Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 981]
| |
De multiculturele droom
| |
[pagina 982]
| |
schillen tussen mensengroepen aan te duidenGa naar voetnoot3. Het verschil tussen pikzwarte en hagelblanke mensen is weliswaar zeer opvallend, maar genetisch bijna te verwaarlozen. Het enige werkelijke belangrijke biologische verschil tussen de mensen is dat tussen man en vrouw. ‘Ras’ in de zin van ‘mensenras’ is een mythologisch gegeven. En dat maakt de term zo gevaarlijk. De gebruikers van die term konden niet verwijzen naar strikt wetenschappelijke gegevens en ze zijn er dan ook op de meest fantasierijke manier mee omgesprongen. De kwalijkste fantasie was die van Adolf Hitler, die o.a. een ‘joods ras’ creëerde. Het jodendom was én is moeilijk te omschrijven. Het is meer dan een geloofsgemeenschap, meer (of juist minder) dan een volk, een natie. De joden zijn dat alles bij mekaar, maar geen ‘ras’ (zelfs niet als men on wetenschappelijke criteria als huidskleur of schedelvorm hanteert). In feite richtte Hitler zich met biologische argumenten tegen een culturele traditie. Het is goed om dat te onthouden wanneer iemand zegt dat hij geen racist is omdat hij alleen maar een ‘cultuur’ afwijst. Het oude begrip ‘ras’ en het Vlaams Blok-begrip ‘cultuur’ hebben gemeen dat ze verwijzen naar een star, onafwendbaar gegeven dat de identiteit van een groep bepaalt, zelfs over de generatiegrenzen heen. De manier waarop Annemans en Dewinter in hun brochure over ‘islamieten’ spreken is duidelijk: ‘De islam legt levenswijzen op die dermate afwijken van ons levenspatroon, dat conflicten niet te vermijden zijn’ (p. 6). ‘Moslims wensen een parallelle or de op te richten op ons grondgebied. Van integratie is geen sprake’ (p. 7). De wereld van de islam is enorm groot en enorm gevarieerd. Zelfs bij de moslims die bij ons leven zijn er zeer grote verschillen, die ook leken onmiddellijk opmerken: de Turkse moslims, die uit de door Atatürk gelaïciseerde Turkse staat komen, hebben een andere culturele bagage dan de Marokkaanse Berbers uit het Rif-gebergte. De Turkse moslims in België hebben zelfs een aparte ‘hiërarchische’ structuur, de Vakif, die naast het semi- officiële Islamitisch Centrum van het Jubelpark werkt. De Marokkaanse ‘gemeenschap’ is, zoals Marokko zelf, een mengelmoes van talen en culturen. Maar voor al die variaties hebben Annemans en Dewinter geen oog: het zijn allemaal moslims. Dat klopt. Zoals het ook klopt dat Libanese Falangisten en Nederlandse katholieken christenen zijn. En zoals de ‘moslims’ hun cultuur hebben, zo hebben wij de onze. ‘De eigen cultuur’ heet dat. Aan beide kanten van de barrière gaat het om een onwrikbaar ‘levenspatroon’. Zo onwrikbaar dat het wel erg lijkt op een bio- | |
[pagina 983]
| |
logisch gegeven. Wat het Vlaams Blok voorheeft met migrantenjongeren van de tweede en zelfs van de derde generatie, verdient ook speciale aandachtGa naar voetnoot4. Van hen wordt weliswaar gezegd dat ze ‘zonder eigen cultuur’ zijn, maar toch zullen ze ook uit ons land moeten verdwijnen. Al zijn ze hier geboren, al spreken ze Nederlands, al bidden ze niet meer in de moskee: ze blijven tot de vreemde groep behoren. Ook dat lijkt sterk op een ‘biologisch’ argument dat zijn eigen naam niet durft te noemen. Nog een ander element van het oude racistische betoog is terug te vinden bij het Vlaams Blok. De andere ‘cultuur’ (we weten intussen dat het Vlaams Blok daarmee de islam bedoelt) wordt steevast afgeschilderd als een bedreiging voor de ‘eigen cultuur’. Om dat enigszins aannemelijk te maken wordt voortdurend over ‘grote groepen vreemdelingen’ gepraat over ‘grote massa's mensen met een andere beschaving’ (Dossier Gastarbeid, p. 6). De ‘Protocollen van de wijzen van Zion’ zijn niet meer bruikbaar, maar het Vlaams Blok heeft al wel ‘kwaadaardige kernen van fundamentalisten’ ontdekt die er werkelijk op uit zijn om ons ‘levenspatroon (...) te vernietigen’ (ibid., p. 7). Bevolkingsstatistieken staan er niet in het Dossier GastarbeidGa naar voetnoot5. Die zouden duidelijk maken om welke relatief kleine aantallen mensen het gaat: bij de Volkstelling van 1981 waren er in Vlaanderen niet meer dan ongeveer 30.000 Turken en 30.000 Marokkanen. In Brussel telde men toen ongeveer 16.000 Turken en 60.000 Marokkanen. Alles samen dus ongeveer 140.000 moslims tegenover 6 miljoen Vlamingen. Meer dan de helft van die vreemde groep bestond dan nog uit kinderen en jongeren. Liegen over de kracht en | |
[pagina 984]
| |
het aantal van de ‘vijanden’, ook dat heeft het Vlaams Blok gemeen met de racisten van de oude school. Kortom, technisch is het niet correct het etiket ‘racistisch’ te gebruiken om het Vlaams Blok te karakteriseren, maar het politieke gebruik ervan lijkt ethisch aanvaardbaar. Het Vlaams Blok ontzegt even onwrikbaar als de oude racisten dat deden een hele bevolkingsgroep het recht om een rol te spelen in onze samenleving. Wat plaatsen de anti-racisten tegenover het rudimentaire ‘gedachtengoed’ van de Vlaams Blok-ideologen? Het ‘project’ van de Vlaams Blokkers heeft het voordeel dat het uiterst eenvoudig en helder is: een deel van de vreemde elementen in onze cultuur snijden we gewoon weg. Het anti-racistische alternatief daarentegen, is noodgedwongen veel ingewikkelder. Een helder, goed doordacht plan, dat rekening houdt met de blijvende aanwezigheid van de migrantengroepen (met name de Turkse en de Noordafrikaanse) is nog door niemand op papier gezet. Dat kan ook niet. Daarvoor ontbreken er nog teveel gegevens over die groepen en daarvoor is de situatie ook te nieuw. Het is de eerste keer in onze geschiedenis dat we voor zo'n uitdaging staan. Maar dat zou ons toch niet mogen beletten om nu al wat meer zorgvuldigheid aan de dag te leggen in het gebruik van de sleuteltermen uit het anti-racistische betoog. Woorden als ‘integratie’, ‘culturele identiteit’, ‘de multiculturele samenleving’ worden in veel goedbedoelde teksten op de meest achteloze wijze gebruikt. Vooral het woord ‘multicultureel’ duikt de jongste tijd vaak op. De term is zelfs terug te vinden in het programma van een aantal Vlaamse politieke partijenGa naar voetnoot6. Het slordige gebruik ervan is m.i. even gevaarlijk als het gebruik van de mythische notie ‘ras’. Zeker als men zondermeer stelt dat we op weg zijn naar een ‘multiculturele samenleving’. Is ‘multicultureel’ misschien gewoon een modische variant voor ‘open en verdraagzaam’? Sommige gebruikers van de term schijnen toch iets anders voor ogen te hebben. Dokter Henri De Ridder, een arts die in Gent een praktijk heeft met vrijwel uitsluitend Turkse patiënten, zei onlangs: ‘Die zogenaamde culturele integratie is eigenlijk maar het behoud van een paar kleren en gerechten, de rest is flauwekul. Turken zijn inderdaad anders, | |
[pagina 985]
| |
maar dat wil niet zeggen dat je ze ook anders moet bekijken. Het zijn gewoon mensen die dezelfde rechten verdienen als wij. In onze praktijk spreken wij al lang niet meer over integratie (...), wij praten over een harmonieuze of multiculturele samenleving, waarbij alle groepen hun eigenheid bewaren en die van de andere respecteren’Ga naar voetnoot7. Het is vreemd dat een moedig man als Henri De Ridder, die, anders dan veel andere voorstanders van de multiculturele samenleving, met zijn twee voeten in de praktijk van het werk met migranten staat, tot zo'n uitspraak vol contradicties komt. Contradicties die overigens nogal veel voorkomen in met de beste bedoelingen geschreven teksten over de migrantenproblemen. In dat taalgebruik zijn restanten van het oude anti-racistische jargon op een slordige manier gemengd met nieuwe argumenten die afkomstig zijn uit de sfeer van het cultuurrelativismeGa naar voetnoot8. Het oude anti-racistische jargon werd vooral gebruikt door de arbeidersbeweging. In België heeft die arbeidersbeweging een wat paradoxale rol gespeeld t.o.v. de migranten. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de vakbonden de migratie ‘geduld’, hoewel ze die volgens hun eigen logica hadden moeten bestrijden. Maar anderzijds hebben de bonden ook werk gemaakt van de emancipatie van de migranten. Migranten hebben sinds lang stemrecht bij de sociale verkiezingen. De arbeidersbeweging heeft die emancipatie echter bewerkt onder haar eigen voorwaarden. Ze heeft gelijke rechten en arbeidsvoorwaarden geëist voor alle arbeiders, om het even of ze van Belgische, Marokkaanse of Turkse nationaliteit waren. Gewoon in naam van het oude sociaal-democratische gedachtengoed. Bij de linkse arbeidersbeweging kwam daar ook nog een soort ‘tiërmondisme’ bij: de migranten werden soms beschouwd als een | |
[pagina 986]
| |
voorhoede, als vertegenwoordigers van de bevrijdingsbewegingen in hun thuisland. De nieuwe anti-racisten herhalen die oude eis van volledige gelijkberechtiging, maar voegen er een nieuwe aan toe: de migranten moeten ook nog hun ‘eigenheid’ kunnen bewaren. Maar staat die tweede eis niet haaks op de eerste? Om volledige gelijkberechtiging vragen kan niet anders betekenen dan om volledige burgerrechten vragen en dus eigenlijk om volledige assimilatie. Alles staat of valt natuurlijk met de vraag wat je onder ‘cultuur’, ‘culturele identiteit’ of ‘eigenheid’ verstaat. Er zijn de jongste tijd hele congressen aan die kwesties gewijd, maar gewoonlijk vindt niemand het nodig om die termen te definiërenGa naar voetnoot9. Allicht zal iedereen het er over eens zijn dat tot de culturele identiteit o.a. de elementen taal en recht behoren. Als we dat in overweging nemen, wat verstaan we dan onder een ‘multiculturele samenleving’? Een maatschappijvorm waarin alle groepen hun eigen taal en recht bewaren en die van andere respecteren? Is zo'n maatschappij denkbaar? Zijn er historische voorbeelden van? Zou het mogelijk, resp. wenselijk zijn zo'n maatschappij te installeren op het grondgebied van het huidige België? Het is natuurlijk een tikkeltje grotesk om die vragen op te werpen op een ogenblik dat de Belgische staat wordt omgevormd tot een federatie van deelstaten die als basis juist het taalgebied hebben. Het is jammer voor de voorstanders van de ‘multiculturele samenleving’, maar onze eigen staatsgeschiedenis is een pleidooi tegen de multiculturele droom. Na 150 jaar België zijn we het er over eens: bij één staat hoort best één taal. En in die staat is geen plaats voor nog een andere taal met dezelfde status. Die vaststelling heeft ook consequenties voor onze omgang met de migranten. Als we ervan uit gaan dat ze hier zullen blijven, dan moet in het onderwijs voorrang gegeven worden aan de taal van de staat waarin ze zullen leven. En dat is Nederlands of Frans. Er zijn ongetwijfeld veel goede redenen om ook de moedertalen van de migranten te verzorgen. Al was het maar omdat het inderdaad verrijkend is om samen te leven met mensen die rechtstreeks toegang hebben tot cultuurgebieden die anders voor ons gesloten blijven. Dat vergroot het directe contact van onze taal met andere, vaak heel grote taalgebieden. Het Nederlands kan daar alleen maar wel bij varen. Dat we nu over een degelijk Turks-Nederlands/Nederlands-Turks woordenboek beschikken, bijvoorbeeld, is zondermeer te danken aan het feit dat er zoveel | |
[pagina 987]
| |
Turken naar Nederland zijn geëmigreerdGa naar voetnoot10. Maar wie de migranten voorhoudt dat die moedertaal op voet van gelijkheid met de landstaal behandeld kan worden, maakt hen wat wijs. Die houding is ongetwijfeld ook de bron van veel misverstanden rond het zogenaamde ‘Elkaar Ontmoetend Onderwijs’. Opgezet als een systeem om o.a. het onderwijs in en van het Nederlands te bevorderen (via een aantal herhalende lesuren in de moedertaal), wordt het met name door veel Marokkaanse ouders gezien als een eerste stap naar onderwijs in het Arabisch. En dat andere essentiële element van de culturele identiteit, het recht, kan daar in onze Belgisch-Vlaamse samenleving meer respect voor opgebracht worden? Wie in ‘multiculturele termen’ over recht begint te denken, merkt al gauw dat de contradicties in het nieuwe anti-racistische betoog hier het duidelijkst worden. Het is eigenlijk eenvoudig: men kan niet tegelijkertijd én om volledige gelijkberechtiging én om respect voor het vreemde recht vragen. Het is het een of het ander. Men kan bijvoorbeeld niet tegelijkertijd om de volledige gelijkberechtiging van de migrantenvrouwen vragen en om respect voor het Marokkaanse recht, dat o.a. het principe van de eenzijdige verstoting door de man erkent. Wie er de rechtspraak op nakijkt zal overigens merken dat België een traditie heeft van respekt voor het vreemde privaatrecht. Een geschil in de privé-sfeer tussen twee mensen van dezelfde vreemde nationaliteit wordt in principe beslecht volgens de wet van hun thuislandGa naar voetnoot11. Maar dat is een principe uit een tijd dat er in ons land nog maar heel weinig vreemdelingen waren. Nu moeten de rechters hun weg zoeken tussen dwingende bepalingen van het Belgisch recht (bijvoorbeeld i.v.m. de gelijkberechtiging van man en vrouw binnen het huwelijk) en het respect voor het vreemde recht. Ze schijnen hoe langer hoe meer te kiezen voor de toepassing van het Belgisch recht. In feite wordt daarmee het ‘multiculturele’ karakter van een deeltje van de rechtspraak aangetast. Maar hoeveel anti-racisten zullen dat openlijk willen betreuren? De voorstanders van de ‘multiculturele samenleving’ zien niet dat hun droom zélf gedroomd wordt in het bed van de Westerse cultuur en alleen daar. Het gaat bij hen eigenlijk om een universele verklaring van gelijkwaardigheid van culturen. M.a.w.: het westerse principe van de gelijkberechtiging wordt over de grenzen van de westerse cultuur heengetild en op- | |
[pagina 988]
| |
gelegd als basisregel voor een soort wereldspel van culturen. Maar het blijft toevallig wel een spelregel uit slechts één van die culturen. De ‘multiculturele samenleving’ is een droom. Wie de term achteloos gebruikt buiten zijn slaap, denkt slordig en wekt misverstanden in de hand. We bewijzen de migranten daarmee geen dienst. Waarom zeggen we hun niet duidelijk en zonder valse schaamte dat ze hun plaats zullen moeten vinden in een Vlaamse staat. Een open staat. Een verdraagzame staat. Openheid begint met echte belangstelling. Tot voor kort waren de migranten volkomen ‘onzichtbaar’ in onze samenleving. Er was gewoon bijna niemand in hen geïnteresseerd. Als het Vlaams Blok één verdienste heeft, dan is het dat het - via de pijnlijke omweg van de racistische confrontatie - de migranten tenminste een gezicht heeft gegeven. We kunnen niet langer doen alsof ze er helemaal niet zijn. Een groot deel van de aandacht die we nu aan de migranten besteden gaat eigenlijk toch nog naar onszelf, naar de racistische demon, waarvan we dachten dat die voorgoed uitgedreven was. Een echte open samenleving gaat verder en brengt ook belangstelling op voor de ‘andere’ zelf, de bron van zoveel onverwachte kwaadaardigheid. De andere biedt zich aan in ons huis. Het is een huis waar we voortdurend zelf aan timmeren en verbouwen. Wie het veertig jaar geleden voor het laatst zag zou het niet meer herkennen. Maar het staat wél nog altijd op dezelfde plaats, in dezelfde omgeving. De bewoners spreken nog altijd dezelfde taal en aan de fundamenten van het huis wordt niet geraakt. Wie de taal en de grote regels van het huis aanvaardt, moet ook een sleutel kunnen krijgen. Die sleutel is de nationaliteit. Een open samenleving heeft eenvoudige en goedkope naturalisatieregels. De naturalisatie is letterlijk een sleutelkwestie in de migrantenproblematiek. Het zou verkeerd zijn aan kandidaat-Belgen extra-hoge burgerschapseisen te stellen. Veel geboren Belgen zijn zelf ‘nulgraadburgers’ die bij verkiezingen wat graag thuis zouden blijven, mocht er geen stemplicht bestaan. Hun situatie verschilt eigenlijk niet zo heel veel van die van de niet-genaturaliseerde migranten. Burgerschap is iets wat men al doende verwerft. Maar men moet er wel de kans toe krijgen en er de zin voor opbrengen. Een verdraagzame staat heeft er geen moeite mee dat niet al zijn burgers zich voor de volle 100% met hem identificeren. Maar een open staat werkt wel aan een hoge kwaliteit van burgerschap bij al zijn (kandidaat)-burgers. Door een lage naturalisatiedrempel aan te leggen, scheppen we de noodzakelijke basis waarop migranten kunnen steunen om uit te groeien tot volwaardige burgers. We moeten ons daar geen illusies bij maken. Veel genaturaliseerde migranten zullen in het begin van die ‘nulgraadburgers’ zijn. Met hun hoofd zijn ze wellicht nog elders. In het geval van de Turken en de Marokkanen blijven ze ook letterlijk bur- | |
[pagina 989]
| |
gers van de thuislanden (Willens nillens, want Turkse en Marokkaanse burgers die een andere nationaliteit verwerven blijven hun oorspronkelijke nationaliteit behouden). We moeten oog hebben voor die situatieGa naar voetnoot12 en de nieuwe burgers een leertijd gunnen. En wie als burger behandeld en benaderd wordt, zal zich al gauw ook burger voelen. Allicht blijven de Turkse en Marokkaanse nieuwe Vlamingen zich ook nog een paar generaties lang ‘Marokkaan’ en ‘Turk’ voelen. Dat maakt de waaier van groepen die nu al in Vlaanderen bestaat alleen wat groter. Het komt er alleen op aan de nieuwe groepen de spelregels van de verscheidenheid te leren en die regels zelf ook op hen toe te passen. We mogen hier alleen niet in de val van de ‘culturele identiteit’ trappen. De nieuwe Vlamingen zullen Nederlandstalig zijn en functioneren binnen ons rechtssysteem, waar ze hun nieuwe burgerschap aan ontlenen. Dat wijst ongetwijfeld op een hoge graad van assimilatie. We moeten ophouden dat als een vies woord te beschouwen. Assimilatie is een goede zaak en een proces dat zich met hoge snelheid voltrekt. Wie wel eens contact heeft met Marokkaanse of Turkse jongeren zal merken dat er nu al een soort gewelddadige ingreep nodig zou zijn om de verregaande assimilatie weer ongedaan te maken. Maar die assimilatie hoeft niet te betekenen dat er absoluut geen ruimte meer mag zijn voor iets wat men misschien kan aanduiden met de term ‘etnisch bewustzijn’. Laten de nieuwe Vlamingen zich Turk of Marokkaan blijven voelen en laten we hopen dat ze zich daar ook goed bij voelen. We moeten het aan hen zelf overlaten om de inhoud van dat ‘etnisch bewustzijn’ te bepalen. Die inhoud zal niet bestaan uit die mythische ‘culturele identiteit’ die de migranten volgen sommige antropologen in hun bagage hadden steken toen ze hier arriveerden. Het zal noodzakelijk een nieuwe inhoud zijn, gebaseerd op de unieke ervaring van de overstap van een niet-Europese naar een Europese cultuur. Het is aan de open samenleving om kansen te scheppen voor dat nieuwe ‘etnische bewustzijn’, maar altijd volgens de regels van het eigen huis. De meest dringende taak is de praktische organisatie van de erkenning van de islam. Het optrekken van een structuur die vergelijkbaar is met wat in onze staat voor christenen, joden en niet-confessionelen bestaat, zou een eerste kader bieden waarbinnen het ‘etnische bewustzijn’ zich op een gededramatiseerde wijze kan ontplooien. Het is mooi om de islam te erkennen en het | |
[pagina 990]
| |
recht op islamonderwijs te proclameren. Het is beter om er voor te zorgen dat het in het Nederlands gebeurt en dat er leerprogramma's en inspecteurs zijn. Een open samenleving maakt werk van haar verdraagzaamheid. De Vlaamse staat is een Westeuropese staat. Zijn wezen is bepaald door de geschiedenis van dat werelddeel. De komst van grote groepen migranten na 1945 is een deel van die geschiedenis. Maar ook niet meer dan een paragraaf. |
|