Streven. Vlaamse editie. Jaargang 58
(1990-1991)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 404]
| |
Leven op de oever van de Lethe
| |
[pagina 405]
| |
Jean-Philippe Toussaint (foto R. Anciaux, Cinélibre-Fugitive).
de literatuur: Flaubert, Kafka en Beckett leveren de inspiratie voor zijn eerste vellen. Kort daarop promoveert hij met een D.E.A. (Diplôme d'Etudes Approfondies) in hedendaagse geschiedenis. Tussen 1982 en 1984 kan hij in het kader van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking les geven aan het lyceum van Medea in Algerije. Maar ook dit oponthoud is van korte duur (‘je me sens un peu partout, je suis un homme de carrefour’)Ga naar eindnoot2 want daarna nestelt hij zich op Corsica om zich definitief aan de letteren te wijden. Madeleine, een plaatselijke schone, schenkt hem in 1989 zoon Jean. Toussaint behoudt echter nog steeds zijn Belgische nationaliteit. De vraag van Luc HonorezGa naar eindnoot3 of hij nog enige affiniteit met dat land voelt, roept bij de auteur de unieke sfeer en de culinaire hoogstandjes van een stad als... Oostende op! Als zoon van een gewaardeerd journalist-schrijver, die daarbij nog opgroeit in een bekende Brusselse boekhandel, is Jean-Philippe Toussaint wellicht voorbestemd tot een ‘vie d'artiste’. Er zijn beslist voldoende stimuli aanwezig om zijn talent definitief te laten ontluiken. Op het ogenblik dat Jean-Philippe zich buigt over een eerste versie van MonsieurGa naar eindnoot4, verschijnt de tweede roman van vader Yvon bij Albin Michel: La mort est dans la ville (1978)Ga naar eindnoot5. Deze filosoferende fictie - het beklemmende verhaal van een stadje waarin iedereen zichzelf schijnbaar zonder reden om het leven brengt - komt enkele jaren na het meer politiek geïnspireerde Un incident indépendant de notre volonté. Beide romans worden enthousiast onthaald. Toussaint junior gaat bij het uitbouwen van zijn eigen literaire carrière niet over één nacht ijs. Monsieur, de roman die eigenlijk zijn debuut moest worden, wordt maar liefst acht keer herschreven. Uiteindelijk wordt La salle de bainGa naar eindnoot6 zijn eersteling en verschijnt Monsieur pas een jaar later. | |
[pagina 406]
| |
Hoewel Toussaints verwachtingen het hoogst gespannen waren bij de publikatie van zijn tweede roman, kon juist dit werkje de recensenten minder boeien. Het werd afgedaan als een wat magere doorslag van La salle de bain. De waarheid ligt enigszins anders. | |
Minimale levensvormJean-Philippe Toussaint is op zijn drieëndertigste auteur van drie bestsellers, uitgegeven bij een gerenommeerde uitgeverij en maker van twee verfilmingen van eigen werk die in cinefiele kringen behoorlijk wat stof deden opwaaien. En toch liep niet alles van een leien dakje. Het duurde zes jaar vooraleer een uitgever voor La salle de bain werd gevonden. Les Editions de Minuit hapten tenslotte toe en haalden op die manier alweer een kip met gouden eieren binnen. De debuutroman droeg de unanieme goedkeuring van de critici weg. Jacques De Decker bloklettert in Le Soir: ‘Divine surprise’. In La Quinzaine littéraire heeft Jean-Pierre Salgas de mond vol van ‘le charme, le pouvoir étrange de ce petit récit’, terwijl Jacques Hislaire van La Libre Belgique evenmin uitgesproken raakt over Jean-Philippe Toussaint: ‘que j'ai aimé dès les premières pages de son roman’. Zelfs Michel Polac beslist vrijwel onmiddellijk om het gelauwerde werk in zijn fameuze uitzending Droit de réponse uitvoerig aan bod te laten komen. En dit is slechts een minuscule greep uit een indrukwekkende stapel recensies. Voegen we er toch nog aan toe dat aan Nederlandstalige zijde, Eric Benoot in De Standaard van 8 mei 1986, waarschuwt voor onbegrip maar zelf blijkbaar ook niet meteen warmloopt: ‘Maar ook akkoord, om zo een roman te schrijven, moet men “super” zijn. Daarom is La salle de bain meer dan lezenswaard als een unicum. Een “unicum” wel te verstaan’. Een weinig benijdenswaardig statuut voor een debuut?! Ondertussen is al gebleken dat Toussaint het lezerspubliek op zijn hand heeft. Hij heeft een onvermoede snaar aangeroerd. Maar welke? Houden we het antwoord voorlopig besloten in het adagium ‘Vivre moins pour vivre moins mal’ dat Pierre Lepape koos als leitmotiv voor zijn stuk in Le MondeGa naar eindnoot7. De verteller-protagonist van La salle de bain situeert zich in de openingszinnen van het eerste gedeelte, Paris, alvast als volgt: | |
[pagina 407]
| |
‘Lorsque j'ai commencé à passer mes après-midi dans la salle de bain, je ne comptais pas m'y installer; non, je coulais là des heures agréables’ (p. 11). In medias res? Hoewel, zoveel staat er niet te gebeuren... We vernemen vrij vlug dat de ik-figuur (zijn naam zal nooit vallen) samen met zijn vriendin Edmondsson een Parijse flat betrekt. Zij werkt deeltijds in een kunstgalerij; hij, een historicus (!), doet doodleuk niks. Of toch: il ‘essaie de surprendre le progrès’. Gebiologeerd door het wegtikken van de tijd, onderneemt hij steeds weer verwoede pogingen om het verouderingsproces van zijn gezicht af te lezen. Zijn minutieus speurwerk blijft echter zonder veel resultaat. Op een dag dwarrelt een brief van de Oostenrijkse ambassade binnen, een uitnodiging voor een receptie. En alles lijkt plots te zullen veranderen: ‘J'expliquais à Edmondsson qu'il n'était peut-être pas très sain à 27 ans, bientôt 29 de vivre plus ou moins reclus dans une baignoire. Je devais prendre un risque, le risque de compromettre la quiétude de ma vie abstraite pour. Je ne terminai pas ma phrase. Le lendemain, je sortis de la salle de bain’ (pp. 15-16). Zelfs de op zijn minst merkwaardige aanwezigheid van twee werkloze Poolse kunstschilders, Kabrowinski en Kovalskazinski, die de keuken een nieuwe beurt komen geven (!), kan onze zelfingenomen efebe nauwelijks van zijn stuk brengen. Ook niet wanneer beide heren op ronduit weerzinwekkende wijze poliepen klaarmaken: ‘C'était l'écoulement même du temps, une fois de plus qui m'avait horrifié’ (p. 31). De obsessionele gedachte aan de in onbeweeglijkheid (= dood) verglijdende beweging staat centraal in het denkproces van de verteller. De esthetiek van Piet Mondriaan, de man die als geen ander het immobiele benaderde, staat hem daarbij voor ogen. ‘Ainsi est-il possible de se représenter que le mouvement, aussi fulgurant soit-il en apparence, tend essentiellement vers l'immobilité, et qu'en conséquence aussi lent peut-il parfois sembler, entraîne continûment les corps vers la mort, qui est immobilité. Olé’ (p. 36). Olé!? Uitwas van verregaande zelfgenoegzaamheid of van een halfverdrongen twijfel? Het kurkdroge ‘Je partis brusquement’ brengt ons in het tweede gedeelte van La salle de bain naar Venetië. Deze episode van het verhaal werd door Toussaint als ‘l'hypoténuse’, de hypotenusa ingebouwd. De Italiaanse escapade van de protagonist vormt met andere | |
[pagina 408]
| |
woorden de schuine zijde van een rechthoekige driehoek. De auteur heeft namelijk een vreemde voorliefde voor deze figuur: ‘Je ne sais si, par rapport à la structure du cercle, celle du triangle rectangle apporte réellement quelque chose de neuf. A mon avis, rien de très. Sauf que cela détourne absolument de la structure du cercle à laquelle je ne tiens pas à cause du sempiternel éternel retour’Ga naar eindnoot8. Als ‘exergue’ voor de roman citeert Toussaint trouwens de stelling van Pythagoras: ‘Le carré de l'hypoténuse est égal à la somme des carrés des deux autres côtés’. In Venetië verblijft ons hoofdpersonage in een hotelkamer. Veel verder reikt zijn activiteit niet. Hij neemt regelmatig contact op met Edmondsson die wil dat hij terug naar huis komt. Zij stuit daarbij telkens weer op een hoop verwarde excuses en besluit haar geliefde uiteindelijk zelf op te zoeken. Hij ligt er op zijn bed, leest een Engelse pocketeditie van Les Pensées van Pascal en speelt zo nu en dan een spelletje vogelpik. Na hun zoveelste dispuut spiest zich een pijltje in het voorhoofd van Edmondsson. Ze wordt in allerijl naar een ziekenhuis overgebracht, geneest vrij vlug en keert terug naar Parijs. Hij laat zich ondertussen opnemen ter behandeling van een sinusitis, wordt een goede vriend van zijn dokter, trekt zelfs een tijdje met diens gezin op maar krijgt daar al snel genoeg van. Onderwijl zijn we reeds in het derde deel van het verhaal aanbeland. Het derde deel draagt opnieuw de titel Paris; de kring of liever de driehoek is gesloten. De verteller kan weer terug in zijn flat en mediteert er in zijn badkuip tot op de dag dat Edmondsson hem een brief van de Oostenrijkse ambassade overhandigt: ‘J'expliquais à Edmondsson qu'il n'était peut-être pas très sain à 27 ans, bientôt 29 de vivre plus ou moins reclus dans une baignoire. Je devais prendre un risque’ (p. 123). Elk engagement, elke inbreng in de loop der dingen zal vruchteloos blijven. De ik-figuur vindt zijn geluk slechts in een soort onwezenlijke rust, een ijl bestaan gekenmerkt door een volledige overgave aan de gebeurtenissen. Hij speelt zelden een decisieve rol maar laat zich liever in zijn ‘avonturen’ meeslepen. Zijn participatie aan elke situatie wordt daarbij zo minimaal mogelijk gehouden. Totaal willoos lijkt hij soms van zijn eigen inactiviteit te genieten. Het zijn de invloeden van buitenaf die zijn gemoedsrust telkens weer dreigen te verstoren. Onbekenden zijn a priori indringers: zij doen een beroep op hem en hij | |
[pagina 409]
| |
durft niet te weigeren. Maar wanneer hij zijn cocon van gelukzaligheid verlaat, loopt alles onvermijdelijk mis. Heel zelden graaft hij zich in, maar veelal wordt zijn gedrag exorbitant, bij wijlen zelfs agressief (het vogelpikpijltje als moordwapen). Bij de geringste agitatie dreigt het gedrag van deze misantroop te ontsporen. Elke vorm van passie werd zorgvuldig uit dit leven gebannen (Edmondsson is bijvoorbeeld altijd de initiatiefneemster in het liefdesspel). Een enkel gevoel triomfeert: de angst, angst voor de aftakeling, angst voor dat onontkoombare moment waarop de levensloop in de onbeweeglijkheid stolt. In dat licht is het bijvoorbeeld tekenend dat een officieel bericht dat in sobere taal melding maakt van de dood van een drieëntwintigjarige, het hoofdpersonage van La salle de bain haast uitzinnig maakt. Ten onrechte werd deze jongeman door bepaalde critici afgeschilderd als een leeghoofd, een cultuurarm, vormloos individu. Zijn doorgedreven lectuur van vooral krant en tijdschrift en zijn niet aflatende reflectie wijzen op het tegendeel. Het egocentrisme van deze jongeling heeft zelden iets kwalijks; het is hem als het ware ingegeven, hij kan gewoon niet anders. Daarom ook doet deze vermeende egotist zijn verhaal in de grootst mogelijke anonimiteit. Toussaints schrijfstijl ademt diezelfde ondraaglijkheid van het bestaan uit. Elke poging om aan het onafwendbare te ontsnappen is ijdel. Beweren dat de personages van deze eigenzinnige auteur een defaitistische levenshouding voorstaan, zou echter blijk geven van een flagrante misvatting. Toussaints helden zijn veeleer adepten van een nieuwe levensvisie. Zij zijn de gangmakers van wat men een ‘minimalistische levenskunst’ zou kunnen noemen. Hun devies luidt: gelukkig is hij die op een laag pitje leeft, want hij zal de anderen vrijwel onopgemerkt voorbijgaan. Wie zich hoedt voor roekeloos engagement, hem zal een pak tormenten bespaard blijven. Dat ook in deze vereenvoudigde ‘levensknoop’ amoureuze esbattementen een stevig kluwen vormen, zal de lezer niet verrassen. | |
Monsieur, autre quidamDit is alvast één conclusie die zich ook na de lectuur van Monsieur opdringt. Ondanks de verandering van vertelinstantie - het vertellende ik verdwijnt en een externe verteller-focalisator komt in de plaatsGa naar eindnoot9 - weet de lezer vanaf de eerste bladzijde dat hij met hetzelfde personage te maken heeft. Monsieur, pas 29 en commercieel kaderlid bij Fiat-France, wandelt als een Hulot-achtigeGa naar eindnoot10 figuur door het leven. | |
[pagina 410]
| |
Hij flitst als een schim door de bedrijfshal, een zak chips in de hand, knikt altijd vriendelijk en maakt er een uitdaging van zijn kantoor te bereiken zonder zijn handen uit zijn broekzakken te moeten halen. Niemand schijnt hem trouwens te kennen: ‘Le directeur général écoutait Monsieur attentivement, les bras croisés, tout en ayant toujours l'air de se demander qui il pouvait bien être’ (p. 11). Monsieur maakt een treinreis naar Cannes, zomaar zonder specifieke reden, en zoekt uiteindelijk zijn vriend Louis op die in Vence verblijft. Hij onderhoudt hem over het experiment van Schrödinger en de interpretatie van Kopenhagen. Ook Monsieur wordt namelijk gekweld door de grote levensvragen. Terug in Parijs waar hij bij de ouders van zijn vriendin logeert, verneemt hij tot zijn grote verbazing dat dochter Parrain met hem gebroken heeft want ‘il avait assez mal suivi l'affaire’. Hij ziet zich genoodzaakt te verhuizen. Monsieur heeft nog niet uitgepakt of hij wordt door een zekere Kaltz, een wel erg hard van stapel lopende buurman, als typist ingelijfd. Kaltz, een wereldvreemde geoloog werkt aan een wetenschappelijk tractaat over de mineralogie. In een ultieme poging om aan de onhoudbare druk die de miskende geleerde op hem uitoefent, te ontsnappen, trekt Monsieur bij de Leguens in en legt er met karig succes het relatieve karakter van de beweging aan zoon Ludovic uit. Ondertussen heeft hij ook al zijn twee nichtjes het schaakspel bijgebracht; Monsieur voelt zich erg goed in de rol van leermeester. Hij kan het prima met de kinderen vinden maar tijdens een uitstapje naar een soort planetarium, antwoorden beide meisjes op zijn vraag, ‘Nous, on se comprend hein?’, een vertwijfeld ‘Qu'est-ce que tu dis, tonton?’ (p. 72). Elke vorm van begrip wordt Monsieur ontzegd... Terug in zijn eerste flat maakt hij lange wandelingen op het dak om aan de opdringerigheid van Kaltz te ontkomen, om zijn innerlijke rust terug te vinden. En toch: ‘Il devait et il le savait bien, essayer de s'énerver un peu dans les circonstances de la vie, progressivement sans doute, par étapes de manière à éviter que toute la tension qui s'emmagasinait n'explosât d'un seul coup’ (p. 84). Zelfs na de ontmoeting van een nieuwe geliefde, Anna Bruckhardt, beperkt het contact zich tot een simpel uitwisselen van anekdotes. Monsieur is niet van deze wereld: ‘Il se demandait à côté d'elle dans les rues désertes s'il ne pouvait pas, au gré de la conversation, sortir une main de sa poche, considérer sa paume avec recul | |
[pagina 411]
| |
et, prolongeant éventuellement le mouvement, lui prendre le bras, négligemment pour traverser la rue’ (p. 98). Maar weinige ogenblikken later, wanneer Anna Bruckhardt in het pikdonker aarzelend haar hand in de zijne legt: ‘Il resta quelques instants ainsi, Monsieur avec la main d'Anna Bruckhardt dans la sienne, puis ne sachant qu'en faire, il la reposa sur le banc, délicatement. Bon, on y va, dit il’ (p. 110). En wanneer ze samen op de terugweg naar zijn favoriete ster gaan turen en ten gevolge van een reusachtige elektriciteitspanne op de tast bij de voordeur van de flat zijn beland: ‘Ils se regardèrent avec tristesse dans les yeux. Anna Bruckhardt lui toucha la joue, alors doucement, l'embrassa dans la nuit. Hip, hop. Et voilà ce ne fut plus difficile que ça’ (p. 111). Toussaint besluit ironisch: ‘La vie pour Monsieur, un jeu d'enfant’. Met één pennetrek wordt alles gerelativeerd, wordt alle tragiek rond het personage weggewist. Monsieur heeft immers zo zijn eigen nuchtere kijk op de dingen des levens. De aanblik van de zich uitslovende mensheid lokt bij hem enkel een zuinig ‘Les gens tout de même...’ of een weloverwogen ‘Tout était selon’ uit. Een onschuldige vorm van ergernis, want hij blijft begripvol. Wat hij tot elke prijs probeert te vermijden is communicatieve interactie. Deze ‘Mann ohne Eigenschaften’ gaat liever elke obstakel uit de weg. Elke poging tot dialoog ketst toch onverbiddelijk af. Monsieur, met zijn fascinatie voor de sterren die hij met bijna kinderlijke verwondering aanschouwt, kan het onmogelijk vinden met Kaltz die vol is van de onderaardse schittering. Deze verticale oppositie verklaart eveneens waarom ‘tonton’ zijn nichtjes naar het planetarium meesleurt en waarom de eerste kus er pas kan komen onder een nooit geziene sterrenhemel, nog eens extra geprononceerd door het uitvallen van de stroom. In de verfilming van de roman (januari 1990) kon Toussaint deze tegenstelling stilistisch nog beter uitwerken, vandaar dat ze vrijwel enkel in recensies over de cinematografische bewerking opduiktGa naar eindnoot11. De horizontale as ligt onze zonderling veel minder. Wanneer het beneden verkeerd dreigt te lopen, zoekt hij het bij voorkeur hogerop: verwijzen we slechts naar de vlucht op het dak voor Kaltz of naar een dromerig staren naar het firmament om te ontkomen aan een stroef lopend gesprek. Zelfs wanneer hij zich terugtrekt in een café en daar ongewild (‘Monsieur ne savait rien refuser’) een student moderne geschiedenis (!) ter hulp schiet door de notulen van een vraaggesprek | |
[pagina 412]
| |
te verzorgen, lijken noch de student, noch de geïnterviewde oude man die ene vraag die Monsieur stelt, te begrijpen. Resultaat: ‘Oui, oui dit Monsieur, apaisant, et il se leva pour prendre congé’ (p. 84). | |
Registratie van het onzegbareIn de derde roman, L'appareil-photoGa naar eindnoot12 neemt onze antiheld opnieuw zelf de draad van het verhaal op. Nadat we hem op allerlei vormen van openbaar vervoer hebben aangetroffen, lezen we nu dat hij het besluit heeft genomen om autorijlessen te volgen. Op het bureau van de instructeurs ontmoet hij Pascale Polougaïevski. Deze jonge vrouw oefent meteen een bijzondere aantrekkingskracht op hem uit: ze geeft namelijk altijd dezelfde doodvermoeide indruk. De nieuwe leerling is nog nauwelijks van haar weg te slaan: hij ontbijt in het lokaaltje en leest er zijn krant. Dit stoutmoedig manoeuvre kadert echter in een weldoordachte strategie want de hoofdfiguur van L'appareil-photo heeft zo zijn eigen modus vivendi ontwikkeld: ‘Mon jeu d'approche, assez obscur en apparence, avait en quelque sorte pour effet de fatiguer la réalité (...) comme on peut fatiguer une olive par exemple, avant de la piquer avec succès dans sa fourchette’ (p. 14). Aan het beeld van de olijfprikker wordt trouwens opnieuw gerefereerd wanneer het hoofdpersonage naar Milaan reist om daar een conferentie bij te wonen (cfr. p. 23). Terug in Parijs onderneemt hij met Pascale een vruchteloze zoektocht naar een nieuwe gasfles. We treffen hem onder meer aan op het toilet van een benzinestation waar hij dolgelukkig opnieuw in overpeinzingen kan verzinken. Via meditatie en contemplatie lijkt deze professionele denker trouwens meer vat op de werkelijkheid te krijgen: ‘Je sentais confusément que la réalité à laquelle je me heurtais commençait peu à peu à manifester quelques signes de lassitude: elle commençait à fatiguer et à mollir, oui...’ (p. 50). Vader Polougaïevski snelt zijn dochter en haar nieuwe vriend in hun schijnbaar eindeloze zoektocht naar een gasfles ter hulp. Zijn aanwezigheid zal aanleiding geven tot een reeks slapsticksituaties die door Toussaint op onnavolgbare wijze in beeld worden gebracht. Uiteindelijk vinden we Pascale en haar aanbidder in Londen terug. Deze laatste reflecteert er over de vallende regen... Op de ferry die hen terug naar Dieppe moet brengen, pikt onze held een achtergelaten fototoestel mee. Hij krijgt vrijwel onmiddellijk wroeging, onderneemt | |
[pagina 413]
| |
Uit de film Monsieur van auteur/cineast Jean-Philippe Toussaint (foto R. Anciaux, Cinélibre-Fugitive).
een radeloze vlucht door het schip, neemt enkele foto's en werpt de lege instamatic camera ten slotte in zee. Pas thuis bekent hij het hele voorval aan Pascale en begint een nieuwe zwerftocht. Slechts de idee dat hij op het schip de foto van zijn leven, een schrijnend zelfportret, genomen heeft, kan hem in zekere mate tot bedaren brengen: ‘Car on me verrait fuir sur la photo, je fuirais de toutes mes forces (...), la photo serait floue mais immobile, le mouvement serait arrêté, rien ne bougerait plus, ni ma présence, ni mon absence, il y aurait là toute l'étendue de l'immobilité qui précède la vie et toute celle qui la suit, à peine plus lointaine que le ciel que j'avais sous les yeux’ (p. 113). Een knappe sleutelpassage: na uitputtend denkwerk, rest de protagonist nu nog het registreren van zijn niet aflatende kwelling. Maar de foto's zijn - hoe kan het ook anders - mislukt. De laatste bladzijden van de roman verhalen hoe de ik-figuur terugkeert van bij een bevriend koppel, zijn laatste trein mist en in het holst van de nacht Pascale opbelt die echter niet naar de telefooncel terugbelt. Ze is blijkbaar opnieuw ingeslapen. Toussaint sluit met een zeldzaam mooie fade-out: | |
[pagina 414]
| |
‘Je regardais le jour se lever et songeais simplement au présent, à l'instant présent, tâchant de fixer encore une fois sa fugitive grâce - comme on immobiliserait l'extrémité d'une aiguille dans le corps d'un papillon vivant. Vivant’ (p. 127). Na de fel opgemerkte verfilming van La salle de bain door John Lvoff in nauwe samenwerking met de auteur en met Tom Novembre in de hoofdrol, besluit Toussaint in datzelfde jaar 1989 om zelf Monsieur onder handen te nemen. Het werd een zeer vrije adaptatie, de auteur kon tenslotte putten uit de oogst van twee jaar noeste schrijversarbeid. De film kwam onder ruime belangstelling in circuit begin 1990. Plannen om L'appareil-photo op het scherm te brengen nemen ondertussen meer en meer vaste vorm aan. Met die wetenschap lijkt het of je bij de lectuur van de jongste roman meteen een scenario doorneemt. Het aloude vraagstuk van de kip en het ei. | |
Triptiek van een ongewis levenVormt L'appareil-photo het slotstuk van een trilogie? De meningen blijven verdeeld. Wat er ook van zij, de drie romans die Jean-Philippe Toussaint tot nog toe uitbracht, vertonen ontegensprekelijk veel verwantschap, voldoende om van een triptiek te gewagen. Zowel de historicus met een voorliefde voor de badkuip, het Fiat-France-kaderlid als de gelegenheidsdief van L'appareil-photo, houden er een vrijwel identiek gedragspatroon op na. Het zijn vrij moedeloze wezens die zich voortslepen op de floue grenzen tussen een merkwaardig vitale vorm van passiviteit, een bijna onleefbaar quiëtisme, en het domein van de totale onbeweeglijkheid: de dood. Toussaints hoofdpersonages bevinden zich in een voortdurende staat van rusteloosheid. Ze zijn schuw, bang voor alles en iedereen die hen uit hun beate roes zou kunnen rukken en hebben daartegen een tweevoudig defensiemechanisme ontwikkeld. Enerzijds een grenzeloos wantrouwen dat - zij het vrij zelden - kan uitmonden in regelrechte agressie (cfr. het dartspijltje in La salle de bain of de emfatische toon waarop de ik-figuur een woordenwisseling met een gasleverancier aangaat in L'appareil-photo). Anderzijds een vertwijfelde vlucht, een soort terugtocht, weliswaar met geheven hoofd. De onvrede van de protagonist wordt trouwens eveneens gereflecteerd in een voortdurende ‘beweging’: hij onderneemt nutteloze reizen, maakt om de haverklap gebruik van een vervoermiddel en trekt in zijn nieuwe flat met een minimum aan spullen: zijn verblijf zal overal slechts van korte duur zijnGa naar eindnoot13. Paradoxaal, trappelt hij graag wat ter plaatse om een moment | |
[pagina 415]
| |
voor zichzelf te vinden en op die manier eigenlijk wat tijd te winnen. Wanneer deze jonge intellectueel die alles heeft om te slagen, zich inlaat met de buitenwereld lijkt het wel alsof hij zich min of meer onbewust ‘encanailleert’. Zijn enige excuus is dan ook zijn missie: het uitdenken en uitproberen van een overlevingstechniek. In L'appareilphoto geeft hij voor het eerst de indruk ons een stuk van zijn krijgsplan te ontvouwen: ‘Dans le combat entre toi en la réalité: sois décourageant’ (p. 50). We vernemen bovendien het waarom van zijn lijdenstocht: ‘Je simulais une autre vie (...), une vie en tous points comparable à la vie, mais sans blessure imaginable, sans agression et sans douleur possible, lointaine, une vie détachée qui s'épanouissait dans les décombres exténués de la réalité extérieure, et où une réalité tout autre, intérieure et docile prenait la mesure de la douceur de chaque instant qui passait’ (p. 125). Zowel La salle de bain, Monsieur als L'appareil-photo worden in deze optiek momentopnamen van eenzelfde levensverhaal. Interessant daarbij is dat de protagonist-verteller van de jongste roman zich vrij vroeg in het verhaal een nogal verontschuldigend ‘Vous me connaissez...’ laat ontvallen. Ook op het vormelijke en stilistische vlak streeft Toussaint een opvallende homogeniteit na. De opbouw van zijn verhaal is vooreerst altijd heel ‘scènisch’. Tafereeltjes en gedachten worden in La salle de bain trouwens zorgvuldig genummerd. Daarnaast is er de opmerkelijke veelheid aan deiktische passages. Soms lijkt wel een scenarist aan het werk. Bepaalde scènes worden op magistrale wijze ‘in beeld gebracht’ en het is precies de aanblik van bepaalde situaties die de lezer tot een schaterlach verleidt. Dit brengt ons tot slot bij de komische ondertoon die in het werk van Toussaint nooit helemaal weg te denken is (wanneer we die dan toch uit het oog dreigen te verliezen, grijpt de auteur trouwens drastisch in, verwijzen we slechts naar de reeds geciteerde Olé-passage). Toussaint geeft aan zijn milde maar daarom niet minder pertinente vorm van ironie lucht via de opmerkingsgave van zijn personage. Deze laatste heeft als het ware een zwak voor het kleinmenselijke, wat bij hem dan een hoofdschuddend ‘Ma foi’, ‘Les gens tout de même...’ of ‘Doux seigneur’ uitlokt. Veeleer een minzame glimlach dan een misprijzende grijns. Monsieur detecteert namelijk als geen ander de kleine gag in het decor, de onwillekeurige ‘blooper’, de kras op onze spiegel... | |
[pagina 416]
| |
En daar ligt precies de oorspronkelijkheid van Jean-Philippe Toussaint: deze zonder meer getalenteerde schrijver-cineast neemt zijn ‘shots’ vanuit een compleet onvermoede hoek. Resultaat: een totaal herdachte fotografie en belichting, een ontluisterend perspectief dat van bij de eerste regel herkenbaar is, en zelden geziene beelden... |
|