Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Cultuur, gedragsverandering en de migrant
| |
[pagina 153]
| |
Belgen. Op die achtergronden van het ons zo vreemde gedrag van de migrant wil ik hier wat nader ingaan. Aan de hand van mijn jarenlange ervaring met Marokkaanse migranten wil ik aantonen hoe gedrag binnen een bepaalde cultuur wordt gevormd, en vooral, welke de ‘barrières’ zijn die een verandering of ‘aanpassing’ van dat gedrag in de weg staan. Pas wanneer wij enig begrip hebben van die barrières, zullen wij de migrant zelf - en onze relaties met hem - beter verstaan. | |
Inculturatie als leer- en belevingsprocesMen kan gerust stellen dat elk gedrag, althans in zekere mate, geënt is op een cultuur waarin de fundamentele patronen van dat gedrag zich door de eeuwen heen hebben ontwikkeld. Dat geldt voor alle culturen. Dat betekent dat ook de wijze waarop wij ons als Vlamingen gedragen, voor een aanzienlijk stuk bepaald is door onze opvoeding en door het milieu waarin wij opgegroeid zijn. Ook het feit dat (religieuze) Vlamingen naar een kerk en niet naar een moskee gaan, hoort daarbij. Een flink stuk van ons gedrag wordt derhalve bepaald door wat men in vakkringen de ‘inculturatie’ noemt. Men kan die heel algemeen omschrijven als: de bewuste overdracht van de cultuur van een groepering aan nieuwe individuen. Het gaat om het proces waarbij een kind de externe waarden van een cultuur, die het tijdens zijn jeugd door de buitenwereld wordt meegegeven, tot op zekere hoogte tot zijn eigen waarden maakt. Wij worden in de eerste plaats geïncultureerd door wat wij (aan-)leren. Onze manier van eten, slapen, bidden, kinderen barenGa naar voetnoot2, kortom een heleboel uiterst praktische dingen, die wij vaak onbewust op één bepaalde wijze uitvoeren, hebben wij geleerd van onze ouders en de andere leden van het milieu waarin wij zijn opgegroeid. Buiten die praktische zaken leren wij ook wat waardevol is, wat de normen zijn in onze samenleving, welke verwachtingen wij zelf mogen koesterenGa naar voetnoot3.. Dat inculturatieproces is niet alleen een kwestie van talige communicatie maar van ervaren en mee beleven. Het opgroeiende kind leeft als op een toneel. Het | |
[pagina 154]
| |
hoort en ziet hoe zijn ouders zich ten opzichte van elkaar gedragen, hoe de verwanten zich gedragen, hoe de verhoudingen liggen binnen de buurt of de dorpsgemeenschap. M.a.w. het kind ervaart hoe het leven concreet ‘is’ en gaat zijn gedrag, deels onbewust, daarop afstemmen. Zo ervaart de Marokkaanse jongen welke zijn voorrechten zijn ten opzichte van het meisje en gaat hij zich heel spontaan dienovereenkomstig gedragen. Gewoon door het mee maken en mee beleven van bepaalde omstandigheden en situaties maakt men zich heel wat zaken eigen: in Marokko wordt het samen beleven van de vasten een beleving van erg voelbare, onderlinge solidariteit. Pas geïmmigreerde Marokkaanse adolescenten vertellen ons met grote overtuiging dat ze ‘gezien’ hebben hoe iemand in het dorp door een geest werd neergeslagen toen hij over het plein liep. Mogelijk was het een hartaanval die de man deed ineenstuiken, maar het hele dorp reageert onmiddellijk met zijn traditionele verklaring. Alle kinderen drummen samen om te zien en te horen (!) wat er gaande is: ze horen zeggen dat het ‘jnun’ warenGa naar voetnoot4. Het hele gebeuren wordt een indrukwekkende belevenis. Juist voor de inculturatie zijn dergelijke ervaringen heel belangrijk, omdat zij een onuitwisbare stempel drukken op het gevoelsleven. Hoe diepgaand de gevolgen van de inculturatie zijn blijkt pas wanneer de mens in een vreemde cultuur terechtkomt. Hij ontdekt niet alleen dat de leden van die vreemde cultuur zich anders gedragen maar tevens dat zijn eigen waarden en normen niet universeel zijn. Omdat hij die vreemde cultuur inhoudelijk nog niet kent, is hij aanvankelijk geneigd om die elementen ervan, welke enige gelijkenis met de hem vertrouwde vertonen, te interpreteren als identiek met die in zijn eigen cultuur. Hij stoot echter ook op elementen die hij vanuit de hem geleerde waarden en normen gewoon niet kàn accepteren. Op beide reacties, voorbarige interpretatie van - en verweer tegen - de vreemde cultuur, gaan we wat nader in. | |
Misverstand en verweerHet leerproces van de taal kan verduidelijken hoe voorbarige identificaties en misverstanden ontstaan. Door in een bepaalde cultuur te verwijlen leert het kind de taal spreken van de leden van die gemeenschap. Met verloop van tijd zal het kind die taal of dat dialect foutloos spreken met alle | |
[pagina 155]
| |
mogelijke bestaande variaties en intonaties. Het kind imiteert exact wat het van de anderen hoort. Heeft het echter langere tijd in die ene gemeenschap doorgebracht, zonder enig contact met de buitenwereld of een andere taalgroep, dan zal het op latere leeftijd moeilijk of onmogelijk een nieuwe taal zonder ‘accent’ kunnen spreken. Het interpreteert nl. de nieuwe taal die het hoort of leert vanuit de eigen bekende taal. Het gaat de nieuwe klanken die het hoort toetsen aan het referentiekader dat het reeds bezitGa naar voetnoot5. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor in de cultuur. Ook daar gaan nieuwkomers in een bepaalde cultuur een aantal waarnemingen toetsen aan het referentiekader van hun eigen cultuur. Zij zullen bijgevolg een aantal uiterlijk op elkaar gelijklopende elementen gaan interpreteren als waren zij volkomen gelijk, ofschoon zij inhoudelijk sterk van elkaar kunnen verschillen. Dat is nu precies gebeurd met de interpretatie of ‘vertaling’ van het Arabische woord ‘imàm’ door ‘priester’. Beide woorden dekken helemaal niet dezelfde lading. Op het eerste gezicht lijken de imàms en onze priesters ongeveer dezelfde functie uit te oefenen: die van bedienaars van een godsdienst. In feite echter verschillen beide functies enorm. De zogeheten pastorale functie is bij de imàm vrijwel onbestaande. Ons Belgisch Ministerie van Justitie (waaronder ook de publiek erkende ‘erediensten’ ressorteren) ondervond die moeilijkheden, toen het tot de erkenning van de islam wou overgaan. Die erkenning was nodig om leraars in de islamitische godsdienst in de scholen te kunnen aanstellen (en bezoldigen). Waar in de katholieke kerk de godsdienstleraar door de bisschop benoemd wordt, zijn het in de islam de gelovigen zelf die zich een leraar kiezen. Toch bleef men er op het ministerie van uitgaan dat er ook in de islam een soort hiërarchie moest bestaan: en men ging tevergeefs op zoek naar verantwoordelijken voor de geplande benoemingen. Uiteindelijk stelde een moslem zich dan maar voor als ‘opper-imàm’, een functie die in Egypte wel eens voorkomt, maar niet meer is dan een eretitel. Die ‘functie’, die trouwens in de rest van de islam onbestaande is, heeft helemaal niets te maken met - geeft hoegenaamd geen recht op - het benoemen van godsdienstleraars. Het is duidelijk dat ons Ministerie van Justitie, vanuit onze eigen cultuur, de islam verkeerdelijk als een ‘kerk’ had geïnterpreteerd. | |
[pagina 156]
| |
De in de inculturatie verworven begrippen en waarden leiden niet alleen tot misverstanden, maar eveneens tot min of meer radicale afweerreacties. Een aantal nieuwe en vreemde cultuurelementen worden ervaren als (absoluut) onverenigbaar met de eigen, reeds verinnerlijkte culturele waarden, normen en verwachtingen. Er zullen zich bijgevolg soms afweerreacties voordoen, die zowel van psychische als somatische aard kunnen zijn. Ook hier kan het leerproces van de taal ons inzicht in die fenomenen verduidelijken. Wij weten dat het kind door zijn gehoor in staat is om alle mogelijke klanken te reproduceren. Zijn ‘biologische’ aanleg is vrijwel onbeperkt, maar door zijn verblijf in een bepaalde taalgemeenschap (cfr. noot 4) wordt het gehoor dermate gevormd en gefixeerd dat het later moeilijk of onmogelijk wordt om nieuwe klanken nog juist weer te geven, ofschoon het gehoor daartoe biologisch perfect in staat is. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor op andere gebieden van de cultuuroverdracht. Het onderscheid tussen wat lekker en niet lekker is, wordt tijdens de opvoeding doorgegeven. Onbekend voedsel zal dan ook desgevallend hevige afweerreacties oproepen. Wanneer bij voorbeeld een onderzoeker enige tijd verblijft onder de Xingu-indianen in Brazilië, dan wordt hem vroeg of laat als maaltijd een plaatselijke lekkernij aangeboden die bestaat uit al dan niet levende mieren. Vanuit zijn aangeleerd gedrag ervaart de onderzoeker een psychisch onvermogen om dit soort voedsel te eten. Indien hij het toch probeert te doen, bestaat er veel kans dat zulks lichamelijke afweerreacties uitlokt als braken e.d.m. M.a.w. alleen omdat de onderzoeker tijdens zijn inculturatie het begrip mieren eten nooit als gewoon heeft ervaren, ontstaat er bij hem een lichamelijke afstotingsreactie die op louter psychologische gronden - en helemaal niet op biologische - berust: mieren blijken immers zeer goed verteerbaar te zijn. Ook moslempatiënten bevinden zich vaker in een dergelijke situatie. Zij weigeren varkens-, ezels- of paardevlees te eten, niet omdat dit biologisch onverteerbaar zou zijn, of schadelijk voor hun gezondheid, maar omdat het door hun religie als onrein wordt beschouwd. Op die manier wordt het voor deze mensen en dan vooral voor de ouderen moeilijk, zoniet onmogelijk, om dit soort vlees te eten. De cultuur brengt hier een gedragsbeperking met zich. De afweerreacties zijn uiteraard niet altijd zo hevig. Ze kunnen zich evenzeer uiten door een gevoelen van ongemak of wrevel. Wanneer Vlaamse welzijnswerkers bij Turkse gastarbeiders huisbezoeken afleggen | |
[pagina 157]
| |
worden ze gul onthaald; maar men giet hen ook de handen vol met eau-de-cologne met het verzoek dit op hun haar uit te wrijven. Dit gebeurt natuurlijk met de beste bedoelingen want ‘A frequent use of perfumes is essential for cleaning and purifying the air in a certain environment. Perfume was one of the three things most liked by the Prophet of Islam’Ga naar voetnoot6. Moeten die welzijnswerkers dan nog andere mensen gaan bezoeken, dan voelen zij zich wrevelig of ongemakkelijk omdat hun geparfumeerde aanwezigheid daar heel anders wordt geïnterpreteerd! Al staat de mens dus van nature uit open voor alle gedragsvormen, het inculturatieproces dat hij in een bepaalde cultuur doormaakt, beperkt in aanzienlijke mate zijn openheid voor gedragsalternatieven. | |
Remmende factoren bij de acculturatieTerechtgekomen in een andere cultuur ziet de mens zich geconfronteerd met een hele reeks gedragsalternatieven. Concreet betekent dat voor de Noord-Afrikaan dat hij in West-Europa mensen ontmoet die b.v. alcohol drinken en varkensvlees eten. Hij ziet vrouwen die volkomen anders gekleed zijn en vrij uitgaan. Marokkaanse meisjes vernemen van hun Vlaamse vriendinnen dat huwelijken lang niet overal door de ouders gesloten worden, dat het niet altijd de vrouw is die thuis blijft om voor de kinderen te zorgen. Tegelijk ervaren zij dat men ook van hen andere gedragingen verwacht. In een woord, aan al deze mensen worden een aantal gedragsalternatieven aangeboden. Het proces nu, waardoor een bestaand geïncultureerd gedrag gewijzigd wordt door toevoeging van nieuwe gedragsvormen noemt men acculturatie. Vanzelfsprekend worden niet alle elementen van de andere cultuur zomaar overgenomen. Er bestaan nl. een aantal remmingen die het veld van de gedragsveranderingen inperken en die, binnen de eigen cultuur, behoorlijk gefundeerd of gemotiveerd zijn. Men voelt zich vooreerst vaak heel goed bij een bepaald gedrag, waaraan men gewoon is. En hoe beter men zich erbij voelt, des te moeilijker zal het zijn om daarvan af te stappen. Wanneer een Marokkaanse vrouw achter haar man aanloopt, dan doet zij dat hoogstwaarschijnlijk omdat zij zich daar goed bij voelt. Mocht ze naast haar man lopen, dan zou men haar beschouwen als een publieke vrouw. | |
[pagina 158]
| |
Zo'n gedrag is natuurlijk beïnvloed door de ethische implicaties die men ermee verbindt. Men voelt zich goed bij een bepaald gedrag omdat men weet dat men daardoor een veroordeling van de gemeenschap vermijdtGa naar voetnoot7 en ook omdat men zodoende zelfs de waardering van de gemeenschap mag verwachten. Van dat soort gedragingen geldt dat ze moeilijker veranderd worden juist omdat men er zich goed bij voelt, juist omdat de gemeenschap dit gedrag valoriseert en beloont. Maar zijn er dan toch niet een aantal gedragingen waarvan men makkelijk kan aantonen dat ze zonder meer zinloos, en dus op te geven zijn? Nu, zo eenvoudig is dat niet. Heeft een bepaald gedrag zin gekregen binnen een cultuur, dan is het moeilijk om daarvan afstand te doen, ook al menen anderen dat zo'n gedrag (volkomen) zinloos is. Dat kunnen wij makkelijk genoeg illustreren met een voorbeeld uit onze eigen samenleving, waar men een - voor de buitenstaanders - uiterlijk zinloos en onredelijk gedrag toch behoudt en zelfs aanmoedigt. Een vreemde onderzoeker, met de studie van onze samenleving belast, zal wel enigszins verbaasd opkijken, wanneer hij merkt dat een aantal Belgen er in de maand december op uit trekken om bomen, bij voorkeur naaldbomen, uit de bossen te halen en naar openbare pleinen te slepen, waar ze nog gretig afzet vinden ook! De meeste mensen blijken die bomen niet te kopen met de (enig mogelijke?) logische bedoeling ze in hun tuin te planten: integendeel en vreemd genoeg, ze halen ze binnen in een goed verwarmde kamer, brengen er allerlei versieringen en lichtjes op aan, en gaan er waarempel liederen rond staan zingen. Nog groter is de verbijstering van onze onderzoeker, wanneer hij na een paar weken constateert dat er overal in onze straten weggeworpen verdorde bomen liggen: merkwaardige finale van een alleszins bevreemdende ceremonie! Bekeken door de ogen van iemand die niet met onze cultuur vertrouwd is, valt aan die hele bedoening geen touw vast te knopen. De kern van het probleem zit hem natuurlijk hierin: dat die denneboom geen gewone boom was, maar een kerstboom, die reeds vanaf onze jeugd voor ons een zin heeft gekregen, door alles wat wij errond beleefd hebben. Wie niet dezelfde tradities beleefde, snapt niets van ons gedrag, en zal ook voor zichzelf nooit het nut inzien om in die periode zo'n boom te gaan kopen. Voor hem heeft dat gedrag geen zin. Maar wij zullen moeilijk daarvan afstappen, omdat het voor ons, vanuit ons verleden, wél zin gekregen heeft. Zelfs al wijzen anderen ons op het buitennissige van ons gedrag, | |
[pagina 159]
| |
daarom laten wij het nog niet, daar er voor ons toch een zin achter steekt. Juist hetzelfde geldt voor vele gedragingen van buitenlanders die een aantal Belgen per se veranderd willen zien, omdat zij voor hen Belgen (helemaal) geen zin hebben. Wanneer een moeder haar ongeneeslijk ziek kind naar Marokko wil brengen om het graf van een heilige te bezoeken, dan vinden velen dit, vanuit Westeuropees standpunt, zinloos. Maar zoals de kerstboom en talloze andere dingen voor ons zin hebben en voor anderen niet, net zo is het gesteld met gewoonten en gebruiken van buitenlandse werknemers. Natuurlijk willen wij een inspanning doen om die vreemde buitenlanders te begrijpen, wij gaan hun cultuur bestuderen. Dat wil zeggen: we gaan boeken lezen over culturele antropologie, we gaan met hen praten en hen zelf uitleg vragen over hun gedragingen. M.a.w. we gaan door lezing kennis vergaren omtrent hun cultuur. Maar zelfs in die omstandigheden blijft het voor ons vaak nog een onmogelijke opgave om de zin van de gedragingen in een andere cultuur te begrijpen, laat staan te waarderen. Vele van die gedragingen kan je maar begrijpen als je ze zelf beleeft. En dat is voor een buitenstaander een haast onmogelijke zaak, omdat hij de inculturatie als kind (met de ontvankelijkheid van een kind!) zou moeten meegemaakt hebben. Wij dienen dus in alle geval zeer voorzichtig te zijn in het beoordelen van vreemde gedragingen in een andere cultuur, omdat wij de zin ervan vaak niet eens vermogen te achterhalen. | |
Waarom toch acculturatie?Ondanks de remmingen die een verandering van het geïncultureerd gedrag in de weg staan, merken wij toch dat een groot aantal migranten bepaalde gedragingen wijzigen, nadat zij een langere periode in ons land verbleven hebben. Die veranderingen worden bevorderd of mogelijk gemaakt door factoren als: de grotere moeilijkheid om het oude gedrag in de nieuwe situatie te handhaven, materiële of andere voordelen met de overschakeling op nieuw gedrag verbonden, en tenslotte echt nieuw inzicht in bepaalde processen waarop men anders kan en wil inspelen. In de eigen samenleving gedroeg men zich vaak op een bepaalde wijze omdat iedereen zich op die manier gedroeg en men zelf ook een dergelijk gedrag van de anderen verwachtte. Wat in het thuisland haast ondenkbaar was, blijkt in het gastland toch te gebeuren: dat b.v. een aantal moslems in West-Europa met verloop van tijd niet meer vasten in de ramadanmaand, de - voor alle moslems - verplichte vastenmaand. Ongetwijfeld is die | |
[pagina 160]
| |
ontwikkeling toe te schrijven zowel aan een geringere druk van de traditionele omgeving én een tegendruk van het nieuwe milieu, als aan het feit dat de eisen door de eigen cultuur gesteld (in dit geval 30 dagen lang gedurende de dag eten noch drinken) als te zwaar worden bevonden binnen de nieuwe situatie waarin deze mensen zich (met name de arbeiders) bevinden. Moslems gaan b.v. ook over tot het drinken van bier en andere alcoholhoudende dranken, hoewel dit door de Koran verboden is. Maar er gebeuren ergere dingen: er zijn jongeren die weigeren hun ouders te verzorgen wanneer die langdurig ziek zijn en die daardoor het oude solidariteitsprincipe - een absolute plicht binnen de familie - met de voeten treden. De ouderen reageren daar bitter op met de bemerking ‘ed-dunia mfeelsa’ (vrij vertaald: de wereld is naar de bliksem!), waarmee ze bedoelen dat alle oude waarden teloor zijn gegaan. Juist omdat het instandhouden van dergelijke traditionele gedragsregels in het gastland zware en zwaardere eisen stelt, laat men die regels nog al eens varen. In andere gevallen streeft men een gedragsverandering na omdat de persoon in kwestie meent daar zelf voordeel bij te hebben. Zo willen vele Marokkaanse en ook Turkse meisjes niet langer de rol vervullen van onderdanige, gehoorzame echtgenote. Vaak wensen zij nu zelf hun toekomstige echtgenoot te kiezen en met hem een leven te leiden volgens een meer ‘westers’ patroon. Een aantal auteurs nemen aan dat wat de snelheid van overname van bepaalde elementen uit een nieuwe cultuur betreft, men een onderscheid kan maken tussen materiële en niet-materiële elementenGa naar voetnoot8. Dingen die oppervlakkiger of louter materieel zijn zouden sneller worden overgenomen dan bepaalde gewoonten die innig verband houden met de moraal of de religie van een volk. Het is inderdaad zo dat het een buitenlander niet bijzonder moeilijk valt zijn ‘jellàba’ te ruilen voor een Westeuropees confectiepak - al blijken ouderen daar meer moeite mee te hebbenGa naar voetnoot9, net zomin als het voor ons problemen stelt om in Noord-Afrika inlandse kleren aan te trekken. Merkwaardigerwijze constateren wij echter dat van waarden die sterk door de religie bepaald zijn, de ene in verval raken en de andere weer niet. Wij wezen reeds op het alcoholgebruik bij de moslems. Ofschoon alcohol en varkensvlees beide voor moslems verboden zijn, | |
[pagina 161]
| |
wordt het ene gebod wel en het andere niet overtreden. Nochtans hebben beide voedseltaboes in hun religie dezelfde waarde. Waarschijnlijk wordt het alcoholverbod toch overtreden omdat er tastbare (materiële) voordelen mee verbonden zijn, terwijl het eten van varkensvlees geen noemenswaardig voordeel met zich brengt.
Er is tenslotte het echte nieuwe inzicht dat mensen door hun contact met een andere cultuur kunnen verwerven. Gaan ze bepaalde processen anders en beter verstaan, dan zullen ze hun gedrag makkelijk volgens dat nieuwe inzicht corrigeren. Op het einde van mijn artikel kom ik daar nog op terug. Dat inzicht dient evenwel duidelijk en overtuigend genoeg te zijn. En dat is geen eenvoudige zaak, omdat in dat geval de eigen cultuur soms remmend werkt.
Een voorbeeld uit Zuid-Amerika kan dat illustreren. Toen men de leden van een bepaalde bevolkingsgroep in Peru probeerde te overreden het water dat ze dagelijks gebruikten eerst te koken, merkte men dat slechts een klein deel van de bevolking deze goede raad opvolgdeGa naar voetnoot10. Men had hen nochtans ‘uitgelegd’ waarom ze dat dienden te doen: omdat er zich nl. in het water uiterst kleine diertjes bevinden die de gezondheid van de mens kunnen aantasten. De meeste mensen veranderden evenwel hun gedrag niet, omdat zij er, ook na die uitleg, het nut noch de zin van inzagen. Hun redenering bezat evenwel logische coherentie. Ten eerste, zo redeneerden zij, die Amerikaanse onderzoekers pràten wel over diertjes, maar ze zijn nergens te bespeuren. En ten tweede: stel dat er zich diertjes in het water bevinden, zo klein dat ze volkomen onzichtbaar zijn, dan zijn ze toch wel te klein om de mens enige schade te berokkenen! Dat soort redenering kennen - of kenden - wij eveneens in onze eigen cultuur. Met hoeveel scepticisme en ongelovige afwijzing werd niet in 1846 Semmelweis' nieuw inzicht bejegend dat de beruchte kraamvrouwenkoorts veroorzaakt werd door de besmette handen waarmee de artsen van de operatietafel kwamen. Hieruit blijkt wel duidelijk dat de afwijzing van gedragsverandering door gebrek aan inzicht, niet uitsluitend voorkomt in de confrontatie tussen een westerse en niet-westerse samenleving. In onze eigen samenleving, en soms zelfs bij intellectuelen, kan men op dat soort moeilijkheden stoten. | |
[pagina 162]
| |
Acculturatie en conflictenHet contact tussen leden van twee verschillende culturen zal vanzelfsprekend ook een aantal conflicten in het leven roepen. Hoe veelvuldiger de relaties worden, des te groter worden de kansen op conflict. Die conflicten kunnen zowel tussen de culturen onderling bestaan als binnen de cultuur zelf, die de acculturatieschokken dient op te vangen. In ons geval zullen wij de Marokkaanse gemeenschap beschouwen als de zogeheten in-groep en de Belgische samenleving als de out-groep. Wat voor conflicten ontstaan er met de Belgische out-groep, en hoe proberen de Marokkanen hun gedrag daaraan aan te passen? Een eenvoudig voorbeeld. Een Belg laat, wanneer hij samen met een vrouw ergens wil binnengaan, de vrouw normaal voorgaan. Hij weet dat de vrouw zijn hoffelijkheid op prijs zal stellen. In Marokko is het net omgekeerd. Daar zal de vrouw de man laten voorgaan om te laten merken dat zij hem acht. Ook zij weet dat dit gebaar op prijs gesteld wordt. Beide bevolkingsgroepen voelen zich in de eigen cultuur goed bij dit gedrag. Conflicten ontstaan in gemengd gezelschap. Als de Marokkaanse vrouw merkt dat de man haar laat voorgaan, dan beseft zij dat zij hem niet de verschuldigde eer heeft gebracht. De Marokkaanse man die voorgaat voelt zich (tegenover de Belgen) eerder onbeleefd. Het resultaat zal dikwijls zijn dat de migranten zich aan ons gedrag gaan aanpassen. Maar opgelet, alleen in schijn! In feite zullen zij hun gedrag differentiëren en het gaan afstemmen op de persoon met wie zij te maken hebben: of die behoort tot de out-groep of de in-groep. Dat zal vaak conflicten oproepen, omdat er eigenlijk geen fundamentele gedragsverandering plaatsvond. Artsen ervaren dat soort moeilijkheden wanneer zij hun patiënten bepaalde behandelingen voorschrijven. Of psychiaters wanneer zij aan een vader uitleggen hoe hij zich voortaan ten opzichte van zijn zieke zoon te gedragen (!) heeft. De migrant tracht de arts te doen geloven dat hij inderdaad zal handelen zoals hem wordt voorgeschreven: niet omdat hij zelf in die behandeling gelooft, maar omdat hij tegemoet wil komen aan de verwachtingen van de out-groep (in de arts belichaamd) en zo een conflict met die out-groep wil vermijden. De migrant speelt dus een nieuw gedrag ten opzichte van de out-groep maar houdt in zijn in-groep vast aan de oude gedragsvormen. De conflicten binnen de in-groep zijn meestal, maar niet uitsluitend, generatieconflicten. De jongeren die hier school lopen en dus in feite in ons land hun inculturatie meemaken, nemen onze gedragsvormen haast als vanzelfsprekend over. Wanneer zij echter overschakelen van het traditio- | |
[pagina 163]
| |
nele, door de hele gemeenschap van de in-groep goedgekeurde en gevaloriseerde gedrag, naar alternatieve gedragsvormen, zijn vaak ernstige conflicten met de leden van de eigen cultuur onvermijdelijk. Dat gebeurt o.m. wanneer Marokkaanse ouders zelf een huwelijkspartner voor hun zoon of dochter willen kiezen, om er toch maar zeker van te zijn dat de eer van de familie hooggehouden wordt, en dan opeens merken dat hun zoon of dochter net het tegendeel verlangt. Een Marokkaans meisje dat in het bijzijn van haar moeder op zekere dag een sigaret opsteekt, brengt een ontreddering teweeg in het hele gezin. Hetzelfde onheil richt de jongen aan, die voor de ogen van zijn vader zijn boterhammen met varkensvlees belegt, gewoon omdat hij dat vlees bij Belgen heeft geproefd en het lekker vindt. Toch gaat het niet uitsluitend om generatieconflicten: ook de man-vrouw relaties worden ernstig verstoord wanneer b.v. de vrouw wil uit werken gaan en de man zich daartegen verzet. Dat alles brengt zware conflicten met zich in de familie, zowel voor hen die vasthouden aan het oude gedrag als voor hen die hun gedrag wensen te veranderen. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat gedragsverandering de betrokken personen vaak heel wat stress berokkent. Belgen hebben dikwijls meer sympathie voor migranten die zich wisten ‘aan te passen’, maar vergeten al te licht de moeilijkheden en conflicten die deze mensen door hun gedragsverandering te verwerken hebben. | |
Hulpverlening en gedragsveranderingOns summiere overzicht van de acculturatieproblemen brengt een tweetal conclusies met zich. Het is vooreerst van het allergrootste belang dat wij bij ons werk met migranten onze eigen gewoonten en overtuigingen leren relativeren. Vaak wil men de migrant ertoe brengen zijn gedrag te veranderen, uitsluitend en alleen omdat men vanuit een beperkt, etnocentrisch standpunt vertrekt. Het eigen gedrag wordt zonder meer als het beste beschouwd, waaruit men dan afleidt dat de migrant liever zo snel mogelijk dat gedrag kan overnemen. Vanzelfsprekend houdt men er geen rekening mee dat zijn gedrag wellicht beter zou kùnnen zijn: men wil hem alleen overhalen zijn gedrag zo vlug mogelijk te veranderen. Een tweede conclusie betreft het delicate probleem van de inderdaad wenselijke of noodzakelijke gedragsverandering. Dat geval doet zich wel vaker voor bij een geneeskundig onderzoek. Men moet de migrant overtuigen iets te laten gebeuren of te doen wat hij uit zichzelf afwijst of niet wenst. Uiteindelijk kan dat slechts lukken, wanneer de migrant zelf beslist | |
[pagina 164]
| |
bepaalde zaken anders aan te pakken. En dat is alleen mogelijk door hem goed, in zijn eigen taal, uit te leggen waarom wij precies op dat punt een gedragsverandering van hem verlangenGa naar voetnoot11. Tot nog toe kreeg ik in de klinieken voortdurend de klacht te horen dat de gastarbeiders veeleer tegen- dan meewerken. Maar men schijnt helemaal niet te beseffen dat men van deze mensen vaak ‘ongehoorde’ dingen verlangt, zonder hen ooit de geringste uitleg te geven. De migrant moet zich bloed laten aftappen maar weet niet waarom. Hij mag zijn eigen kinderen in het ziekenhuis geen eten geven maar weet niet waarom. Al te vaak moet de migrant gewoon uitvoeren, een heleboel zaken anders doen, zonder dat iemand hem vertelt waar dat alles goed voor is. Wanneer hij dan uiteindelijk toch niet doet wat men van hem verlangde, hoeft men zich niet te verbazen. Ik kan evenwel ten stelligste verzekeren, dat wanneer men de ouders een degelijke, verstaanbare uitleg geeft over het waarom van bepaalde handelingen (waarom zij b.v. er beter aan doen hun kind minder eten te geven) m.a.w. wanneer men hun echt inzicht bijbrengt, de migranten makkelijk hun gedrag willen aanpassen. Daar zit natuurlijk ook een taalprobleem aan vast. Het ware dan ook dringend nodig tolken aan te werven die op een degelijke manier aan de buitenlandse werknemers de nodige uitleg kunnen verschaffen. Uit ons hele betoog blijkt echter dat een gepaste uitleg tevens een grondige kennis van de cultuur veronderstelt. Met een concreet voorbeeld willen we dat nog even verduidelijken. In een hospitaal weigerde een Marokkaans meisje met klem een medicatie tegen epilepsie in te nemen, hoewel die volstrekt noodzakelijk was. Alle aandringen van verplegers en artsen ten spijt bleef zij er zich halsstarrig tegen verzetten. Het meisje sprak heel goed Nederlands en de dokter zei haar dat de behandeling noodzakelijk was om te verhinderen dat ze stuipen zou krijgen. Maar het meisje kon moeilijk weten wat stuipen betekent. Ze had wel al eens een aanval gehad, maar die noemt men in Marokko ‘la-riah’. Volgens de traditionele, Marokkaanse geneeskunde, kan men zich tegen de aanvallen van de ‘geesten’ (la-riah) beschermen, door bepaalde middelen, o.a. zout, in te nemen, die de geesten verhinderen in het lichaam binnen te dringen. Door nieuwe medicatie te vergelijken met die traditionele afweermiddelen, bracht men het meisje snel tot het inzicht dat de medicatie noodzakelijk was en haar inderdaad kon helpen. Vanaf dat ogenblik ging ze onmiddellijk akkoord om de medicatie te aanvaarden. | |
[pagina 165]
| |
In sommige omstandigheden blijkt dus een ‘culturele’ vertaling volstrekt noodzakelijk te zijn. Er bestaan trouwens een aantal in het Nederlands onvertaalbare termen, die in het leven van de buitenlandse werknemer toch een zeer belangrijke betekenis hebben. In die gevallen is een bevredigende oplossing pas mogelijk, wanneer iemand zeer duidelijk de reden van bepaalde vereisten kan uitleggen en ze bovendien cultureel kan vertalen. Het is dan ook zeer te wensen dan men zo snel mogelijk mensen zou opleiden die deze dubbele taak aankunnen. |
|