke absorptie van vrijwel alles door markt en geld is spelen met vuur. Ik zeg niet dat markt en economie onbelangrijk zijn. Ik constateer slechts dat zij nu in ruimtes doordringen waar zij niet thuishoren, maar die, uit verlegenheid of moedwil, in elk geval door een falende cultuurpolitiek, voor hen te toegankelijk zijn geworden.
Mijn randvoorwaarden nemen stelling tegen evenzoveel denkfouten die de paarse cultuurpolitiek lijken te bepalen. Zoveel denkfouten, zo lang bewust volgehouden, er moet een reden voor zijn. Zoiets als een historisch trauma. Je moet wel denken aan een ijzeren regime van ideo-