Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 965]
| |
Streven
| |
[pagina 967]
| |
Streven: 60 jaar venster op cultuur en maatschappij
| |
[pagina 968]
| |
meer vernemen. Willen we weten wie of wat Streven nu is, dan moeten we even op onze stappen terugkeren. Waar komen we vandaan? Streven werd weliswaar niet geboren als een tweeling, maar kreeg vanaf zijn veertiende jaar wel een tweelingbroer. In 1947 gingen het door de Nederlandse jezuïeten uitgeven blad, Katholiek Cultureel Tijdschrift, dat een voortzetting was van Studiën, samen met het Vlaamse Streven. Achter die fusie schuilde een belangrijke culturele en maatschappelijke toenadering tussen Zuid en Noord, waaraan het gezamenlijke maandblad een stem wilde geven. Hier past een woord van dank aan Gerard Adriaansen s.j. en Frans Van Bladel s.j. die als hoofdredacteurs jarenlang een bindteken waren tussen Noord en Zuid en vaak grenzen hebben verlegd. Dit grensoverschrijdende perspectief is van dat moment af een waarmerk gebleven van Streven en dit in vele opzichten. Ofschoon het blad wat personeel en financiële ondersteuning betreft nog hoofdzakelijk gedragen wordt door de Vlaamse jezuïeten, is de inbreng van niet-jezuïeten steeds groter geworden. Daarmee werd het gevaar van een eenzijdige klerikale kijk aan de wortel bezworen, ofschoon het wel enkele jaren zou duren voor men niet langer over de ‘anderen’ schreef, maar die ‘anderen’ zelf aan het woord liet. Grensoverschrijdend is Streven vooral doordat het een algemeen cultureel en maatschappelijk tijdschrift wil zijn dat een gesprek op gang probeert te brengen tussen intellectueel geïnteresseerde lezers uit de meest uiteenlopende domeinen van cultuur en wetenschap. Nog een andere grens heeft Streven altijd willen verleggen, die namelijk tussen vandaag en morgen, tussen wat nu leeft en wat levensvatbaar is in de toekomst. De redactie maakt zich sterk dat ze prospectief ontwikkelingen naar morgen verkent. ‘Ik heb daarover reeds enkele jaren geleden iets in Streven gelezen’, is een vaak gehoord compliment. Waar staan we? Enkele jaren geleden gaf een Vlaamse krant aan een artikel over Streven de titel mee ‘Een blad voor postmoderne lezers’. Hoe meer met de postmoderne vlag wordt gezwaaid, des te meer lijkt men eraan te twijfelen of zij wel een lading dekt. Maar toch, als postmodern staat voor - in de echte betekenis van het woord - creatief, expeditief en amateuristisch, dan herkennen wij ons daarin. Maand na maand boeiende gespreksstof bieden vergt ongetwijfeld creativiteit en een zesde zintuig om tussen de vele inzendingen het kaf van het koren te scheiden. Je veilige kennisburcht verlaten en je wagen in het labyrint van het andere weten veronderstelt een flinke dosis gratuite ‘amor intellectualis’. Meer dan gelijklopende interesses lijkt me die ‘amor intellectualis’, met het accent op ‘amor’, de bindstof tussen de redactieleden onderling en tussen hen en U, onze lezers. Ik kan die band niet beter verduidelijken dan met de woorden van een beroemd collega | |
[pagina 969]
| |
hoofdredacteur, de Engelse dichter T.S. Eliot. Wat hij schreef over de geest die de redactieploeg van zijn tijdschrift The Criterion bezielde, is voor ons een spiegel: ‘Ik zou het een gedeelde bezorgdheid voor de hoogste kwaliteit van de bijdragen willen noemen, een gedeelde weetgierigheid en een openheid van geest voor nieuwe ideeën. De ideeën waarin je je niet terugvond, waren even belangrijk als die waarin je je onmiddellijk herkende. Je onderzocht ze zonder vooringenomenheid, in de overtuiging dat je er altijd kon van leren. Met andere woorden, er was een vanzelfsprekende belangstelling, een vanzelfsprekende vreugde in ideeën, in het vrije en ongebonden spel van het menselijk vernuft en de menselijke verbeelding. En ik meen dat bij de belangrijkste medewerkers dit niet zozeer een bewust uitgangspunt was als wel een onbewuste vooronderstelling’Ga naar eind1. Ik meen dat die geest voelbaar aanwezig is in de bijdragen van een vroeger redactielid, Geert Bekaert, en van een auteur, Eric De Kuyper, die jarenlang een eigen en eigenzinnige kleur gaf aan vele Streven-nummers. Dezelfde geest zet blijkbaar veel auteurs aan om in Streven te schrijven. Vaak komen we in de verleiding om wat Eliot een ‘onbewuste vooronderstelling’ noemt in een duidelijk omlijnd profiel om te zetten. Tot op vandaag is ons dat - gelukkig maar zou ik zeggen - nog niet gelukt. Want, ook al heeft een vorige redactieploeg in een van de zeldzame intentieverklaringen van Streven dit profiel omschreven als: een tijdschrift van christelijk signatuur, van en voor intellectuele lezers, met een pluriforme en open opstellingGa naar eind2, dan is deze mantel toch zo ruim gemeten dat velen hem kunnen aantrekken. Waar staan we? Ook al is de zojuist vermelde intentieverklaring al vijftien jaar oud, toch heeft ze nog niets aan inspirerende kracht ingeboet. Maar, wil een inspiratie vruchtbaar blijven, dan dient ze handen en voeten te krijgen. Voor Streven betekent dat: zich in te schrijven in het cultureel en maatschappelijk leven. Daarom hebben we aan enkele redactieleden gevraagd om vanuit hun eigen interessegebied een herkenbaar gezicht te geven aan die geest. Zo vraagt Ludo Abicht zich af waarin het open en pluralistisch karakter van Streven gelegen is. Ilse Bulhof peilt naar de verborgen spiritualiteit waaraan een (levens-) filosofie die niet alleen wil praten over thema's, maar die thema's creatief uit- en opvoert, zich voedt. Vanuit zijn vorming als scheikundige én als filosoof is Wil Derkse uitstekend geplaatst om het vaak weerspannige tweespan positieve- en menswetenschappen in het gelid te houden. Joris Gerits biedt een poëtisch kleinbeeld van een maandelijks Streven-aanbod: ‘Complex, mooi en dus moeilijk. Kritisch en toch troostgevend’. Toon Vandevelde illustreert in zijn bijdrage hoe Streven vakoverschrijdend kan zijn, met name door een continue aandacht voor het raakvlak tussen economie en ethiek. Zelfkritisch legt hij de vinger | |
[pagina 970]
| |
op een manco van Streven dat zich wel eens meer boven het strijdgewoel plaatst en zijn identiteit al te vaak ontleent aan beschouwende en vrijblijvende bijdragen. Jef Van Gerwen legt een populatie Strevens op de redactietafel en dissecteert ze met een maatschappelijk geslepen ontleedmes. ‘Het sociale herontdekken zonder de kwaliteit van het individuele te verliezen’, is voor hem een van de opdrachten voor Streven in de komende jaren. In een lange bijdrage waagt Ger Groot zich aan wellicht de meest netelige vraag. Die werd op het Colloquium in '90 door een panellid als volgt aangescherpt: ‘Heeft de redactie nog altijd niet de behoefte om als expliciet katholiek naar buiten te komen? Waarom niet?’Ga naar eind3. Omdat, meent Ger Groot nu, die vraag een opvatting van katholiciteit vooronderstelt die de oorspronkelijke geest ervan ontkracht, namelijk dat de pluriformiteit van geloven, denken en doen altijd op een gespannen voet staat met de aanspraken van de éne, sluitende waarheid. Wil je met de zeven letters van de archaïsche naam van ons blad een anagram maken, dan heb je slechts de keuze tussen ‘sterven’ of ‘venster’. De redactie beseft dat Streven in het medialandschap van vandaag slechts zal overleven als we het venster wijd openhouden en ons niet laten ringeloren door pressiegroepen, verenigingen of sponsors. Dat is geen gemakkelijke keuze, maar wel de enige die de redactie een vrijheid van spreken en schrijven en de lezers een ontvangst vrij van stoorzenders garandeert. Zolang in Noord en Zuid auteurs en lezers voorhanden zijn die daarvoor tijd, energie en geld overhebben, mag Streven uitkijken naar een volgend Jubileum. |