Streven. Vlaamse editie. Jaargang 58
(1990-1991)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Voltooid mijn monument. Een driedelig reisessay (III)
| |
[pagina 322]
| |
1. Mussolini met bolhoed en Gabriele d'Annunzio op het Gardameer aan boord van de M.A.S. Een Colleoni met bolhoed, de leerling die beleefd, maar met ingehouden verveeldheid en minachting luistert naar de leraar, een orerend, ineengestuikt en afgetakeld mannetje.
en grotesk. Lenin zag vanuit Rusland in d'Annunzio een authentieke revolutionair die via Fiume de revolutie in Italië kon brengen. De wereld keek toe, maar de grote mogendheden gaven geen krimp, en lieten zelfs Italiaanse oorlogsbodems op de duce schieten. D'Annunzio moest inbinden, en kreeg een eervolle aftocht. De 19e eeuw was definitief voorbij. Na Fiume kon voor de achtenvijftigjarige niets anders meer volgen dan de afgang en de organisatie van zijn mythe. In 1919 was de redacteur Mussolini nog niet zo groot als d'Annunzio: ‘Sono ai vostri ordini’ klonk het nog serviel vanop de voorpagina van zijn krant. Maar d'Annunzio miste zijn afspraak met de geschiedenis. Omdat de geschiedenis treuzelde? Omdat hij te moe was? Mussolini verried hem op het kritieke moment. Fiume was in wezen niets meer dan een ongewilde generale repetitie voor Mussolini's mars op Rome in '22. Daar was d'Annunzio niet bij. Als Mozes zag hij het Beloofde Land, maar hij zou er geen rol meer spelen. Amoveatur ut promoveatur: d'Annunzio trok zich terug (werd teruggetrokken) om zichzelf te promoveren, te promoten, zoals dat nu heet. Zijn nederlaag zou hij omzetten in een overwinning: zijn Vittoriale wordt een memoriaal van een leven. In werkelijkheid was d'Annunzio een gevangene van het regime die | |
[pagina 323]
| |
het regime angst bleef aanjagen. Mussolini koesterde altijd de onuitgesproken vrees dat de charismatische cycloop nog een putsch zou ondernemen. De laatste officiële maîtresse van d'Annunzio, Luisa Baccara, die vanaf Fiume tot de dood van de dichter in '38 bij hem bleef, spioneerde in de latere jaren voor de Duce, toen ze al lang een gouvernante was geworden. De verhouding met Mussolini zou altijd gespannen blijven. Nu en dan kwam de Duce d'Annunzio aan het Gardameer opzoeken. In de M.A.S. 96, de snelle anti-onderzeeër-motorboot, waarmee de dichter in 1918 een eclatante provocatie had uitgevoerd, doorkliefden ze dan het vredevolle azuur van Garda. Meren zijn compromissen tussen zeeën en rivieren, beweerde Mussolini. Een onthullende foto toont hem aan boord van de M.A.S. Een Colleoni met bolhoed, de leerling die beleefd, maar met ingehouden verveeldheid en minachting luistert naar de leraar, een orerend, ineengestuikt en afgetakeld mannetje. Toch was het fascisme de banale, ordinaire karikatuur van d'Annunzio's grandezza. Proza in plaats van poëzie, cynisme in plaats van idealisme: dat vond d'Annunzio. Laat ons zeggen dat het dannunzianesimo (de receptie van d'Annunzio, de retoriek van zijn epigonen) een matrix was van het fascisme, en dat de stijlarme, bijna efficiënte orde de stijlvolle onbekwaamheid van de dandy verving. U weet wel: de tijd toen de treinen op tijd reden... maar dat is stof voor een ander essay. D'Annunzio mocht ondertussen fulmineren. Hij werd repressief tolerant opgevangen. Het regime kocht hem af met telkens weerkerende donaties. De nationale bard was een mafioso in de luxecel van een gevangenis. Maar er is altijd nog de ironische geschiedenis. Op het einde van de oorlog zou de gevallen en weer opgeviste Duce de gevangene zijn van de Duitsers in de Villa Feltrinelli, in Gargnano, Salò, enkele kilometers voorbij het Vittoriale.
Wie was d'Annunzio? Op zijn zestiende een dichter uit de provinciale burgerij. Op zijn achttiende een journalist die de chronique mondaine et scandaleuse van Rome verzorgde. De journalistiek zou de provinciaal beroemd maken en zijn carrière lanceren. Een carrière als romancier, dramaturg, filmscenarist, erotomaan, echtbreker uit obsessie en ontrouw minnaar uit principe, schuldenaar, parlementslid van rechts die op een dag uitzwenkt naar links, orator en Comandante - de titel die deze onregelmatige soldaat tot op het einde voor zich bleef opeisen. Klein (1m 64) en vroeg kalend, werd hij een Adonis | |
[pagina 324]
| |
2. De schoorsteen van het Oratorio dalmatico
3. Het blauwe bad
voor alle vrouwen tot wie hij het woord richtte. Mario Praz noemt hem de meest monumentale figuur van de Europese ‘Decadentie’, maar van een schizofrene soort. D'Annunzio is decadent en barbaar, estheet en primitief, modebepalende dandy en wrede condottiero. Zijn eruditie is altijd gestolen, zijn cultuur is vernis. Hij blijft een parvenu, een Abruzzees die Toscaan en een Italiaan die Parisien wordt. Deze kameleon, die morele anarchie en generositeit, genie en platitude, pure lyriek en lege woordhulzen aan elkaar paart, zou eindeloos aftakelen in het Vittoriale. Officieel erkend, maar geïsoleerd, rijgt hij aanvallen van misantropie aan georkestreerde bezoeken en overjaarse verleidingspogingen van nieuwsgierige bewonderaarsters. Achter de stoïcijnse melancholie waarmee hij volgens de hagiografie zijn laatste jaren doorbracht, ging vaak een schreeuwende, rondkruipende oude man in pyjama schuil, die gras at. D'Annunzio wachtte, aangespoeld in zijn uitdijend Vittoriale, op de dood, ‘ma non fra le lenzuole’, maar niet tussen de lakens, en zou op 1 maart 1938, de laatste dag van carnaval, alsnog zijn zin krijgen. Het Vittoriale bleef overeind als de postume wraak van de uitgerangeerde Comandante, die bij gebrek aan een grote scène zijn huis tot etalage had uitgeroepen. D'Annunzio zette zijn leven op in een museum, en benoemde zichzelf tot suppoost, om het nageslacht naar zichzelf en, later, naar zijn graf te lokken. Daarom liet hij in 1923 al bij notariële akte het Vittoriale over aan Italië, om preciezer te zijn, | |
[pagina 325]
| |
aan de Italianen. Daarom stelde hij zijn Nachlass veilig door de begiftigde moreel te verplichten zijn monument mee te slepen en te onderhouden. Hij geeft, en blijft vasthouden, zich vasthouden: Io ho quel che ho donato is niet voor niets zijn lijfspreuk. Natuurlijk is d'Annunzio auctor. De architect van dienst, Carlo Moroni, is een loyale factotum die de ‘vecchia casa colonica e parrochiale’ (dichters woorden) zal omtoveren tot het Vittoriale, een operatie die tot lang na de dood van de dichter aansleept, en een symbolisch einde kent in 1963, wanneer de resten van de vates worden overgebracht naar zijn eindelijk afgewerkt mausoleum.
Ik was 's avonds in Gardone di sopra aangekomen. Een trein uit Triëst, een boot die niet uitvoer, en een bus die uitkomst bood. Het was somber en regenachtig. Achter de parochiekerk van San Niccolo heb je een bel vedere op het Gardameer. Het azuur was grijs onder een vervaarlijk donkere hemel met strepen lucht. De bergen stonden in de wolken. Garda in april is als Garda in november: een decor net voor of net na een historische gebeurtenis. In het kleine Gardone is de verlatenheid nog intenser, omdat het d'Annunzio-toerisme hier met de morgen komt en 's avonds verdwijnt. In het huiselijke hotelletje recht tegenover de ingang van het Vittoriale vond ik een kamer en enkele oude Italianen. Natuurlijk hadden ze de Comandante nog gekend! Hij verliet de villa alleen in wagen met chauffeur, deelde fooien uit van 100 lire, en gaf de pastoor royale aalmoezen voor armen en weduwen. Mussolini was bij de begrafenis en deed vanop de balustrade aan het kerkplein de massa die hem wou toejuichen zwijgen. O tempora o mores! De volgende morgen sta ik aan te schuiven tussen schoolgaande Italiaanse cohorten die hier een rite de passage komen opvoeren. Luidruchtig, opzichtig, onbeschreven, candide in hun onwetendheid, zijn deze frisse barbaren me dierbaar. | |
RedundantieD'Annunzio liet de eenvoudige voorgevel van Villa Cargnacco opdirken met wapenschilden, motto's en bas-reliefs. Boven de deur leest men Clausura, fin che s'apra - Silentium, fin che parli, maar het klooster is opengegooid en iedereen babbelt hier. De museale discipline van het Vittoriale is surrealistisch: de bezoekers worden per contingent binnengelaten en krijgen een lokale nimf mee die in de ene kamer na de andere met verveelde maar militaire routine haar bandopnemer een nummertje laat opvoeren. Het | |
[pagina 326]
| |
ritme van deze geleide wandeling is hels. Je mag het huis zien, maar nergens bij stil blijven staan. Het zou d'Annunzio bevallen zijn. Je krijgt nergens genoeg en je ziet gerecht na gerecht voorbijschuiven. De Cena Trimalchionis van de binnenhuisarchitectuur: chinoiserie en heiligenbeeldjes, brons en glaswerk, marmeren of plaasteren kopieën van antieke en andere beelden (alle clichés zijn voorhanden: Apollo's, paardekoppen van het Parthenon, een Antinoös in een nis! en slaven van Michelangelo), (wand)tapijten, schilderijen, kussens, keramiek, vazen en borden, art déco en boeddha's. Kortom: bric à brac, antiek en rommel, ontelbare bibelots en gadgets in een horror vacui opeengestapeld. In bijna alle kamers en gangen boeken - 33.000 in totaal - en motto's, epitafen, titels, verzen en citaten op muren, dwarsbalken, zolderingen, spiegels en deuren. Redundant als ‘Ottima è l'acqua’ (van Pindaros) boven het blauwe (!) bad. Eigenzinnige correcties op de theologie van de zonde als ‘Cinque le dita e cinque le peccata’: voor elke vinger een hoofdzonde, dus min de luxuria en de avaritia! Programmaverklaringen als ‘Genio et voluptati’ en ‘Hoc opus, hic labor est’. Dat laatste vind je boven de deur van d'Annunzio's studeerkamer. Die deur is met opzet laag gehouden, want wie studeren gaat, buige het hoofd! En nog een oneliner van da Vinci boven een boekenkast: ‘Se tu vuoi che la tua casa ti paia grandissima pensa del sepolcro’. Denk aan het graf... Zo gaat het verder in dit regno d'ombra zoals de dichter zijn huis noemde. De gids leidt, een stem commentarieert, de rituele inwijding vordert. Wij schuifelen onder de indruk verder. Buiten bestaat niet meer. Tot we er weer worden afgeleverd, met knipperende ogen. Naast deze omgebouwde en volgestouwde Hades liet d'Annunzio een woning oprichten om er zich definitief in terug te trekken. Maar dit Schifamondo, ‘Walg voor de wereld’, werd nooit bewoond. Nu herbergt het, ironisch genoeg, het eigenlijke museum van het Vittoriale. Manuscripten, autografen, brieven, foto's en twee zalen voor de twee pijlers van het Vittoriale: Luisa Baccara en de architect Moroni. Het uitgestrekte park rond de villa herbergt tastbare herinneringen aan d'Annunzio's heldendaden. Daar stoot je bijvoorbeeld op een half oorlogsschip, de Puglia, die de Comandante in Fiume ter hulp kwam. De kruiser ligt ingewerkt in de helling, de boeg trots priemend in de richting van de Adriatische zee. In het auditorium, een rotonde voor conferenties, tentoonstellingen en concerten, hangt in de koepel de fragiele tweedekker waarmee d'Annunzio, samen met vijf andere toestellen, op 9 augustus 1918 de | |
[pagina 327]
| |
raid op Wenen uitvoerde. Padova-Wenen-Padova: 1100 km in 6 uur 40, niet om bommen te gooien, maar om de Weners te vergasten op een manifest dat in chevalereske stijl hen voor de nakende, onoverkomelijke nederlaag moest waarschuwen. De bezoeker kan niet anders dan denken aan de tentoonstelling over het futurisme in Venetië, enkele jaren geleden. Toen hing in de overdekte cortile van Palazzo Grassi ook een vliegtuig. De complexe en dubbelzinnige relatie tussen d'Annunzio en de futuristen is een apart essay waard. Ze vonden elkaar in hun lof voor de oorlog (sola igiene del mondo!) en de snelle machine. De primitiviteit van de Abbruzzees raakt hier de verse barbaarsheid van de avant-garde. Maar daar bleef het bij. De dichter hield niet van Marinetti, die hem de ‘decadente kampioen van erotomaan Italië’ had genoemd. Marinetti verzeilde nochtans ook in Fiume en oogstte er successen met het declameren van verzen op straat en het spelen van woordloos theater. De monarchistische Comandante zette de republikeinse futurist de stad uit, die nota bene ook om svaticanimento schreeuwde, de de-vaticanisering van de natie en de verdrijving van de paus. Het Vittoriale bezit nog machinerie, die eens avantgardistisch was, en nu hopeloze melancholie uitstraalt. Onder een afdak zijn twee auto's gestrand: de Fiat tipo 4, waarin de condottiero de ‘mars’ op Fiume leidde en een Isotta Fraschini, zijn laatste wagen. Hogerop is een hangar speciaal gebouwd rond de M.A.S. 96, de Motoscafo Anti Sommergibile, een kleine ultrasnelle anti-onderzeeër-motorboot waarmee d'Annunzio in 1918 de baai van Buccari in Istrië binnensloop. Bij gebrek aan te ondermijnen vijanden liet hij drie flessen te water met de Italiaanse vlag en het geschreven, gloriërende bewijs van het bravourestuk. Er zou veel te zeggen zijn over dit soort Don Quichoterie die verbaal altijd nog eens wordt overgedaan, maar één ding is zeker: aan fysieke moed ontbrak het de man niet. Het was met één oog, en op gevaar af het andere te verliezen, dat hij vrijwilliger was voor Buccari, meedeed aan bombardementsvluchten en naar Wenen vloog. Ik kijk tot ik de Comandante en Mussolini zie zitten op de smalle banken van de M.A.S. tijdens hun tochten op het Gardameer. | |
Een voorafschaduwing van het postmodernismeHet wordt tijd enkele stellingen te wagen. Mario Praz noemde het Vittoriale de ‘definitieve monumentale expressie van het decadentisme’. | |
[pagina 328]
| |
Ik zou verder gaan en het Vittoriale een monumentale voorafschaduwing noemen van het postmodernisme. In Gardone triomfeert namelijk een fundamenteel postmodern dogma: de nevenschikking. Het Vittoriale kent geen onderschikking, geen ondergeschiktheid aan een leidinggevende idee, geen authentieke stijl. In het Vittoriale verdwaal je, verlies je houvast. Het enige vaste punt zou d'Annunzio zelf kunnen zijn, maar mensen, dode mensen leveren geen vast punt op, scheppen geen eenheid. Ook het boek doet dat niet: omdat boeken bij d'Annunzio thuis overal zijn, zijn ze nergens. Het Vittoriale is niet alleen een materiële nevenschikking van bibelots, boeken, kitsch, kunst en machines; het is ook een nevenschikking van stijlen. De stijl van dit huis is zijn stijlloosheid, bric à brac als stijl: een eclectisch en citerend nebeneinander. De mitrailleur naast de Apollo is de samenvatting van het Vittoriale, waar geen enkel stuk mocht worden verplaatst. Orders van de Comandante: ‘In deze rangschikking heeft alles zijn betekenis’. Dat wil zeggen: niets heeft nog betekenis. Alles kan met alles in verband worden gebracht. De wilde associatie heerst. De M.A.S. wordt voor d'Annunzio Memento Audere Semper, de zoveelste geaccapareerde wapenspreuk: een Latijnse liburne en/of een golvenklievende wapenleuze? Betekenissen verglijden, voorlopige interpretaties worden weer tekens die nieuwe associaties vorderen enz., ad infinitum, in een oneindige semiosis. In het Vittoriale sluimert de associatitis, die, consequent doorgetrokken, eindigt in de videoclip of de reclamecampagne van een tabaksmerk, dat aforismen, maximes en opgepoetste clichés zinloos plaatst naast de naam en de afbeelding van het tabakszakje. De stellingen: in het Vittoriale verwordt de cultuur tot lifestyle (de dichter gaf zijn naam aan een eau de toilette), de passie tot mode, de kunst tot de structurele leugen van de kitsch. Kitsch moet het hebben van massale aanmaak, uitgevoerd door machines. D'Annunzio gebruikte en verheerlijkte de machine. Zijn Apollo's zijn de vaders van de schijfwerpers van Miro in de omhooggevallen Vlaamse tuinen. En dit: in het Vittoriale verwordt de woordcultuur tot reclametekst. Het motto, de wapenspreuk worden door hun inflatie tot slogans die slechts één doel hebben: de marketingpolitiek dienen van de ex-journalist. Het te verkopen produkt heet d'Annunzio. In Gardone is het verbluffende retorische talent van d'Annunzio rijp voor de publiciteitscultuur: de agora maakt zich definitief klaar voor de markt. En dit nog: in het Vittoriale verwordt de aristocratie tot burger- | |
[pagina 329]
| |
4. Het auditorium
5. Het mausoleum
lijkheid, de 19e eeuw wordt de 20e. D'Annunzio's leven is nochtans de illustratie van de ambitieuze burger die aristocraat wil worden. Zijn mondaine, journalistieke kronieken over de ruisende stoffen en hoeden van de Romeinse edelvrouwen in hun karossen langs de Corso, moesten hem sociaal omhoogschrijven. Wat ze ook deden. Zijn hooggegrepen huwelijk met de hertogelijke Maria Hardouin was niet meer of minder dan een inbraakpoging in de onbereikbaar gewaande hogere klasse. Boeken, toneelstukken en overspel moesten hem daar houden. De oorlog en Fiume zorgden voor het decor dat de chevalereske condottiero nodig had. Maar als hij in 1929 de langbegeerde opneming in het Walhalla krijgt - de koning verleent hem de titel van Principe di Monte Nevoso - loopt het mis. D'Annunzio, eeuwige verspiller en schuldenaar, die zijn nostalgia naar luxuria in zijn romans had geprojecteerd, kon zijn obsessieve drang naar bezit in het Vittoriale de facto waarmaken en etaleren. Praz zag het juist. D'Annunzio heeft de wereld van de zintuigen, die voorbijging, in de vuist gehouden, niet onder de vorm van woorden, zoals vroeger, maar onder de vorm van dingen. De appetijt naar bezit en dat bezit zelf gaven hem de illusie dat hij nog jong was, de levenswarmte nog voelde. Exegi monumentum. Io ho quel che ho donato. Maar de accumulatie van dingen, het volstouwen van huis en park maakt hem tot een bourgeois. | |
[pagina 330]
| |
Bezit is voor d'Annunzio nooit de nonchalant beleefde vanzelfsprekendheid geweest die het voor de echte aristos is. Het is tragisch dat van de mens d'Annunzio, die ontegensprekelijk zijn momenten van grandezza heeft gekend, alleen de mediocre, stofferige, volgestouwde coulissen overblijven. | |
Een graalOp het hoogste punt van het domein bouwde de architect na de dood van d'Annunzio een openluchtmausoleum van wit marmer, een Romeinse grafheuvel met drie Danteske kringen. Het geheel ademt de kille megalomanie van fascistische architectuur. De Comandante rust er in een hoge sarcofaag, omringd door tien legionairs uit Fiume, als Arthur te midden van de ridders van de Ronde Tafel. Je kan er ongehinderd uitkijken over het Gardameer. Het kon niet anders of d'Annunzio moest hier sterven en begraven worden, om als relikwie uit te torenen boven zijn frenetiek opgehoopte relikwieën, als mummie boven de mummies. Deze sarcofaag is het sluitstuk van het Vittoriale, de sinistere apotheose van deze schepping. Pius II stierf in Ancona en ligt begraven in een kapel in Rome. Hadrianus ging dood in Baiae, en is nergens meer te vinden. Het geeft niets. Maar het Vittoriale heeft d'Annunzio nodig. Ook al slaag ik er niet in mij de resten van een mens voor te stellen als ik opkijk naar de in de lucht drijvende kist. D'Annunzio had in '32 al zijn eigen katafalk klaar, met wassen doodsmasker om indruk te maken op de bezoek(st)ers. De parvenu van het leven flirtte met de dood, die hij vreesde. Zijn mausoleum is een lugubere grap, een lege vertoning. Toen ik die dag, op de trappen van het mausoleum, over het water, ver beneden me, uitkeek, vond ik mijn bescheiden graal. Elke horizon, hoe verblindend ook uitgewerkt, is een gevangenis. De mooiste, misschien nog de ergste. Elk leven is een gestrand vlaggeschip, dat nooit meer zal varen. Leg niets vast, fixeer niets. Laat het registreren van stemmen, de aanmaak van fotoalbums aan anderen over. Vermijd die onzuivere verdubbeling van alles die videocamera heeft. Reis, vlucht, beweeg. Spreek niet te veel. Ga licht om met de dingen, want ze maken zwaar. Het duurde maar eventjes. Tot enkele giechelende meisjes me vroegen een foto te nemen - van hun lachende gezichten en de sarcofaag achter hen. Toch heb ik me gewroken: ik heb bij het afdrukken alleen door de lens naar hun ogen gestaard. | |
[pagina 331]
| |
Post iter omne animal tristeAchteraf bekeken was de reis het volgen van een aftakeling: de neergang van objectiviteit (of bij gebrek daaraan: objectivering) naar schaamteloze subjectiviteit. Pius II vernietigt zijn autobiografie door Pienza te bouwen. D'Annunzio bouwt zijn autobiografie op in het Vittoriale. Een reis van een piazza die haar geometrie geheim houdt, via een stuk Canopus dat wordt overgedaan naar de... badkuip van Gabriele. De levende stad degenereerde tot archeologische site en stierf in een etalage vol gadgets, accessoires en design. Wat leverde de reis op? Een schamele stelling. Dat architectuur niet mag babbelen. Het Vittoriale kun je eindeloos beschrijven, terwijl je aan Pienza geen woorden kan wijden, althans geen wezenlijke. Woorden spoelen er weg. ‘Es gibt allerdings \ Unaussprechliches. \ Dies \ zeigt \ sich’. Deze gestolen Wittgenstein zou op de architraaf van alle faculteiten architectuur gebeiteld moeten staan. Maar natuurlijk zou hij ook daar te veel zijn. De fout van Hadrianus - in mindere mate - en d'Annunzio - in het kwadraat - ligt hierin dat ze hun eigen autobiografie monumentaliseren, hun levensverhaal gênant contamineren met ruimte. Ze eindigen dan ook als curiosum: archeologische site of museum. Alleen Pienza blijft van-zelf-sprekend Pienza. Monumenten overleven pas als hun schepper zich eruit terugtrekt en ze aan zichzelf overlaat. De gevels van Pienza vertellen alleen het verhaal van gevels. Wat ik erover heb geschreven, is dan ook een ladder die men moet omvergooien na erop geklommen te zijn. Wie me begrijpt, moet deze woorden overwinnen, dan ziet hij Pienza, het monument goed. Ik steel weer van Wittgenstein, die, naast veel andere dingen, ook een huis gebouwd heeft. Wat heeft de reis met het onderwerp van dit essay - de monumentalisering - te maken? Reizen is de versnelling en de verheviging van het naast-elkaar en het na-elkaar, van het leven dus. Het merkwaardige is nu dat alleen de reiziger zich bewust wordt van het monument, omdat hij in zijn vluchtigheid, die alleen tot achteloos strelen van de dingen komt, het monument juist als antoniem ervaart van zijn reizen: als compacte onbeweeglijkheid, als stolling van tijd en ruimte. Misschien heeft Hadrianus iets dergelijks gevoeld toen hij het onmogelijke probeerde: het monument naboot- | |
[pagina 332]
| |
sen om de reis weer te geven. Het lukt niet. De reiziger staat voor het monument als een vreemde, een voorbijganger; hij wordt erdoor aangezogen, en begrijpt het niet. Achteraf schrijft hij erover. Maar schrijven is al niet meer reizen. Het is stiekem en hopeloos ook een monumentje wagen: men start met grootse ambities en eindigt met een log mausoleum van woorden, een afgewerkte gevangenis. Post iter omne animal triste - niet omdat je op reis gelukkiger was, of omdat ze voorbij is, maar omdat je ze niet kan vatten, omdat je nooit slaagt in de woordelijke weergave van de goddelijke lichtheid van het reizen, die je er achteraf in hebt geprojecteerd. De lichtvoetige Hermes die je was, blijft hermetisch. En Icarus is buiten beeld al gevallen. Neergedwarreld naast je letters. |
|