| |
| |
| |
De Catholica in Vancouver
Ervaringen van de Kerk op weg naar eenheid
Jos Fruijtier s.j.
Via de media heeft de lezer allerlei berichten kunnen horen over het verloop van de Zesde Assemblee van de Wereldraad van Kerken (WRK) die in Vancouver samen was van 24 juli tot 10 augustus 1983. Ofschoon geaccrediteerd bij de pers, beleefde ik deze mondiale bijeenkomst vanuit mijn actieve betrokkenheid bij de oecumenische beweging in Nederland. Wat mij daarom vooral bezighield, was de vraag wat deze Assemblee zou bijdragen aan de voortgang van de oecumenische beweging. Het gaat mij daarbij nu niet om de documenten, die pas het volgend jaar verschijnen, maar om het gebeuren zelf, om mijn totaalindruk van het samenkomen van mensen die de christelijke eenheid willen dienen. Al deze verschillende groepen van christenen, verdeeld over vele plaatselijke kerken, zochten naar de Catholica en wilden daaraan gestalte geven in een zichtbare eenheid.
| |
Catholica
Al in zijn rapport op de eerste dag van de Assemblee wees Secretaris-Generaal Dr. Ph. Potter op de grote vooruitgang die sinds de Assemblee van Evanston (1954) te constateren viel in het representatief karakter van de WRK en zijn Assemblee. Ze kwamen hier uit de hele wereld. Herhaaldelijk gebruikte hij het woord ‘global’, een geografische indicatie. In ‘oecumenisch’ wordt het begrip verrijkt met een eeuwenoude kerkelijke traditie. Het betekent de gehele bewoonde wereld. De term ‘katholiek’ bevat nog meer: hij betekent ‘algemeen’ en strekt zich kwantitatief uit over alle landen en tijden, kwalitatief geeft hij een inclusiviteit weer die heel het leven omvat en niets of niemand uitsluit: een dynamische openheid voor heel het zijn. In de algemeen aanvaarde geloofsbelijdenis van de Kerk is deze eigenschap een van de vier kenmerken van de Kerk van Christus, samen met eenheid, heiligheid en apostoliciteit. Juist in deze betekenis
| |
| |
stond dit woord op de Vierde Assemblee te Uppsala (1968) centraal. Vancouver vermeldt het nauwelijks. En toch werd deze katholiciteit van de Kerk in Vancouver een zichtbare realiteit méér dan in Uppsala. Dit is de belangrijkste indruk die ik heb opgedaan en die wil ik hier ontwikkelen. (Om misverstanden te voorkomen wil ik de andere betekenis van het woord ‘katholiek’, nl. hoogkerkelijk, als typering van bepaalde kerken afschermen tegen die van de geloofsbelijdenis, en natuurlijk helemaal tegen de betiteling van de Kerk van Rome).
Onze vraag is dan in hoever de Ecclesia Catholica zich in Vancouver manifesteerde. Maar eerst nog even iets over Kerk. In de WRK wordt soms op verwarrende wijze het enkelvoud ‘Church’ gebruikt naast het meervoud ‘churches’. Ecclesiologisch bestaat de Ene Kerk van Christus in vele lokale kerken en zo kan men daarmee zeer verantwoord de hele Kerk aangeven. Maar de WRK bestaat uit vele lidkerken, waarvan niet deze Wereldraad de eenheid vormt. Het meervoud blijft in dit gebruik beperkt tot een bepaalde groep van kerken. Church staat dan in dit gebruik weer tegenover WRK, die zelf geen kerk is. Wij hebben het hier over de ene, Katholieke Kerk van de geloofsbelijdenis. Daarnaast bestaan geen andere, evenals er ook maar één doopsel is (Eph. 4:6). Belangrijk is de vraag hoe die Ene Kerk bestáát onder alle gescheidenheid. Hier ligt dan ook de kern van het oecumenisme: zoeken naar die Kerk en haar eenheid weer zichtbaar maken.
Om onze uiteenzetting te kunnen volgen, moet men ook een duidelijk beeld hebben van wat een Assemblee van de WRK eigenlijk inhoudt. De Wereldraad zelf is een broederschap (fellowship) van (nog gescheiden) kerken, die op basis van hun geloof in de Ene Heer Jezus-Christus zich met elkaar hebben verbonden om de zichtbare, kerkelijke eenheid van de Ene Kerk te hervinden en te realiseren. Deze verbondenheid ligt uitgedrukt in een organisatievorm waarvan het centrum zich in Genève bevindt. Daar resideert de Staf met het Algemeen Secretariaat, dat weer afhankelijk werkt van het Centraal Comité, gekozen door de Assemblee. Deze bestaat uit de gedelegeerden van de nu 308 lidmaat-kerken. Zij is het hoogste gezag van de WRK zonder zelf hoe dan ook kerk te zijn. Deze Assemblee, die om de zeven jaar samenkomt, bepaalt het gezamenlijk program dat ze aan de lidmaat-kerken aanbeveelt. Maar dit meer administratieve en directieve werk is slechts één van de aspecten van deze bijeenkomst. Steeds meer wordt het ook een ontmoetingsplaats voor al die kerken, een soort experiment van hun eenwording: onderlinge gesprekken en vooral vieringen (celebrations) met elkaar, zowel liturgische als paraliturgische en profane. Zo'n Assemblee heeft dan iets van een Concilie (al is het dat
| |
| |
niet), en tegelijk van een manifestatie en een happening: van een ker(k)mis. Er gebeurt iets met de deelnemers zelf. Het is vooral hierover dat ik wil spreken.
Wanneer men zo uit heel de wereld bij elkaar is, ervaart men natuurlijk van alles, vanaf politieke verdeeldheid tot culturele tegenstellingen, men beleeft de noden van de anderen op een heel andere manier. En die belevenissen monden uit in kerkelijke ervaringen. Dit is geen beperking, maar een verruiming. Ofschoon in Vancouver de openheid voor de noden van de hele wereld een grote, ja centrale plaats innam, mede dank zij het thema dat door de Wereldraad was voorgesteld - Jezus-Christus het leven van de wereld - leefde er ook een sterk verlangen naar kerkelijke eenheid. In dienst van heel de wereld. Aan die kerkelijke eenheid nu werkt in de WRK vooral de theologen-commissie voor Geloof en Kerkorde (Faith and Order). Deze heeft vanaf haar oorsprong een eigenstandige plaats in de WRK, zodat ook niet-leden-kerken erin vertegenwoordigd kunnen zijn. De Rooms-Katholieke Kerk heeft er 20 leden. In het beleid van de Wereldraad krijgt deze commissie niet steeds de nodige aandacht. Faith and Order brengt herhaaldelijk rapporten uit over haar theologisch werk, maar die bereiken meestal de basis niet. Zou dit nu ook weer het geval zijn met haar rapport over Doopsel, Eucharistie en Ambt, dat in Lima in januari 1982 zijn beslag kreeg en dat intussen naar de kerken ter beoordeling was gezonden? Welnu, wat er met dit rapport in de Assemblee gebeurde, was dé grote verrassing, hét eigenlijk nieuwe van Vancouver.
| |
Het Lima-rapport
Men kan zeggen dat het een bij uitstek katholiek rapport is, het bestrijkt heel het spectrum van het kerkelijk geloven. In zijn voorgeschiedenis steeds gegroeid, twintig jaar lang, vooral o.l.v. Dr. Lukas Vischer, was het in voortdurend contact gebracht met de kerken en hun theologen. Het handelt over onderwerpen die de kern van het kerkelijk geloofsbeleven betreffen: Baptism, Eucharist en Ministry (daarom BEM-rapport genoemd). Het gaat bewust terug tot de apostolische tijd en schenkt aandacht aan de gehele traditie van de Kerk. Door dit traditie-aspect staat het dichter bij de kerken van het ‘katholieke’ type dan bij die van de Reformatie. Voor het gewijde ambt b.v. wordt de driedeling bisschop-priester-diaken als normaal voorgesteld.
Toen ik bij een kort bezoek vooraf in Genève informeerde of het op de agenda stond, werd mij geantwoord, dat het op dat ogenblik bij de kerken
| |
| |
was en dat de Assemblee dit proces niet kon veranderen. Men verwachtte wel dat het ter sprake zou gebracht worden, meer niet. In het rapport van de Moderator werd het helemaal niet vermeld, in dat van de Algemeen Secretaris in een enkele zin. Een van de acht officiële onderwerpen (issues) sprak erover onder de titel Steps towards unity. Grotere aandacht kreeg het in het Rapport van het Centraal Comité: Nairobi to Vancouver, waarin het stuk zelf én de stap om het naar de kerken te sturen voor een ‘officieel antwoord’ ‘unprecedented’ werden genoemd. Maar daarmee kwam het nog niet op de agenda van de Assemblee. De verrassing nu was dat, ondanks al deze tegen-indicaties het Lima-rapport overal opdook: in de persconferenties, in persoonlijke gesprekken, maar vooral in de small groups. (Dit laatste was iets nieuws. Alle gedelegeerden konden worden ingedeeld in kleine groepen van 20, met de bedoeling dat ze, in een meer blijvend onderling contact, n.a.v. de thema-toespraken van de eerste week en verder naargelang er behoefte aan was, voorstellen konden doen aan de leiding van de Assemblee: een zeer democratische procedure en een goede vorm van inbreng vanuit de kerken zelf). Vóór de Assemblee waren er bezoeken geweest aan de leden-kerken, maar volgens het verslag werd er alleen in de Europese kerken over het BEM-rapport gesproken. In Vancouver bleek nu echter duidelijk dat het overal de aandacht had gekregen en op veel plaatsen, niet alleen aan de top, maar ook aan de basis besproken werd als een hoopvol teken en middel voor diepere eenheid.
Officiële aandacht kreeg het BEM-rapport in de werkgroep van bovengenoemde Issue 2, Steps towards unity. Daaruit kwam een uitstekend verslag voort, dat o.m. ervoor pleitte gehoor te geven aan de veel geuite wens om de antwoordtermijn (1 januari 1985) te verschuiven. Men vond het namelijk belangrijk dat het Lima-rapport de instemming (receptie) van de basis van de kerken zou krijgen. Voor meer democratisch ingestelde kerken (ook voor de RKK!) zou het antwoord dan pas echt gezagvol zijn. In de plenaire zitting werd het verslag van deze werkgroep zeer geprezen en als een van de weinige bijna zonder correcties goedgekeurd voor aanbeveling aan de kerken.
Deze verrassende belangstelling kan zijn grond hebben in een diep verlangen aan de basis naar kerkelijke en katholieke eenheid. Het verrassende voor mij was ook, dat hiermee het huidige, minder ecclesiale beleid van de WRK enigszins gedesavoueerd leek. Zou de balans toch doorslaan naar prioriteit voor geloof en kerkorde? Het vervolg zou dit leren. In elk geval sprak er een verlangen uit naar katholiciteit, niet alleen in kerkelijk samenwerken, maar ook naar kerkelijk samenwerken zelf. En dit blijft toch het eerste doel van de Wereldraad en van de oecumenische beweging.
| |
| |
Deze sterke aandacht voor het Lima-rapport gaf pas goed reliëf aan een ander experiment van de WRK, uitgevoerd door de Commissie voor de eredienst; het gaf een nieuwe dimensie aan de oecumenische beweging in de liturgie.
| |
De Lima-liturgie
Op de bijeenkomst van Faith and Order in Lima was door een commissie o.l.v. Max Thurian een Eucharistiemodel ontworpen met de bedoeling het theologisch rapport op het niveau van de liturgie vlees en bloed te geven. De structuur ervan was katholiek-traditioneel. Gebeden en gezangen waren ontleend zowel aan oosterse als westerse liturgieën. Verschillende talen spraken mee in gezangen en gebeden. De gebeden waren gericht op kerkelijke eenheid.
Deze liturgie had plaats op zondag 31 juli in de reusachtige tent die voor deze 4.000 mensen-gemeenschap op de campus van de Universiteit van Brits Colombia was opgezet. Voor het eerst in de geschiedenis van de WRK werd nu niet de liturgie van een of andere kerk aan de Assemblee gepresenteerd, waaraan dan de anderen als gasten deelnamen, nee, dit was de liturgie van de Kerk als geheel, van de Catholica waarnaar men op zoek was. De aartsbisschop van Canterbury, Robert Runcie, celebreerde; achter hem stonden een zestal assistenten (niet concelebranten) in ambtsgewaad, waaronder twee vrouwen. De Orthodoxie en de RKK namen alleen deel aan de lezingen. Aan het begin nodigde de celebrant allen uit tot deelname aan de communie, maar tegelijk toonde hij op taktvolle wijze begrip voor degenen die vanuit hun kerkelijke zienswijze dat niet konden. Jammer genoeg werd deze tolerante houding in de preek van de Indiase bisschop Jesuadasan doorkruist met de volgende wat goedkope, maar vaak gehoorde tirade: ‘Jezus zond zijn leerlingen naar de bovenzaal om het laatste Avondmaal klaar te maken. Zij zetten daarvoor één tafel klaar. Jammer genoeg zitten zij in de oecumenische opperzaal nog aan gescheiden tafels’. Tot hiertoe kan iedereen dit met hem betreuren. Maar toen vervolgde hij: ‘En we ondersteunen onze verschillen met theologische argumenten’. Op een gelijksoortig betoog antwoordde Kardinaal Alfrink eens: ‘Geen theologische argumenten, maar geloofsredenen’. Inderdaad was dit een oecumenisch experiment, want noch de liturgie-tekst noch de celebrant waren al door de kerken erkend en aanvaard. Was het een dienst in niemandsland of in allemansland? Hoe zij ook te plaatsen is, van deze viering geldt wat het decreet over het oecumenisme van Vaticanum II zegt:
| |
| |
‘Wat echt christelijk is, is nooit in strijd met de waarachtige waarden van het geloof, het kan zelfs altijd leiden tot een dieper doordringen in het mysterie van Christus en zijn Kerk’. Deze viering was een heerlijke voorsmaak van de toekomstige eucharistische eenheid. Dat sommigen zich onthielden van de communie, betekent dat we naar die eenheid nog onderweg zijn.
Een vigilie-viering was daags tevoren deze Eucharistie voorafgegaan. Het bijzonder treffende daarvan was, dat men behalve dat men bekering en zuivering vierde, ook de doop herdacht door vernieuwing van doopbeloften en geloofsbelijdenis. Weer een concretisering van een stuk geloof, nu van het rapport over de doop. En ook in dit liturgisch gebeuren zagen we weer een model van werkelijk oecumenisch leven. Discussies en rapporten alleen beroeren het hart niet en dus evenmin de basis. Vooral de Reformatie moet dit nog leren inzien.
Het gewijde ambt (ordained ministry) speelde in deze hele liturgie natuurlijk een belangrijke rol. Dit derde deel van het Lima-rapport is het moeilijkste, omdat er ook ecclesiologische kwesties in meespelen. Met opzet werd de vraag naar de geldigheid van een eucharistie op grond van de geldigheid van de gewijde bedienaar alleen maar aarzelend ter sprake gebracht. ‘In de meeste kerken gaat een gewijde bedienaar voor’, lezen we. Dit is dus wel normaal, zei me William Lazareth, directeur van Faith and Order, maar men heeft het niet normatief willen maken. Voor de Rooms-katholieke Kerk en voor de Orthodoxen is het dit wel.
Een ander aspect van de Catholica is de verbondenheid tussen de plaatselijke kerken onderling. Hier gaat men niet verder dan een zekere synodale band. Wat de Wereldraad, vooral sinds Nairobi, voor ogen heeft is echter een ‘conciliar fellowship’. Maar voor een Concilie moeten representatieve vertegenwoordigers worden aangewezen. Normaal zijn dat de bisschoppen. En hier is de Catholica nog ver te zoeken. Van een centrale bedienaar van de eenheid zoals de bisschop van Rome in de RKK is in WRK-verband voorlopig nog geen sprake. Heel begrijpelijk! Want de WRK is ontstaan vanuit het besef van de verdeeldheid en het verlangen naar een eenheid die men miste. De oecumenische gedachte is echter in de RKK, vooral na Vatic. II, een vrucht van het bewustzijn, dat de katholieke eenheid onvolkomen blijft zonder de andere, gescheiden kerken. Zo zoekt de RKK naar de vorm van die eenheid vanuit het bezit van een bedienaar der eenheid.
Uit het voorgaande bleek de belangrijke rol van de liturgische viering om een band te leggen tussen theologie en leven. Liturgie maakt de dorre beenderen van de theologie levend. Maar dit aspect van de liturgie kwam in Vancouver nog op een andere manier tot leven, in de wezenlijke betrekking tussen theologie en diakonie (dienst aan de wereld).
| |
| |
| |
Liturgie en diakonie: de herdenking van 6 augustus 1945
Zoals gezegd, werden in de Assemblee niet alleen verbale benaderingen van de onderwerpen gehanteerd, maar probeerde men op andere manieren alle zintuigen in te schakelen voor het overbrengen en levend maken van ideeën: toneel, film, allerlei andere vormen van expressie. De meer religieus getinte celebration speelde echter de hoofdrol. Terwijl men in de eerste week het hoofdthema en de onderthema's op deze wijze levend trachtte te maken, gebeurde dit heel bijzonder met de noden van de wereld, die de dood tegenover het ‘leven’ stellen: onrecht, verdrukking, discriminatie, honger en armoede; daarnaast de bewapening en met name de kernwapens. De bestrijding daarvan beoogt te komen tot ‘peace and justice’ (de gewone, maar eigenlijk verkeerde volgorde).
De aandacht hiervoor had in het werk van de Wereldraad vaak een zekere prioriteit, niet altijd tot ieders tevredenheid, vooral omdat ze te los stond van theologie en geloof: de WRK leek wel een UNO. Waarschijnlijk was dit een oude erfenis uit de tijd van Life and Work, dat apart stond van Faith and Order. Ook in deze Assemblee kwam de tegenstelling van inzicht telkens aan de orde. Maar ook hier, zo leek me, opende de liturgie een weg naar de synthese. En dat was voor mij de derde verrassing van Vancouver.
In de nacht van 5 op 6 augustus had een herdenking plaats van de atoombom op Hiroshima. Het hele probleem van ‘peace and justice’ werd er gedramatiseerd. Het begon aan de Pacific-kust, bij het ondergaan van de zon. Daar had men zich verzameld rond een grote totempaal, onder gezang en gebed, met tekens van vrede aan elkaar, met het oplaten van vredesballons en ten slotte een plechtige belofte om alle onrecht af te wijzen en te bestrijden. Vandaar trok men in het halfdonker naar de Tent, waar een nachtwake werd gehouden met allerlei vormen van uitbeelding: dans, muziek, maar ook gebed en zang en onderlinge uitwisseling van intenties en wensen. Rond middernacht verscheen ineens bisschop Tutu van Zuid-Afrika, die nú pas toestemming had gekregen om te komen. Dat was een hoogtepunt; een wonder, zei hij zelf. Hier stond rassenhaat in levende lijve voor ons, maar dan als slachtoffer. De slotzin van zijn korte woord luidde: ‘Als God met ons is, wie is dan tegen ons?’ Hiermee werd alle leed bij God gebracht en in christelijk licht gezien. Nadat een kleiner aantal de rest van de nacht in gebed had doorgebracht, werd de Tent weer vol toen de Liturgie van de Orthodoxen begon. Men vierde het feest van de Gedaanteverandering van de Heer. Het felle licht van de atoombom sloeg om in de stralende glans van Christus. Het was een Grieks-orthodoxe
| |
| |
dienst. Nieuw was echter dat het hele volk in de zang betrokken werd, zoals dat in de Lima-liturgie al gebeurd was. Zo werd ook dit gebeuren een beleving van de overwinning van het Leven over de dood. Het bijzondere was dat heel dat moderne leed werd opgenomen in het paasoffer van Christus. Dit gebeuren had twee aspecten: de moedeloosheid die velen overvalt bij het meemaken van al dat leed - ‘Ik heb nog nooit zoveel leed gehoord en gezien als hier in deze week’, zei iemand - werd naar God gebracht en omgezet in vertrouwen en moed om aan te pakken. Tegelijkertijd zag men de zin van het kruis beter, met Jezus' lijden voor ogen. Maar de Eucharistie inspireerde, ja verplichtte je ook om medemensen te bevrijden, net als de Heer en met zijn kracht. Wat hier liturgisch beleefd werd, had Prof. Vitaly Borovoi van de Russisch-orthodoxe kerk, in zijn toespraak over de eenheid, in de eerste week, uitstekend aangegeven. Volgens de oosterse traditie bevat de Eucharistie het hele leven van de kosmos, van het zichtbare en onzichtbare, leven én leed. Christus overwint het kwade door zijn dood en opstanding. Wel, zei hij, dan volgt daaruit dat alle deelnemers met dat bevrijdings werk moeten meedoen. Zo was dus ook hier, in de liturgie, de weg gevonden van theologie naar diakonie. Het alternatief van de prioriteit werd er afgewezen én er werd een oplossing aan gegeven: in de liturgie worden de schijnbare tegenstellingen verenigd tot de ware christelijke houding. Dit was werkelijk een ongezochte verrassing. Men kon dan ook na de bijeenkomst zeggen wat ik hoorde van een orthodox lid van de staf: ‘Deze Assemblee was de beste van de drie laatste: ze was harmonieus’. Ook hier dus weer een stuk Catholica. En er werd een nieuwe weg gewezen aan de Oecumenische beweging en met name aan de Wereldraad.
| |
Heiligheid en apostoliciteit van de Catholica
Met de liturgie zijn we aangeland bij een ander aspect van de Catholica: de heiligheid. In de liturgie immers treedt de gemeenschap voor het aangezicht van de Heilige. En deze vraagt van zijn aanbidders, dat zij heilig zijn zoals Hij zelf heilig is (b.v. Lev. 20:26). In de Thora geldt deze uitspraak zowel voor de rituele als voor de morele heiligheid. Uit het voorgaande is wel duidelijk geworden, dat in Vancouver de ‘liturgische heiligheid’ een grote plaats innam: er werd met grote intensiteit gebeden en gevierd. Dit was zeker een van de kenmerken van deze Assemblee. Maar ook in de Thora, en zeker in het christendom, speelt de persoonlijke, morele heiligheid in het naderen tot de Heilige een grote rol. Natuurlijk kunnen we hier
| |
| |
niet spreken over het heiligheidsgedrag van de deelnemers, maar wel ons afvragen in hoever deze morele heiligheid in de besprekingen en documenten van Vancouver (en daarmee van de WRK) aan de orde kwam. Want deze behoort wezenlijk bij de ware Catholica. Zeer frekwent ontmoeten we in de documenten en in de viering het thema van bekering, als voorwaarde voor de ware oecumene. Ook het aspect boete en boete-doening, hoe on-reformatorisch ook, hoort men vaak en zag men b.v. in de vastendag van Uppsala, al was deze ook gericht op uitsparen van geld voor de ontwikkelingslanden. Maar hoe spreekt en denkt men over ethische normen in het persoonlijk leven?
In Vancouver werd hiernaar herhaaldelijk gevraagd, ook in de plenaire zittingen. Ofschoon de WRK herhaaldelijk moraliserend optreedt op politiek en sociaal terrein, houdt hij zich angstvallig verwijderd van de individuele moraal. Over een probleem als abortus b.v. kàn de Wereldraad niet gezagvol spreken, aangezien hij alleen vanuit de ook hierover verdeelde kerken kan spreken. Verwant met deze vraag naar moraliteit is die naar spiritualiteit. Bij velen werd erom geroepen. Het gaat hierbij zowel om het beoefenen van de heiligheid, individueel en in gemeenschap, als om een leer hierover, dus kerkelijke leiding. Ook in Vancouver bleek weer, hoe de orthodoxe kerken hierin uitmunten. Een van de hoogtepunten was de toespraak van Moeder Euphrasia over het monastieke leven. Telkens opnieuw waren het weer leden van deze orthodoxie die er de aandacht op vestigden. Zo klonk hún stem, wel tegen een overmacht, als er gewezen moest worden op de waarde van het kruisdragen met Christus. We kunnen toch immers de wereld niet meteen verbeteren. Ligt hier dan niet evenzeer een taak van de Kerk? Ook vanuit de Evangelicals kwamen deze geluiden. Een niet geringe groep van de Assemblee miste hiervoor echter de gevoeligheid. Stonden we hier een beetje aan de kant van Dorothee Sölle, die over de leegheid van de westerse mens sprak?
Aan de orde kwam ook terloops de charismatische vernieuwingsbeweging, ontstaan uit en nog voortlevend in de Pinksterbeweging. Een ontmoeting hierover in Bossey (maart 1980) was zonder gevolg gebleven. Vragen hieromtrent in Vancouver werden nogal afwijzend behandeld, o.m. door de Secretaris-Generaal. Openheid voor een dergelijk wereldwijde beweging, die zich over alle kerken uitstrekt, was zeker een duidelijk teken van gevoeligheid voor oecumenische spiritualiteit geweest. Ook hierin was de Catholica nog niet sterk present in de Assemblee. Maar er zijn tekenen dat hierin verandering gaat komen.
In zijn rapport sprak Dr. P. Potter over de vier kentekens van de eenheid van ‘de Kerk’. Althans vernoemde hij ze. Daartoe hoort ook de apostolici-
| |
| |
teit van de Catholica. Maar buiten de Lima-tekst, die er tot op zekere hoogte van uitgaat als basis voor het geheel, kwam dit kenmerk nauwelijks aan de orde. Dus ook hier een tekort aan katholiciteit.
Vanuit de apostoliciteit komen we vanzelf op een ander aspect van deze wereldwijde oecumenische vergadering: de verhouding van de WRK tot de ‘ene, apostolische’ Rooms-katholieke Kerk.
| |
De Catholica Romana in Vancouver
Officieel was de RKK vertegenwoordigd door een twintigtal waarnemers van het Vaticaan. Officieus waren er Rooms-katholieken aanwezig als advisor, als guest en vooral bij de pers. Ook het persoonlijk contact was zeer hartelijk. Maar de waarnemers hielden zich sterk op de achtergrond, meer dan in b.v. Nairobi. Hadden ze daarvoor een consigne? Er werden nogal veel vragen gesteld over de officiële relatie tussen beide wereldlichamen. De antwoorden hierop staan zowel in het Vijfde Rapport van de Joint Working Group, een overlegorgaan van WRK en RKK (in I, 7 worden de verschillen tussen WRK en RKK duidelijk vermeld); ook het rapport Nairobi to Vancouver spreekt erover. De samenwerking blijkt nog voor veel verbetering vatbaar. Bij de celebrations was de RKK ook wel aanwezig, maar zoals boven beschreven, met grote reserve. Zo zou men de RKK wel de grote afwezige moeten noemen.
Haar afwezigheid heeft natuurlijk meer te betekenen dan alleen de afwezigheid van 500 miljoen christenen. De universaliteit van de Assemblee, om niet te spreken van haar katholiciteit, wordt er sterk door geschaad. Immers in de RKK zijn kerkelijke waarden aanwezig die de andere kerken missen. Niemand zal toch ontkennen dat het Petrus-ambt een waarde is voor de eenheid. Maar dit is onafscheidelijk verbonden met het Paulus-ambt, dat de universaliteit van de Ecclesia vertegenwoordigt. Waar kerken van deze ‘apostoliciteit’ verwijderd zijn, schieten ze tekort, en in apostoliciteit én in katholiciteit. Het Petrus-ambt vinden we niet in het Lima-document en nergens elders kwam het in Vancouver ter sprake. De boodschap van de paus en het welkomstwoord van de aartsbisschop van Vancouver aan het begin klonken als een broederlijke formaliteit. Veel indruk daarentegen maakte het woord van de R.K. priester Jean Vanier in de grote openingssessie. Een andere afwezigheid van de RKK was alleen voor aandachtige waarnemers opvallend. In de vele documenten die ter tafel kwamen en die werden geproduceerd, werd zelden of nooit verwezen naar een RK document van dezelfde strekking. Het duidelijkste was dit bij het
| |
| |
grote zorgenkind van de WRK: de kernwapens. Geen woord over het schrijven van het RK episcopaat van de VS! Een insider gaf mij toe, dat men in de WRK voor RK documenten een zekere angst had’.
Veelal wordt deze gebrekkige relatie toegeschreven aan het starre gedrag van het Vaticaan, dat ‘niet consequent Vaticanum II beleeft’. Maar reeds bij mijn informatief bezoek aan Genève, en nog veel meer bij het beluisteren van het rapport van P. Potter, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat de reformatorische inslag van de WRK een sterke rol speelt in zijn afzijdigheid van Rome. Men heeft daar nog veel te weinig begrip voor het monarchisch karakter van de RKK en let vooral op de uitwassen daarvan, die onder de naam ‘macht’ worden vermengd met de positieve waarden. Het sterk democratisch denken van de Secretaris-Generaal in ecclesiologisch opzicht, verhindert hem om begrip, laat staan waardering, op te brengen voor een Kerk waar het leergezag een grote rol speelt. In zijn rapport verklaart hij, dat we ‘de ketterij van het leergezag (magisterial authority) en van de macht (power) van de Kerk (moeten) bezweren (exorcise)’ en dat een tot piëtisme vervallen religie ons blootstelt aan allerlei vormen van ‘hiërarchische en institutionele exclusiviteit’. Meerdere andere teksten in dit rapport onderstrepen het duidelijk verschil tussen het katholieke én Rooms-katholieke kerkbeeld en dat van Potter. Hij werd hierop dan ook zowel uit RK als orthodoxe hoek sterk aangevallen. Jammer genoeg kon men er niet de tijd aan besteden die het verdiende. Potters repliek was zwak. Ook van de zijde van de staf werd gezegd dat deze meer emotionele uitlatingen beslist onnodig waren geweest. Dat samenwerking met aldus denkende, belangrijke instanties niet zo eenvoudig is, zal ook zelfs een medestander van de spreker moeten toegeven.
Ook het lidmaatschap van de RKK kwam nog ter sprake. Het antwoord van Rome in 1970: ‘niet binnen afzienbare tijd’, geldt nog steeds en sterker dan ooit. Te meer waar in hetzelfde rapport Rev. Potter de WRK min of meer identificeert met ‘het huis van levende stenen’ (I Petrus 2:5 vv), en dat is toch duidelijk een beeld van dé Kerk? Maar wat is het kerkelijk karakter van dit fellowship dat de Wereldraad wil zijn?
Zo moeten we tot onze spijt concluderen dat in Vancouver dit aspect van de katholiciteit nog niet zo gemanifesteerd werd, dat we het in de WRK duidelijk kunnen ontdekken, zeker niet aan de top. Dat de basis in zijn sterke affirmatie van het zeer katholieke Lima-rapport van Faith and Order en in zijn instemmende beleving van de Lima-liturgie deze lacunes goedmaakte, is een gelukkig en hoopvol teken. Het toekomstbeeld van de zo oecumenisch noodzakelijke samenwerking ligt niet in het streven naar een lidmaatschap van Rome, maar in het ‘bruggen bouwen naar elkaar’
| |
| |
(woord van een staflid.) Het Rooms-katholieke lidmaatschap van regionale Raden van Kerken, zoals in Nederland, is een weg die door het Secretariaat van de Eenheid zelf wordt gesuggereerd in een uitstekend boekje over de Wereldraad van Kerken, dat het uitgaf en dat bij de Horstink in Amersfoort en voor België bij uitgeverij Acco te Leuven verkrijgbaar is.
| |
Terugblik
Zoals duidelijk is voor wie de Assemblee via de media hebben gevolgd, hebben we ons in deze beschouwing beperkt tot een paar wezenlijke trekken van de Catholica. Laten we tot slot nog even wijzen op tekenen van universaliteit die in Vancouver ook belangrijk waren. De tendensen naar de vrouw in het ambt leidden er niet tot polarisatie. Iets wat hier en daar gevreesd werd. De rol van de vrouw in de Assemblee was vanzelfsprekend en doorgaans zeer waardevol. Steeds meer traden ook mensen uit de Derde Wereld (het Zuiden) met grote bekwaamheid en inzet naar voren. De tegenstellingen tussen Noord en Zuid werden niet verbloemd. Het langzaam groeiend begrip voor de orthodoxie bij de kerken van het Westen was ook merkbaar. Opmerkingen van Evangelicals uit de diverse kerken werden iets meer serieus genomen. Eveneens van de Pinksterbeweging die een wat andere geestelijke houding aanneemt waar het betreft de diakonie. Culturele en vooral politieke tegenstellingen waren voelbaar, maar beïnvloedden de goede sfeer niet. Zo mogen we zeggen dat in deze Assemblee een zekere ‘katholieke’ openheid voor elkaar in goede harmonie te constateren viel. Reden tot grote dankbaarheid. De geest van gebed heeft hiertoe zeker bijgedragen. Veel nieuws was hierbij niet te ervaren. We laten de documenten hierbuiten. Ze zijn nog in de maak en ‘in reparatie’.
Wel nieuw was voor de deelnemers zelf de grote liturgische ervaring van deze Zesde Assemblee. De liturgie kreeg hier een uitdrukkelijk oecumenische en katholieke functie doordat ze in verband gebracht werd met theologie en diakonie door het samentreffen met het Lima-rapport. Vooral in dit opzicht was Vancouver een stap verder op weg naar de Catholica.
|
|