Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 448]
| |
Het einde van de gezinscyclus: samen ouder worden
| |
[pagina 449]
| |
Het lege nestDe periode van het kleiner wordend gezin wordt door vele echtparen als zeer belastend ervaren. In het proces van het loskomen van hun volwassen wordende kinderen die het eigen lot in handen nemen, zelf hun levensweg en levenspartner kiezen, investeren zij veel energie in zorg, aandacht, geduld, dialoog, bemiddeling,... Als zij deze moeilijke periode echt samen hebben doorleefd en niet door een onredelijke taakverdeling van elkaar vervreemd zijn geraakt, betekent de ervaring van het lege nest, op het ogenblik dat het laatste kind het huis verlaat, geen onoverkomelijke hindernis. Zij gaan dan samen zoeken naar een nieuwe bevredigende levenswijze. Of het feit van het lege nest een levensprobleem of -conflict wordt, hangt niet alleen af van de objectieve situatie-inherente kenmerken maar evenzeer van de perceptie door de betrokkenen zelf en van hun voorafgaande levensgeschiedenis. In elk geval betekent het weggaan van het laatste kind het definitieve einde van een bijzondere wijze van omgang en zorg die onder die vorm niet meer terugkeert. Een belangrijke taak is voltooid. Er rest nu de tijd om te evalueren in hoeverre de taak met succes werd volbracht. Maar ook dat is niet altijd een gemakkelijke onderneming; de evaluatiecriteria zijn wendbaar: wat gisteren als een succes werd ervaren, kan morgen als een mislukking beleefd worden. De voltooiing van de opvoedings- en verzorgingstaak komt tot uitdrukking in tal van objectieve situatieveranderingen die vanwege de gehuwden nieuwe antwoorden of aanpassingen vragen. De gezinswoning wordt het ouderlijke huis, in de regel veel te groot voor twee mensen. De ongebruikte ruimte roept alleen nog herinneringen op. In de plaats van levendige drukte komt een ongewone kalmte en stilte. Er hoeft niet meer gewacht te worden op een late thuiskomer, het avondmaal dient niet meer warmgehouden of op elk moment opnieuw georganiseerd. Vooral de huisvrouw en moeder, die een groot deel van haar energie in de opvoeding en huishouding heeft geïnvesteerd, wordt bedreigd door een gevoel van nutteloosheid. Voor haar kan het lege nest een soort pensioneringservaring teweegbrengen: het verlies van haar werkterrein, bezigheid, verantwoordelijkheid. De mate waarin het lege nest werkelijk als een overgang, eventueel een crisis ervaren wordt, hangt van veel factoren af: o.m. van de mate waarin het gezin voorheen nog als een gezin functioneerde - samen eten, studerend kind nog regelmatig thuis, enz. - en van de betrokkenheid in c.q. gebondenheid aan de vader- of moederrol. Sommige echtparen ervaren een stuk verlatenheid, andere zijn blij weer alleen te zijn. Voor de eersten zal het geen gemakkelijk opgave zijn om aan hun samenleven een nieuwe | |
[pagina 450]
| |
zin en een nieuwe vorm te geven. Niettemin geldt voor elk paar dat het lege nest een uitdaging inhoudt, een soort toetssteen is van de kwaliteit van hun partnerrelatie. Zij vinden elkaar nu niet meer via de kinderen en al wat dat meebrengt, maar direct, ‘face to face’ en, in vergelijking met de eerste huwelijkstijd, verouderd. Zij kunnen zich voor elkaar niet meer verbergen achter de opvoedingstaak. In de ogen van de thuisblijvende vrouw kan de beroepstaak van de man als een ondoordringbaar scherm worden waarachter ze hem moeilijk weet te vinden. Als hij nu nog helemaal blijft opgaan in zijn beroep (of eventueel zijn hobby's) laat hij zijn vrouw alleen staan voor de aanpassing aan een situatie die vooral door haar als nieuw wordt beleefd. Gaan beiden hun eigen weg, dan kan er van een echte en vernieuwde groei van de partnerrelatie nauwelijks sprake zijn. De periode tussen het lege nest en de pensionering van de man is voor de groei van de relatie, mede met het oog op de laatste levensfase, van bijzonder belang. Elke overgang in het leven roept de identiteitsvraag op: wie ben ik? De generativiteit (Erik EriksonGa naar voetnoot2), die vooral in de opvoeding van de kinderen - voor de man vaak ook in zijn beroepsuitoefening - gestalte kreeg, heeft vele jaren de kern uitgemaakt van de identiteit. Nu moet ze andere vormen aannemen, anders stagneert de persoonlijkheidsontwikkeling en houdt ze op vruchtbaar te zijn. De meeste mensen zijn op het moment van het lege nest nog te jong om, in het besef van het inkrimpend tijdsperspectief, zich tevreden te stellen met passief beschouwend en inventariserend tegen hun leven en de wereld aan te kijken. Het moment van zich terugtrekken is nog niet gekomen. Wel zijn zij aan bezinning toe over de waarden waarvoor ze leven, over hun waardenhiërarchie. Loont datgene waarmee ze hun dagen vullen de moeite? Wat loont eigenlijk de moeite? Deze vragen, die rond de leeftijd van veertig jaar - de crisis van de levensmiddagGa naar voetnoot3 - opkomen, worden door de lege-nest-ervaring verscherpt. Ze bevorderen een proces van individuatie, zelfwording of zelfrealisatie. De unidimensionaliteit die de eerste levenshelft van vele mensen kenmerkt, dreigt zelf-vernietigende vormen aan te nemen: extreme cultivering van de geslachtsrol, overaccentuering van bepaalde persoonlijkheidskenmerken en levensstijlaspecten bedreigen de eenwording van man en vrouw. De verdeeldheid en gespletenheid, het niet samenvallen met de kern van zijn wezen, de ongeïntegreerdheid van de | |
[pagina 451]
| |
persoonlijkheid door de eenzijdige verwaarlozing van belangrijke functies en mogelijkheden, drijft de ontwikkeling van het individu in een impasse waaruit men alleen door eerlijke zelfconfrontatie een uitweg vindt. Deze zelfconfrontatie leidt tot heelwording en innerlijke harmonie waardoor de overgave aan de partner on voorwaardelijk en totaal kan worden. Zelfgesprek en dialoog bevruchten elkaar. De partners ontdekken hun meest intieme zelf in het dialogerend zich meedelen aan elkaar. Wat hun eenheid bevordert, draagt meteen bij tot de profilering van hun uniciteit. Het komt ons voor dat de gezinsperiode van het lege nest de fase bij uitstek is waarin de echtgenoten samen aan zichzelf en de afronding van hun persoonlijkheid kunnen werken. Hier ligt een nieuwe kans, die in de voorbije decennia in onze samenleving voor weinigen was weggelegd. Daarbij vergeleken, lijken andere gezinsontwikkelingstaken, zoals die bijvoorbeeld door Evelyn DuvallGa naar voetnoot4 werden geformuleerd, van ondergeschikt belang: ervoor zorgen dat men prettig en comfortabel woont, zich financieel veilig stellen met het oog op de latere jaren, samen voor de huishoudelijke taken zorgen, de relaties onderhouden met de volwassen kinderen en hun gezinnen, in contact blijven met broers en zusters en de ouder wordende ouders, participeren aan het gemeenschapsleven buiten het familieverband. De goede kwaliteit van de partnerrelatie en een evenwichtige waardengerichtheid bevordert het succes van alle andere taken of het cognitief verwerken van hun gehele of gedeeltelijke mislukking ten gevolge van externe oorzaken. Op al die verschillende taken kunnen we hier niet dieper ingaan. We laten het bij de vaststelling dat als het nest leeg is, de kans op nieuwe volheid van leven door het echtpaar gezien en gegrepen moet worden. De concrete gestalte van dit vernieuwde samenleven kan van paar tot paar verschillen, maar de kern moet zijn: voortdurend streven naar eenwording via ontdekking en aanvaarding van de eigen en elkaars eigen(aardig)heid. Dan is het paar tijdig gewapend om een nieuwe situatieverandering het hoofd te bieden, nl. de pensionering van de man. | |
De pensioneringVooraf dient gesteld te worden dat de pensionering van de buitenhuiswerkende vrouw niet noodzakelijk als minder problematisch beschouwd moet worden dan die van de man. Het is al te eenvoudig te veronderstellen | |
[pagina 452]
| |
dat de resterende huishoudsterrol voldoende compensatie biedt voor wat door de pensionering aan rolactiviteit verloren ging. In wat volgt gaat onze aandacht evenwel vooral naar de gevolgen voor de gezinsrelaties van de pensionering van de man. Gepensioneerd worden gebeurt op veel manieren. Meestal is het een vrij plotse overgang, soms is het slechts de bezegeling van een reeds vroeger begonnen proces van uitschakeling uit de arbeidswereld. Sommigen hebben door ziekte of werkloosheid reeds vóór de wettelijke pensioenleeftijd het arbeidsproces moeten verlaten. Voor enkelen is de pensionering door het bedrijf of de instelling waarin ze werken zo georganiseerd, dat een geleidelijke overgang mogelijk wordt. De situatieverandering die samenhangt met de pensionering, heeft duidelijke kenmerken, die evenwel niet voor iedereen even belangrijk zijn. Er is in de eerste plaats het verlies van de beroepsactiviteit. Handelingen die men gedurende vele jaren dagelijks heeft gesteld, hoeven of kunnen zelfs niet meer gesteld worden. Voor de enen is dit een verlies-, voor de anderen een winstpunt. In elk geval betekent de pensionering het verlies van een tijdsindeling. Het arbeidsleven structureert meer dan velen zich realiseren het tijdsgebruik. Als het werk wegvalt, wordt de tijd ongestructureerd en vaak ook leeg. Arbeidstijd wordt dan ineens vrijetijd. Met zijn werk verliest men vaak ook veel menselijke contacten. De gepensioneerde valt uit een netwerk van sociale relaties, wat hij - naargelang zijn zingeving - als een verlies of als een bevrijding kan beleven. Voor gehuwden betekent het de confrontatie met een nieuwe situatie, man en vrouw zijn nu samen elke dag thuis. Hun samenleven moet geherstructureerd worden in het licht van deze nieuwe situatie. Daarbij moet rekening worden gehouden met andere gevolgen van de pensionering, nl. de inkomensvermindering en het voor de man soms pijnlijke verlies van een maatschappelijke positie en status. Het verlies aan inkomen heeft niet dezelfde betekenis voor elke gepensioneerde. De een gaat tegen de armoedegrens aan zitten of eronder, de ander ziet zijn kapitaalaangroei verminderen. En wat het statusverlies betreft, ook al zijn de interindividuele verschillen in dit opzicht zeer groot, toch kan globaal gesteld worden dat alleen al de overgang van werken naar niet-meer-werken statusverlagende betekenis heeft. Presteren, werken, geld verdienen, worden in onze samenleving hoog gewaardeerd. Rusten, genieten, niet meer produktief zijn, veel minder. De rol van gepensioneerde heeft nog steeds weinig positieve vulling gekregen. Dat maakt de overgang niet gemakkelijker, vooral voor hen die zich te sterk met hun beroep vereenzelvigd hebben en met hun beroep ook hun eigenwaarde verliezen. | |
[pagina 453]
| |
De man komt in een situatie die hij niet zonder de medewerking van zijn vrouw het hoofd kan bieden. Samen worden ze uitgedaagd om de aanpassingstaken die uit de pensionering voortvloeien met succes te vervullen. De man moet bevredigende bezigheden zoeken die zijn dag- en weekverloop op een wijze structureren die in harmonie is met het tijdschema van zijn vrouw. Er is overleg nodig en dialoog om deze taken tot een goed einde te brengen, vooral als de man geneigd is sterk binnen te dringen in het werk- en leefdomein van zijn vrouw (bv. de huishouding). Zijn voortdurende aanwezigheid bedreigt de tot dan toe bevredigende territoriumverdeling. Het gehuwd zijn manifesteert zich hier sterk als een opgave, als een werk. De partners moeten andermaal een vernieuwde samenlevingsstijl vinden, die dan de achtergrond of de spil vormt van alle andere sociale relaties, zoals die met de kinderen, kleinkinderen, vrienden, kennissen, buren, enz. Voor gepensioneerden krijgen al deze relaties een nieuwe betekenis door de afwezigheid van de arbeid-rust-ritmiek. Er zitten kansen in op levensvervulling, van paar tot paar variërend in functie van hun gedeeld verleden, hun persoonlijkheid en veel toevallige omstandigheden. Het verminderd inkomen confronteert de partners - op een indringende wijze - met de thema's geld en geldbeheer. De enen moeten soms moeizaam leren genieten van hun geld; anderen kunnen de eindjes nauwelijks aan elkaar knopen. Beider leven kan door het thema geld beheerst worden. Een gezamenlijke bezinning van man en vrouw over dit thema past in het raam van een verderreikende herziening van hun levenswaarden, waartoe ze door het statusverlies van de man gedwongen worden. De gepensioneerde moet zich opnieuw definiëren, een nieuw antwoord zoeken op de vragen: Wie ben ik? Waarvoor leef ik? Zijn specifieke levensomstandigheden bevorderen het vinden van originele antwoorden, d.w.z. antwoorden die aansluiting vinden bij de bezinning op essentiële waarden. Van MelsenGa naar voetnoot5 ziet de fundamentele betekenis van de derde levensfase juist in de cultivering van door onze samenleving vaak vergeten waarden: liefde en vriendschap, berusting en aanvaarding, eindigheids- en betrekkelijkheidsbesef, religiositeit, dankbaarheid en wijsheid als bekroning. De mens in de derde leeftijd kan een levend signaal zijn, een verwijzing naar datgene waaraan in de vaart van het dagelijkse leven in de middelbare | |
[pagina 454]
| |
leeftijd gemakkelijk wordt voorbijgelopen. Hier wordt de term geraakt van een zinvol ouder worden waarop we in de volgende paragraaf wat dieper ingaan. | |
Samen oud wordenDe meeste echtparen vinden na de pensionering van de man binnen een tijdspanne van één tot twee jaren een nieuwe stabiliteit. Uiteraard is elke huwelijksrelatie uniek en het niveau of de diepgang van samen-leven zal van paar tot paar verschillen. Van deze diepgang hangt evenwel in grote mate af of de uitdagingen van de ouderdom worden aanvaard en positief verwerkt in de richting van groei en zelfrealisatie. Niettegenstaande methodologische bezwaren van allerlei aard, bestaat er een tendens om aan te nemen dat er wetenschappelijke grond bestaat voor de hypothese dat met het ouder worden de maritale satisfactie toeneemt, nadat in de middelbare leeftijd en vooral rond de periode van het zelfstandig worden van de kinderen een dieptepunt werd bereikt. De samen beleefde laatste levensfase kan een bekroning worden van een huwelijksleven waarin ideeën, ervaringen en gevoelens zo lang met elkaar zijn gedeeld. Met het ouder worden wordt de levenskring in een aantal opzichten kleiner. Terecht spreekt Jung van een vorm van contractie. De lichamelijke veroudering alleen stelt steeds meer grenzen en de sociale wereld krimpt hoe dan ook vroeg of laat in, al was het maar door het feit dat men met het ouder worden steeds meer de enige representant van zijn generatie wordt. Hiermee zijn reeds twee aspecten aangegeven van wat men de vierde leeftijd is gaan noemen. Zolang de partners samen mogen blijven, worden ze door de irreversibele ontwikkeling in henzelf en rondom hen steeds meer aan elkaar gegeven als voorwerp van zorg in liefde. In dit samen oud worden neemt de trouw de vorm aan van spontane en vanzelfsprekende zelfvergetelheid en edelmoedigheid. Deze nabloei van de huwelijksrelatie gedijt natuurlijk niet op de ruïne van een huwelijksrelatie die na de lente van de eerste jaren in de grote adultenperiode door gebrek aan werkzame zorg en aandacht in puin is gevallen. Partners die niet de kunst der zelfonthulling (self-disclosure) hebben gecultiveerd, verliezen met het ouder worden zoveel raakvlakken, dat hun verbondenheid lege gebondenheid en hun samenleven naast elkaar leven wordt. De wederkerige zelfonthulling in de dialoog steunt op het zelfgesprek. Wie zichzelf als gegeven en taak beschouwt en ervaart en aan zichzelf werkt, zoekt in het zelfgesprek contact met zijn diepste wezen, | |
[pagina 455]
| |
zijn ware zelf. Door dit te reveleren aan zijn partner, door met hem dit innerlijke leven wederzijds te delen, wordt aan de relatie een diepgang gegeven waarin fysisch en psychisch lijden, functieverlies, aftakeling, afhankelijkheid, vereenzaming, ziekte en dood bespreekbaar worden en erkend als aspecten van het leven zelf die men moet tegengaan waar en wanneer het kan en moet aanvaarden waar ze onomkeerbaar zijn. Dit gesprek tussen man en vrouw gebeurt tegen de achtergrond van het algemene bejaardenbeeld dat in onze samenleving bestaat. Dit beeld is tamelijk negatief. Ouder worden wordt geassocieerd met noodzakelijke psychologische aftakeling, d.w.z. intelligentieverval, verlies van psychomotorische vaardigheden, verlies aan leerzaamheid. Daarenboven worden vereenzaming, afhankelijkheid, hulpbehoevendheid als typische ouderdomskenmerken beschouwd. Ook de seksualiteit zou geen plaats meer hebben in het leven van oudere mensen. Er bestaat een algemene tendens alle bejaarden over één kam te scheren, daar waar de verscheidenheid eigenlijk zeer groot is. Het vraagt van gepensioneerde echtparen veel weerbaarheid en draagkracht om zich tegen deze vooroordelen te verdedigen en er hun eigen zelfbeeld niet door te laten bepalen. Die onverantwoorde veralgemeningen houden immers het gevaar in, dat ouder wordende mensen het als een spiegel voorgehouden beeld als norm gaan aanvaarden en er zich aan conformeren. Hierdoor gaan ze vervreemd van zichzelf en hun diepste aanvoelen niet het niveau van geluk en tevredenheid bereiken waarnaar ze verlangen. Vinden zij echter hun eigen, unieke weg in het samen oud worden, dan dragen zij bij tot de ontkrachting van het negatieve bejaardenbeeld in de samenleving. Het feit dat zo veel mensen oud worden, is zo nieuw in onze samenleving, dat er nog onvoldoende modellen voor zijn. De bejaarden vandaag zoeken naar en experimenteren met levensstijlen ten bate van de generaties die na hen komen. Een van de grote tendensen is de drang naar zelfstandigheid. De meeste bejaarden wensen uitdrukkelijk hun leven te leiden los van hun kinderen. Inwonen is weinig populair. De levensgewoonten en behoeften van de jonge en middengeneratie zijn zodanig veranderd, dat de kansen op een bevredigend samenwonen zeer gering worden. Hoogbejaarden, waaronder invaliden, zijn voor huisvesting en verzorging uiteraard vaak aangewezen op collectieve voorzieningen. Deze hoeven qua woon- en leefmilieu niet noodzakelijkerwijze onder te doen voor een familiaal milieu. Er zijn goede en slechte tehuizen, zoals er gelukkige en ongelukkige bejaarden zijn die bij kinderen inwonen. Huisvesting en gezondheid zijn twee belangrijke thema's in het gesprek tussen bejaarde huwelijkspartners, vooral in het licht van het inkrimpend | |
[pagina 456]
| |
tijdsperspectief, waardoor sterven en dood duidelijk in het vizier komen. Deze laatste themata leiden slechts tot een vorm van berusting en aanvaarding op grond van een of andere wereldbeschouwelijke zingevingGa naar voetnoot6. Deze kan impliciet of expliciet zijn en hoeft niet noodzakelijk religieus te zijn. Religiositeit kan, naargelang de specifieke ervaring ervan door de bejaarde - bv. zingevende en saamhorigheidsbevorderende instantie vs. gedragsnormerende instantieGa naar voetnoot7 - angst voor sterven en dood reduceren of bevorderen. Essentieel voor de angstreducerende functie van de godsdienst lijkt het gevoel zich gedragen te weten, een gevoel van geborgenheid in een groter geheel. Dit geheel kan de gemeenschap zijn, de cyclus der seizoenen, de kosmos, als zovele signalen van Gods aanwezigheid. Voor wie de gave van het geloof in een persoonlijke God ten deel is gevallen, vindt het boven vermelde zelfgesprek en tweegesprek met de partner zijn voltooiing in het gesprek met God, dat veel vormen kan aannemen maar in wezen steeds gebed is. | |
Een christelijke visie op ouder worden?Psychologen weten hoezeer cognitieve factoren het gedrag bepalen. De visie van de ouder wordende mens op de levensfase die hij betreedt, beïnvloedt in grote mate wat hij ervan maakt. Gevraagd of ongevraagd wordt hem een visie aangeboden c.q. opgedrongen door o.a. de massamedia. Maar terecht stelt de christen zich de vraag, wat vanuit het evangelie en vanuit de traditie, getoetst aan de concrete werkelijkheid van onze tijd, vruchtbaar is voor de zelfdefinitie van de oude en bejaarde mens. Waar staan de kerken bemoedigend, in woorden en tekens, in hun vieringen en bijeenkomsten, naast het echtpaar in het lege nest dat aan een nieuwe huwelijksfase begint, naast de bejaarde echtparen die met de dood voor ogen geroepen zijn om samen van hun levensavond te genieten? Linus Bopp publiceerde in 1965 een werkje dat vanuit een christelijke visie peilt naar Sinn und Sendung des AltersGa naar voetnoot8. Het bevat een schat aan ideeën, inzichten en wenken. Sommige ervan doen vandaag verouderd aan, maar veel blijft lezenswaard. Bopp ziet in het oud worden voor de christen een mysterie waarvan de diepste zin is: ‘heel jong worden, heel nieuw, geheel | |
[pagina 457]
| |
kind, kinderlijk tegenover God zoals Jezus Christus’ (p. 13). De christen leert in de ouderdom meer nog dan in elke andere levensfase ontvankelijk zijn, zichzelf definiëren als gave en schepsel. Hij leert in volle overgave ‘Vader’ zeggen, hij wordt transparant voor de eeuwige jeugd en nieuwheid van God. Vaderschap, moederschap en kindschap worden in de geestelijk groeiende mens tot een eenheid. Door kinderlijkheid of jeugdigheid wordt de ouder wordende mens aantrekkelijk voor zijn omgeving, een lichtbaken in een wereld van schijn en doen-alsof in een gecompliceerd rollenspel. Alhoewel het hem minder direct om een theologie van de ouderdom te doen is, schetst ook Alfons Deeken een christelijke visie op het ouder worden in zijn werkje Growing old and how to cope with itGa naar voetnoot9. De ouderdom is ‘een gouden kans voor menselijke ontplooiing, zelfverwezenlijking en oprecht geluk’ (p. 13) en voor geloofsgroei. Hij maakt de mens meer open voor bepaalde aspecten van de evangelische boodschap, zoals b.v. de ontdekking van Gods kracht en van de menselijke zwakheid, de herontdekking van het in alle opzichten door God gegeven zijn. Bijzonder gevoelig worden veel bejaarde christenen voor het mysterie van de Heilige Drievuldigheid: de bejaarde schijnt ‘bijzonder goed voorbereid te zijn om inniger deel te nemen aan de perfecte uitwisseling van leven en liefde die de drie Goddelijke Personen verenigt’ (p. 95). Het individualisme dat in onze samenleving hoogtij viert, moet wijken voor solidariteit en broederlijkheid, waardoor een mensengemeenschap tot stand kan komen waarvoor het radicaal communautaire wezen van God model staat. Deeken roept bejaarde christenen op tot contemplatieve deelname aan het leven van de Drievuldigheid als inspiratiebron voor een liefdevolle verdieping van de relaties met de medemensen en als een anticipatie van het bereiken van het beloofde land na een soms harde tocht door de woestijn van het oud worden. Bij haar streven om bevestigend en hulpverlenend ook naast ouder wordende mensen te staan - gehuwden en ongehuwden - zal de kerk zich met de inzichten van de moderne socio- en psychogerontologie moeten confronteren, om te vermijden dat ze indirect en met de beste bedoelingen het negatieve bejaardenbeeld nog versterkt. De nieuwe inzichten die in de voorbije decennia over huwelijk en gezin ingang hebben gevonden, moeten worden doorgetrokken tot het oudere echtpaar, de weduwstaat, | |
[pagina 458]
| |
het hertrouwen en het ongehuwd zijn op hogere leeftijd. Het gezinsleven eindigt niet als er geen kinderen meer komen of zijn. De - nagestreefde - eenheid van man en vrouw kan vruchtbaar blijven in de wederzijdse verrijking van de partners, in de volwassen relaties met de jongere generaties, in de inzet voor de gemeenschap, kortom in het levend getuigen van verbondenheid met zijn diepste zelf, met de medemens - partner, vriend -, met de natuur, met zijn volk en cultuur, met God. Oud worden als gehuwd paar en voor velen, op hoge leeftijd, alleen, is niet alleen een biologisch of sociaal noodlot, het is ook een taak, een opdracht waarvoor het goed is een plan te hebben, een dynamisch project. Aan de christen om vanuit het evangelie steeds opnieuw naar grondlijnen voor een dergelijk plan te zoeken. Erratum: in het artikel Hebben vrouwen altijd het eerste woord? van Y. Lebrun (januari 1981) is een fout geslopen. Gelieve in tabel 2 op p. 345, vierde kolom bovenaan te lezen: M (12,6% < J (10,5%) i.p.v. M (12,6%) < J (10,5%). |
|