Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Streven
| |
[pagina 99]
| |
Enkele gegevens over de streekDe kuststreek van de Stille Oceaan is een landbouwgebied bij uitstek: 85% van de arbeidende bevolking is werkzaam in de landbouw. Er is een beperkte mate van industriële ontwikkeling, welke nauw verbonden is met de landbouw: fabrieken waar olie gewonnen wordt uit de pit van de katoen en een aantal suikerfabrieken. De bijzonder vruchtbare grond is in handen van een klein groepje grootgrondbezitters of ‘finqueros’: 2% van de eigenaars bezit 80% van de grond. De finqueros wonen in de hoofdstad of in het buitenland en zijn in veel gevallen nauw gelieerd aan de industrie, het bankwezen en de grote handelsondernemingen. Hun bezittingen in de Zuidkust beheren ze door middel van ‘administradores’, die vaak van Spaanse afkomst zijn. Behalve de grote plantages of ‘fincas’ zijn er ‘parcelamientos’, concentraties van boeren met een stuk grond waarvan de oppervlakte schommelt tussen 3 en 25 ha; die liggen midden tussen de grote plantages. Met de tijd raken grote delen van de parcelamientos in handen van een handjevol nieuwe finqueros: advocaten, ingenieurs en militairen. De toenemende concentratie van de grond is een algemeen verschijnsel. Van degenen die in de landbouw actief zijn, bezit 90% geen grond. Het zijn de landarbeiders die, net als de kleine eigenaars, ‘campesinos’ worden genoemd. Onder deze campesinos kun je drie typen onderscheiden. Op de eerste plaats de vaste arbeiders: die wonen binnen de plantage en werken het hele jaar door op diezelfde plantage. Soms krijgen ze een klein stukje grond in bruikleen om maïs te zaaien. De laatste tijd hebben veel finqueros grote groepen vaste arbeiders buiten de plantages gezet. Het aanbod van arbeidskrachten is momenteel zo overvloedig, dat de grootgrondbezitters | |
[pagina 100]
| |
zich niet meer genoodzaakt zien er een vaste groep arbeiders met zekere privileges op na te houden. De vaste arbeiders die buiten gezet worden, veranderen in vrijwilligers. Dat zijn de campesinos die in de dorpen wonen. Deze dorpen liggen ingeklemd tussen de grote plantages. De vrijwilligers werken op de plantages, maar zonder vast werkcontract. Ze trekken van plantage naar plantage. Zij vormen de grootste groep campesinos van de Zuidkust. Ook veel kleine eigenaars die met de tijd hun stukje grond kwijt raken, veranderen in ‘vrijwilligers’. Van alle campesinos worden de ‘vrijwilligers’ het meest uitgebuit. De weinige rechten die de Arbeidswetgeving toekent aan de arbeiders, zijn niet van toepassing op hen, omdat zij geen vast werkcontract hebben. Zij hebben geen recht op vakantie, ze krijgen geen uitkering wanneer ze ontslagen worden; soms ontvangen ze zelfs geen medische verzorging bij ongelukken of ziekten. Tot slot zijn er de cuadrilleros. Dat zijn de Indiaanse campesinos die in de oogsttijd bij honderdduizenden naar de Zuidkust afzakken. Ze bezitten een stukje grond in het bergland, waar ze voornamelijk maïs en bonen verbouwen, maar de opbrengst is niet voldoende om er een gezin van te onderhouden. Daarom zien ze zich genoodzaakt jaarlijks een aantal maanden op de fincas van de Zuidkust door te brengen. Daar werken en wonen ze onder abominabele omstandigheden. Veel Indianen vinden de dood aan de kust, vooral kinderen. De wijze waarop in Guatemala de grond is verdeeld - veel kleine eigenaars in de bergen en een handjevol grootgrondbezitters aan de kust - stelt deze laatsten in staat een welhaast perfect uitbuitingssysteem toe te passen. Op de plantages van de Zuidkust worden enkele exportprodukten verbouwd. Vooral koffie, zuiker en katoen. Ook zie je veel vee voor de uitvoer van vlees. Maïs en bonen, het basisvoedsel voor de bevolking, worden slechts door kleine eigenaars verbouwd, maar de laatste tijd beginnen ook zij steeds meer exportprodukten te verbouwen, o.a. bloemen en vruchten. Zo krijg je de absurde situatie dat het volk honger lijdt, terwijl het van alle kanten omgeven wordt door vruchtbare gronden, of, zoals het pas te lezen stond in een krantje van de campesinos: ‘de hartkwalen in het Westen zijn het gevolg van onze ondervoeding’. De lonen op de grote plantages schommelen tussen 1 en 3 dollar per dag. Volgens gegevens van de regering zelf heeft een gezin van vijf personen ongeveer 5 dollar per dag nodig, enkel maar voor voeding. Het grootste gedeelte van de campesinos verdient dus tussen 1/4 en de helft van wat nodig is voor de voeding van het gezin. Bovendien bestaan de meeste gezinnen uit meer dan vijf personen. Tegelijker tijd kun je in de financiële verslagen van de grootgrondbezitters lezen dat de eigenaars van de suiker- | |
[pagina 101]
| |
rietplantages 3 dollar winst maken voor elke dollar die ze aan loon uitbetalen. In de katoen is het 4 dollar; in de koffie moeten de winsten op het ogenblik nog hoger zijn. Behalve de hongerlonen vormt de werkeloosheid een probleem dat steeds dramatischer vormen aanneemt. Volgens gegevens van de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank is 42% van de plattelandsbevolking van Guatemala ofwel werkeloos of werkt beneden zijn capaciteit. Werk is er gedurende de oogst van de belangrijkste exportartikelen. Maar daarna komen er maanden zonder werk. Het aantal werkelozen stijgt snel omdat, naast de natuurlijke groei van de bevolking, steeds meer Indiaanse campesinos afzakken naar de Zuidkust. De kleine lapjes grond in de bergen moeten onder steeds méér kinderen verdeeld worden en op die manier veranderen veel cuadrilleros in ‘vrijwilligers’. Bovendien wordt het werk, vooral op de plantages van katoen en suikerriet, steeds meer gemechaniseerd. Om arbeidsconflicten te vermijden verkiezen veel finqueros machines boven arbeiders. Zo komen steeds meer campesinos en hun gezinnen buiten het produktie- en consumptieproces te staan. Voor de finqueros worden ze een last en een dreiging. Hier moet men de uiteindelijke fundering zoeken voor de programma's van gezinsplanning als vorm van prenatale repressie. Praktisch alle kinderen van de Zuidkust zijn ondervoed. De kindersterfte in Guatemala is de hoogste van heel het continent. De kinderen die overleven, gaan gebukt onder de gevolgen van chronische ondervoeding. In de streek van de katoen is de moedermelk in hoge mate vergiftigd, het gevolg van de intense bespuitingen vanuit vliegtuigen. De grote open schuren waarin de cuadrilleros opeengehoopt leven, zijn haarden van ziekte en besmetting. Er is geen stromend water, geen licht, geen sanitaire voorzieningen. Hetzelfde is trouwens het geval in de meeste woningen van de rest van de campesinos. Er zijn slechts een paar ziekenhuizen, die uiterst gebrekkig functioneren, hetgeen tot gevolg heeft dat het praktisch als een bewijs van liefdeloosheid wordt gezien wanneer iemand een ziek familielid naar het ziekenhuis brengt. De prijs voor een medisch consult is gelijk aan het loon van twee of drie dagen. En als er geld is voor het consult, is er geen geld meer voor de voorgeschreven medicijnen. De meeste campesinos gaan daarom maar naar een van de talrijke apotheken en kopen daar een beetje op goed geluk de schrikbarend dure Noordamerikaanse geneesmiddelen. De scholen puilen uit van de leerlingen. Toch sturen veel campesinos hun kinderen niet meer naar school, omdat er geen geld is voor boeken, schriften en het uniform dat op de meeste scholen praktisch verplicht is. | |
[pagina 102]
| |
Bovendien vinden de kinderen die er met veel inspanning in geslaagd zijn hun studies af te maken, later toch geen aangepast werk. Daarom vergezellen de meeste kinderen hun vaders naar de fincas vanaf het obenblik dat ze een kapmes kunnen hanteren. De meeste kinderen van de cuadrilleros ontvangen geen onderwijs, omdat ze met hun ouders naar de kust trekken. De gevolgen van de uiterst precaire omstandigheden waarin de meeste campesinos van de Zuidkust leven, weerspiegelen zich in een hoge graad van prostitutie, alcoholisme en desintegratie van het gezin. De frustratie en de woede om de vernederingen en bedreigingen die zich gedurende de week opstapelen in de fincas, vinden gedurende het week-end hun trieste en onmachtige ontlading in de bars van het dorp. Het gebrek aan behuizing en aan het meest elementaire om te kunnen leven leidt tot moeilijkheden en ruzies tussen echtgenoten, tussen schoonmoeders en schoondochters, schoonvaders en schoonzoons. Veel gezinnen vallen uit elkaar. Het aantal kinderen dat bij hun oorspronkelijke ouders opgroeit is relatief gering. De finqueros van de Zuidkust zijn sterk georganiseerd. Er zijn verenigingen van eigenaars van koffie-, katoen-, suikerriet- en veeplantages. Op hun beurt zijn die verenigingen weer nauw verbonden met de associaties van industriëlen, bankiers en groothandelaren. Het aantal georganiseerde campesinos is gering. Hier en daar bestaan er boerenliga's om de belangen van de kleine eigenaars te verdedigen. Er zijn enkele syndicaten van vaste arbeiders, maar die worden de laatste tijd systematisch vernietigd door massale ontslagen. Daarbij worden de weinige artikelen van de Arbeidswetgeving die een zekere bescherming inhouden voor de campesinos, door de finqueros met de voeten getreden. De autoriteiten werken daaraan mee. De officiële politieke partijen zijn eigenlijk niet reëel aanwezig aan de Zuidkust. Wanneer de verkiezingen naderen zijn er wel mensen die contact zoeken met die partijen: ze hopen op een ander baantje. Het volk heeft alle vertrouwen in de politieke partijen verloren, hetgeen duidelijk blijkt uit de minieme opkomst bij de verkiezingen: nog geen 20% van de stemgerechtigden brengt een geldige stem uit. Op veel manieren is aan de Zuidkust de repressie, de keerzijde van de uitbuiting, waar te nemen. Overal zie je het leger in de vorm van de Mobiele Militaire Politie. Dat zijn militairen die na hun diensttijd een baantje krijgen op de plantages om de installaties te bewaken en het hogere personeel te beschermen. Het zijn zonen van campesinos die door het systeem veranderd zijn in de vijanden en moordenaars van hun eigen vaders en broers. Tot de tanden gewapend, bewegen ze zich door de plantages en de dorpen met als enig doel schrik te zaaien onder de cam- | |
[pagina 103]
| |
pesinos. Met bedreigingen, bruut geweld en martelingen proberen zij iedere vorm van protest of verzet de kop in te drukken. Behalve de militaire politie is er de nationale politie met haar verschillende onderdelen en de zogenaamde ‘Comisionados Militares’. Deze laatsten vertegenwoordigen het leger in alle plantages en dorpen en zijn belast met het ontvoeren van jonge campesinos voor de legerdienst. Bovendien moeten ze in de gaten houden wie er groepen en organisaties vormen, om die informatie door te geven aan het leger. Tot slot zijn er verschillende bendes van moordenaars die ten dienste staan van de finqueros en van de overige uitbuiters van het land en die optreden met de toestemming van of direct als onderdelen van leger en politie: het Doodseskader, het Geheime Anti-communistische Leger enz. Midden in de nacht ontvoeren ze boerenleiders, die beestachtig gefolterd en vermoord worden. De grootgrondbezitters proberen op allerlei manieren angst en paniek te zaaien om ieder symptoom van protest of van organisatie in de kiem te smoren. | |
De rol van de godsdienstHoe functioneert de godsdienst in dit milieu? Hij vertoont duidelijk de kenmerken van de situatie waarin het volk leeft. Hij is sterk getekend door de uitbuiting, de repressie en de desintegratie. Op verschillende manieren weerspiegelt zich de ellende van de campesinos in de religieuze uitdrukkingsvormen en gebruiken. In veel gevallen is er sprake van een onbewust maar reëel zoeken naar een zin in een situatie die geen zin heeft, een rechtvaardiging, een troost om de ellende uit te houden. Ofwel probeert men de wonderbare tussenkomst van God en van zijn heiligen te verkrijgen om verandering te brengen in een ondraaglijke situatie. Het toppunt van de religieuze vieringen van het jaar is de Goede Week, waarin alle nadruk ligt op het gesublimeerde lijden van Christus en van zijn moeder. Ook in de gewone omgangstaal is God duidelijk aanwezig, maar het is een aanwezigheid die sterke magische trekken vertoont: ‘als het God belieft’, ‘laten we eens afwachten wat God ervan zegt’, ‘Goddank’, ‘het is de wil van God’, ‘het is de straf van God’. Vaak vraagt men zegeningen en wijwater om een ziekte (vaak ondervoeding) te genezen. Nauw vermengd met deze elementen van angst, vlucht, afhankelijkheid en wanhoop toont de religiositeit van het volk positieve tekenen van openheid, hoop, uithoudingsvermogen en gemeenschapszin. De laatste tijd zijn er aan de Zuidkust en in het hele land talrijke groepen protestanten of ‘evangélicos’ ontstaan. Over het algemeen ontvangen zij financiële en andere steun uit het buitenland, vooral uit de Verenigde | |
[pagina 104]
| |
Staten. De meeste protestanten preken een volledig conformisme, aan de hand van een simplistisch schema: ‘Sommigen worden rijk geboren, anderen arm. Het is Gods wil dat wij daarmee instemmen. Je moet je niet met materiële zaken bezig houden. Word geen lid van organisaties, want daar wordt enkel over materiële dingen gesproken. Degenen die een landhervorming verlangen begeren het goed van hun naaste. We moeten een deugdelijk leven leiden: niet drinken (Coca Cola mag wél), niet roken, niet vloeken’. Zij specialiseren zich in een fundamentalistische en personalistische uitleg van de bijbel. Slechts heel weinig protestanten weten te ontsnappen aan de rol die ze in feite vervullen: een valse rust te bieden in een situatie van uitbuiting en repressie. Op de campesinos oefenen zij een zekere aantrekkingskracht uit, omdat hun predikatie samenhang (de samenhang van het systeem van uitbuiting) aan de bestaande toestand van ellende geeft. Ze geven een zin aan een situatie die elke zin mist. Het is ook niet te verwonderen dat de grootgrondbezitters de voorkeur beginnen te geven aan protestantse arbeiders, ‘omdat er onder de katholieken al veel rebellen zijn’. Niet alleen de godsdienstbeleving van het volk is doordrongen van de kenmerken van de situatie van uitbuiting en ellende, ook die van de finqueros is sterk bepaald door de rol die zij vervullen in het proces van uitbuiting. Bewust of onbewust hanteren zij de godsdienst om hun systeem te rechtvaardigen, te wettigen en te verzekeren voor de toekomst. Veel plantages dragen namen als ‘Heilige Maria’, ‘Heilige Isidoor’, ‘De Hoop’, ‘Het Geloof’ (De Liefde hebben we nog niet gesignaleerd), ‘De Goddelijke Voorzienigheid’. Op alle plantages vind je een kerk om het beeld van de plaatselijke heilige te bewaren, ook op die plantages waar een school ontbreekt. Op alle plantages wordt het feest van de patroonheilige plechtig gevierd. De finqueros vragen de inzegening van hun nieuwe installaties. Op het einde van de oogst wordt er een ‘dankmis’ gecelebreerd. De grootgrondbezitters zoeken de vriendschap van priesters en bisschoppen. Samen met kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders verschijnen ze op foto's van feesten en recepties die door de pers gepubliceerd worden. Priesters en bisschoppen die zich niet meer voor dergelijk bedrog lenen, worden als communisten bestempeld. | |
Het pastoraal planUitgaande van deze sociaal-economische en religieuze situatie wordt er aan het begin van de jaren zeventig een pastoraal plan opgesteld voor enkele delen van de Zuidkust. In zijn oorspronkelijke opzet beoogt dat | |
[pagina 105]
| |
plan de vorming van een authentieke en actieve kerk, een kerk die zich identificeert met de situatie van het volk, vooral van de uitgebuite campesinos. Dit in tegenstelling tot wat men kent: een massieve, sacramentalistische en paternalistische kerk. De opstellers van het pastorale plan koesteren de hoop dat die nieuwe kerk de zuurdesem zal worden voor de opbouw van een nieuwe maatschappij. Het pastoraal plan omvat twee basiselementen. Op de eerste plaats de profetische aanklacht van de situatie van uitbuiting en repressie als planmatig gestructureerde zonde. In missen en religieuze vieringen wordt er protest aangetekend tegen de uitbuiting en de bedreigingen in al haar vormen, welke het dagelijkse brood zijn van de grote massa van de Zuidkust. Uitgaande van een nieuw verstaan van de boodschap van de bijbel en van de documenten van Medellin worden de rechten van de campesinos verdedigd: het recht op organisatie, het recht op leven, het recht op werk, het recht op grond. Deze kritische houding van hoofdzakelijk priesters en religieuzen brengt bij de campesinos een nieuw ontwaken op gang. Anderzijds wordt er de woede van veel finqueros door opgewekt en van de kant van de regering en van de kerkelijke overheid komt er controle en in een aantal gevallen vervolging. Men begint te spreken over een ‘zwarte lijst’ met de namen van verdachte priesters en religieuzen. Enkelen moeten het land verlaten. Het tweede element van het pastorale plan is het zogenaamde werk van de ‘Familia de Dios’. Hierbij bouwt men voort op de concrete ervaringen van enkele parochies in Panama. Het project van de Familia de Dios beoogt de bewustwording van het uitgebuite volk. Om dat te bereiken worden er in veel volkswijken, fincas en dorpen groepen van de Familia de Dios opgericht. Daar probeert men de wortels van de situatie van ellende op het spoor te komen en vraagt men zich af: wat is nu in feite de wil van God en wat is de rol van ons, christenen, in het veranderingsproces? De groepen bestaan uit tussen de acht en vijftien personen, mannen en vrouwen. Wekelijks of elke veertien dagen komen ze bij elkaar om gezamenlijk na te denken, van gedachten te wisselen en een of andere actie voor te bereiden. Aan het begin van de vergadering vertelt de groepsleider een concreet voorval waarin de problematiek van de uitgebuite massa centraal staat. De groep probeert het gestelde concrete geval te ontleden, zoekt de wortels van het probleem en vraagt zich dan af: hoe kunnen wij gezamenlijk onze problemen oplossen? Aan het einde van de bijeenkomst wordt er een passage van de bijbel gelezen en becommentarieerd, waarin de thematiek van de vergadering ter sprake wordt gebracht. Door middel van kleine projecten beginnen de groepen van de Familia de Dios oplossingen te | |
[pagina 106]
| |
zoeken voor hun meest nijpende problemen. In cursussen wordt veel aandacht besteed aan de vorming van de groepsleiders, mannen en vrouwen, voor een gedeelte de catechisten van vroeger. Een ander gedeelte van de cursussen wordt besteed aan het analyseren van de sociaal-economische toestand van het gebied en van het land. Er wordt studie gemaakt van de geschiedenis van de uitbuiting, van de plaats van Guatemala in het proces van internationale plundering door de grootmachten, van de verschillende sociaal-economische systemen en van de concrete ervaringen van andere volkeren die zich aan de macht van het kapitalisme hebben ontworsteld. Bovendien vindt er een verdieping plaats van de kennis van de bijbel als neerslag van de geschiedenis van een volk dat vecht voor zijn bevrijding. | |
De ‘crisis’ van het pastorale planGedurende een vijftal jaren wordt er intensief gewerkt volgens het plan van de Familia de Dios. Het is een periode van veel dynamiek, maar met de tijd raakt de eerder beschreven vorm als het ware uitgeput. De ontwikkeling van het werk zelf voert de groepen naar een nieuw niveau van bewustzijn en naar een duidelijker politieke visie. Er ontstaat een zekere crisis, die overstegen wordt door middel van een nieuwe praxis, waarbij de nadruk komt te liggen op de organisatie. De crisis wordt het eerst gevoeld op de fincas waar de vaste arbeiders groepen van de Familia de Dios gevormd hebben. Het nieuwe bewustzijn zet veel vaste arbeiders aan tot min of meer spontane confrontaties met de finqueros en hun vertrouwensmannen: ‘We moeten vechten voor de gerechtigheid, net als Christus, en voor die strijd moeten alle uitgebuiten zich hecht aaneensluiten. Het toppunt van liefde is in die strijd je leven te geven voor je compañeros’. Op de plantages waar syndicaten bestaan, hebben de bijeenkomsten van de Familia de Dios tot gevolg dat op een of andere manier de strijd van de organisatie kracht bijgezet wordt. Dit alles heeft tot gevolg dat de finqueros en het hoger personeel van de plantages steeds meer gekant raken tegen de groepen van de Familia de Dios. Ze willen een einde maken aan iedere vorm van verzet en protest en de ogenschijnlijk beste manier om de rebellie in de kiem te smoren zijn massale ontslagen. Zo worden de economische motieven om de vaste arbeiders te ontslaan, versterkt door motieven van politieke aard: iedere bestaande of latente vorm van organisatie van de campesinos moet vernietigd worden. Het resultaat is dat de meeste groepen van de Familia de Dios op de plantages uiteenvallen. Dit proces leidt tot sociale desintegra- | |
[pagina 107]
| |
tie, maar heeft anderzijds een grotere mobiliteit en onafhankelijkheid van de campesinos tot gevolg: ze staan nu niet meer onder de controle van de finqueros en hun administradores. In de dorpen en volkswijken kondigt de crisis van de Familia de Dios zich op een andere manier aan. In de bijeenkomsten van de groepen worden wel de problemen van het uitgebuite volk ontleed, zoekt men naar de wortels van de ellende en worden kleine acties voorbereid om langzaam maar zeker een meer rechtvaardige maatschappij op te bouwen. Maar het is net of het ontbreekt aan een organisatiemodel om een meer reële en efficiënte inhoud te geven aan het verlangen naar een nieuwe maatschappij. In de bijeenkomsten worden telkens dezelfde conclusies herhaald. In zekere zin krijgt het begrijpen een voorsprong op de actie. Het wordt duidelijk dat bewustwording zonder actie die daaraan beantwoordt, leidt tot vermoeidheid en stagnatie. Verschillende groepen beginnen uiteen te vallen. Toch betekent dit moment van crisis, van onderscheiden en herzien, niet het einde van het werk. Het leidt tot een nieuwe praxis en tot een nieuw, vollediger begrijpen. Op een meer algemene manier toont ook de vorm zelf van de Familia de Dios zijn beperkingen. Zonder het te willen, vormen de groepen een zekere elite. De methode die gebruiikt wordt, werkt selectief. Veel mensen voelen zich niet bekwaam deel te nemen aan de discussies, ‘hun hoofd staat er niet naar’, vooral in een milieu waar nooit naar iemands opinie gevraagd is geweest. Anderen begrijpen niet wat de groepen eigenlijk beogen. Ze zeggen dat dát geen godsdienst meer is, dat alles aan het veranderen is. Bovendien blijven de expressies van de religiositeit van het volk buiten de belangstellingssfeer van de Familia de Dios. Deze ongewilde, maar tot op zekere hoogte onvermijdelijke elitevorming botst met een nieuw inzicht dat steeds sterker doorzet: zonder de actieve deelname van de massa is er geen fundamentele verandering mogelijk. Samenvattend kan men zeggen dat het werk van de Familia de Dios geleid heeft tot enkele fundamentele inzichten die de basis worden voor een nieuwe fase in het werk. Op de eerste plaats wordt duidelijk dat wat begonnen was als een poging om een nieuwe christelijke gemeenschap te vormen, zich heeft ontwikkeld tot de daadwerkelijke bekommernis om de opbouw van een nieuwe maatschappij. Ook komt men tot het inzicht dat een nieuw bewustzijn niet voldoende is. De bewustwording is slechts één pool van het veranderingsproces. De andere pool wordt gevormd door de politieke praxis. Tot slot is de overtuiging gegroeid dat de massale deelname van het volk onmisbaar is, wil het veranderingsproces werkelijk kracht hebben. In verband met die massale deelname is het belangrijk zich | |
[pagina 108]
| |
meer diepgaand bezig te houden met de volksreligie. Wat begonnen was als een poging tot kerkvernieuwing, bereikt zijn voorlopig hoogtepunt in een proces van politieke vernieuwing. Ook de vorm waarin de profetische aanklacht gepresenteerd wordt, is aan herziening toe. Het wordt steeds meer duidelijk dat een individuele kritische stellingname van pastores negatieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van de organisatie en de strijd van het volk. De relatie tussen individueel optreden en het functioneren van de organisatie als geheel moet verder uitgediept en verduidelijkt worden. | |
Naar een nieuwe praxis van organisatieAls resultaat van deze ontwikkeling en als nieuwe uitdrukking van de pastorale planning komt op een meer systematische wijze de organisatie van de campesinos in het middelpunt van de belangstelling te staan. De belangrijkste figuren in deze nieuwe fase van het werk zijn de leiders en veel leden van de groepen van de Familia de Dios, ook al functioneren ze niet meer als zodanig. Het is een tijd van intens zoeken, waarbij men uitgaat van de overtuiging dat zonder autonome en sterke organisatie van de campesinos, als onderdeel van het organisatieproces van het volk van Guatemala, geen werkelijke verandering voor de uitgebuite massa mogelijk is. Maar van de bestaande alternatieven op het gebied van organisatie van campesinos is geen enkele overtuigend. De bestaande syndicaten van campesinos en de boerenliga's maken over het algemeen deel uit van vakcentrales waar de nadruk ligt op de industriearbeiders. Daarom wordt begin 1978 het besluit genomen een nieuwe organisatie van campesinos in het leven te roepen. Veel personen die lid waren van de Familia de Dios, plus een aantal groepen en communiteiten uit andere delen van het land die min of meer hetzelfde proces hadden doorgemaakt, vormen het begin van de nieuwe organisatie. Vroegere groepsleiders van de Familia de Dios gaan sleutelposten bekleden. Om te functioneren heeft de nieuwe organisatie geen autorisatie gevraagd van de regering. Immers, om die autorisatie te krijgen moeten er aan de regering lijsten overgelegd worden met de namen van de aangesloten leden en van de leiders. Iedereen weet wat dat in Guatemala betekent: controle, vervolging, martelingen, dood. Strijdbare en massale direkte actie is de manier en niet valse dialogen en zogenaamde minnelijke schikkingen. Er wordt veel nadruk gelegd op werkelijke actieve participatie van alle uitgebuiten. Iedereen is slachtoffer van uitbuiting en repressie, maar dan moet ook iedereen zijn rol vervullen in de organisatie: mannen en vrouwen, | |
[pagina 109]
| |
kinderen en bejaarden. Veel belang wordt gehecht aan veiligheidsmaatregelen en aan de zelfverdediging van de plaatselijke groepen en van de organisatie in het algemeen. In Guatemala ontsnapt enkel een organisatie die niet werkelijk vecht, aan vervolging en repressie. Daarom moeten de leiders, de plaatsen waar de bijeenkomsten gehouden worden en alle activiteiten van de leden door veiligheidsmaatregelen omgeven worden. de organisatie in het algemeen. In Guatemala ontsnapt enkel een organisatie in al zijn vormen op het spoor te komen en te neutraliseren. Tot slot vecht de organisatie, waarvan veel Indianen deel uit maken, tegen iedere vorm van discriminatie. De Indianen, die de meerderheid van de campesinos uitmaken, worden geminacht om hun cultuur en hun gebruiken. Dat komt dan nog bij de uitbuiting en de repressie die het lot zijn van alle campesinos. Slechts de gezamenlijke strijd van alle etnische groepen kan het ontstaan verzekeren van een nieuw vaderland, waarin het erfgoed van elke groep bijdraagt tot de verrijking van het nieuwe dat in wording is. Sinds haar ontstaan is de nieuwe organisatie van campesinos lid van het Nationale Comité van Syndicale Eenheid en samen met andere volksorganisaties en democratische groepen heeft zij het Democratisch Front tegen de Repressie opgericht. | |
Enkele theologische conclusiesDe oprichting en het hoopgevende elan van de organisatie van campesinos als nieuwe etappe in het dialectisch proces van pastorale planning heeft geleid tot enkele theologische conclusies die we hier zullen trachten te systematiseren. Op de eerste plaats is erg duidelijk geworden dat werkelijke religieuze bekering niet mogelijk is zonder politieke bekering. De religieuze bekering gaat door de politieke bekering heen. Tevergeefs wachten we op het ontluiken van een werkelijk authentieke godsdienstigheid als we ons niet inzetten voor een onafhankelijke en krachtige volksorganisatie die een radicale verandering beoogt van de bestaande verhoudingen, welke getekend zijn door de zonde. Zonder een werkelijke effectieve strijd om de situatie van uitbuiting, repressie en desintegratie te veranderen is een werkelijke verandering van houding onmogelijk. De bekering bestaat niet in het vervangen van valse of achterhaalde ideeën en overtuigingen door nieuwe, progressieve inhouden, maar in de overgang van conformisme naar betrokkenheid, naar daadwerkelijke solidariteit met de uitgebuite broeder die op velerlei wijzen bedreigd wordt. De garantie voor de openheid van de mens naar God toe, voor het aanvaarden van zijn woord, is de | |
[pagina 110]
| |
openheid voor de broeder in nood, welke vorm krijgt in een politieke opstelling. Het geloof put zich niet uit in politiek, maar is nooit minder dan politiek. De ruimte waar God zich te kennen geeft, is de geschiedenis van het volk. Slechts de bewuste en actieve participatie in die geschiedenis kan leiden tot de werkelijk betrouwbare ontdekking van God. Het niet attent zijn op de historische en politieke implicaties van de godsdienst leidt er onherroepelijk toe dat de pastoraal de bestaande situatie rechtvaardigt en versterkt. Niet de goede bedoelingen rechtvaardigen de pastoraal, maar doorzicht, moedige en consequente beslissingen en openheid voor God die zich waar maakt in een politieke praktijk. Gods grote zwakheid is dat hij niet aanwezig kan zijn waar hij niet wordt toegelaten. De huidige situatie van onrecht, vervolging en dood, welke het lot is van het volk van Guatemala, snijdt God de pas af. Door middel van de politieke strijd van het uitgebuite volk worden de voorwaarden geschapen die God in staat stellen bij zijn volk aanwezig te zijn. ‘Wanneer je dan roept, geeft God je antwoord. Wanneer je hem om hulp smeekt, zal hij zeggen: hier ben ik. Wanneer er in je huis geen mensen meer uitgebuit worden, wanneer er een einde komt aan de bedreigingen en je geen valse aanklacht meer indient. Wanneer je aan wie honger heeft, geeft wat je voor jezelf verlangt en als je de onderdrukte helpt in zijn noodsituatie, dan zal je licht stralen in de duisternis en zal je schaduw veranderen in klaarlichte dag’ (Jes. 58,9-10). Op basis van zijn ervaringen in de strijd voor de bevrijding gaat het volk de werkelijke boodschap van de bijbel begrijpen. Zonder praxis is er geen werkelijk verstaan. De ruimte waar Gods woord klinkt en vernomen wordt is het historisch proces. De huidige geschiedenis van ellende, de roep om bevrijding, de strijd en de hoop zijn de actuele voortzetting van de bijbel, van de geschiedenis van God met zijn volk. Buiten het historisch proces versteent het woord van God. De huidige strijd van het volk en de boodschap van de bijbel zijn de twee polen van een dialectisch proces. De historische ervaring geeft de sleutel, leert ons het alfabet om het woord van God te kunnen lezen en verstaan. Op haar beurt verdiept en verruimt de boodschap van de bijdel de huidige, historische ervaring en opent haar naar de definitieve hoop die bewaarheid werd in het optreden en het lot van Jezus van Nazareth. Slechts de leider die zijn leven op het spel zet, die vervolgd, bedreigd, gemarteld wordt, begrijpt ten volle wat de werkelijke inhoud was van de zending van Mozes, van de profeten, van Jezus. Maar op zijn beurt geeft het hem nieuwe kracht en onvermoede hoop zich deel te weten van deze keten van ‘mannen van God’. Een andere conclusie die de praktijk zelf aanreikt, is dat de enige ‘pastorale werker’ het uitgebuite volk is dat strijdt voor zijn bevrijding. Enkel | |
[pagina 111]
| |
de hoop, het verlangen en de inspanning van het volk zijn in staat de geschiedenis van bevrijding en heil te bewaren en voort te zetten. Dat is een conclusie die verwondering wekt en bevrijdt. Het houdt de dood in van de ‘traditionele’ theologen en pastores. Slechts in de mate waarin zij erin slagen op een daadwerkelijke en organische wijze deel te nemen aan het historische politieke proces van het volk, zullen ze verrijzen, werkelijk invloed hebben, hun woord te zeggen hebben. Buiten dat proces zijn ze gedoemd tot moraliserend, moderniserend maar onmachtig gepraat. In het historisch proces, verdiept en verlicht door de ervaringen van het volk van God die weerspiegeld zijn in de bijbel, neemt de ‘kerk van het volk’ vorm aan. Een kerk die haar geloof toont door moedig optreden in een riskante strijd. Een kerk die zich opent voor God, tot hem roept, maar zich tegelijker tijd inzet ‘opdat er geen mensen meer uitgebuit worden en er een einde komt aan de bedreigingen’, en die op deze manier ruimte schept opdat God bij zijn volk kan zijn. Een kerk waar de nieuwe ministeries in nauw verband staan met de taken van het organisatieproces. Waar de vieringen nauw verbonden zijn met de momenten van strijd, mislukking, overwinning en hoop tegen alle hoop. Een kerk waar de graankorrel die in de aarde valt om vrucht te dragen, vereenzelvigd wordt met de compañero die zijn leven geeft in de strijd voor de gerechtigheid. Een kerk waar door gezamenlijk optreden en door gedeelde verantwoordelijkheid een einde komt aan het onderscheid tussen man en vrouw, katholiek en protestant. Wellicht is een van de gevaarlijkste bekoringen van de pastoraal het verlangen om, uit vrees voor het nieuwe en uit een slecht begrepen bekommernis, het groeiproces van de kerk van het volk voortijdig te interpreteren en te definiëren. De pastorale ervaring aan de Zuidkust van Guatemala heeft ons geleid langs een weg vol vooruitgang, crisis, succes en vrees. De praktijk zelf, de dynamiek van het bevrijdingsproces heeft ons gedwongen bepaalde posities te overstijgen en nieuwe wegen te zoeken. De basis van de veranderingen is niet in de eerste plaats de theologische reflectie geweest of een nieuwe exegese, maar de overtuigde, zij het soms onzekere deelname aan het organisatieproces van de campesinos. Dat proces heeft elementen voor theologische reflectie opgeleverd en voor een werkelijk verstaan van het woord van God. De kern van de zaak is of we het aandurven in het volk te geloven, of we geloven in de zwakke en gekruisigde God die de last van de geschiedenis op zijn schouders draagt. Slechts zo krijgt de boodschap van de verrijzenis haar volledige en onverhoopte zin. |
|