Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd[p. 978] | ||||||||||||||||
De Palestijnse kwestie:
| ||||||||||||||||
[p. 979] | ||||||||||||||||
haald is door de zionistische beweging, die haar legitimiteit in de bijbel zocht. Hiermee raken we een van de belangrijkste punten die elke discussie over de Palestijnse kwestie zo delicaat maken: de bijbelse en religieuze legitimatie van de staat Israël. Geeft de bijbel, het heilige boek waarin de drie grote monotheïstische godsdiensten - jodendom, christendom én islam - Gods openbaring lezen, ook een juist inzicht in de reële historische gang van zaken? De rol die de Hebreeën in de geschiedenis van de regio gespeeld hebben, wordt door de bijbel overschat. We hebben bronnen over 5.000 jaar geschiedenis van het gebied. Gedurende slechts 400 jaar daarvan speelden de Hebreeën een beduidende rol. Het koninkrijk van David heeft slechts 47 jaar bestaan. Door machtigere tegenstanders verslagen, hebben zij hun suprematie over andere stammen nooit kunnen herstellen. Sumeriërs, Kanaänieten, Feniciërs, Arameeërs, Assyriërs is het op dezelfde manier vergaan. Alleen hebben zij hun wedervaren niet in een Heilig Boek op schrift gesteld. Daar komt bij dat de toenmalige Hebreeën niet gelijk te stellen zijn met de huidige joden. Reeds lang voor de Babylonische ballingschap is het joodse volk uiteengevallen in twee grote groepen: een in Palestina en een in de Diaspora. De oorzaak daarvan was vooral van economische aard. Net als hun buurvolk, de Feniciërs, zwermden de joden uit om handel te drijven. ‘Alleen al in Alexandrië woonden bijna 1 miljoen joden. Handel speelde een primordiale rol in hun uitzwerming. Al vele eeuwen voor de val van Jeruzalem leefden 3,5 miljoen joden in de diaspora. Nauwelijks 1 miljoen joden waren er nog in Palestina’1. Ook de rol die de Babylonische ballingschap in de verspreiding van de joden gespeeld heeft, moet worden gerelativeerd. Alleen de heersende kaste werd gedeporteerd, het gewone volk bleef ter plekke. De huidige Arabische bewoners van Palestina stammen dan ook af van dit gewone volk uit alle stammen die Palestina ooit bevolkten of beheersten: Kanaänieten en Feniciërs, Hebreeën en Arabieren. Aan de andere kant hebben ook de joden in de Diaspora zich met anderen vermengd. Hele etnische groepen - b.v. de Khazaren, een Turks volk tussen de Kaspische en de Zwarte Zee (740) - gingen tot het jodendom over. Het heeft dan ook geen zin, op ras- of afstammingsgronden de huidige joden als oorspronkelijke etnische Hebreeën te bestempelen. | ||||||||||||||||
[p. 980] | ||||||||||||||||
Nee, laten we, in plaats van ons op de bijbel of, erger nog, op religieus fundamentalisme te beroepen, eens nader de reële geschiedenis van de laatste honderd jaar bekijken. Dan leren we hoe Palestina door de zionisten werd gekoloniseerd. Ze zijn er gekomen ‘als vreemdelingen en settlers’2. Ik weet ook wel dat héél de geschiedenis van het Palestijnse probleem onmogelijk in het korte bestek van een tijdschriftartikel kan worden behandeld3. Aan de hand van twee willekeurige sprongen van telkens vijftig jaar wil ik proberen enige duidelijkheid te verschaffen. Hoe was de situatie in Palestina honderd jaar geleden, in 1887? Hoe vijftig jaar later, in 1937? Hoe is ze nu? | ||||||||||||||||
1887Op het einde van de 19e eeuw bestaan er in Palestina nog geen echte problemen. Het land maakt deel uit van het Ottomaanse rijk, dat grote delen van Europa en Noord-Afrika omvat. De overgrote meerderheid, 98%, van de bevolking is Arabisch en in hoofdzaak moslim. De christenen vormen een belangrijke minderheid, vooral in de streek rond Nazareth en Bethlehem. Slechts 2% van de bevolking is joods. Ze vormen een marginale groep, slechts 15% van hen oefent een beroep uit4. De meesten leven op kosten van de kolelim, liefdadigheidsverenigingen die in Europa geld inzamelen voor de in Palestina levende joden. Elke kolel - de Duitse, de Russische, de Franse enz. - zorgt voor de joden van zijn eigen nationaliteit. De emigratie van deze mensen naar Palestina heeft geen economische of nationale bedoelingen, ze komen er religieuze studies doen in de vier heilige steden Safad, Tiberias, Hebron en Jeruzalem. De Arabische bevolking is hoofdzakelijk ruraal. Er zijn toch enkele | ||||||||||||||||
[p. 981] | ||||||||||||||||
belangrijke stedelijke concentraties: Jeruzalem, Jaffa, Gaza, Nabloes, steden die ieder op zich meer inwoners hebben dan de totale joodse bevolking. Daarnaast zijn nog de bedoeïenen veel talrijker dan de joden, maar even marginaal. Zoals in de meeste Arabische landen wordt de Palestijnse economie beheerst door een handelsklasse in de steden. Door het oprukkende Europese kapitalisme verliezen zij echter hun greep op de economie. Europese handelaars concurreren met veel goedkopere, industrieel vervaardigde produkten. De lokale handel en de ambachten storten in elkaar5. De stedelijke handelsklasse probeert haar kapitaal dan op een andere manier aan te wenden en richt het op de landbouw. Ze kopen grond op, investeren in infrastruktuur (vooral irrigatie) en exporteren hun produkten naar Europa. Bekend zijn dan al de Jaffa-sinaasappelen6. In 1886 vestigt de Amerikaanse consul in Jeruzalem, Henry Gillman, in een rapport aan Washington de aandacht op de enttechnieken van de Palestijnse boeren: ‘Het zou nuttig zijn dezelfde techniek in Florida toe te passen’7. Het gemeenschappelijk of publiek grondbezit wordt opgedoekt en de gronden worden óf opgekocht, óf gewoon op naam van individuele grootgrondbezitters ingeschreven. De Turkse overheid stimuleert dit met haar tanzimat-beleid8 en de Palestijnse boer laat begaan. Hij betaalt liever pacht aan een grootgrondbezitter dan belasting aan de Turkse staat. De pacht is toch ongeveer gelijk aan de belasting en heeft het voordeel dat men niet in het belastingregister van de staat is ingeschreven en zo aan de lange dienstplicht ontsnapt. In een economie waarin de arbeid van alle zonen telt, geen gering voordeel. Op die manier slagen 250 families van grootgrondbezitters erin meer grond op hun naam te krijgen dan alle andere boeren samen. De landeigenaars zijn meestal alleen in de pacht geïnteresseerd. Ze wonen niet in Palestina, maar in Damaskus of Beiroet, of in de hoofdstad Istamboel. Een typisch voorbeeld is de Soersoek-fami- | ||||||||||||||||
[p. 982] | ||||||||||||||||
lie, bankiers uit Beiroet; in 1872 verwerven ze in de Marj Ibn Amr 23.000 ha land met 20 dorpen9. Maar niet alleen de stedelijke burgerij zoekt kapitaal te beuren op het Palestijnse platteland. De lokale kerken storten zich op de vastgoedsector en de landbouwgrond. De patriarch van de Grieks-Orthodoxe kerk, Nicophorus wordt hiervan het symbool, de Palestijnse boeren noemen hem Aboe Dahab, Mannetje Goud. De Tempeliers stichten in 1871 hun eerste kolonie, Sorona, later volgt Wilhelma10. Duitse protestanten stichten kolonies rond Haifa. En er zijn joden. De eerste joodse kolonie, Petah Tikva, wordt in 1878 gesticht, in 1887 zijn er al vijf bijgekomen: Rishon Le Zion, Zihron Yacov, Rosh Pinnah, Yesud Hamalah en Ekron11. Voorlopig zijn de Palestijnen door deze kolonisatie door christenen en joden niet verontrust, het blijft een randverschijnsel in hun nationale leven. In hun ogen gaat het om nieuwe sekten die zich in Palestina komen vestigen uit interesse voor het Heilig Land, en sekten zijn er al genoeg, op een paar meer of minder komt het niet aan. | ||||||||||||||||
1937In de jaren dertig is de bevolking van Palestina nog altijd in overgrote meerderheid Arabisch, maar er wonen nu ook 20% joden, 'n 200.000. Toch hebben alle districten nog altijd een Arabische meerderheid, zelfs het Jaffa-district waar de meeste joden wonen (52% tegen 48%; in het district Jeruzalem 59% tegen 41%). Van waar komen al die joden ineens? In Europa is als reactie op het groeiend antisemitisme een politieke beweging ontstaan, het zionisme. Haar doctrine wordt in 1896 door Theodor Herzl geformuleerd in zijn boek Der Judenstaat. Het Eerste Zionistisch Congres (1887) spreekt zich | ||||||||||||||||
[p. 983] | ||||||||||||||||
uit voor de oprichting van een zuiver joodse staat in Palestina. Het Derde Congres (1899) denkt ook aan Cyprus. Verder komen Al Arish, Argentinië en Oeganda in aanmerking. Op het Zesde Congres (1903) spreekt zelfs een meerderheid (295 stemmen voor, 178 tegen en 132 onthoudingen) zich uit voor Oeganda (dat jaar heeft in tsaristisch Rusland de grote Kisjinev pogrom gewoed). Uiteindelijk wordt het Palestina. Groot-Brittannië, dat na de nederlaag van Turkije in de Eerste Wereldoorlog het gebied als kolonie heeft ingepalmd, steunt dit streven van het zionisme naar een joodse staat in Palestina (de Balfour-declaratie, 1917) en erkent het Jewish Agency, een onderafdeling van de Zionistische Wereldorganisatie, als lokaal joods bestuur in Palestina. De Palestijnen verzetten zich tegen het Britse koloniale bestuur en de zionistische kolonisatie. In 1919 komt het Palestijns Nationaal Congres voor het eerst bijeen. Er volgen revoltes in 1920, het jaar waarin Engeland officieel het mandaat over Palestina krijgt, en in 1921 en 1929. In 1933 breekt er een algemene staking uit. Economisch kent Palestina een grote opbloei. In de joodse sector zijn er op dat moment 'n 80-tal moshavim en evenveel kibboetzim (in een moshav is alleen de produktie collectief). De citrusteelt kent een ware explosie. Tussen 1922 en 1935 verzesvoudigt de oppervlakte waarop de Arabieren citrusvruchten verbouwen. Het grote probleem voor de Palestijnen is echter dat grote stukken van hun grond, vooral in de vruchtbare kustvlakte, opgekocht worden door de zionistische colons. Deze verkoop is grotendeels het werk van niet-Palestijnse grote landeigenaars: tussen 1920 en 1932 wordt 75% van de grond die de joden aankopen gekocht van niet-Palestijnse landeigenaars12. Toch blijft de landbouw een overwegend Palestijnse aangelegenheid: 90% van het graan, 86% van de wijnstokken, 90% van de meloenen, 85% van de groenten en 90% van de veestapel wordt door Arabieren geproduceerd. Alleen in de citrus-branche bereiken de joden ongeveer een gelijke produktie13. En dan is er het nationaal probleem. Als Europese colons langzaam maar zeker het land impalmen, groeit de revolte. In 1935 beginnen de Palestijnen een eerste guerrilla-oorlog. De leider ervan, Azzedin al Qassam, recruteert vooral onder het lumpenproletariaat van Haifa, waar toen duizenden Palestijnse arbeiders in slums leefden. Hij sneuvelt bij een treffen met het Britse leger. In 1936 breekt een algemene staking uit die zes maanden | ||||||||||||||||
[p. 984] | ||||||||||||||||
duurt (de langste algemene staking uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging). De revolutie kent haar hoogtepunt in 1938, wanneer ze ongeveer heel het door Arabieren bewoonde deel van Palestina (90% van het land) controleert en zelfs grote steden als Haifa, Jaffa en het oude stadsdeel van Jeruzalem14. Erg populistisch in haar ideologie, schaft ze op het platteland alle pachtschulden af en verklaart ze in de steden alle huurovereenkomsten nietig: het land aan wie erop werkt, de huizen aan wie erin woont! De Britten grijpen naar de grove middelen. Ze vliegen enkele duizenden Britse soldaten over en doen een beroep op de zionistische milities. Al in 1907 was de Bar-Giora-militie opgericht, die twee jaar later tot HaShomer (De Wachter) werd omgedoopt en vooral werd ingezet om pachters van opgekochte landbouwgrond te verdrijven. Na de eerste Arabische revolte in 1920 krijgt ze een iets steviger structuur en heet voortaan Hagannah (‘Verdediging’). In 1936 krijgen de zionistische kolonisten het recht om hun eigen, door de Britten gefinancierde en uitgeruste politie op te richten, de Notrim (van noter, Hebreeuws voor ‘wachter’). In 1938 wordt een speciale anti-guerrilla-eenheid uitgebouwd, de Special Night Squads. De leiding berust bij een Brits officier, Orde Wingate, maar het kader en de manschappen zijn leden van de Hagannah15. Mensen als Yigal Allon en Moshe Dayan, later generaals en ministers, krijgen er hun vorming. Hun tactiek doet denken aan wat de Amerikanen later in Vietnam zullen uitproberen: repressie, blinde terreur en de oprichting van ‘strategische dorpen’. In het Hebreeuws heten deze laatste ‘Homah ve Migdal’, Palissade met Toren. In een gebied dat door de guerrilla wordt gecontroleerd, arriveren 's nachts vrachtwagens met geprefabiceerde elementen van houten palissades en een toren; 's anderendaags staat er een nederzetting bemand door kibboetz-leden, die tussen twee anti-guerrilla-operaties in ook nog aan ‘landbouw’ beginnen te doen. De gelijkenis met wat vandaag nog op de Westbank gebeurt is treffend. Tussen 1936 en 1939 worden er zo'n 53 opgericht16. Op 19 oktober 1939 slagen de Britten erin de oude stad van Jeruzalem | ||||||||||||||||
[p. 985] | ||||||||||||||||
weer in te nemen en in 1939 bloedt de eerste Palestijnse revolutie dood. Ze heeft 15.000 slachtoffers geëist. De zionisten komen versterkt uit de strijd. Wanneer Groot-Brittannië, licht onder de indruk van zoveel ‘inboorlingen’-verzet, de immigratie van joden en de grondverkoop wil inperken, keren zij zich tegen het ‘moederland’17 en, na het intermezzo van de Tweede Wereldoorlog, roepen zij in 1948 de onafhankelijke Staat Israël uit. | ||||||||||||||||
1987In 1987 leven er in Palestina (d.i. Israël binnen zijn grenzen van vóór 1967, Gaza en Westbank) ruim 3 miljoen joden en 1,8 miljoen Palestijnen18, waarvan iets meer dan 600.000 ook officieel de Israëlische nationaliteit hebben. Meer dan 2 miljoen Palestijnen mogen legaal niet naar hun vaderland terugkeren19. Laat ik de legale, structurele en systematische discriminatie van de Palestijnen in Israël op een rijtje zetten. | ||||||||||||||||
Nationaliteit.Israël is niet het vaderland van zijn inwoners, van de joden en de Arabieren die er wonen, maar van alle joden, ook van de joden in New York, Brussel en Antwerpen. De wet die de Israëlische nationaliteit regelt, maakt dat duidelijk. Eigenlijk gaat het om twee wetten: de Wet op de Terugkeer, die alleen voor joden geldt en de rest van de nationaliteitswet, vooral het luik ‘nationaliteit door residentie’, dat alleen voor Arabieren van kracht is. De Wet op de Terugkeer verleent iedere jood, van waar ook ter wereld, die er bij een bezoek aan Israël om verzoekt, onmiddellijk het staatsburgerschap. De rest van de wet legt niet-joden, Palestijnen dus, een reeks draconische voorwaarden op. Zij moeten o.m. op 1 maart 1952 (datum van de wet) in de bevolkingsregisters ingeschreven zijn geweest en tussen | ||||||||||||||||
[p. 986] | ||||||||||||||||
14 mei 1948 (datum van de oprichting van de staat) en 1 maart 1952 effectief in Israël of in door het Israëlische leger gecontroleerde gebieden verbleven hebben. Maar duizenden Palestijnen die toen in Israël woonden en er nog steeds wonen, zijn niet in staat dat ook te bewijzen. Ze zijn inwoners van Israël, maar statenloos. De wet was echter vooral bedoeld om te verhinderen dat Palestijnen die uit het land verdreven of gevlucht waren, zouden terugkomen en het staatsburgerschap opeisen20. En dat lukte. 2 miljoen Palestijnen eisen vruchteloos hun recht op terugkeer op. | ||||||||||||||||
Grond.In Israël is 92% van de grond eigendom van de Staat, de Zionistische Wereldorganisatie of individuele joden. In de Westbank en Gaza is ongeveer de helft van de grond genationaliseerd. De Israëlische wet zegt dat alle grond die eens eigendom werd van joden, onvervreemdbare eigendom van het joodse volk blijft. Elke jood, ook al is hij pas gisteren uit Brooklyn geïmmigreerd, kan in heel Palestina grond kopen en wordt daartoe door de regering gestimuleerd. Omdat zij vindt dat te weinig joden dit doen, nationaliseert de regering zelf massaal Arabische grond. Een Palestijn van de Westbank, die al twintig jaar lang naar Israël pendelt om daar te werken, mag er geen grond kopen, hij mag er zelfs niet overnachten. Geen enkele Palestijn, ook al heeft hij het Israëlisch staatsburgerschap, kan grond kopen van een jood: 92% van de grond in zijn vaderland is voor hem verboden. | ||||||||||||||||
Infrastructuur.Normaal voert een staat, in ruil voor belasting, voor zijn burgers een reeks infrastructuurwerken uit. In Israël worden die niet alleen door de staat, maar hoofdzakelijk door de Zionistische Wereldorganisatie gefinancierd, die enkele fondsen heeft gecreëerd om infrastructuurwerken uit te voeren voor haar onderdanen, de joden in Israël. Dit zijn dezelfde fondsen die de kolonisatie van Palestina mogelijk hebben gemaakt: het Keren Haysod of Opbouwfonds, gesticht in 1920, en het Keren Keyemat LeIsrael, het Joods Nationaal Fonds, gesticht in 1901. Zij werken in Israël uitsluitend voor joden. Zij leggen wegen aan, bouwen sociale woningen en ziekenhuizen, zorgen voor waterleidingen en elektriciteit, voor crèches en scholen en leggen industrieterreinen aan. Resultaat: de Arabische dorpen zijn voor dit alles op de staat aangewezen, de joodse dorpen hebben twee bouwheren. De gevolgen zijn af te lezen uit enkele willekeurige statistieken: | ||||||||||||||||
[p. 987] | ||||||||||||||||
Hetzelfde blijkt als men b.v. twee even grote dorpen of stadjes vergelijkt wat betreft gemeentepersoneel, verharde wegen, stoepen, crèches, telefooncellen enz. Een vergelijking tussen Nazareth (100% Arabisch) en Nazareth Illith (100% joods) geeft per inwoner 20% meer gemeentepersoneel, 4 × meer kilometer verharde weg, 12 maal meer kilometer stoep, een 2 × lager kindersterftecijfer...21 Op politiek vlak is geen enkele Arabische partij toegelaten. Cultureel: de Arabieren in Galilea vragen al 15 jaar tevergeefs een eigen universiteit in Nazareth, ze willen die ook zelf financieren. Economisch: geen enkel Arabisch dorp of stad bezit enige industrie die naam waard, terwijl die er wel was vóór 1948. Geen wonder dat Palestijnen uit deze lange rij van droge feiten harde conclusies trekken en Israël een produkt van het kolonialisme noemen en van racisme beschuldigen. Als zij het dan ook nog een bastion van het imperialisme noemen, klinkt dat misschien bombastisch, maar het wordt al wat aannemelijker als je je herinnert hoe de Britten voor hún kolonisatie de zionistische beweging gebruikten en dat later, in 1956, nog eens deden om het Suez-kanaal op Nasser te ‘heroveren’22, en als je vandaag denkt aan Israëls aandeel in Iran- en Contragate en de Israëlische wapenleveringen aan Argentinië, Chili, Paraguay, Taiwan en Zuid-Afrika. Als we Le Monde mogen geloven, zouden de VS Israël in 1986 meer dan 3 miljard dollar geschonken hebben voor bewezen en nog te bewijzen diensten, dat is 100.000 BF. per hoofd of een half miljoen per gezin. | ||||||||||||||||
[p. 988] | ||||||||||||||||
MythenEen kritisch zicht op het reële Israël wordt, geloof ik, niet alleen vertroebeld door de onvoorstelbare tragedie van de uitmoording van 6 miljoen joden door de nazi's, maar ook door de mythen die het zionisme in de publieke opinie heeft weten te creëren. Ik noem er drie. Een eerste: Israël als veilige toevluchtshaven voor de slachtoffers van het nazisme. Niet alleen is het zionisme lang voor het nazisme ontstaan (het eerste Zionistische Congres had plaats in 1897), maar de meeste joodse nazislachtoffers die konden ontsnappen, hadden niet zo'n hoge dunk van Palestina als toevluchtsoord. Van de 2.563.000 joden die tussen 1935 en 1943 het nazi-bewind ontvluchtten, trok slechts 8,5% naar Palestina23. Een van de redenen daarvan was dat het makkelijker vluchten was naar de Sovjetunie, maar een niet onbelangrijke reden was ook de kwade geur waarin het zionisme toen bij de anti-fascisten stond omwille van zijn samenwerking met het nazisme. In 1933 sloten de zionisten met de nazi's het Ha'avra-akkoord (Ha'avra = Hebreeuws voor [kapitaal-overdracht). 16.000 kapitaalkrachtige joden uit Nazi-Duitsland werden in de mogelijkheid gesteld om 31.570.000 toenmalige ponden (nu enkele miljarden BF.) naar Palestina te transfereren. Per immigrant mocht men 1.000 pond cash meenemen, de rest werd gestort in een fonds waarmee men Duitse produkten in Palestina kon invoeren. Het is dank zij dit akkoord dat de Duitse joden op dit ogenblik de super-topklasse in Israël uitmaken. Met dit kapitaal startten zij de industrie op en bouwden zich riante woningen in Haifa, Natanya en Nahariya. Dit alles terwijl de rest van de joden een boycot van Duitse goederen had afgekondigd. In 1938 werden er tussen de nazi's en zionistische gezanten (Pinhas Ginzberg, Max Zimels, Moshe Bar-Giliad) immigratie-akkoorden afgesloten: jonge joden konden in speciale trainingscentra opgeleid worden voor immigratie naar Palestina. Een van de verantwoordelijken aan Nazi-kant was... Adolf Eichman. In 1939 zochten zionistische milities, vooral Lehi (de zogenaamde Stern- | ||||||||||||||||
[p. 989] | ||||||||||||||||
groep) samen te werken met Nazi-Duitsland uit wrevel tegen de Britse politiek die de zionistische kolonisten in toom wilde houden24. Pas bij het begin van de Tweede Wereldoorlog werd het zionisme zich ten volle bewust van het reële gevaar dat het nazisme voor alle joden opleverde. Pas ná de nederlaag van de nazi's trokken de meeste joodse vluchtelingen naar Israël, vooral ook omdat Amerika en Europa de immigratie drastisch beperkten. Russische joden bewijzen nu nog dagelijks dat het Beloofde Land niet Israël, maar New York is, die ‘goldene medine’ zoals het jiddish dat zo mooi formuleert. Ten tweede: de variante op de klassieke beschavingsmythe van het Europese kolonialisme. Geen beschaving, geen ontwikkeling of cultuur zonder Europees initiatief, de ‘inboorlingen’ zijn er zelf niet toe in staat. In Israël heet het dan dat het de joden zijn die de woestijn tot bloei hebben gebracht. Wie ooit zuidelijker dan Beersheba is gereisd en de moeite heeft genomen om niet door de Arava-vallei te rijden, weet dat er in de woestijn slechts hier en daar aan landbouw wordt gedaan. Midden in de Negeb heeft men een benzinestation met snackbar gebouwd en die omgedoopt tot Mizpe Ramon, een letterlijke vertaling van de oude Arabische naam Ras Ruman, Top met een granaatappelboom. De meest bekende kibboetz in de centrale Negeb is Sde Boqer, waar Ben Goerion zijn intrek nam. Ook hier is de naam rechtstreeks overgenomen van het Arabische Sjajara Baqar. De vertaling ervan: Veld van de Koeherder, wijst erop dat de woestijn hier al langer bloeide. Inderdaad, de Palestijnen bedreven in de Negeb landbouw lang voor de staat Israël werd opgericht. In 1946 bewerken 50.000 Palestijnse bedoeïenen en 10.000 boeren de woestijn. Primitief maar efficiënt. Ze telen al de gerst en een groot deel van het graan dat in Palestina verbouwd wordt. In die tijd leven er wel geteld 475 joden (in 4 kolonies). Nu wonen er in de Negeb volgens officiële cijfers 226.000 joden en 49.200 Palestijnen. De Palestijnen zijn bijna allen bedoeïenen die aan landbouw doen in het reservaat dat hun is voorbehouden ten oosten van Beersheba of die bij gebrek aan grond in de joodse nederzettingen werken. Van de 226.000 joden zijn er hoogstens 30.900 in de landbouw werkzaam, de anderen wonen in de stad Beersheba (109.000) en in andere kleine steden: Ofaqim, Yeryham, Netivot, Arad, Eilat en Dimona. Minstens 60% van de landbouwarbeid in de Negeb wordt dus door Arabieren verricht. | ||||||||||||||||
[p. 990] | ||||||||||||||||
Een derde mythe: de kibboetz als socialistische realisatie, als symbool voor Israëls egalitair en progressief ideaal. Economisch speelt de kibboetz in Israël echter nauwelijks een rol. Slechts 4% van de bevolking leeft in kibboetzim. Vele kibboetzim zijn economisch niet leefbaar en teren op subsidies en leningen25. Om leefbaar te zijn richten ze hun activiteit niet langer op de landbouw, maar starten ze fabrieken op waar uitsluitend loonarbeiders werken. Meir Mandel, leider van de Mapai Kibboetz Federatie: ‘Aan de ene kant aanvaardt de kibboetz het geld van de banken, aan de andere kant teert ze op loonarbeid, in beide gevallen leven ze op het zweet van anderen’. Historisch zijn de kibboetzim vooral een instrument van kolonisatie geweest: hét middel om land te veroveren en om voetvolk voor de milities te recruteren. Dat is duidelijk te zien aan het groeiritme van de beweging. De eerste kibboetz, Degania, werd in 1910 opgericht (op grond van het dorp Oem Joeniah). Tussen 1910 en 1936 kwamen er slechts 34 bij, d.i. iets meer dan één per jaar. Maar van 1936 tot 1939, de periode van de Algemene Staking en de eerste Palestijnse guerrilla, volgen er ineens 53 volgens het Toren en Palissade-systeem. Een boom volgt in de periode 1948-1950, toen het erop aan kwam zoveel mogelijk land in bezit te nemen en de Palestijnse boeren te verdrijven. In drie jaar tijd worden 75 nieuwe kibboetzim opgericht, 25 per jaar. Een laatste hoogtepunt vormt de periode 1968-1972, toen er na de Zesdaagse Oorlog van 1967 weer nieuwe grond moest worden ingepalmd. Sindsdien is het aantal kibboetzim ongeveer stationair gebleven: 250. Elke periode waarin massaal kibboetzim werden gesticht, valt samen met massale verdrijving van Palestijnen. Dat is geen toeval, als we in aanmerking nemen dat de meeste leden van de Hagannah en van de andere zionistische milities uit kibboetzrangen werden gerecruteerd. Vooral de Britse anti-guerrilla-eenheid, de Special Night Squads, was een kibboetzaangelegenheid. Nog steeds leveren de kibboetznik (4% van de bevolking) 25% van de officieren in het Israëlische leger, én de meerderheid van de gevechtspiloten en de elite-eenheden. Als de kibboetz dan al het symbool van de staat Israël is, dan niet in de zin die de propaganda eraan geeft, maar wel als koloniaal en militaristisch verschijnsel. | ||||||||||||||||
[p. 991] | ||||||||||||||||
‘Gekomen als settlers’Laat ik tenslotte Maxime Rodinson, een onverdachte autoriteit, citeren: ‘On peut parler de colonisation quand il y a et par là même qu'il y a occupation avec domination; quand il y a et par là même qu'il y a émigration avec législation. Les Juifs attirés par le sionisme ont émigré en Palestine, puis l'ont dominée. Ils l'ont occupée en fait et ont légiféré pour justifier en droit cette occupation. Tout y est’26. Dat is ook de conclusie die de Palestijnen eruit hebben getrokken. Voor hen is Israël een koloniaal feit. Op grond van die analyse strijden zij voor de ontmanteling van de koloniale structuur in Palestina, niet tegen de joden die er wonen als zodanig. De kolonisatie heeft het land grondig veranderd en er wonen nu drie miljoen joden. Die mogen er best blijven, maar dan met niet meer rechten dan de andere inwoners. Iedereen gelijk voor de wet. Israëlische joden mogen zelfs lid worden van de PLO. Eén heeft dat al vast gedaan. Ilan Halevi is nu PLO-vertegenwoordiger bij de Socialistische Internationale. Hij heeft nog altijd zijn Israëlisch paspoort. Het grote probleem is echter dat settlers zelden inzien dat ze vroeg of laat tot een vergelijk moeten komen met de oorspronkelijke inwoners van het land. Dat is nochtans hun enig alternatief. |
|