vroeg of laat naar hun land van herkomst zullen terugkeren? Hun land waar zij nu al ontheemd zijn en als vreemden worden beschouwd. Wij zijn van oordeel dat de toekenning van elementaire - en terdege beperkte - democratische rechten niet verbonden mag worden met de eis dat men in ruil daarvoor meteen aan zijn oorspronkelijke nationaliteit verzaakt.
Een derde bezwaar luidt: dat de gastarbeiders zelf hoegenaamd geen politieke integratie wensen. Dat zou blijken uit de geringe interesse die zij tot nog toe betoonden voor de in sommige gemeenten reeds opgerichte immigrantenraden. Die raden hebben slechts een adviserende bevoegdheid betreffende een beperkt aantal materies als cultuur, ontspanning... De gemeenteraden kunnen die adviezen steeds naast zich neerleggen. Niets wijst erop dat de immigranten niet geïnteresseerd zouden zijn in een werkelijke, politieke vertegenwoordiging en medezeggenschap. Zolang men hun daartoe niet de gelegenheid geeft, is de proef op de som nog niet geleverd.
Het vierde bezwaar luidt: dat de voorgestelde toekenning van stemrecht onvoldoende gecompenseerd wordt door plichten, b.v. de militaire plicht of de taalintegratie waaraan de Belgische kiezers wel onderworpen zijn. Vooreerst gaat het hier nog niet over gelijke rechten, want op nationaal vlak wordt nog geen politieke inspraak toegekend. De immigranten zijn bovendien nu al onderworpen aan de wetgeving inzake belastingen en scholarisatie. Men dient dus te onderzoeken hoe de aan immigranten toegekende rechten in verhouding staan tot de daarbij passende en billijke plichten.
Het vijfde en wellicht belangrijkste bezwaar is de ‘gerechtigde’ vrees dat de toekenning van het stemrecht aan immigranten politieke verschuivingen kan teweegbrengen, die nadelig of rampzalig zouden kunnen zijn voor bepaalde groepen van de eigen bevolking. De voorstanders van dat stemrecht tillen niet zo zwaar aan dat ‘gevaar’, maar volgens hun eigen ramingen (gebaseerd op de bekende Belgische kiezersbevolking op 1.1.78 en de vermoedelijke, als kiezers in aanmerking komende immigranten-aantallen) zitten forse politieke verschuivingen er toch dik in. Minder wellicht in steden als Antwerpen en Gent waar de immigranten respectievelijk 9,8% en 4,6% van de totale kiezersbevolking zouden uitmaken, dan wel in vele Limburgse gemeenten: in Beringen zouden de vreemdelingen 17,5%, in Genk 35,2%, in Heusden-Zolder 23,4%, in Houthalen 24,2% en in Maasmechelen 28,8% van de totale kiezersbevolking uitmaken. En opgelet: telkens voor hetzelfde aantal te begeven zetels, die nu reeds berekend worden op de totale bevolking (alle niet-stemgerechtigde vreemdelingen terdege méégerekend!). Nog ‘bedenkelijker’ zouden de verschuivingen