Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
[November 1988]De doodstraf in de VSGa naar voetnoot1
| |
[pagina 100]
| |
ten, schrijf artikelen en organiseer actiegroepen. Ik wil dat die elektrische stoel spoedig echt nog alleen in een museum thuishoort. En met wat ik hier schrijf zou ik graag hebben dat u daar zelf ook iets aan wil doen. Bij al mijn contacten met de meest uiteenlopende groepen van mensen, is mij één ding duidelijk geworden: er zijn ontzaglijk veel mensen, goeie mensen, moeders, teenagers, punkers, oma's, kerkgangers die er rond voor uitkomen dat zij voor de doodstraf zijnGa naar voetnoot2. Hun argument luidt: ‘Er moet dringend iets gedaan worden tegen al die moorden, al die misdaden’. En zolang wij die doodstraf hebben, hebben wij het gevoel dat we dat echt menen, dat we de zware criminaliteit echt serieus aanpakken. In 1976 verordende het Hooggerechtshof dat de doodstraf weer kon worden uitgevoerd. Sindsdien zijn er 3.500 mensen - mannen, vrouwen, jongeren - ter dood veroordeeld. Op het ogenblik zitten ongeveer 2.000 mannen, 20 vrouwen en 30 veroordeelden die 18 jaar oud of jonger waren op het ogenblik van hun misdaad, in een van 's lands 37 dodencellen op hun executie te wachten (ieder jaar komen er 250 bij). Zij zitten daar gemiddeld zeven tot acht jaar. Honderd zijn er sinds 1976 geëxecuteerd: doodgeschoten, vergast, ze kregen een dodelijke injectie of werden geëlektrokuteerd. Daarbij werd wel erg selectief te werk gegaan. Slechts 1% van de 200.000 veroordeelde moordenaars (er worden in de VS ongeveer 20.000 moorden per jaar gepleegd) werd terechtgesteld. De negen zuidelijke staten namen het grootste deel daarvan voor hun rekening: 90% van de executies vond plaats in het Zuiden, met Louisiana aan de kop wat de verhouding per aantal inwoners betreft. Maar laat ik de cijfers even opzij en laat ik u iets vertellen over mijn persoonlijke ervaring. | |
Het dodenritueelIk heb drie mensen begeleid naar de elektrische stoel en ze daar zien sterven. Het waren geen helden. Ik wil hen helemaal niet idealiseren of hun | |
[pagina 101]
| |
misdaad vergoelijken. Maar het waren geen beesten. Het waren mensen. Ieder van hen gaf me, terwijl de bewakers hen inriemden in een laatste gebaar een teken van vriendschap en dankbaarheid. Het is iets heel anders of je in je ochtendblad leest dat er weer een is terechtgesteld of dat je het lijfelijk meemaakt. Het dodenritueel dat in de staat Louisiana gebruikelijk is, is iets onvoorstelbaars. De dood op de elektrische stoel is de meest koelbloedig beraamde en systematisch uitgevoerde doding die je je kunt indenken. ‘Klinisch’ was het woord dat C. Paul Phelps, het voormalig hoofd van het departement voor strafzaken in Louisiana, ervoor gebruikte. Als je het trieste voorrecht krijgt er als getuige bij aanwezig te zijn, moet je eerst een document ondertekenen waarin je belooft van geen enkele emotie blijk te geven. Als de dag van de terechtstelling nadert, wordt de veroordeelde naar cel no. 1 van de gang gebracht. Daar zit hij dichter bij de kamer van de bewakers. Om het kwartier komt een van hen kijken hoe de man het stelt en noteert dit in een rapport (ze moeten zien dat hij in leven blijft tot het tijd is om hem te doden). De veroordeelde krijgt een formulier te lezen dat hij moet ondertekenen: zijn doodvonnis, de manier waarop het zal worden uitgevoerd (elektrokutie), de dag en het uur, en daaronder een zwerm van officiële handtekeningen. Op een bepaalde dag komen enkele bewakers naar de cel en bevelen de gevangene hen te volgen. Zij plaatsen hem op een weegschaal, wegen hem en nemen zijn maten. Ze zeggen er niet bij waarom ze dat doen. De ter dood veroordeelden denken dat ze willen weten wat voor doodskist ze klaar moeten maken. De eigenlijke reden is dat de gevangenisofficieren de elektrische stoel vooraf gaan uittesten. Een bewaker van dezelfde gestalte als de veroordeelde neemt plaats in de stoel, laat de riemen aansnoeren om te zien of ze het niet begeven als de veroordeelde nog probeert los te komen. Men wil namelijk kost wat kost een scène vermijden zoals beschreven wordt door Joseph Feretti, een gevangenisbeambte van St Quentin. Een jonge zwarte, Leandress Riley (die niet op de elektrische stoel, maar in de gaskamer werd terechtgesteld) was zo klein, ‘hij woog maar goed 40 kilo, zijn polsen waren verdomd zo dun, dat hij er tot drie keer toe in slaagde zich los te wringen, net voor de executeur de cyanide in het zuur liet zakken’. Hij sprong op en liep uitzinnig in de kamer rond, schreeuwde het uit en hamerde in het wilde weg op de ramen. ‘We moesten het hele proces stopzetten, de deur openmaken en hem opnieuw insnoeren. Het lukte hem opnieuw. De derde keer was het gas al toegevoerd. Maar hij | |
[pagina 102]
| |
bleef gillen, rechtop, tot hij het goedje opsnoof’Ga naar voetnoot3. Enkele weken voor de terechtstelling krijgt de familie van de veroordeelde een telefoontje. ‘Sorry, Mr, Mrs..., maar uw zoon weet nu wanneer het gaat gebeuren, en als het doorgaat (ik heb nooit het woord “doden” gehoord uit de mond van een gevangenisbeamte) zouden we graag weten of u een begrafenisverzekering heeft. Stuurt u een ambulance om het lichaam op te halen of hebt u liever dat we zelf voor de begrafenis zorgen?’ De gevangenispsychiater komt bij de veroordeelde langs en vraagt hem of hij iets nodig heeft ‘voor zijn zenuwen’. De kapitein van kamp F, waar het dodenhuis zich bevindt, brengt nu alles in gereedheid. Er wordt nog eens met de stoel ‘gerepeteerd’. Het Departement voor Strafzaken roept twaalf officiële getuigen op. Enkele uren, soms zelfs dagen, voor de terechtstelling vraagt men de veroordeelde wat extra ondergoed in te pakken, zijn bijbel en zijn adresboekje (hij mag nog telefoneren) en hij wordt meegenomen naar een groen gebouw: de gevangenisbewakers noemen het ‘Camp F’; de gevangenen zelf ‘het dodenhuis’. Daar wacht hij nu, in een cel op enkele meters van de elektrische stoel en onder continue bewaking, op zijn dood. Zijn familie en nabestaanden mogen hem nu een laatste bezoek brengen. Ik was erbij toen de familie van Willie Celestine afscheid van hem kwam nemen. Ze zaten samen met Willie in een kamer, zijn moeder en vader, zijn broer en zus en zijn elfjarig neefje. Niemand hield de klok in het oog en niemand wierp een blik op de wit-metalen deur waarachter de elektrische stoel zich bevond. Het gesprek stokte, er waren veel momenten van stilte. Iedereen hield zich dapper. Om 17.15 u. precies kwam de bewaker zeggen dat het tijd was. Zij kusten Willie en haastten zich naar de combi die hen naar de uitgang zou voeren. Achteraf zei zijn moeder me: ‘Ik gaf hem een vluchtige zoen en rende naarbuiten. Had ik mijn armen om hen heen gelegd, dan had geen enkele bewaker ze nog los gekregen’. Zodra de familie weg is, krijgt de veroordeelde zijn laatste maaltijd geserveerd. Dit is inderdaad geen mythe. De gevangenisbeambten besteden daar veel zorg aan, geen moeite wordt ontzien om de veroordeelde alles te geven ‘waar hij trek in heeft: steak, garnalen, oesters, krab...’ Dan wordt | |
[pagina 103]
| |
de veroordeelde teruggebracht naar zijn cel, waar hij nu de drukte rond de laatste voorbereidselen kan horen. De directeur en zijn staf komen er aan in hun driedelige pakken. Een secretaresse tikt de formulieren die de getuigen na de terechtstelling moeten ondertekenen. Het koffieapparaat staat te pruttelen. Het hoofd van de veiligheidsdienst komt de man ‘uitchecken’. De gevangenispsychiater komt zich een laatste keer vergewissen of de man mentaal nog altijd in orde is (en dús terechtgesteld kan worden). Om 22 u. stappen enkele bewakers de cel binnen om het lichaam in gereedheid te brengen. Ze scheren het hoofd kaal, ook de wenkbrauwen, ze snijden zijn linkerbroekspijp af onder de knie en scheren het haar rond zijn enkel weg, ze doen hem een luier aan en een wit T-shirt. Precies om middernacht komt de gevangenisdirecteur, vergezeld van vijf bewakers, zeggen dat het tijd is. Zij escorteren hem, geboeid aan handen en voeten naar de kamer met de elektrische stoel. Nu mag hij zijn laatste woorden spreken. De getuigen zitten vlakbij, maar wel achter glas dat hen moet beschermen tegen de geur van verbrand vlees. Hij wordt vastgeriemd in de stoel, een kap wordt over zijn hoofd getrokken. Iedereen doet een stap achteruit. De directeur steekt zijn hand op. De executeur haalt de handle driemaal over: eerst 1900 volt, hij wacht enkele seconden om het lichaam te laten afkoelen, dan 500 volt en nog eens 1.900 volt. De gevangenisarts controleert de oogpupillen en het hart. De directeur werpt een blik op de grote wandklok en meldt het officiële uur van overlijden. De getuigen komen naar voren en zetten hun handtekening. En iedereen gaat naar huis. | |
Slachtoffers en nabestaandenMensen die ijveren voor de afschaffing van de doodstraf krijgen vaak te horen dat ze zich teveel laten drijven op gevoelens van afschuw voor dit dodenritueel en medelijden voor het lot van de veroordeelden, maar geen oog hebben voor het slachtoffer noch voor het leed van de nabestaanden. Er wordt hierbij een soort ‘of-of’-principe gehanteerd: of je bent tegen de doodstraf, maar dan ben je tegen de slachtoffers; of je neemt het op voor het slachtoffer, maar dan moet je voor de doodstraf zijn. Dankzij mijn contacten met zowel veroordeelden als families van slachtoffers, sta ik aan de kant van de enen zowel als van de anderen. Vernon en Elizabeth Harvey, wier dochter acht jaar geleden gruwelijk werd mishandeld en vermoord, hebben mij de ogen geopend voor het lot van de nabestaanden van het slachtoffer. Ze hebben me meegenomen naar de samen- | |
[pagina 104]
| |
komsten van Ouders van Vermoorde Kinderen. Daar heb ik gezien hoe vaders en moeders hun ontzaglijk leed proberen te verwerken. Tot mijn verrassing ontdekte ik dat er in Louisiana een fonds bestaat, een Victims' Reparation Fund, dat families helpt om psychologische en juridische bijstand te krijgen, vergoeding voor arbeidsverlet en begrafeniskosten. Maar ik hoorde ook dat de officiële instanties hiervan vaak niet eens op de hoogte zijn, dat mensen die er een beroep op willen doen, met bureaucratische onverschilligheid worden afgescheept. Vaak voelen familieleden van slachtoffers zich door het juridische systeem misbruikt. Ze kennen hun eigen rechten niet of vinden hun weg niet in de juridische doolhof. En het ergste van al: na het proces, als de eerste kritieke periode voorbij is, worden ze in de steek gelaten door vrienden en verwanten. ‘Als ik nog eens iets wil zeggen over de dood van mijn dochter, gaan ze direct over op een ander onderwerp’, zei me eens een van de ouders. Het is niet toevallig, dunkt me, dat als de staat 95% van zijn energie besteedt aan criminaliteitsbestrijding en doodstraf, er haast niets meer overschiet om mensen te helpen bij het genezingsproces. Wat de familie van een slachtoffer moet doormaken, in ongelooflijk zwaar. Om te beginnen is er het verlies van een dierbare. Vervolgens wordt tijdens het proces elk detail van de moord opnieuw doorleefd (als de openbare aanklager de doodstraf eist, wil hij dat de familie in de rechtszaal aanwezig is). Als de doodstraf is uitgesproken, vangt een tijd aan waarin advocaten eindeloos proberen in beroep te gaan. Iedere keer dat de datum van executie wordt vastgelegd, wordt daarvan melding gemaakt in de media. Telkens weer wordt de executie opgeschort, tot alle mogelijkheden van appél uitgeput zijn. Uiteindelijk, na drie, vijf, tien jaar soms, wordt de moordenaar terechtgesteld en moet de familie iemand onder hen aanduiden om de executie mee te maken. Wanneer, vraagt men zich af, kan het genezingsproces eindelijk aanvangen? In juli 1988 is er in Louisiana een vrijwilliger aangesteld om zich voltijds in te zetten voor de slachtoffers. Ironisch genoeg zijn het de voorstanders van de afschaffing van de doodstraf die hiervoor de nodige fondsen hebben bijeengebracht. | |
Een loterijLaat ik even terugkomen op enkele feiten en cijfers. Wie van de terdoodveroordeelden wordt ook echt geëxecuteerd? Dat blijkt een heel selectieve aangelegenheid te zijn. Sinds 1976 werden minder | |
[pagina 105]
| |
dan 4% van alle ter dood veroordeelden terechtgesteld. Een kapitaalkrachtige is in dit land nog nooit ter dood veroordeeld. De doodstraf lijkt dan ook op een loterij. Zij staat niet noodzakelijk in verhouding tot de ernst van de misdaad. Drie factoren spelen een dominerende rol: Ben je arm? Heb je een blanke vermoord? Deed je het in een van de staten in het zuiden? Acht op tien van de terechtgestelden sinds 1976 pleegden een moord op een blanke. In Louisiana is nog nooit iemand terechtgesteld voor een moord op een zwarte. Voor de 42 personen die momenteel in Louisiana op hun terechtstelling zitten te wachten, zijn ongeveer de helft zwart en de helft blank maar 7 van de 10 slachtoffers zijn blanken. Van de ongeveer 2.100 veroordeelden die in de VS op hun terechtstelling wachten, zijn 41% zwart en 51% blank, de resterende 8% zijn hispanics of komen uit andere etnische groepen. De reden waarom kapitaalkrachtigen niet in de dodencel terechtkomen, is dat zij op de beste rechtsbijstand kunnen rekenen. Toen enkele jaren geleden in een ophefmakend proces in New Orleans de verdachte Aaron Mintz was vrijgesproken, verklaarde zijn zoon: ‘Had mijn vader slechts 100.000 $ aan zijn verdediging kunnen spenderen, dan was hij zo goed als zeker in de gevangenis beland’. Mintz had er 200.000 $ voor klaar liggen. In Louisiana kunnen onvermogende advocaten hoogstens 1.000 $ aan de verdediging van hun cliënt besteden. Ook de plaats waar de moord gepleegd is, is van belang. Wie is de openbare aanklager in het district? Stond op het ogenblik van de moord zijn herverkiezing op het spel? De meeste mensen hebben geen idee van de macht waarover de openbare aanklager beschikt: hij maakt naar goeddunken uit tegen wie hij de doodstraf eist, of voor wie hij strafvermindering bepleit in ruil voor een schuldbekentenis. Dit soort willekeurige machtsuitoefening maakt een onpartijdige en objectieve rechtspraak hopeloos onmogelijk. Je kunt op een kaart nauwkeurig aanduiden in welke districten van Louisiana de openbare aanklager de doodstraf eist en in welke niet. Daar komt bij dat het helemaal niet zeker is dat de toepassing van de doodstraf eventuele moordenaars zou afschrikken. In de zomer van verleden jaar werden in Louisiana in een periode van acht en een halve week 8 mensen terechtgesteld. In hetzelfde kwartaal steeg het aantal moorden in New Orleans met 16,9%: ‘Familieruzies en drugs’, zei de chef van de politie, toen hem gevraagd werd hoe dat te verklaren was. Tenslotte, het wordt steeds duidelijker dat een executie de staat veel meer geld kost dan een levenslange hechtenis. De rechterlijke procedure is veel ingewikkelder. Dat begint al voor het proces. Er zijn drie tot vijf keer | |
[pagina 106]
| |
meer pogingen tot verdaging. De keuze van de juryleden neemt meer tijd in beslag. De advocaat, die weet dat het leven van zijn cliënt op het spel staat, gaat tot het uiterste en benut alle mogelijke openingen in de appél-procedure. In april 11., in een moordzaak in Hahnville, LA, zag de openbare aanklager er maar liever van af de doodstraf te eisen: gedeeltelijk omdat het district moeilijk de 150.000 $ die voor het proces nodig waren, bijeen kon krijgen. | |
Een alternatiefWaarom moeten wij ermee doorgaan mensen terecht te stellen? Om ons tegen gevaarlijke misdadigers te beschermen is er ook een andere weg, een weg waarbij we niet langer zelf het geweld aanwenden dat we juist willen uitroeien. Op het eind van de jaren '70 werd in Louisiana dankzij de inzet van velen, een terdoodveroordeling wettelijk omgezet in een levenslange hechtenis ‘zonder mogelijkheid van begenadiging, voorwaardelijke vrijlating, of opschorting van de straf’. Men zal opwerpen dat vroeg of laat een of andere liberale gouverneur de straf dan toch wel zal omzetten of gratie verlenen. Dat is natuurlijk niet uitgesloten. Maar gezien het politieke klimaat dat omtrent het probleem van de doodstraf heerst en het feit dat gouverneurs meestal niet van gezond verstand gespeend zijn, ben ik er nogal zeker van dat we van zulke gevallen tijdig op de hoogte zullen worden gebracht, juist omdat ze zo zeldzaam zullen zijn.
Wat wilde ik met mijn bijdrage bereiken? Ik heb wat feiten en cijfers gegeven. Ik heb vooral vanuit mijn ervaring verteld hoe het er in de praktijk aan toegaat. Informatie leidt tot inzicht en inzicht hopelijk tot inzet. De elektrische stoel hoort in een museum thuis. |
|