| |
| |
| |
| |
Paul Vallely
Religies en vrede
Judaïsme, christendom en islam in gesprek
De gids kende de knepen van het vak. ‘Kijk eens naar die rots achter u’, zei hij. Ik keek achterom in de smalle spleet die bij een of andere prehistorische aardbeving opengescheurd was in de roestbruine rotsen. Het was een overweldigende aanblik. De honderd meter hoge muren van het ravijn, in bochten en hoeken, vormden een abstract doek van rode en stofferig paarse kleuren, met strepen in geel en oker. Ik liep enkele stappen verder terug, zoals hij verwacht had. ‘Kijk nu eens achterom’, zei hij. Ik deed het. En daar vóór ons was het eerste uitzicht - nog gedeeltelijk verborgen achter de bocht in de muur van het ravijn - op Petra, de stad die 2000 jaar geleden zomaar uitgehakt werd uit de rotsen die in het zuiden van de Jordaanse woestijn uit de vlakte uitsteken. Geen enkele foto kan je voorbereiden op die verrassing.
Toen wij in een breder dal kwamen, bleek hoe groot de verborgen stad wel was. Het tempelachtige gebouw op de voorgrond - met zijn hoog oprijzende Corinthische zuilen en massieve fronton, zorgvuldig uit de rots gehouwen en fijngeschuurd tot het leek op gladde steen uit een groeve - was nog maar het eerste van een hele reeks beneden in het ravijn of verspreid over de zijgeulen en wanden.
Toen viel mij iets op dat niet op de foto's te zien was, en ook niet in de scènes van Indiana Jones, opgenomen tussen deze fantastisch gebeitelde gevels. Er waren overal nissen, over de hele lengte van de kronkelende, mijlenlange kloof die de ingang vormde, en overal in de schitterende voorgevels. Sommige waren indrukwekkend groot, en andere nauwelijks een voet hoog. Alle waren leeg. Ooit stonden er, denkt men, beelden in van Dushara, de God van de Nabateeërs, het volk dat Petra uit de zachte Nubische zandsteen gekerfd heeft. Vandaag staan de holtes leeg, bruin als gedroogd bloed, en van de god- | |
| |
heid is weinig meer bekend gebleven dan zijn naam.
Ook op andere plaatsen is God dood. Dat weten wij al sinds de tijd van Nietzsche. ‘God is dood’, zei de grote vrijdenker uit de Romantiek, ‘maar gezien de staat waarin de soort Mens verkeert, zullen er misschien nog eeuwen lang grotten bestaan waarin naar zijn schaduw zal worden gewezen’. Maar al lang zijn de eeuwen vervlogen waarin de Nabateeërs Petra vulden met de rijkdom van een handelsimperium, gegroeid uit de plaatselijke handel van bitumen, parfums, zout en koper, en uiteindelijk vanuit zijn bastion in de bergen 700 jaar lang heersend over de handelsroutes van het oude Arabië, tol heffend op de doorvoer van zilver uit Klein-Azië, koper en linnen uit Egypte, goud en ivoor uit Somalië, purper uit de Fenicische steden op de kust van Kanaän, wierook uit Zuid-Arabië en kruiden en zijde uit India. Dat alles ging zestien eeuwen geleden uiteindelijk teloor, en zelfs de schaduw van de godheid is er nu niet meer.
| |
Interreligieuze conferentie
Ik was in Jordanië voor een conferentie onder de hoge bescherming van kroonprins Hassan van Jordanië, de hertog van Edinburg en Sir Evelyn de Rothschild, een moslim, een christen en een jood, die een ontmoeting van de drie religies wilden voor een dialoog met onze pluralistische tijd. Er was geen ruchtbaarheid gegeven aan deze ontmoeting van professoren van theologie en sociologie, van bisschoppen en ambassadeurs, internationale financiers en voormalige eerste ministers uit heel Europa en de Arabische wereld. Het was de bedoeling een gemeenschappelijke agenda op te stellen voor de drie religies die in Abraham hun vader in het geloof zien. Hier, terwijl ik een dagje vrijaf nam van de abstracte gegevens van de conferentie, trof mij plots dat wij niets nieuws ondernamen.
Het tijdperk van de Nabateeërs was, net als het onze, een periode van pluralisme. Zij waren een volk van veel culturen, die overal iets opstaken; dit blijkt uit hun architectuur. Van de Romeinen namen zij de kolommen en kapitelen over, van de Grieken het ontwerp van het Hellenistische fronton, van de Egyptenaren de obelisk en van de Assyriërs het plan van de offerplaatsen. Hun alfabet en taal vormden een overgang tussen de semitische hoofdtalen en het Arabisch dat daarna kwam. Zij waren succesvolle diplomaten, beroemd voor hun talent om te bemiddelen tussen de rivaliserende wereldbeschouwingen van de volkeren uit hun tijd. Het was een periode van verfijnde jurisprudentie, humaan staatsbeleid en technische vooruitgang. En wat is er nog van over? De mensen zijn uitgestorven, de gebouwen vergaan, de tempels een ruïne en de schitterende bouwwerken die
| |
| |
overblijven zijn geen schatkamers en tempels, zoals ooit gedacht werd, maar naakte, lege graven - holle monumenten voor een uitgedoofd ideaal.
Waar, vroeg ik me af, zou ons moderne project op uitlopen? Want ook wij leven in een tijd van syncretisme en een groeiend aanbod van religies en culturen die tegen elkaar opbotsen onder de invloed van een economie die de hele wereld omspant, en een moderne, vrijzinnige, seculiere cultuur. Zouden de drie belijdenissen, vertegenwoordigd op de conferentie van Amman, die alle drie op hun eigen manier aanspraak maken op de éne waarheid, meer kunnen uitwisselen dan beleefde vriendelijkheidjes? En hadden zij enige boodschap voor de rest van de samenleving?
Angsten duiken altijd op wanneer beschavingen vervallen, heeft de grote protestantse theoloog Tillich gezegd. Er heerst op dit ogenblik onmiskenbaar ontmoediging in vele sectoren van de samenleving. Werkloosheid op grote schaal en onzekerheid of men zijn betrekking zal behouden, zijn slechts een paar van de oorzaken van een gevoel van spanning op het einde van het millennium. Er is een algemene indruk dat de samenleving stuk breekt onder de economische spanningen en de anti-sociale theorieën van de markt, en dringend nood heeft aan aandacht voor het algemeen welzijn. Toch gaat het de tegengestelde richting uit. Het Europese overwicht in de wereld is voorbij; Amerika neemt gaandeweg het heft over. De economische macht verschuift naar de rand van de Stille Oceaan. De waarden van de Verlichting zijn bedreigd en tot in de Verenigde Staten, dat grote toonbeeld van pluralisme, leeft de vrees dat de kinderen opgroeien zonder geestelijke waarden.
| |
Verlichting en secularisme
De in naam christelijke landen van het materialistische Westen beleven nog wel in de Kersttijd - wanneer het lawaai en de koopjesdrift weggeëbd zijn - een ogenblik van stilte, om zich verbaasd vragen te stellen over het gat in de huidige samenleving dat de vorm van God heeft. Een grote massa vindt dat de nis leeg is, maar voor velen blijft de schaduw nog hangen. Want de religie, die onlangs nog wegkwijnde, lijkt - in de ruime betekenis van het woord - weer veld te winnen. We horen van bekeringen, in Groot-Brittannië, tot het katholicisme en zelfs tot het Russische ortodoxe christendom. We merken hoe God een ruimer plaatsje krijgt in de wereld van de politiek. De jonge Britse moslims beleven in verschillende vormen een reveil en in andere landen groeit de invloed van hun geloofsgenoten onder de vlag van het fundamentalisme. Het groots opgezette en gezaghebben- | |
| |
de Europese Waardeonderzoek wijst wel uit dat de meeste mensen geen antwoorden verwachten van de kerk, maar uit veel feiten - van de uitwassen van de New Age tot de volksreligiositeit die tot uiting kwam bij de dood van de prinses van Wales - blijkt dat mensen op zoek zijn naar een of andere vorm van spiritualiteit.
Het secularisme, dat zich bedreigd voelt, antwoordt met veel omhaal om het klassieke vrijdenken te verdedigen. Het klinkt ongeveer zo: Meer dan één religie beweert een exclusieve toegang tot de universele waarheid te bezitten. Ze kunnen niet alle gelijk hebben. Alleen wat universeel geldt, is aanvaardbaar. Religie hoort daarom binnen het privé-domein te blijven; het publieke domein moet pluralistisch en seculier zijn en mag alleen toelaten wat de anderen niet verstoort.
Tot op zekere hoogte heeft dit standpunt ons goede diensten bewezen. Er was pas een eeuw van godsdienstoorlogen achter de rug toen de Verlichting in de achttiende eeuw een einde maakte aan de autoritaire religieuze orthodoxie en die verving door de methode van het rationele wetenschappelijk onderzoek. Van dan af volgde het Westen de weg van scepticisme, individualisme en niet aan de traditie onderworpen rede. Kerk en staat werden gescheiden en de vrijheid en tolerantie, vervat in het nieuwe secularisme, ontsloten de energiebronnen die voerden tot de industriële revolutie, de moderne democratische staat en een hoge culturele vlucht door wetenschap, kunst en studie.
Er was echter een keerzijde aan. De nadruk op het individuele eigenbelang schiep de homo oeconomicus - mannen en vrouwen gedreven tot het scheppen van welvaart, maar blijkbaar zonder besef van het atomiserende effect hiervan op de samenleving. De hartstocht voor de wetenschap leidde tot een schitterende technische vooruitgang, maar ook tot een wapenwedloop en een rampzalig grote milieuvervuiling. Door de privatisering van de moraal namen de vrijheid en de keuzemogelijkheden toe, maar er ontstond een koopjesmarkt van waarden waaruit iedereen kiest wat hem uitkomt. En het opgehemelde nationalisme bestendigde de culturele patronen die in het religieuze tijdperk waren vastgelegd - zodat de vervolging van de joden, moordenaars van Christus, verder leefde tot in de seculiere ideologieën van nationalisme, fascisme en marxisme.
Het kwalijke van het toenemende vrijdenkende secularisme was dat het ook de gemeenschappen en de instellingen ondergroef waarin de mensen een gemeenschappelijke taak vonden. Denkers in de traditie van de Verlichting, gevangen in hun geloof in de vooruitgang en de historische evolutie, hechtten nauwelijks nog waarde aan culturele, linguïstische, etnische en religieuze eigenheid. Zij sloten de ogen voor
| |
| |
de waarde van het netwerk van persoonlijke relaties in gezinnen en gemeenschappen en voor de regels, rituelen en tradities die er de voedingsbodem voor waren. (‘Mijn grootmoeder geloofde nergens in’, spotte Sartre, ‘maar ze was te sceptisch om atheïst te worden.’) Zo is de samenleving van nu het strijdtoneel geworden van etnische gemeenschappen, religieuze verenigingen, pressiegroepen, enz., die elk hun eisen opdringen aan de staat; en deze staat mist meer en meer de basis van gemeenschappelijke waarden die nodig is om de disputen tussen al die burgers te beslechten.
Het probleem is in wezen het volgende. Morele stelsels, zegt opperrabbijn Jonathan Sachs, zijn zoals talen. Wie ze aanleert, stapt in een bepaalde traditie die al lang bestaat. Zoals talen zijn morele stelsels niet universeel; maar zij zijn evenmin het product van een persoonlijke privé-keuze. Een moraal is immers geen menselijke schepping zoals andere. Zij is de basis die andere ondernemingen mogelijk maakt en het oriëntatiepunt van waaruit die beoordeeld worden. Al zijn de meesten onder ons niet meer overtuigd van de waarheid van de religie, wij doen nog altijd een beroep op het morele kapitaal van eeuwen joods-christelijke traditie, waaruit tal van onze seculiere waarheden stammen.
Het seculiere vrijdenken kan blijkbaar niet putten uit een bron om dit kapitaal aan te vullen. De vruchten van de Verlichting - wetenschap, kapitalisme, individualisme en democratie - zijn alle vaardigheden, maar geen enkele ervan bevat waarden. Zij zijn wat de filosoof Alistair McIntyre genoemd heeft ‘ondergeschikte morele stelsels’: zij scheppen een kader waarbinnen deugden kunnen bloeien, maar zij scheppen die waarden niet. Erkennen wij dit niet, dan lopen wij het gevaar van het pluralisme een ideologie te maken. Dan komen wij terecht in een wereld van amoraliteit waarin de kapitalisten bijna alles zullen doen om geld te verdienen, wetenschappers niet zullen aanvaarden dat er grenzen gesteld worden aan hun technische prestaties en democraten zullen afglijden naar een relativisme waarin de moraal nog slechts het opsommen van prioriteiten zal zijn. Het vrijdenken, zei de politiek filosoof John Gray, is uitgehold; het heeft ons niets meer te leren. Het heeft een monoculturalisme gecreëerd dat zich voordoet als multiculturalisme. Het heeft de wereldziel herleid tot het niveau van coca-cola drinken.
| |
Het verzet van de religie
Religie, zeiden wij, gaat daar nog wel tegen in. Motieven en stijl zijn niet altijd dezelfde. Er zijn traditionalisten - van alle gezindten - die klagen dat de houding tegenover het christendom in de school en de
| |
| |
samenleving niet meer is zoals vroeger. Zij willen ze hersteld zien als hulpmiddel om spirituele en morele waarden bij te brengen, om kinderen het onderscheid te leren tussen juist en verkeerd, als bekrachtiging van de gezinswaarden en van de zin voor eerlijkheid, betrouwbaarheid en verdraagzaamheid. Daarnaast zijn er de politici die vinden dat de religieuze woordenschat goede diensten bewijst. Nieuw is dit niet. Altijd al werd de religie door bepaalde mensen beschouwd als een handig instrument van sociale controle. In de Romeinse samenleving, zegt Gibbon, achtte het volk alle verschillende vormen van eredienst even waar, de filosoof noemde ze alle even vals, en de magistraat vond ze alle even nuttig. En zelfs een uitgesproken atheïst als Voltaire zei dat zijn advocaat, kleermaker, dienstpersoneel en zelfs zijn vrouw in God moesten geloven, zodat hij wat minder zou worden bestolen en bedrogen.
En dan zijn er de volgelingen van New Age. Veel van wat zij geloven zou vroeger als louter bijgeloof afgewezen zijn. Maar in een seculiere samenleving moet het dezelfde status krijgen als de inzichten van de grote religies. Zo geldt nu opnieuw wat Charles Dickens zei: dit is het tijdperk van het geloof, het tijdperk van het ongeloof. Of zoals G.K. Chesterton zei: ‘Wanneer de mensen niet meer geloven in iets, dan geloven zij niet in niets, maar in alles’.
Het meest opvallende verzet van de religie is het fundamentalisme. De term werd in het Amerika van de negentiende eeuw bedacht als goedkeurende naam door de rechtse Amerikaanse christenen die eisten dat men de bijbel letterlijk zou nemen. Net zoals deze eerste (christelijke) fundamentalisten opkwamen tegen wat in hun ogen de laksheid van de moderne samenleving was - zij reageerden tegen de historische bijbelkritiek en de evolutieleer - zo reageren de huidige moslimfundamentalisten tegen het modernisme in de westerse cultuur. Zoals andere vormen van fundamentalisme komt ook dit voort uit een gevoel verdrukt te worden (dit verklaart waarom 70% van de zwarte Amerikanen die in de gevangenis terechtkomen, bij hun vrijlating aanhangers van de islam zijn zoals zij zich die voorstellen). Moslims over de hele wereld voelen zich vernederd door de westerse cultuur en vooral door de economische en militaire macht van de VS, die in vrijwel de hele Arabische wereld beschouwd wordt als ‘de grote satan’. Men verdenkt het Westen ervan opnieuw een kruistocht te voeren om de Europese islam in Bosnië uit te roeien - een karikatuur die ongeveer zo accuraat is als de westerse idee dat de meeste moslims bij een of andere gewelddadige, onzinnige beweging behoren die iedere gematigdheid wil beletten.
In het Verenigd Koninkrijk heeft de heropleving van de islam een gelijkaardige voedingsbodem. Veel jonge Britse Aziaten keren zich
| |
| |
opnieuw naar de islam, maar vinden er de gewoonten en tradities die hun ouders uit het Indiase subcontinent meebrachten niet meer. Zij lezen de Koran niet alleen met nieuwe ogen, maar ook tegen de achtergrond van een relatief armoedig bestaan, met uitsluiting, werkloosheid, laag inkomen en schamele behuizing. De islam is vooral sterk bij de eerste generatie die hoger onderwijs genoot; zij droomde van materiële welstand, maar kwam bedrogen uit. Over heel Europa komt dit voor, met aliënatie en racisme die een ‘wijd verspreid gevoel van paranoia’ verwekken in de moslimgemeenschap, zoals Dr. Tariq Ramadan, lector aan de universiteit van Genève, onlangs zei op een conferentie in Leicester.
‘Als de mensen geen enkel democratisch recht genieten en geen enkele mogelijkheid om zich uit te spreken, dan zoeken zij hun toevlucht bij de religie en vinden daar een stem’, zei een vooraanstaand diplomaat uit de moslimwereld in een privé-gesprek op de Jordaanse conferentie. Zo ging het in Polen onder het communisme, in Latijns-Amerika onder de generaals die de steun kregen van de VS en op dit ogenblik in alle Arabische streken met dictatoriale regimes. De terugkeer tot de islam is het meest uitgesproken bij de best geschoolden. ‘De seculiere, socialistische, uit het moederland stammende taal van de ouders doet het niet meer’, kreeg ik privé te horen van een ander eminent moslim. ‘Er is geen welvaart gekomen. Zij zijn op zoek naar een nieuwe aanpak’.
Wat moet de rest van de samenleving daarmee aan? De enen zijn voorstanders van een totale uitroeiing van de godsdiensten, omdat zij fanatisme, lijden en doodslag veroorzaken. Gelovigen, zegt men, zijn net voldoende religieus om te haten, maar niet voldoende om lief te hebben. Uit de geschiedenis blijkt inderdaad dat, sociaal gezien, religie even sterk aangezet heeft tot oorlog en vijandschap, als tot orde en harmonie. Maar dat waren oorlogen - zoals nu in Bosnië en Ierland - waarin de religie slechts een etiket was voor een etnische binding. De mensen zijn niet zozeer gedood om wat zij geloofden als om wat zij verondersteld werden te geloven. Het nare is dat de godsdienst het goede in het verborgene doet en het kwade openbaar.
| |
De kleinste gemene deler
In het besef van de heersende grote diversiteit en complexiteit, moest de Interconfessionele Conferentie vorige maand in Jordanië de vraag beantwoorden of er in de drie grote religies iets gemeenschappelijks is waarmee zij de post-vrijdenkende seculiere samenleving van dienst kunnen zijn. Op de vergadering van de ‘grote en goede’ religies in Amman - één in een reeks ontmoetingen van de laatste vijftien jaar
| |
| |
waarover niet publiek bericht is - waren slechts tien vertegenwoordigers van elk van de drie belijdenissen aanwezig. De besprekingen waren geheim, volgens de afspraken van Chattam House. Het onderwerp van gesprek was verwoord in een uistspraak van Hans Küng: ‘geen vrede tussen de naties zonder vrede tussen de godsdiensten’.
Judaïsme, christendom en islam spreken alle van liefde, mededogen en een rechtvaardige samenleving, maar zij maken alle drie aanspraak op het monopolie van de waarheid, in de zin van Augustinus' stelling uit de vierde eeuw: ‘salus extra ecclesiam non est’ (buiten de kerk geen heil). En alle drie hebben zij schriftuurteksten die oproepen tot geweld. De eerste vraag was: Hoe zijn dit soort afschuwelijke teksten met elkaar te verzoenen? Het joodse antwoord wekte enig optimisme. In de loop van de geschiedenis heeft het judaïsme op verschillende manieren gereageerd op andere religies. Zij werden beurtelings beschouwd als afgodendienst, als de voorbereiding op de komst van de Messias, als bewijs dat iedere natie een eigen profeet krijgt toegezonden. Bovendien waren de Hebreeuwse geschriften niet te lezen als een coherent dogmatisch systeem, maar als een reeks documenten die de wisselende relaties van de volkeren met God in kaart brengen. Het verbond van de Almachtige met de joden wees de mogelijkheid van een verbond met andere volkeren niet af.
Christenen konden dit soort historisch perspectief aanvaarden. Bovendien gebruikten zij het concept van een ‘hiërarchie van waarheden’, waarin gesteld wordt dat de relaties tussen de dogma's, en hun samenhang, ontdekt kunnen worden door het geheel van de openbaring van het mysterie van Christus te bestuderen.
Voor de islam echter ligt het moeilijker, omdat alle moslims - niet alleen de zgn. ‘fundamentalisten’ - geloven dat de koran letterlijk te nemen is, als Gods woord, door de engel Gabriël aan Mohammed gedicteerd. De marge voor interpretaties is daarom kleiner. Er zijn wel methodes om de schrift toe te passen op volslagen nieuwe situaties, en zelfs om spanningen binnen de tekst van de koran op te lossen. Maar de bijzonderste methode van interpretatie, bekend onder de naam ijtihad, werd ongeveer drie eeuwen na de dood van de profeet afgesloten voor alle volgende generaties. Intussen was het duidelijk dat veel in onze westerse kijk op de islam mythe is, verouderde voorstellingen of gewoon onwetendheid. In de loop van de geschiedenis is de islam veel toleranter geweest dan het christendom. Veel van de praktijken die de naam hebben islamitisch te zijn, zijn plaatselijke gebruiken; veel van wat het Westen ergert als wet van de sharia in gebieden als Saudi-Arabië, zou beter Saudische wet genoemd worden; veel daarvan wordt in andere streken beschouwd als beslist niet islamitisch. En zelfs groepen als de Moslim Broederschap in
| |
| |
Egypte en de Hizbollah in het Midden-Oosten beginnen nu na te denken over mensenrechten, sociale rechtvaardigheid, democratie en de verhouding tussen de geslachten, iets wat tien jaar geleden zou zijn afgewezen als westerse intriges. Toch bleek ook duidelijk uit het verschil tussen de individuele uitspraken van moslims in Amman - publiek of privé - dat gematigde moslims zeer kittelorig zijn voor emotionele chantage vanwege extreme leden van hun ‘ulama, hun geestelijken, van wie velen ‘echt onvoldoende geschoold zijn - het zijn de armsten die naar de scholen van de sharia gaan’, naar het zeggen van een vooraanstaand moslimdeelnemer.
In zo'n situatie is de verleiding groot om bij een eerste gesprek tussen de religies uit te gaan van de kleinste gemene deler. Logischerwijze is dit dan: in iedere religie gaat het om het overwinnen van het ego en zijn uitingen - haat, hebzucht en bedrog - en om het antwoord op de transcendente realiteit die God is. Alle religies stellen verschillende, maar waardevolle wegen voor om dezelfde berg te beklimmen. Geen bepaald geloof is onmisbaar om uiteindelijk een helemaal vervuld menselijk leven te bereiken. Alle mensen kunnen gered worden door trouw te zijn aan hun eigen tradities. (Die lijn kan men doortrekken tot ook de niet-gelovigen erbij horen, als men stelt ‘dat de wereld van nature zo ambigu is dat zowel atheïsme als theïsme een redelijke houding zijn.) Daarom moet ik de feilbaarheid van mijn eigen zienswijzen toegeven en aanvaarden dat iedereen hetzelfde recht heeft om vast te houden aan een eigen zienswijze, wat die ook zij. Of, zoals de boeddhisten het verwoorden: ‘wees niet te veel gehecht aan je eigen zienswijzen’.
Dit is de algemeen aanvaarde benadering in de westerse seculiere samenleving. Alles wat niet anti-sociaal is, kan getolereerd worden. En ook: alle schrifttradities kunnen radicaal herzien worden in het licht van de wetenschappelijke ontwikkeling, de bijbelstudie en het kritische denken van na de Verlichting. Zo zal er een hogere, meer universele fase van de religie aanbreken, die haar inzichten uit vele tradities zal selecteren; ‘want dan’, zei een deelnemer in Amman, ‘zijn de meeste van hun verschillen opgeborgen in het museum van de uitgestorven geloofsovertuigingen’.
| |
De grootste gemene noemer
Zoeken naar de kleinste gemene deler lijkt op het eerste gezicht een aantrekkelijke zienswijze, maar zogauw de mensen nadenken is ze niet meer overtuigend. ‘Het kan niet waar zijn’, zei een andere deelnemer ‘dat om het even welke idee naar God kan voeren. Voor een atheïst klinkt zoiets neerbuigend en voor een satanist is het gewoon
| |
| |
onzin. Het is pas waar als je iedere religie herleidt tot iets zo vaags dat iedereen ermee kan instemmen, en van onverzoenbare voorstellingen metaforen maakt’. Als alle religieuze taal metaforisch is, kan er weinig ernstige onenigheid ontstaan; metaforen botsen niet, ze zijn alleen min of meer geschikt of aantrekkelijk. Een ander gebrek van deze benadering is dat zij dezelfde status toekent aan de inzichten van de grotere religies en de overtuigingen van organisaties als de suïcidale Zonnetempelcultus of de moorddadige leer van David Koresh of de Aum Shinri Kyo-cultus, die gifgas verspreidde in de Japanse metro.
Bovendien vraagt dit terugvallen op een religieus esperanto van alle religies dat zij iets opgeven - ‘Christenen mogen dan niet meer vasthouden aan de uniciteit van de incarnatie, moslims moeten aanvaarden dat de koran een feilbaar document is en boeddhisten dat de reïncarnatie slechts een mythe is’, zo formuleerde een deelnemer het. In de plaats van dit slappe pluralisme is er iets nodig dat de rechtgelovigen voldoet en toch ook de rest van de samenleving aanspreekt. Een meer realistisch pluralisme zou stellen dat het mogelijk is enkele onwaarheden te geloven en toch nog echt in relatie te staan tot God. Dit zou betekenen dat christenen aannemen dat er waarheden zijn over God die nog niet geopenbaard zijn aan de christenheid maar wel aan anderen. Andere religies zouden gelijkaardige toegevingen moeten doen en aanvaarden dat iedere religie een uiteindelijke revelatie van God kan belichamen - maar omdat wij, mensen, partieel zijn en feilbaar, kan ons inzicht nooit finaal zijn. In die zin is iedere traditie onvolledig. Er bestaan mogelijk tijdloze codes, maar geen tijdloze interpretatie. Zoals de heilige Johannes zegt: er is nog meer waarvan de openbaring ons te wachten staat. En God laat zoveel verscheidenheid en onenigheid toe opdat wij eruit zouden leren. Poëzie, filosofie en fysica kunnen ieder op een eigen manier de waarheid over het leven vertolken, maar een werk dat alle drie tegelijk wil zijn, zal allicht in alle drie mislukken.
Daarom moeten wij niet zoeken naar een kleinste gemene deler, maar naar een grootste gemene noemer. Religies moeten niet zoeken naar het minimum maar naar het maximum waarmee allen kunnen instemmen. Alleen dan kunnen zij bijdragen aan het ijken van gemeenschappelijke waarden voor onze ruime samenleving. Dat is bouwen aan een pluralisme dat geen louter tolereren is, maar iedere minderheid het gevoel geeft mee te tellen - terwijl de meerderheid zich voldoende veilig voelt om zelfs hen te tolereren wier culturele paradigmata niet volledig met de hare samenvallen. Alleen door zo'n postchristelijk vrijdenken zouden de grote religies de hoop levend houden op een constructief gesprek met het seculiere humanisme. De
| |
| |
vrucht zou een huwelijk kunnen zijn van de voordelen die het secularisme ons gebracht heeft - zoals de klemtoon op de vrijheid van het individu - met de alles overstemmende betekenis van het algemeen belang waarvoor de religie opkomt. In eigen land zou dit kunnen bijdragen aan een beter evenwicht tussen de conflicterende eisen van het individu, de groep en de hele gemeenschap. In een ruimer perspectief zou het Westen zelfs tot het besef kunnen komen dat de internationale solidariteit van de moslims in vele landen suggesties levert hoe de kwade gevolgen te keren van het nationalisme, dat de grote splijtzwam van de twintigste eeuw gebleken is.
Misschien is dit de les die de Nabateeërs niet geleerd hebben. Het gevolg zijn de lege nissen tussen de lege graven van een verdwenen beschaving. Maar niet ver daarvandaan is er een plaats die een beter paradigma aanreikt. Op de top, na een lange stoffige klim door de verlaten woestijn buiten Madaba, is het kloostertje van de berg Nebo. Het staat op de plaats waar Mozes - een figuur die even heilig is voor het judaïsme, het christendom en de islam - het einde bereikte van zijn tocht door de wildernis. Vandaag lijkt er nog niet veel veranderd te zijn op de bergtop. Buiten het Franciscaanse heiligdom, vredig in de koele vroege ochtend vóór de broze, heilige stilte verbroken wordt door horden met hun taterende vooroordelen en pelgrimcamera's, ligt het uitzicht dat Mozes gezien heeft.
Bijna 1000 meter lager ligt de Jordaanvallei, een breed groen lint tussen de barre, stofferige bergketens van Moab en de heuvels van Judea en Samaria in de verte. Links glinstert de Dode Zee, heiig dof groen. Rechts ligt de stad Jericho en in de verte de torens van Jeruzalem, die Mozes niet gezien kan hebben. Maar de vlakke, vruchtbare vallei lijkt nog altijd een beloofd land zoals destijds. Slechts één zaak is anders. In die dagen maakte het Uitverkoren Volk zich op om het met geweld af te nemen van wie er al gevestigd waren. Als we thans naar beneden kijken, beseffen we dat wij het moeten delen met anderen en een manier moeten vinden om er te wonen samen met hen.
Dit artikel verscheen eerder in The Independent, Saturday Magazine, 20/12/97. Vertaling: Geert Boeve.
|
|