Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| ||||||||
[Januari 1989]De Amerikaanse en de Franse Revolutie
| ||||||||
[pagina 292]
| ||||||||
niet. Volgens Tocqueville werd in de VS de democratie geïnstitutionaliseerd zonder dat een eigenlijke revolutie had plaatsgegrepen: ‘De Amerikaan heeft zichzelf niet moeten bevrijden want hij werd in vrijheid geboren’Ga naar voetnoot2. Tocquevilles stelling lijkt mij een goed vertrekpunt voor een studie van de Amerikaanse Revolutie. Was die alleen maar een nationale gebeurtenis onvergelijkbaar met gelijk welke andere revolutie? Of heeft ze toch meer invloed uitgeoefend op het politieke denken in Europa dan algemeen wordt verondersteld? | ||||||||
De Amerikaanse Revolutie als strijd voor politieke onafhankelijkheidHet antwoord op de vraag of er al dan niet in 1776 op Amerikaanse bodem een revolutie plaatsgreep hangt natuurlijk af van de betekenis die men toekent aan het begrip revolutie. Marx en Engels zullen b.v. negeren dat er in 1789 een revolutie uitbrak. Zij karakteriseren die omwenteling als een reactie van de Franse burgerij, en niet als een klassenstrijd tussen rijk en arm. Wat de Amerikaanse Revolutie betreft, bestaan binnen de Angelsaksische literatuur grosso modo twee denkrichtingen. Volgens de belangrijkste groep auteurs was de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog niet veel meer dan een preventieve actie. De kolonisten verdedigden in de eerste plaats de Britse constitutie. Zij sympathiseerden met de Whigs, al waren die natuurlijk geen voorstander van de Amerikaanse onafhankelijkheid. Zij verweten de Tories die de bestuurlijke instellingen bevolkten, hun rechten met de voeten te treden. Zij voerden oorlog met het oog ‘op de handhaving van de traditionele vrijheden en ter verdediging van de vrijheid als natuurlijk geboorterecht’ (cfr. de Oorlogsverklaring van 6/7/1775). Deze denkrichting verwijst allereerst naar de slogan waaronder de revolutie werd gevoerd. ‘No taxation without representation’ klinkt inderdaad minder universeel dan ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid’. Verder vinden deze auteurs het typisch dat conservatieven als Burke, Blackstone en Guizot de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd verdedigen. En kan John Locke niet worden beschouwd als de belangrijkste inspiratiebron van de ‘founding fathers’? | ||||||||
[pagina 293]
| ||||||||
‘In het begin zag de hele wereld eruit als Amerika’ schrijft J. LockeGa naar voetnoot3. In een geïsoleerde samenleving bezitten de mensen genoeg voedsel maar ze kunnen hun overschotten niet ruilen. Dat kan wel in een open samenleving waar de mens d.m.v. zijn arbeid gemeenschappelijk bezit omvormt tot eigendom. Volgens Locke bezit de mens van nature rechten en plichten en mag hij zich beschouwen als eigenaar van de produkten van zijn arbeid. Waarom willen de burgers dan nog met elkaar een sociaal verdrag sluiten? Volgens Locke, omdat de staat hun eigendom efficiënter kan beschermen tegen onrechtvaardige toeëigening door medeburgers. De politieke implicaties van deze theorie zijn belangrijk. Al zijn de burgers bereid zich te onderwerpen aan de wetten van de meerderheid die een gezag vertegenwoordigt ‘conform aan de wil van God’, dan mag die meerderheid toch geen inbreuk plegen op het recht op eigendom. Doet ze dat wel, dan moeten de burgers de autoriteit van de monarch of de volksvergadering in vraag stellen en een nieuw sociaal verdrag sluiten. Lockes denkbeelden weerspiegelen de politieke realiteit van de 18e eeuwse Amerikaanse samenleving. De kolonisten waren terecht gekomen in een maagdelijke omgeving zonder kerk, gilden of andere instellingen die bij het Ancien Régime hoorden. Het machtsvacuüm werd alleen opgevuld door de Britse kroon. Men kan het Mayflower Compact dan ook met recht beschouwen als het eerste sociaal verdrag afgesloten tussen een staat en zijn burgers. De kolonisten identificeerden de rechten die hen werden toegekend met de natuurlijke rechten waarover Locke had geschreven. Wanneer die rechten niet werden geëerbiedigd dan moest het sociaal contract worden herschreven. In de Declaration of Independence wordt een aantal klachten opgesomd waaruit blijkt dat men het de Britse monarch vooral kwalijk neemt dat hij de politieke rechten van de kolonisten heeft geschonden (cfr. de rechtstreekse benoeming van rechters, de schending van het recht op eigendom door de inkwartiering van Britse soldaten, het autoritair opleggen van belastingen (...). Om iets dergelijks in de toekomst te vermijden was het nodig dat een geschreven grondwet het daglicht zou zien. Drie politieke filosofen, John Jay, James Madison en Alexander Hamilton zullen in de Federalist met enthousiasme deze stelling verder uitwerken. Bedoeld als drukkingsmiddel om de bekrachtiging van de nieuwe grondwet door de volksvergadering van New York af te dwingen, is de Federalist uitgegroeid tot het belangrijkste traktaat van Amerikaanse politieke filosofie. Centraal staat de idee dat in een samenleving met niet- | ||||||||
[pagina 294]
| ||||||||
godsdienstige machtsbasis de bestuurlijke instellingen moeten aangepast zijn aan de - weliswaar onvolmaakte - menselijke natuur. Een systeem van zelfbestuur lijkt het best te beantwoorden aan dit doel. ‘Mochten mensen engelen zijn’, schrijft Madison, ‘dan hoefden ze geen regering te hebben’. ‘Mochten engelen de mensen besturen dan diende de regering niet te worden gecontroleerd’Ga naar voetnoot4. Hoe kunnen die instellingen nu een bron zijn van nationale eenheid en individuele vrijheid? Volgens de Federalist, door de burger in staat te stellen zoveel mogelijk zijn eigen belangen na te streven, evenwel met de belangrijke correctie dat hij de natuurlijke rechten van de anderen niet schaadt. Politiek vertaald betekent dit dat de scheiding van machten niet langer wordt beschouwd als een noodzakelijk kwaad, maar als een instelling die in de lijn ligt van de menselijke natuur. De grootste bedreiging voor de nationale eenheid komt immers voort uit het bestaan van verschillende belangengroepen, een fenomeen dat eigen is aan een samenleving met ongelijke verdeling van eigendom. Niet de kleine staat, zoals Rousseau had beweerd, wel de grote maakt het zulke fracties onmogelijk genoeg gelijkgezinden te vinden om de rechten van anderen te verkrachten. Daarom pleit de Federalist voor ‘a republican remedy for the diseases most incident to republican government’Ga naar voetnoot5. De federale regering moet op zo'n wijze het land besturen dat de vrijheid van het individu op de best mogelijke manier wordt beschermd. Niet toevallig zullen de eerste tien amendementen van de Amerikaanse grondwet betrekking hebben op de burgerlijke rechten van het individu. Zij zijn de concretisering van wat Locke bestempelde als het natuurlijk recht op zelfbehoud. | ||||||||
De sociaal-economische dimensie van de Amerikaanse RevolutieDe tweede denkrichting vindt dat, zelfs indien men aanvaardt dat de Amerikaanse Revolutie in de eerste plaats een oorlog voor politieke onafhankelijkheid was, men ze toch niet zonder meer mag gelijkschakelen met een van de vele nationalistische opstanden die rond die tijd plaatsgrepen in Latijns-AmerikaGa naar voetnoot6. Even goed kan men in de Amerikaanse Revolutie een beweging zien van sociale en economische emancipatie van het volk. Mis- | ||||||||
[pagina 295]
| ||||||||
schien lag dit niet in de bedoeling van de ‘founding fathers’, maar ook zij konden niet beletten dat de koloniale samenleving fundamenteel veranderde naarmate de revolutie een radicalere tendens ging vertonen. De overwinning van de Whigs stelde immers bepaalde klassen van mensen in staat te klimmen op de maatschappelijke ladder (o.a. de handelaars, de slaveneigenaars, de schuldenaars, vele predikanten en de Duitse inwijkelingen). Dit ten nadele van de Tories, die alles te verliezen hadden bij de scheuring met Groot-Brittanië (o.a. de overheidsdienaren, de rijke landbouwers, de schuldeisers en de Angelsaksische inwijkelingen). Ook wijzen de ‘revisionistische’ auteurs op een aantal bijkomende feiten die een indicatie geven van het sociaal karakter van de Amerikaanse Revolutie. De gevluchte Tories (de loyalisten) mochten na de revolutie niet naar hun land terugkeren. Het systeem van lijfeigenschap werd afgeschaft. Dat gold ook voor de adellijke titels, de voorrechten van de anglikanen, de landrenten en het juridisch stelsel van het eerstgeboorterecht en het onvervreemdbaar erfgoed. Het algemeen enkelvoudig stemrecht voor (blanke) mannen werd geleidelijk ingevoerd. Gestimuleerd door een militant evangelische godsdienstbeleving (de Great Awakening) ontstonden in de grote steden nieuwe patronen van groepssamenhorigheid en sociale differentiatie. Omdat de binnenlandse markt na de revolutie volledig openlag voor Amerikaanse ondernemingen droeg de onafhankelijkheidsoorlog ook bij tot de instelling van het kapitalisme. De critici van deze sociaal-economische interpretatieGa naar voetnoot7 wijzen er allereerst op dat de Amerikaanse samenleving reeds vóór 1776 werd gekenmerkt door een snelle economische, demografische en territoriale groei. Vervolgens menen zij dat de analyse moet gebeuren op lokaal niveau. Vóór de onafhankelijkheidsoorlog bestond in een aantal deelstaten reeds het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. In bepaalde koloniën moesten de loyalisten niet emigreren. De gronden van de gevluchte Tories werden er niet geschonken aan de armen en behoeftigen maar verkocht per opbod. Ook na de revolutie bleef het systeem van contractarbeid bestaan. Dienstknechten, vrouwen, om dan maar te zwijgen van kleurlingen, kregen geen enkel politiek recht. De officieel geproclameerde scheiding van kerk en staat werd in de praktijk niet doorgevoerd. Alleen aan de basis van de Amerikaanse Revolutie lag volgens deze critici een sociaal-economisch conflict, maar dan niet tússen klassen onderling, wel tussen de kolonisten en Groot-Brittanië. De Britse regering verbood immers zowel de inbezitna- | ||||||||
[pagina 296]
| ||||||||
me van de territoria verworven na de Zevenjarige Oorlog als het handel drijven tussen de koloniën en derde landen. Om de toenemende kosten van het bestuur te compenseren werden bovendien allerlei belastingen geheven. Die maatregelen werden echter uitgevaardigd door een koninklijk gezag dat door de Amerikaanse patriotten niet langer werd erkend. Natuurlijk maakte de Britse politiek het de koloniale elite heel moeilijk haar leiderspositie te handhaven. Dank zij de zwakheid van die elite kon de Amerikaanse Revolutie trouwens zonder al te veel bloedvergieten worden gevoerd. Onmiskenbaar bestonden er op de vooravond van de onafhankelijkheid maatschappelijke spanningen die aan het conflict met het moederland een extra dimensie hebben gegeven; die waren er echter volgens deze auteurs niet de oorzaak van. | ||||||||
De Amerikaanse en de Franse RevolutieEen vergelijking tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie kan een nieuw licht werpen op deze twee denkrichtingen. Volgens de revisionistische auteurs verkondigden zowel de Amerikaanse als de Franse patriotten de natuurlijke rechten van de mens en dan vooral de onschendbaarheid van de private eigendom. Pas in een tweede stadium volgden beide omwentelingen een verschillende koers. Dat de Franse Revolutie geleidelijk een meer gewelddadig karakter ging vertonen had zowel te maken met het ontbreken van leiders met de kwaliteiten van een Georges Washington, als met de onverzettelijkheid waarmee de contrarevolutionairen hun stellingen verdedigden. In de VS vertoonden de fiscale en sociale grieven van de kolonisten een minder acuut karakter en men kende er niet de diep-ingewortelde klassentegenstellingen van de Franse samenleving. Zelfs de meest revolutionairen onder de Amerikaanse hervormers stonden even afkerig tegenover de Franse radicalen als Washington of Hamilton. In de VS waren er zelfs onder de Whigs revolutionairen te vinden die vreesden dat het Brits gezag maatregelen zou treffen die hun welstand konden aantasten (b.v., m.b.t. de emancipatie van de zwarten of de afschaffing van de lijfeigenschap omwille van schulden). Deze verschillen mogen ons echter niet blind maken voor de punten van gelijkenis tussen beide omwentelingen. Zowel de Amerikaanse als de Franse Revolutie beschermde de middenklasse wier rijkdom grotendeels werd bepaald door het grondbezit. Het feit dat die grond in beslag werd genomen had zowel in de VS als in Frankrijk minder te maken met de emancipatie van de landbouwers dan met het straffen van contrarevolutionairen | ||||||||
[pagina 297]
| ||||||||
en met het verzamelen van fondsen ter financiering van de oorlogsinspanningen. Beide revoluties probeerden bovendien de constitutionele orde te herstellen. De Franse aristocraten vonden dat de Bourbons hun grondwettelijk gewaarborgde rechten met de voeten hadden getreden. De Amerikanen vonden hetzelfde van de Hanoverdynastie. Beider eisen waren in den beginne politiek geïnspireerd. De revolutionairen stonden het concept van een regering door het volk voor, dat zijn eigen wetten maakt, alsook het idee dat dit het best kon gebeuren in republikeinse instellingen. Kwamen sociale en economische eisen minder expliciet voor op het programma van de Amerikaanse patriotten, in het proces van het oorlogsgebeuren werd geleidelijk een klimaat gecreëerd dat gunstig was voor sociale hervormingen. Dat het programma van de Amerikanen minder anti-godsdienstig was dan dat van de Fransen had dan weer te maken met het feit dat hun kerken niet hadden samengewerkt met de contrarevolutionairen. Auteurs als Morris gaan dus helemaal niet akkoord met J.Q. Adams of F. Genz die de Amerikaanse Revolutie als rechtmatig bestempelen maar voor de Franse geen goed woord over hebben. In het postrevolutionaire Amerika zullen de meningen over de Franse Revolutie echter verdeeld blijven en zelfs een aanleiding zijn tot de vorming van politieke partijen. Ook na de revolutie bleven de federalisten van Hamilton vurige bewonderaars van de Britse monarchie. Op de conventie van Philadelphia slaagden zij erin een grondwet te laten goedkeuren die in vele opzichten leek op die van het Verenigd Koninkrijk. Onder hun impuls werd een federale bank opgericht en ontstond er een binnenlandse industrie achter hoge tariefmuren. Vanzelfsprekend bracht deze politiek ongelijkheid voort die zelfs een geografische basis kreeg. De rijken waren grosso modo te situeren in het industriële noord-oosten, de armen in het zuiden. Voor de federalisten moesten de passies van de burger echter ondergeschikt worden gemaakt aan het belang van de natie. Omdat zij zich identificeerden met de Britse aristocratie, kantten de federalisten zich tegen de Franse Revolutie die zij beschouwden als een volksopstand en niet als het herstel van oude instellingen door de burgerij. In de VS was de conservatieve wereld dus federalist, in die tijd synoniem voor anti-republikeins en dus anti-Frans, niettegenstaande men, paradoxaal genoeg, pleitte voor meer centralisatie door de staat, net als de Franse jakobijnen. Daartegenover stonden de democratische republikeinen van Jefferson die geloofden dat niet de instellingen, wel de zeden van het volk een natie groot maken. Wat een staat nodig had was een ideaal waarvoor het volk zich wenste in te zetten. Jefferson bewonderde om die reden de Franse Revolutie maar verzette zich als democraat tegen teveel staatsinmenging. | ||||||||
[pagina 298]
| ||||||||
Hij vond daarbij vooral steun bij de grote landbouwgemeenschappen van het zuiden die zich bedreigd voelden door de industriële politiek van Hamilton. De tegenstellingen tussen federalisten en democratische republikeinen hadden gemakkelijk kunnen leiden tot een burgeroorlog zoals in Frankrijk. In de VS werden die spanningen als het ware geïnstitutionaliseerd. Er ontstonden twee politieke partijen, een voor die tijd uiterst originele oplossing, waarvan de ene meer de klemtoon legde op de individuele vrijheid, de andere op sociale gelijkheid. Ideologische meningsverschillen werden zodoende gekanaliseerd en werkten zelfs de nationale eenheid, de eerbied voor de grondwet en de overleving van de republiek in de hand. Dit proces werd natuurlijk bevorderd door de afwezigheid van zowel extremisme van rechts als links alsook door de voortdurende dreiging van diplomatieke (soms zelfs militaire) interventie van Frankrijk of Groot-Brittanië. Tot 1792 bleef de alliantie met Frankrijk intact. De herinnering aan de Franse steun tijdens de onafhankelijkheidsoorlog was nog levendig en de beginselen van de Franse Revolutie werden ervaren als van Amerikaanse oorsprong. De beroemde Neutraliteitsverklaring van president Washington (1794) moet evenwel worden gezien als een keerpunt in de Frans-Amerikaanse betrekkingen. Spanningen werden o.a. veroorzaakt door de ‘ondiplomatieke’ activiteiten van de eerste Franse ambassadeur in de VS, de beroepsrevolutionair Edmond Genet, de Franse invasie van de protestantse landen Nederland en Zwitserland (die duidelijk maakte dat de revolutie elke godsdienst wilde vernietigen), de sluiting van het Jayverdrag tussen de VS en Groot-Brittanië, de z.g. ‘XYZ’-zaak (waarmee de federalisten het bewijs leverden van de corruptie binnen de Franse Conventie), de goedkeuring door de federalisten van een aantal antidemocratische wetten die vooral gericht waren tegen de Franse inwijkelingen, en ‘last but not least’ het ‘gebruik van geweld’ in Frankrijk dat zelfs leidde tot de liquidatie van de revolutionairen van het eerste uur. Uiteindelijk zal de anti-Franse politiek van de federalisten in 1800 door het Amerikaanse kiezerskorps worden afgestraft. Nooit zouden de federalisten nog een president kunnen leveren of een meerderheid in het Congres behalen. Dat de machtsoverdracht aan de democraten plaatsgreep zonder bloedige afrekeningen toonde nogmaals aan dat de Amerikaanse grondwet een gezag had verworven dat boven ideologische meningsverschillen stond. Bovendien had de pro-Franse republikeinse ideologie het gehaald op de pro-Britse van de federalisten en bleef ze onmiskenbaar verbonden met de Europese revolutionaire bewegingen. Heel gevat schrijft de Duitse historicus, Otto Vossler, dat het Amerikaanse vrijheidsideaal, net als het vrijheidsbeeld, een geschenk was | ||||||||
[pagina 299]
| ||||||||
van de Franse republiek. Op hun beurt hebben de VS echter ook de Franse revolutionairen geïnspireerd en begeesterd. | ||||||||
De Amerikaanse inspiratie van de ‘philosophes’De deelname aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog betekende zowel voor Groot-Brittanië, Ierland, Nederland als voor Frankrijk een zware financiële aderlating. Deze reële verarming was ongetwijfeld een gunstige voedingsbodem voor verzetsbewegingen. Veel gewichtiger is echter de invloed van de Amerikaanse Revolutie op het politiek bewustzijn van de liberale geesten. Meer en meer Europese intellectuelen geraakten overtuigd van de morele superioriteit van de republiek in de nieuwe wereld. Vóór 1776 geloofde een grote groep Europeanen in Montesquieu's theorie dat het klimaat van een land het moreel karakter determineerde van een natie. Amerika had een ongunstig klimaat en bijgevolg werd het bewoond door primitieve wilden en tot op het bot corrupte kolonisten. Met dergelijke denkbeelden maakte de Amerikaanse Revolutie voorgoed komaf. Voortaan stond Amerika voor de aankondiging van een nieuw tijdperk van vrijheid, gelijkheid, voorspoed en deugd. Zowel voor- als tegenstanders van hervormingen zagen nu in de VS de verpersoonlijking van een herboren samenleving die de strijd zou aanbinden tegen alle klasseprivileges. De sympathie van de Franse ‘philosophes’ komt tot uiting in de werken van auteurs even verscheiden als Crèvecoeur, Raynal, Brissot, Linguet, Mably en Condorcet. In zijn Lettres d'un Cultivateur Américain prees Crèvecoeur het godsdienstig karakter van het leven van de quakers. Ook Raynal beschreef Amerika als een pastorale samenleving van welstand, kennis en deugdzaamheid zonder verderfelijke steden en industrieën. De Amerikaanse vrijheid en deugdzaamheid waren een gevolg van de gelijke verdeling van rijkdom en van de afwezigheid van buitengewone luxe. Brissot loofde de verdraagzaamheid van de Amerikanen, evenals hun persvrijheid, hun grondwetten en het feit dat zij het collectief nut nastreefden. De Amerikanen waren veel gelukkiger dan de Fransen omdat zij erin geslaagd waren hun samenleving fundamenteel te hervormen. Brissot was de stichter van de Gallisch-Amerikaanse Genootschap, officieel opgericht met het oog op sociaal en wetenschappelijk onderzoek, in werkelijkheid om de idealen van de Amerikaanse Revolutie te verspreiden. Dat de Amerikaanse onafhankelijkheids-verklaring door de ‘philosophes’ in een universele context werd geplaatst, daarvan getuigen volgende woorden van Linguet: ‘Het feit dat de | ||||||||
[pagina 300]
| ||||||||
Amerikanen onze zaak verdedigen, maakt de Fransen enthousiast. Door zich te verzetten tegen de Engelse vorst klagen ze de misbruiken aan van alle monarchieën (...) Op een dag kunnen ze het ons mogelijk maken onze eigen ketenen te breken (...).’ Een zeer interessante analyse maakt ook G.B. de Mably in zijn Observations sur le Gouvernement et les Lois des Etats-Unis. Mably prees de grondwetten van bepaalde Amerikaanse deelstaten en vond ze zelfs beter dan die van Rome en Griekenland. Als nu de taak van een regering was te streven naar een billijke herverdeling van rijkdom dan moesten de aristocraten zo'n beleid aanvaarden. Volgens hem moest de wetgevende macht worden uitgeoefend door twee kamers die elkaar in evenwicht houden. Als aristocraat bleef Mably echter gekant tegen rechtstreekse verkiezingen van volksvertegenwoordigers. Het voorbeeld van sommige Amerikaanse deelstaten mocht daarom niet te slaafs worden nagevolgd want zij hadden de democratie te ver doorgedreven. De typische vooruitgangsfilosoof Condorcet leerde dat de natuurlijke rechten overal gelijk waren, dat eenieder er in gelijke mate moest van kunnen genieten (behalve dan van het stemrecht dat aan de bezittende klasse voorbehouden bleef) en dat het volk (de bezitters dus) zijn eigen wetten moest maken. Dank zij Amerika werden de Europese regeringen ertoe gedwongen hervormingen door te voeren. Ook volgens Condorcet waren de VS immers de voorbode van een nieuw tijdperk. Als aanwijzingen daarvoor zag hij het cultureel peil van de gemiddelde Amerikaan, de manier waarop er handel werd gedreven en vooral de eerbied die in de VS werd bijgebracht voor de rechten van de mens. ‘Dat de rechten van de mens in de boeken staan beschreven volstaat niet (...) De onwetenden moeten ze bevestigd zien in het gedrag van een grote natie. Amerika is zo'n natie’Ga naar voetnoot8. Samen met Condorcet beschreven Burke en Cluny aan de hand van het Amerikaanse voorbeeld het verband tussen een tolerante wetgeving en economische voorspoed. Niet toevallig waren de VS ook de leidinggevende natie geworden op het gebied van wetenschap, kunst en onderwijs. Zo'n conclusie vloeide volgens die schrijvers logisch voort uit de premissen van het verlichtingsgeloof: door ervaring en redenering kon de mens zich vrij maken van verdrukking en bijgeloof en tegelijk het maximum aan materiële welvaart bereiken. Alleen aandachtige waarnemers als Brissot merkten op dat het onderzoek in de VS vooral gericht was op het sociaal nuttige en slechts weinig op het louter esthetische en het | ||||||||
[pagina 301]
| ||||||||
puur intellectuele (Deze stelling zou pas in de negentiende eeuw verder worden uitgewerkt door Tocqueville). Op het eerste gezicht scheen het Amerika-beeld van de ‘philosophes’ te beantwoorden aan Rousseau's opvattingen omtrent de morele herbronning van de mens. Hij bepleitte géén terugkeer naar de natuurstaat zoals vaak foutief wordt beweerd, wel het hérdenken van de bestaande samenleving. Volgens de ‘philosophes’ bewees Amerika dat zowel het universeel heil van de mensheid kon worden gerealiseerd als de politieke en materiële voordelen eigen aan de Verlichting. Voor hen waren de VS niet langer het gedegenereerde Europa maar het volmaakt geworden Europa. Amerika bewees dat, wanneer de mens maar vrij zijn rede kon volgen, hij een gouden tijdperk kon scheppen van voorspoed, geluk en rechtvaardigheid. Zoals Peter Gay het gevat uitdrukt: de VS waren het programma van de Verlichting in praktijk gebracht. Dit Amerika-beeld was zowel conservatief als utopisch. Conservatief, omdat het eerder, zoals de Amerikaanse Revolutie zelf, de bewaring weerspiegelde van de reeds bestaande sociale orde dan de schepping van een nieuwe orde. Utopisch, omdat het imago van het deugdzame en verlichte Amerika als vaandeldrager in de lange mars van de mensheid naar vervolmaking helemaal niet beantwoordde aan de dagdagelijkse realiteit. Daar hadden de ‘philosophes’ immers geen boodschap aan. Voor hen was Amerika het beloofde land waar de filosofie een nieuw paradijs kon inplanten. Stonden de VS immers niet voor een representatieve democratie, godsdienstige verdraagzaamheid en vrije meningsuiting? In dat perspectief begrijpt men ook waarom de werken van de ‘philosophes’ bol staan van raadgevingen aan de Amerikanen. Zo b.v. Raynal, in een duidelijk door Rousseau geïnspireerde passage: ‘Wees bevreesd voor de invloed van het goud dat (...) corruptie van de zeden en misprijzen voor de wet met zich brengt. Heb angst voor een te ongelijke verdeling van rijkdom die de welgestelden overlaadt met weelde en de massa in ontbering doet leven (...) Zoek liever Uw heil in de arbeid, Uw kracht in de deugd’Ga naar voetnoot9. Aangezien de Amerikaanse oplossingen niet toepasbaar waren op de Franse en Europese realiteit, bleef de analyse van de ‘philosophes’ echter wereldvreemd. Het tweekamersysteem b.v. zou in Frankrijk hebben geleid tot de herbevestiging van het gezag van de aristocratie. Godsdienstige tolerantie was moeilijker realiseerbaar in een land sedert eeuwen gedomineerd door de katholieke kerk dan in een land met | ||||||||
[pagina 302]
| ||||||||
een groot aantal religieuze sekten. Vrijheid van meningsuiting impliceerde een zekere zelfbeperking die de burger in acht moest nemen. De voorkoloniale traditie had de Amerikanen hiervoor opgeleid. Bij de Fransen ontbrak deze traditie. | ||||||||
De Amerikaanse Revolutie als inspiratiebron voor de FranseHet enthousiasme voor de VS bleef niet beperkt tot de kringen van de ‘philosophes’. Voor het eerst ontstond in Europa een publieke opinie die zich bewust werd van de noodzaak van hervormingen. Voor het eerst ook werden op grote schaal boeken en tijdschriften over de Amerikaanse samenleving verspreid. Een ‘exotisch’ onderwerp als Amerika trok vele leesgierigen. Vrijmetselaarsloges genoten een grote belangstelling omdat Washington en alle grote Amerikaanse leiders ertoe behoorden. En dan was er natuurlijk Lafayette. Markies de Lafayette behoorde tot een adellijke familie met liberale traditie. Hij was de neef van een Franse ambassadeur en werd spontaan geassocieerd met het beste dat Frankrijk aan militaire slagvaardigheid kon bieden. Het nieuws dat Lafayette met een groep officieren was ingescheept naar Amerika sloeg dan ook in als een bom. In zijn brieven vanuit de VS prees Lafayette de nieuwe wereld waar géén armoede en géén onvrijheid bestonden en waar alle burgers blijk gaven van een groot patriottisme. Lafayette en andere officieren kwamen uit de VS terug als enthousiaste bekeerlingen en als verdedigers van vrijheid en gelijkheid. Het contrast tussen deze denkbeelden en die van officieel Frankrijk creëerde een groot misnoegen onder de Franse publieke opinie dat het vorstenhuis verweet een anti-democratisch beleid te voeren. Een nog radicalere invloed ging uit van de teruggekeerde soldaten die gedurende lange tijd ingekwartierd lagen bij Amerikaanse landbouwers die zélf hun grond bezaten en die niet gebukt gingen onder zware financiële lasten zoals dat in Frankrijk het geval was (F. Mc Donald heeft aangetoond dat het grootste deel van de zevenduizend soldaten van Rochambeau's leger afkomstig was uit dorpen die in 1789 een eersterangsrol speelden in de boerenopstanden). De Franse regering ondernam niets om de sympathie van het volk voor de Amerikaanse patriotten te doen luwen. Integendeel, het ressentiment tegen Groot-Brittanië moest worden aangewakkerd. Frankrijk wilde bovendien een diplomatieke rol spelen in de nieuwe wereld, terwijl de VS ook interessante perspectieven leken te bieden voor de handel met de Franse koloniën en voor de vrijheid op de hoge zee. De Bourbons zagen te laat in dat de steun van het volk aan de Amerikaanse | ||||||||
[pagina 303]
| ||||||||
Revolutie ook impliciet een kritiek inhield op de maatschappelijke orde in Frankrijk. De beste propagandist van de Amerikaanse zaak was Benjamin Franklin. Door het eerste congres benoemd tot ambassadeur in Parijs, slaagde deze schrandere diplomaat en buitengewone mensenkenner erin een soort geestelijk verbond tot stand te brengen tussen het politiek liberalisme van de VS en het filosofisch liberalisme van Frankrijk. Door de ongelovige Franse samenleving van de 18e eeuw vereerd als een heilige en nog tijdens zijn leven beschouwd als een legende, schaarde hij rondom zich alle toekomstige revolutionairen. Brissot, Robespierre, Danton, Marat, Lafayette en vele anderen leerden van hem dat een maatschappelijke omwenteling in Frankrijk logisch in het verlengde lag van de Franse steun aan de Amerikaanse onafhankelijkheid. Waar hun conceptie van Amerika in het begin nog vooral door Rousseau's natuurstaat werd beïnvloed, spiegelde Franklin hen het geïdealiseerd beeld voor van een vrije samenleving gebouwd op sociale gelijkheid. Voortaan vonden de revolutionairen de kritiek van de Whigs op het despotisme in hun land irrelevant; de VS werden het na te volgen voorbeeld. Niet dat Franklins denkbeelden zó nieuw waren, maar Amerika incarneerde ze in elk geval op een hoogst originele manier. Franklins opvolger, Thomas Jefferson, genoot niet de populariteit van zijn voorganger, maar omdat hij de schrijver was van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, was zijn prestige even groot. Jefferson onderhield vooral contact met de jonge Franse aristocraten in wie hij geboren revolutionairen zag. Zij waren reeds bezield door de ideëen van de nieuwe wereld en Jefferson moest hen alleen aansporen tot actie over te gaan. Samen met Lafayette ontwierp hij de Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen waarvan elk artikel gebaseerd was hetzij op de Declaration of Independence, hetzij op de Bill of Rights van bepaalde Amerikaanse deelstaten. Franklin en Jefferson leerden de revolutionairen dat het beginsel van de soevereiniteit van het volk het best gerealiseerd kon worden in de organisatie van volksvergaderingen. Ook dienden de natuurlijke rechten van de burgers te worden beschermd door de afkondiging van een ‘bill of rights’. In de Franse samenleving, verscheurd door klassentegenstellingen, oefenden zulke denkbeelden een immense invloed uit op de liberale geesten. De politieke vrijheid en de sociale gelijkheid van de VS werden niet alleen geprezen, ze werden tegelijk voorgehouden als een indicatie van de latere triomf van de liberale opvattingen in eigen land. Hoe dan ook, tot in 1789 bezaten de grondwetten van de Amerikaanse deelstaten, de verklaringen over burgerrechten en de teksten van de politieke conventies slechts een | ||||||||
[pagina 304]
| ||||||||
theoretische waarde. Pas door de samenkomst van de Staten-Generaal kon het Amerikaanse voorbeeld ook praktisch worden nagevolgd. De federale grondwet - door Lafayette bestempeld als ‘een meesterstuk van politieke wetgeving’ en als ‘het resultaat van de studies van oude en moderne republieken, van Montesquieu en van Rousseau’ - had haar waarde bewezen want zij had de Amerikaanse samenleving behoed voor desintegratie. Wat kon men in Frankrijk beter doen dan die grondwet copiëren? De actieve deelname aan de revolutie en later aan het politieke leven in Frankrijk van mannen als Thomas Paine maakte de lotsverbondenheid van de twee landen voor iedereen zichtbaar. Aan deze Amerikaanse voogdij dacht waarschijnlijk Brissot wanneer hij de Amerikaanse Revolutie promoveerde tot ‘de moeder van de Franse’. Was Amerika voor de ‘philosophes’ vooral een geestelijk toevluchtsoord geweest, dan werd het nu ook een materieel toevluchtsoord voor al diegenen die het geweld van de Franse Revolutie wilden ontvluchten. Wel een bewijs van het vertrouwen dat de VS inspireerden in alle maatschappelijke lagen van de bevolking. Zoals de revolutionairen in Frankrijk poogden een nieuw Amerika te creëren, zo probeerden de gevluchte monarchisten en in ongenade gevallen girondijnen in de VS het oude Frankrijk te herscheppen. Pas na de contrarevolutie van juli 1794 werd het de Fransen duidelijk dat er geen universele instellingen bestonden die aangepast waren aan de eigen aard van elke natie. De teruggekeerde uitwijkelingen konden alleen maar bevestigen dat de VS er anders uitzagen dan de ‘philosophes’, Lafayette, Franklin en Jefferson ze hadden beschreven. Nieuwe auteurs bekritiseerden niet alleen Amerika maar tegelijk ook de vooruitgangsidealen van de Verlichting en in plaats van het kosmopolitisch beeld van de 18e eeuw verscheen het patriottisme van de negentiende. Ironie van het lot: onder het eerste keizerrijk waren de diplomatieke betrekkingen tussen Frankrijk en de VS hartelijker dan tijdens de hele voorgaande periode. | ||||||||
BesluitTocqueville heeft gedeeltelijk gelijk wanneer hij stelt dat het karakter van de Amerikaanse Revolutie wezenlijk verschilt van dat van de Franse. De Amerikaanse Revolutie was op de eerste plaats een onafhankelijkheidsoorlog tegen Groot-Brittanië. Anderzijds mag deze tegenstelling niet worden overdreven. Net als de Fransen hoopten de Amerikanen op een nieuwe wereld. Een wereld waarin iemands status zou worden bepaald door zijn prestaties en niet door zijn afkomst. Een wereld waarin het gezag van de | ||||||||
[pagina 305]
| ||||||||
overheid ten dienste zou staan van de burger. Zowel de Franse als de Amerikaanse natie herschreven m.a.w. het sociaal verdrag. Beginselen als de soevereiniteit van het volk, de vrijheid van het individu, de sociale en politieke gelijkheid, de noodzaak van goede zeden en de onfeilbaarheid van de natie vindt men uitvoerig beschreven zowel in de Amerikaanse Bill of Rights als in de Franse Déclaration. Men kan bovendien bezwaarlijk ontkennen dat er een wisselwerking heeft plaatsgevonden tussen beide revoluties. De ‘philosophes’ hebben het terrein voor de Amerikaanse Revolutie mee voorbereid en, nadien Jefferson er zelfs toe aangezet een partij te stichten van democratische republikeinen. Hun beginselen (het geloof in het volk als spontane kracht en de eerbied voor de moraal van een natie) beroert trouwens tot op heden een deel van de Amerikaanse natie. Maar omgekeerd, heeft het Amerikaans experiment ook een grote invloed uitgeoefend op het denken van de Franse revolutionairen. Het maakte de Fransen kritischer t.o.v. hun eigen regering en, belangrijker nog, spiegelde hen het beeld voor van een nieuwe samenleving. Misschien kunnen we tot besluit stellen dat beide revoluties in essentie katalysatoren waren in een beweging naar meer persoonlijke vrijheid en sociale emancipatie van het individu. Dat proces was echter reeds begonnen met de Renaissance en zal pas zijn volle ontplooiing kennen in de tweede helft van de twintigste eeuw. | ||||||||
Selectieve Bibliografie
|
|