Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 588]
| |
Over immigranten gesproken (I)
| |
[pagina 589]
| |
kencentrum niet veel verhelpen. Een initiatief als dat van de Provinciale Dienst voor Hygiëne om de loodvergiftiging in Borgerhout en op het Zuid te meten is lofwaardig, maar pakt de onhygiënische woonomstandigheden niet bij de wortel aan. Zowel stad als provincie zijn aan dringende investeringen toe op enkele gebieden: sociale woningen, hygiëne, groenvoorziening, gemeenschapshuizen vooral voor de jeugd, minimale sociale dienstverlening... En dat geldt zowel voor de oorspronkelijke bewoners als voor de immigranten, al hebben deze laatsten ook nog specifieke noden. Liever dan wat overbekende commentaren bij deze situatie te spuien, gingen we praten met mensen die beroepshalve met de problemen geconfronteerd worden: een huisarts, een PMS-consulente, en een Koran-lerares. Anderen kunnen eventueel nog volgen. | |
Integratie is mogelijk, indien...Ga naar voetnoot*De buurt achter het Brusselse Zuidstation lijkt bekend: boomloze straten met oude huizen, kleine winkeltjes met opschriften in vreemde talen en letters, kinderen die tussen de auto's op straat spelen. Gastarbeiderswijk. Maar ook een buurt met mensen uit de zogenaamde Vierde Wereld, met kansarme Vlaamse en Franstalige Brusselaars, en vooral met mensen uit vele streken van Europa: Marokkanen, Turken, Sicilianen. In de bescheiden wachtkamer van dokters Louis Ferrant, Jo Butaye en Claire Janssens hangt de leuke poster van Coloriek met de drie Brusselse meisjes, een blanke, een Noord-Afrikaanse, een zwarte. Eigenlijk ben ik min of meer toevallig in de migrantenpraktijk geraakt. Ik wou in een volksbuurt werken, waar geen of weinig huisartsgeneeskunde was, maar met de jaren kreeg ik steeds meer migranten in mijn praktijk, dat was voor mij een bijkomende stimulans om te blijven. Het was oorspronkelijk dus eerder een keuze voor kansarme mensen dan voor migranten, maar dat is intussen veranderd. Er wonen nu nog slechts een goede 25 à 30% niet-migranten in deze buurt, Vlamingen en Franstalige Brusselaars. Sommigen zien we nog in de praktijk, anderen hebben afgehaakt. Die laten dan ook soms weten waarom: ‘Ge moet dat begrijpen, dokter, gij zijt een dokter van de Marokkanen geworden’ of ‘Uw wachtzaal is een moskee geworden, het stinkt er’. Maar dat soort uitlatingen hoor je toch niet zo frequent. Er is wel een onbewuste keuze voor de Marokkanen gebeurd, doordat we een Marokkaanse als tolk of opvang hebben genomen. De Belgen voelen zich waarschijnlijk iets minder thuis, maar ik zou dat niet | |
[pagina 590]
| |
overdrijven. We merken wel dat we iets te weinig doen voor de Turken, dat laten ze ook horen. De buurt hier is erg gemengd: een 35% Marokkanen, een 12% à 15%. Turken, een 15% Sicilianen en dan nog kleine percentages Grieken, Spanjaarden en Portugezen, Centraal-Afrikanen. | |
Kún je in deze buurt een ‘dokter voor iedereen’ zijn? Of is de segregatie te groot?Ik vind persoonlijk, hier meer dan elders. En daar heb ik ook een uitleg voor, zij het een rudimentaire. Hier is iedereen een minoriteit, geen enkele groep domineert. Ze beseffen blijkbaar dat ze toch moeten samenleven en dat dat alles bij elkaar niet al te veel problemen meebrengt. Er zijn dokters, apothekers, winkels en allerlei diensten waar iedereen aanloopt. De scholen, dat ligt enigszins anders, daar komen wel bepaalde culturele concentraties voor. Maar het is waar, de meeste van onze patiënten zijn Marokkanen. Ze zijn hier het talrijkst, zij hebben de meeste kinderen. We hebben ons bijzonder het lot van de Marokkaanse vrouwen aangetrokken. Die komen elders moeilijk terecht, omdat ze geen Frans of Nederlands kennen, vooral de Berbervrouwen. En ach, zonder dat je het zelf wilt, creëer je zo een imago: dokter voor Marokkanen. Misschien komt het ook door mijn manier van werken. Ik werk veel met compromissen, met geven en nemen. Je marchandeert, je dringt bijvoorbeeld geen onderzoeken op, je praat erover, geeft hen bedenktijd. Dat past blijkbaar in hun cultuur. | |
Hoe betalen ze?Ze zijn allemaal wettelijk volledig in orde, de Marokkanen bedoel ik. Op de zeldzame grootmoeder na die voor twee maanden op bezoek is, maar hier wat langer blijft hangen. Of een familielid die ze naar hier halen omdat ze denken dat die hier wel geopereerd kan worden, daar staan ze dan mee aan de deur. Af en toe een vrouw die bij Amerikanen of bij mensen van de EEG gediend heeft, daar niet ingeschreven was en illegaal alleen komt te staan als haar ‘werkgever’ naar een andere post verdwijnt. Maar dat zijn uitzonderingen. Ik krijg praktisch nooit Marokkanen die niet in een mutualiteit zijn ingeschreven. De meesten werken of hebben gewerkt en zijn volledig in orde. Dat is niet zo met de mensen van de Vierde Wereld, die vallen er nog vaak tussenuit. Voor 60% van de gevallen werk ik tegen het officiële tarief, voor sociale gevallen vraag ik het minimumtarief. Voor mensen die niet ingeschreven zijn, Centraal-Afrikanen bijvoorbeeld, vraag ik de prijs van een pakje sigaretten. Principieel werk ik nooit gratis, dat | |
[pagina 591]
| |
is een gebrek aan respect, vind ik. Ze hebben graag dat je hen behandelt zoals je Belgen behandelt. | |
Je stelt de situatie nogal rooskleurig voor.Dat is misschien een beetje mijn karakter, maar ik geloof echt dat er hier minder problemen zijn dan in andere buurten, b.v. in Schaarbeek of Sint-Joost-ten-Node. Daar ligt het probleem in de nog hogere concentratie van migranten, daar geeft één groep de indruk majoritair te zijn. Die bepalen het straatbeeld, de Turken in Sint-Joost, de Marokkanen in Schaarbeek, terwijl hier alles door elkaar heen loopt. Deconcentratie is dan ook een van de mogelijkheden om tot - ik wil niet direct spreken van integratie, maar - een ‘harmonieuze samenleving’ te komen, waar mensen naast elkaar leven en elkaar accepteren. In andere wijken is dat niet meer haalbaar. Hier zou ik het heel jammer vinden als de Belgen verder weg zouden trekken. Dat is in feite al aan het gebeuren. Vooral nu Marokkanen en Turken steeds meer huizen gaan kopen. Dat doen ze om meer bestaanszekerheid te hebben. Ze kunnen dan niet meer buitengezet worden en ook omdat ze anders niet gemakkelijk iets vinden dat groot genoeg is voor hun gezin. In twee-drie jaar tijd is de idee om in Marokko of Turkije te investeren, volledig omgekeerd, ze installeren zich nu hier. Maar dat brengt mee dat Belgen in de wijk die ook maar huren, steeds meer wegtrekken: liever geen migrant als huisbaas. Trouwens, de migranten zelf hebben niet graag huurders in huis, ze hebben het huis liever voor hun gezin alleen. Daar komt nog bij dat velen het gevoel hebben dat dit hoe dan ook een kansarme buurt blijft, je kunt beter, zodra je kunt, naar iets anders uitzien. | |
Heb je hier hetzelfde fenomeen als in de VS, waar de prijzen van grond en huizen dalen zodra er te veel niet-blanken komen wonen?Tot vijf jaar geleden was dat inderdaad zo, maar nu is dat helemaal veranderd, de huizen zijn hier in waarde gestegen, soms tot driemaal de aankoopprijs. Voor een huis dat je vijf jaar geleden voor 400.000 F. kon kopen, betaal je nu 1.200.000 F., hetzelfde huis. Daar zijn verschillende verklaringen voor. De grote vraag van de migranten. In Brussel worden grond en huizen duurder. De buurt wordt misschien interessant door het TGV-project. En vooral, heel typisch voor deze wijk, er zijn hier grote textielhandelaars neergestreken, die hele huizen opkopen en om het even welke prijs betalen. | |
[pagina 592]
| |
Als de Marokkanen zich hier installeren, zoals je zegt, betekent dat dan dat zij zich ook steeds meer als Belgische burgers gaan beschouwen?Dat is zeker het geval voor de tweede generatie. Ik hoor dat van de ouders. Er zijn er wel die geprobeerd hebben terug te gaan, ook jonge mensen. Maar ze voelen zich daar niet meer thuis, ze vallen ‘buiten het circuit’. Als je langer dan vier-vijf jaar weg bent, ken je de mentaliteit niet meer, kom je niet meer aan bod, je wordt beschouwd als iemand die het gemaakt heeft, je wordt als een toerist gerold. Daar komt bij: onze kinderen kennen geen Arabisch meer, als we ze serieus onderwijs willen geven, moeten we ze in Marokko naar Franstalige privé-scholen sturen. We zien het zelfs al bij onze ouders. Die wilden vroeger altijd maar terug, maar hebben dat nu ook van zich afgezet. Er zijn er die met pensioen zijn, ze gaan terug, maar drie maanden later staan ze weer hier. Zeker de tweede generatie gaat systematisch voor het Belgische staatsburgerschap kiezen. Ze zijn daarmee bezig. Maar de administratieve stappen die ze moeten ondernemen om b.v. genaturaliseerd te worden, zijn nog te ingewikkeld en ook emotioneel, tegenover hun familie, hebben ze het er nog moeilijk mee. Wat je bij de tweede generatie ook ziet, ze willen niet meer dezelfde fout maken als hun ouders, en hun kinderen alleen naar het beroepsonderwijs sturen. Ze willen met hun kinderen hogerop. Zelfs voor de lagere school zoeken ze de betere kwaliteit. Ze sturen hun kinderen al naar Vlaamse scholen, en dat niet om aan concentratiescholen te ontsnappen, maar hun kinderen moeten tweetalig zijn: in Brussel, in België, ben je niks als je niet tweetalig bent, zeggen ze. | |
Is die ‘aanpassings’-tendens ook merkbaar onder de Marokkaanse vrouwen?Vooral bij vrouwen van de eerste generatie blijven het culturele patroon en b.v. hun opvattingen over ziekte en gezondheid nog sterk traditioneel. Vooral in crisismomenten, een langdurige ziekte, een depressie, merk je dat. Dan komen de eigenlijke vragen naar boven: wat doe ik hier? Wat is mijn toekomst? Ik ben een Marokkaanse. Hoe kan ik dat samenhouden met mijn leven hier? In hun hart zijn ze Noordafrikaan gebleven. Ze hebben een poging gedaan om Nederlands of Frans te leren, maar er is te weinig stimulans geweest. De inspanningen die wij hier doen - een tolk, kennis van hun traditionele geneeskunde, het respecteren van hun gewoontes voor lichamelijk onderzoek, enz. - blijven nog altijd erg nodig. Je moet hun laten merken dat je weet dat zij ziekten soms aan geesten, aan het boze oog toeschrijven. Met de tweede generatie moet je daar voorzichtiger mee zijn. | |
[pagina 593]
| |
In eerste instantie lachen ze het weg, maar als ze echt in hun binnenste geraakt worden, dan refereren ze er toch weer naar. Vooral de vrouwen. In de Marokkaanse gezinnen blijven de vrouwen de draagsters van de traditie. Naar buiten toe is de man de sterke, maar binnen het gezin is zijn positie vrij zwak, vind ik. Hij draagt weinig over van de meegegeven cultuur. Bij de Turken ligt dat anders. Die hebben een groter cultureel waardegevoel. De Marokkaanse man laat zich, vind ik, vlugger door de materiële schijn, de technologische mogelijkheden van de westerse cultuur verleiden. Eigenaardig genoeg zal hij van zijn dochters meer dan van zijn zonen verlangen dat ze de traditionele waarden handhaven, ook al groeit hij er zelf van weg. Het is b.v. typisch dat een huwelijk van een Marokkaanse jongen met een Belgisch meisje veel gemakkelijker geaccepteerd wordt dan het omgekeerde. Tenslotte zal dat meisje toch haar man moeten volgen en zijn cultuur adopteren; het omgekeerde, een jongen die zich tot de islam van zijn vrouw bekeert, zien we nog niet zo gemakkelijk gebeuren. Het is dus een heel ambigue houding: van het meisje wordt verwacht dat zij de cultuur overdraagt, maar tegelijk wordt zij cultureel en religieus als het meest kwetsbare element beschouwd. | |
Hoe verklaar je dan dat meisjes op school blijkbaar beter scoren dan hun broers?Daar zijn wel enkele verklaringen voor. Vanaf hun twaalfde jaar worden de meisjes veel strenger binnen gehouden dan de jongens. Als ze een beetje voor zichzelf opkomen, krijgen ze in huis wat meer privé ruimte om te studeren. Of als ze dat niet krijgen, slagen zij er blijkbaar in om zich temidden van al het lawaai toch te concentreren. De jongens lopen los op straat, mogen de TV aan- of afzetten, het is de jongen die speelt met de afstandsbediening, een meisje zie ik dat bijna nooit doen. Dat is één: de meisjes zijn beter afgeschermd. Verder geloof ik dat zij school en onderwijs als een uitdaging zien. Zij voelen zich achtergesteld bij de jongens, die veel meer mogelijkheden krijgen, en willen niet meer in de rol van hun moeder zitten. De enige manier om daar uit te geraken is zo lang en zo goed mogelijk studeren. Soms zit er niet eens achter dat ze later willen gaan werken, het is hun om een beter statuut in de familie te doen. Zelfs als ze alleen maar beroepsonderwijs volgen, vinden zij daarin meer stimulansen dan jongens. Ik zeg niet dat het overal zo is, maar ik hoor bijvoorbeeld van een beroepsschool waar jongens een jaar lang aan het herstellen van naaimachines worden gezet, terwijl ze natuurlijk dromen van auto's en motoren. Dat moet frustrerend zijn. Terwijl meisjes in het beroeps- | |
[pagina 594]
| |
onderwijs een kans zien om in de verzorgingssector te gaan, A2 verpleegkundige, laborante. Zinnig werk. | |
Die frustratie van de jongens is een van de oorzaken van de jeugddelinquentie?Ze hebben heel weinig mogelijkheden om zich uit te leven. Vaak ontbreekt de infrastructuur of wordt ze afgenomen. In Schaarbeek was er een goeie voetbalclub, Atlas, maar ze zijn hun terrein kwijt. Hier in de buurt was er een behoorlijk gedisciplineerd jeugdhuis, geen drugs, geen lawaai na tien uur. Maar toch klachten van de buren en ze zijn eruit gezet. 's Anderendaags zijn ze de ruiten van het lokaal gaan ingooien. Je kunt dat erg vinden, maar ik zie het vooral als een signaal: dat was van hen, daar waren ze thuis. Ik heb het vroeger al gezegd, geloof ik, ik vind mijn werk interessant, maar het is veel gemakkelijker dan de opvang van jongeren. Gezondheidszorg, o.k., dat zal ook wel nodig zijn. Maar veruit het belangrijkste probleem is dat van de jongeren. De migranten zelf, degenen die een beetje nadenken, spreken al van een ‘verloren generatie’, de jongeren tussen 16 en 30 jaar, die doelloos rondlopen. Als je vraagt: waar ligt de grootste nood? Dan is het daar. | |
De oudere generatie heeft dat probleem van de werkloosheid niet gekend?Die hebben heel hard gewerkt. Want áls ze werk hebben, werken ze heel hard. Wel is het moeilijk om heel werklustigen opnieuw aan het werk te krijgen als ze door ziekte of anderszins zes-zeven maanden werkloos worden. Dat is zoals met zieken die moeilijk revalideren. Zelfs van mensen die absoluut geen profiteursmentaliteit hebben, vergt het een grote inspanning om opnieuw werk te zoeken, desnoods om het even wat, om er langzamerhand opnieuw bovenop te komen. Daar hebben migranten het heel moeilijk mee. Ik moet opletten wat ik hier zeg, maar ik heb de indruk dat Belgen uit de sociale klasse die nog iets lager ligt dan die van de Marokkanen, dat iets gemakkelijker doen. Ik ken zo vrouwen die net boven de Vierde Wereld zitten, met één voet erin, die hun werk verliezen, en dan algauw om het even welke job aanvaarden; als dat werk meevalt, zie je ze onmiddellijk boven hun sociale status uitstijgen. Ze worden bijvoorbeeld conciërge in een betere buurt, iets waarvoor Marokkanen niet in aanmerking komen, en dan zie je iets gebeuren wat me de laatste tijd opvalt: het is gewoon onvoorstelbaar hoe de verandering van fysiek en sociaal milieu hun hele persoon verandert. Bij Marokkanen die zonder werk vallen, zie je dat ook gebeuren bij de enkelen die het geluk of het lef hebben om ergens in een com- | |
[pagina 595]
| |
merciële concentratie, de City 2 bijvoorbeeld, een kleine job te beginnen. Dan werken ze weer dag en nacht en zijn ze enorm gemotiveerd. Maar degenen die langdurig werkloos blijven, lijden daar geweldig onder. Ik zie er de medische gevolgen van, maar ook psychisch is het heel erg. | |
Als dokter word je hier blijkbaar aanvaard. Zou dat ook het geval zijn als je zou proberen, een soort jeugdleider van de buurt te worden?Dat is zelfs voor een Marokkaan niet gemakkelijk. Ze hebben weinig echte leidersfiguren. Dat is waarschijnlijk ook het probleem geweest met die jeugdhuizen. Ze hebben voor de eigen jeugd nog niet de juiste manier van optreden gevonden. Ofwel zijn ze te autoritair ofwel staan ze te dicht bij de jongeren en laten ze te veel toe. Waar zouden ze het ook geleerd hebben? Ze hebben geen enkel voorbeeld, geen enkele scholing. Leiding geven is een professie geworden. Denk maar eens aan wat er in de medische sector gebeurt. Als wij een gesprek onder dokters organiseren, doen wij een beroep op agogen van alle slag. Maar om Marokkaanse jeugdleiders te vormen is er niks. Dat is de reden, geloof ik, waarom zoveel jeugdhuizen mislukken. Een positief voorbeeld is de Foyer. Daar worden vooral kinderen opgevangen die buiten het schoolcircuit vallen, verder zijn er naschoolse activiteiten en wordt er met migrantenvrouwen gewerkt. Daar hebben ze het juiste midden gevonden tussen autoriteit en kameraadschap. En een heel goeie structuur uitgebouwd, die model zou kunnen staan voor soortgelijke initiatieven elders. | |
Merk je iets van het moslim-fundamentalisme?Ik heb dat fundamentalisme heel concreet zien opkomen, maar ik heb het gevoel dat het hier zijn hoogtepunt bereikt heeft. Misschien zelfs een lichte achteruitgang. Wat me het eerste opviel was dat vrouwen niet meer naar de praktijk kwamen. Daarna kwam ik er op huisbezoek en zag ik de vrouw nog wel, maar ze gaf me geen hand meer. Dan zag ik op de schouw een portret van Khomeiny, een tijdje later zag ik de vrouw helemaal niet meer. Dat heeft zo'n paar jaar geduurd in heel wat gezinnen. Maar nu begin ik te merken dat de vrouwen opnieuw uit de keuken komen; ze zijn nog altijd traditioneel gekleed en geven me nog steeds geen hand, maar ze zijn niet meer gesluierd en ze spreken me opnieuw aan. Ik denk dat die harde lijn door de mannen was opgelegd. Er zijn ook gesprekken binnen de families tussen fundamentalisten en anderen. Ze beginnen in te zien dat het fundamentalisme niet de oplossing voor alle problemen is, ook niet voor de opvoeding van de kinderen. De meeste fundamentalisten sturen hun kinderen | |
[pagina 596]
| |
nog wel naar de Koranscholen op woensdag, zaterdag en zondag, ook om ze van de straat te houden. Maar je ziet dat ze er zelf niet meer zo sterk in geloven. Die pedagogiek van het opzeggen van Koranverzen slaat niet zo heel erg aan. En ook de mannen zijn niet meer zo actief proselytisch, ze proberen niet meer altijd tegenover mij hun gelijk te halen, zo van ‘als je mij niet begrijpt, ben je geen goeie’. Ik heb de indruk dat dat fundamentalisme, althans hier in de wijk, over zijn hoogtepunt heen is. Een van de redenen daarvan is misschien de veroordeling van het fundamentalisme door koning Hassan. Die heeft op veel Marokkanen hier nogal wat indruk gemaakt. Hun koning heeft een groot moreel gezag. | |
En het racisme? Heb je daar ervaringen mee?Dat is hier in Anderlecht minder het geval dan bijvoorbeeld in Antwerpen. Als er racistische uitingen zijn, dan is dat meestal gericht tegen de jongeren. Maar mijn Marokkaanse assistente heeft nooit echt met dat soort reacties te maken gehad, en het zou me ook verwonderen indien een groepje migrantenvrouwen die hier op de hoek staan te praten, door voorbijgangers zouden worden beledigd. Wat je wel hoort is dat bepaalde wantoestanden, de vuile straat en wat weet ik al, op de rug van ‘de vreemdelingen’ worden geschoven. Maar directe uitingen van open racisme vind je in feite alleen maar tegen loslopende jongeren. | |
Als we dat mogen vragen, wat motiveert jou?In de eerste plaats voel ik aan dat het uit het diepst van mezelf komt, daarom doe ik het misschien ook zo graag. Ik zou daar niet zo gemakkelijk een ideologie achter zoeken. Ik ben, geloof ik, wel christelijk geïnspireerd, maar ik kan daar weinig evangelische citaten op plakken. Het is meer vanuit een diep aanvoelen dat de rijkdom van verschillende culturen, die een beeld geeft van de hele wereld, hier samenkomt, en dat gebeuren heeft voor mij iets goddelijks. Ik sta er middenin. Daar komt bij dat ik me door veel mensen in de rug gesteund voel, dat ik blijkbaar gewaardeerd word voor de manier waarop ik de mensen hier kan helpen in kleine medische, sociale, algemeen menselijke problemen. Ik sta ergens op een kruispunt in deze multiculturele samenleving die mij boeit, waar ik aangesproken word en waar ik een partieel antwoord kan geven. Ik denk inderdaad dat ik dat nog vrij lang zal blijven doen. Het blijft onaf. Het was weliswaar een toevallige keuze, maar ik heb het geluk gehad dat ze door die aanwezigheid van migranten hier boven mijn verwachtingen positief is uitgevallen. Aan het einde van mijn studies stond ik voor de keuze tussen tropische geneeskunde, geriatrie | |
[pagina 597]
| |
of huisarts, maar dan wilde ik wel iets uitdagends doen, ergens terecht komen waar nog veel werk was te doen. Antwerpen kende ik wat, daarom ben ik er weggetrokken en ging naar Brussel. We zien wel wat het wordt. Als jezuïet dokter worden, was niet gemakkelijk. Ik heb er twee jaar voor moeten vechten. Maar een paar mensen hebben me door dik en dun gesteund. | |
De hamvraag: wat zou jij doen als je gevraagd werd regeringscommissaris voor de migranten te worden?Ik zou er vriendelijk voor bedanken. Maar ja, veronderstel. Ik zou niet één, maar drie regeringscommissarissen aanstellen, een voor Brussel, een voor Vlaanderen, een voor Wallonië. De problemen liggen in de verschillende regio's telkens anders. Voor Vlaanderen zou ik eerst een aantal mensen samenroepen die op het terrein werkzaam zijn, in het onderwijs, in het buurtwerk, in de gezondheidssector, en vanuit het bestaande materiaal de prioriteiten vastleggen. Voor Brussel is de prioriteit in elk geval het probleem van die ‘verloren jeugd’. Daarnaast een betere oriëntatie van het migrantenonderwijs. De kinderen zouden veel meer volgens hun aanleg en talent aangepakt moeten worden en we zouden de ouders daarvan moeten overtuigen. We moeten ze laten zien dat er op de Belgische onderwijsmarkt meer te krijgen is dan alleen maar beroepsonderwijs. Gezondheidszorg zou pas op de derde plaats komen. De kredieten die er zijn, zouden we kunnen gebruiken om ‘cultural brokers’ te vormen, culturele tussenpersonen, makelaars, die min of meer de rol zouden overnemen die nu onze assistenten vervullen. Daaraan hebben we zeker nog tien, vijftien jaar behoefte. Die kunnen een aantal gezondheidsproblemen beter oplossen dan wij. Wat woning en concentratie betreft, zou ik proberen de huidige trend, waarbij de mensen hun huizen kopen, te blijven aanmoedigen. Ik zou ook een campagne voeren om de Belgen aan te zetten, in deze wijken te blijven wonen, om de concentratievorming tegen te gaan. Maar de modaliteiten zullen in de drie regio's verschillen. | |
Je zegt niets over Limburg?Limburg heeft geen behoefte aan een speciale regeringscommissaris. Daar hebben ze het zelf opgelost. Maar ze moeten wel meer subsidie en mensen krijgen voor hun geslaagde initiatieven. Zij hebben bewezen dat zij hun zaken zelf kunnen beredderen. Dat moet gehonoreerd worden. |