[Oktober 1990]
Editoriaal
Sinds het Streven-colloquium staan we bij onze lezers in het krijt. Op dat colloquium ‘wilden we vooral luisteren’ naar jullie antwoord op onze vraag ‘Wie zegt u dat wij zijn?’. Achteraf bleek dat we een aantal aanwezigen in de kou hadden laten staan omdat wij ons, áls redactie, nauwelijks lieten horen. In het verslag van het colloquium (Streven, juni 1990) deden we een ietwat vrijblijvende belofte: ‘Later kan de redactie erop reageren’ en ‘We hopen erop terug te komen’.
In de voorbije maanden zijn er in de redactie al ettelijke uren besteed aan de vragen die het colloquium ons stelde. Maar niemand voelde de noodzaak om over te gaan tot een nieuwe intentieverklaring. Enerzijds herkennen we ons nog voldoende in de identiteitsverklaring van oktober 1978 en anderzijds weten we uit ervaring dat de concrete invulling van een dergelijke verklaring in de praktijk, maand na maand, dient te gebeuren.
Met de kritische opmerkingen die we vaak te horen krijgen, willen we ons ernstig bezighouden. Wat lapidair geformuleerd luiden die: ‘Ze zeggen dat Streven te moeilijk is’, ‘Ze zeggen dat Streven te voorzichtig is’, ‘Ze zeggen dat we geen “wij” zijn’, ‘Ze zeggen dat we tussen twee stoelen zitten’.
Deze laatste formulering drukt nog het beste uit in welke ongemakkelijke positie een cultureel maatschappelijk maandblad in ons beperkt taal- en cultuurgebied zich bevindt. Dat is voor ons echter geen alibi, maar een stimulans om onze lezers maandelijks stof tot zelfstandig denken en kritisch nadenken te bieden.
Had het colloquium dan geen enkel onmiddellijk tastbaar resultaat? Aan het einde van ons colloquiumverslag kon u lezen: ‘Aan vorm en lay out hoeft niets te veranderen, zo luidde het nagenoeg unaniem. Of toch, de kaft kon eens bekeken worden’. Juist daarin zijn we een stap verder gegaan en zochten we ook wat de bladspiegel betreft naar vernieuwing in continuïteit. Daarmee verruilen we onze identiteit niet voor een imago. Wat stijl en kwaliteit betreft doen we geen concessies.
De redactie