| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Vincent Cosmao, Changer le monde, une tâche pour l'église, ed. du Cerf, Paris, 1979, 189 pp.
Sinds het christendom de ‘burgerlijke religie van het Westen’ is geworden, heeft het een machtspositie verworven en is het een factor van stabilisatie geworden van een beschaving die uiteindelijk berust op ongelijkheid, onrecht en uitbuiting. Zo komt het dat het christendom veel aan geloofwaardigheid heeft ingeboet: zijn boodschap van hoop en bevrijding klinkt niet meer overtuigend. I. p.v. deze feitelijke toestand rustig te aanvaarden, dient het christendom zich krachtig in te spannen om de huidige wereld en haar structuren te hervormen. De wereld is gestructureerd in de zonde, zegt Cosmao, en het meewerken aan de transformatie van die wereld wordt voorwaarde voor bekering tot God in Jezus Christus. Dit boek bevat geen analyse van mogelijke toekomststructuren of een blauwdruk op wat komen moet. Het is meer een bezinning en een oproep. Zonder concrete acties voor te stellen wil de auteur de lezer toch tot bewustwording brengen. Hopelijk wordt door de lectuur van het boek een denkproces op gang gebracht dat de christenen tot meer inzet voor een sociale wereldorde voert.
J.F. Du Bois
| |
Frère Roger, Etonnement d'un amour, Le Seuil, Paris, 1979, 168 pp.
De prior van Taizé publiceert het vierde deel van zijn dagboek waarin hij vertelt over zijn contacten met de jeugd, de oecumenische beweging, zijn ontmoeting met het volk van India en met mother Theresa. Alles baadt in een sfeer van innerlijke openheid en vrijheid. Wat er aan goeds leeft in de mensen, vooral bij de jongeren, komt hier aan het woord. Met Fr. Roger ontdekt men het christendom op een authentieke wijze.
J.F. Du Bois
| |
Gedragswetenschappen
G. Hocquenghem, Race d'Ep! Un siècle d'images de l'Homosexualité, Editions Libres/Hallier, Paris, 1979, 191 pp., rijk geïll.
De titel is een anagram voor ‘pederast’; de ondertiteling belooft méér dan wat deze losse verzameling opstellen en beeldmateriaal kan bieden. Ontstaan uit een reeks artikelen die Hocquenghem geschreven heeft voor het dagblad ‘Libération’, is deze tekst de leidraad geworden voor een film met de gelijknamige titel. S. schetst enkele figuren uit de homoseksuele emancipatiebeweging of geschiedenis: Baron von Gloeden en Elisaar von Kupfer, de seksuoloog Hirschfeld. Voorts zijn er enkele polemisch getinte beschouwingen over diverse onderwerpen en themata die men eens graag uitvoeriger en meer geargumenteerd zou onderzocht zien. Bv. over de ontstaangeschiedenis van de benaming ‘homoseksualiteit’ in de vorige eeuw; de verbinding homoseksualiteit en fascisme die S. erg dubieus vindt (hij gaat zelfs zover te suggereren dat de homosek- | |
| |
suelen in Duitsland het slachtoffer geweest zijn van een soort stilzwijgende ruilhandel tussen Stalin en Hitler); en uiteindelijk over de huidige tijd. Dit laatste onderwerp wordt al te schematisch behandeld en zou - zelfs in de opzet van dit verbrokkeld boek - op deze al te beknopte wijze gemist kunnen worden. Hocquenghem strooit enkele provocerende en polemische thesissen rond over de geschiedenis. Het valt te hopen dat hij ze zelf eens beter ordent en diepte geeft, of dat iemand anders, door zovele prikkels aangespoord, dat doet. De hele thematiek van homoseksualiteit en wetenschap, homoseksualiteit en esthetiek, homoseksualiteit en politiek tenslotte, zoals die rijkelijk en paradoxaal geformuleerd werd in de laatste eeuw is nog altijd een onaangeboord en onontgonnen terrein. Vele illustraties, vooral uit de Hirschfeld-verzameling, geven aan de tekst vaak een verrassende diepte.
E. de Kuyper
| |
An van der Valk,... en nu verder. Ervaringen voor en na een borstamputatie, Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen/De Nederlandsche Boekhandel, 1979, 115 pp., BF. 270.
De auteur beschrijft vanuit de herinnering haar persoonlijke ervaring van een borstamputatie. Een soort dagboek in korte hoofdstukjes, dat in chronologische volgorde haar reacties verwoordt vanaf het ogenblik van de eerste ongerustheid, over de medische ingreep heen tot aan de geleidelijke terugkeer in het leven van elke dag. De eerste twee fasen worden vooral beheerst door gevoelens van onzekerheid en angst, gevolg van een gebrekkige coördinatie in de medische begeleiding en slechts sporadisch verstrekte informatie, gevolg ook van emotionele afweerreacties, van de elkaar opvolgende ‘vrees - hoop - vrees’. Het zwaartepunt van het dagboek ligt op ‘de volgende dagen’, de psychologische en praktische moeilijkheden om de draad weer op te nemen. Het boek is in een eenvoudige, menselijk-echte taal geschreven, zonder verbloeming of idealisering, erop gericht het taboe rond borstkanker enigszins te verminderen. En hoewel A. v.d. Valk de hele beleving vanuit haar ongehuwde status schildert
| |
| |
en beseft, dat ‘in het partnerkontakt nog wel intenser emoties voorkomen dan in het solitair beleven’, blijft de beschrijving ervan perfect herkenbaar, overdrachtelijk en identificeerbaar voor elke lezer. In de vier afsluitende hoofdstukken geeft de psycholoog Ton Staps een meer theoretische benadering van de persoonlijke problematiek en van de bestaande nazorg- en revalidatiemogelijkheden.
Hilda Tettelin
| |
Geschiedenis
Rudolf Jaworski, Vorposten oder Minderheit - Der sudetendeutsche Volkstumskampf in den Beziehungen zwischen der Weimarer Republik und der CSR, Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 1977, 240 pp., DM. 28,-.
Men kan zeker niet loochenen dat de Sudetenduitsers een belangrijke rol gespeeld hebben in het cultureel, politiek en economisch leven van het Tsjechoslovakije van na de Eerste Wereldoorlog. Daarbij mogen we niet vergeten dat ze een numeriek sterke groep vormden in deze republiek die toch zoveel rassen binnen haar grenzen verenigde. Talrijke studies werden reeds gepubliceerd over de verhoudingen tussen de Sudetenduitse volksgemeenschap en Praag in de periode van het nationaalsocialistische Duitsland.
Veel minder bekend zijn de aspecten die onderhavig boek behandelt. De auteur wil namelijk nagaan hoe het stond met de Sudetenduitse gemeenschap op het ogenblik dat de Weimarrepubliek in Duitsland het bewind in handen had. In feite stond het volksduitse element in Tsjechoslovakije na de Eerste Wereldoorlog alleen. Hun belang- | |
| |
rijkste probleem was daarom het zoeken naar een houvast op het ogenblik dat hun Duitsculturele achterban in Wenen teloor was gegaan door het verdwijnen van de Habsburgmonarchie. Het kapotte Oostenrijk dat hieruit ontstaan was kon aan hen zeker geen ruggesteun meer bieden. Vandaar het zoeken naar een basis in het Weimar-Duitsland. Centraal staan dan ook volgende thema's:
- | Het zoeken van de Sudetenduitsers naar een eigen plaats in de Tsjechoslovaakse republiek, waarbij het Duitse element zich gaat afzetten tegen de plannen van Praag. |
- | Het zoeken naar banden met de republiek van Weimar. |
Een zeer speciaal gegeven met een zeer speciale achtergrond.
Als studieboek voor specialisten van Midden-Europa zeer aan te bevelen.
A. Van Peteghem
| |
Literatuurwetenschap
Tony Bennett, Formalism and Marxism, Methuen, 1979, 200 pp., £2,50.
De erfenis van de Russiche formalisten blijft onze tijdgenoten (terecht) fascineren. Dat hun esthetisch-literaire theorieën voor kritiek vatbaar zijn, suggereert ook S. (de tweeledige titel duidt ook in deze richting). Jammer genoeg blijft het bij een resumerende beschouwing en situering van de Russische formalisten in een eerste deel, en in een tweede deel een commentaar op recente marxistische literatuurtheorieën, o.m. die van L. Althusser, Balibar, Macherey en T. Eagleton. Hoe lezenswaardig deze discussie uiteindelijk ook is, men betreurt het dat het tweeledige uitgangspunt onderweg zoek raakt, en dat de relatie tussen formalisme en marxisme niet beter uit de verf komt.
E. de Kuyper
| |
| |
| |
Richard K. Cross, Malcolm Lowry: A Preface to his Fiction, University of Chicago Press, Chicago, 159 pp., $16,25.
Het eerste deel van deze studie behandelt Lowry's leerjaren: in Ultramarine en Lunar Caustic ziet men de groei van belangrijke thema's en personages die pas in Under the Volcano tot volle rijping zullen komen. Het tweede deel analyseert dan Lowry's meesterwerk hoofdstuk per hoofdstuk. Gelukkig heeft Richard Cross zich afgezet tegen de tendens om Under the Volcano te zien als een oerwoud van esoterische en kabbalistische symboliek en behandelt hij het boek in de eerste plaats als verhaal. Die bespreking is verhelderend, maar slaagt er toch niet altijd in de enorme complexiteit van de roman voldoende te doorlichten. Het is dan ook wat verwonderlijk dat Cross in zijn derde deel wel erg uitvoerig ingaat op het fragmentaire en dikwijls nog onrijpe werk dat Lowry na Under the Volcano bijeenschreef en dat we meestal slechts kennen zoals het na Lowry's dood door Margerie Bonner-Lowry en Douglas Day werd samengebracht en geredigeerd. Al bij al is dit boek goed bruikbaar als inleiding tot Lowry's werk en - voor één keer - bevatten ook de voetnoten heel wat interessante gegevens.
Guido Kums
| |
A. Helbo (dir.), Le Champ Sémiologique, Editions Complexe, Bruxelles, 1979.
A. Hénault, Les Enjeux de la Sémiotique (*). Introduction à la sémiotique générale, Presses Universitaires de France, Paris, 1979, 191 pp., FF. 46,-.
Voor de ‘wetenschap der tekens’ of semiologie/semiotiek lijkt het een geschikt bezinningsmoment. Inderdaad, na de ietwat chaotische ontwikkelingen van de laatste decennia, is er een noodzaak tot uitzuivering, tot herdefiniëring, van datgene waarmee men bezig wil zijn. Deze behoefte ligt duidelijk aan de basis van beide werken, al wordt ze in een bijna tegenovergestelde wijze uitgewerkt.
‘Le Champ sémiologique’ wil een overkoepelend en zeer ruim en eclectisch overzicht geven van de stand van zaken in verschillende landen. De uitgever en inleider, A. Helbo heeft aan verschillende specialisten uit de afzonderlijke landen gevraagd een
| |
| |
overzicht te geven. Alleen was de vraag waarschijnlijk niet duidelijk genoeg geformuleerd, want de opstellen zijn zeer uiteenlopend van aard, aanpak, diepgang en ook kwaliteit. Sommigen beperkten zich tot een vrij informatorische opsomming van eigen en andermans activiteiten in eigen land (bv. Zwitserland); anderen geven niet veel meer dan een opsomming (bv. Roemenië). De boeiendste stukken zijn deze waar de schrijver aan de hand van enkele beperkte auteurs tot een situatieschets komt (bv. Duitsland, Frankrijk) of die een problematiek proberen te vatten in een geografisch intellectuele context (het tweede stuk over Frankrijk). Het is dus naargelang het standpunt een pluralistische en eclectische keuze, of een allegaartje. Dat T.A. Sebeok juist gekozen werd om een inleiding te schrijven, terwijl hij zijn geringe waardering voor de Saussure niet onderdrukken kan, mag dan toch als een dissonante beschouwd worden. Zo zijn er wel meer te vinden in dit werk, dat qua uiterlijk aangenaam aandoet, maar heel wat redactionele slippertjes vertoont. Over de opzet om het terrein landelijk af te bakenen kan men zich vragen stellen. Niet enkel omdat men soms tot ‘onmogelijke’ nationale etiketteringen komt (de Nederlander T. van Dijk wordt bij de Germaanse landen besproken; R. Jakobson is vnl. een Amerikaan, enz.), maar wel omdat men vaak tot moeilijk te verzoenen methodologische compromissen moet overgaan, zodat bepaalde situaties in een of andere zin over- of onderbelicht worden. Maar misschien was dit in dit stadium moeilijk te verhelpen en heeft deze uitgave als eerste verdienste dat ze tenminste een poging doet om klaarheid te scheppen en alles wat te maken heeft met semiotiek/semiologie te recenseren. Alvorens het mooie - maar artificiële - bouwwerk misschien voorgoed uit elkaar valt, en in een afzonderlijk perspectief een eigen leven gaat leiden.
Het boekje van A. Hénault schittert door zijn helderheid. Dit is des te meer bewonderenswaardig daar zij zich toelegt op de semiotiek van A.J. Greimas en er ook niet voor terugschrikt om de referentie-Hjelmslev waar het moet, erbij te betrekken. Dat Hénault erin slaagt duidelijk te zijn en door praktische analyses er ook in slaagt de meer genuanceerde aspecten van deze moeilijke theorie uiteen te zetten, verkrijgt ze door een - op dit vlak - eerder zeldzame gave van vanzelfsprekendheid. Zonder de minste krampachtigheid, met de grootste didactische vlotheid die je je kunt voorstellen, beweegt ze zich temidden van de diverse betekenislagen. Ja, ze schrikt er zelf niet voor terug om te pleiten voor een ‘serieuze’ introductie van de semiotiek in het middelbaar onderwijs. Een terminologische woordenlijst rond het werk af. Een tweede deel, meer bepaald gewijd aan de narratologie - weer eens in Greimasiaans perspectief - wordt aangekondigd. Het enige verwijt dat men Hénault zou kunnen maken - en waar ze de theorie van Greimas toch wel enigszins onrecht aandoet - is dat ze uitsluitend literaire referenties en voorbeelden kiest, daar waar het juist aangekondigd wordt als een ‘sémiotique générale’. Maar zoals ik reeds schreef, kan men vermoeden dat ze deze introductie vnl. afgestemd heeft op lezers die juist met de problemen van het literatuuronderwijs te kampen hebben.
Eric de Kuyper
|
|