| |
| |
| |
Dilemma van de communisten
L.L.S. Bartalits
Problemen van de Italiaanse communisten
In het communistische dagblad L'Unita verschenen in september 1978 naast elkaar, onder precies even grote koppen, twee contrasterende artikelen: links een redevoering van de hardliner Pietro Ingrao, die betoogde dat de communisten hun eigen visie op de toekomst moesten behouden, ondanks het historisch compromis en het Euro-communisme, en rechts een interview met Giorgo Amendola, een belangrijke voorstander van de zachte lijn, die verklaarde dat de ideologie in deze moeilijke dagen naar een bescheidener plaats moest worden verwezen en dat de politici zich op de werkelijke problemen moesten werpen. Ingrao drong er op aan dat de communisten hun eigen model voor een nieuw soort staat zouden handhaven, terwijl het werken aan een model voor Amendola een abstracte en ondemocratische exercitie was in de gecompliceerde wereld van vandaag.
Dit altijd in communistische partijen smeulende interne debat is opgevlamd door de ongemakkelijke positie waarin de Italiaanse CP zich bevindt. In september 1978 heeft Berlinguer, de leider van de Italiaanse Communistische partij, zich min of meer openlijk bij de hardliners gevoegd, maar in een enkele maanden later gehouden vergadering ter voorbereiding van het partijcongres van maart 1979 moest deze lijn weer worden verzacht door invloedrijke figuren als Giorgio Napolitano, de economische strateeg van dezelfde partij.
Napolitano verklaarde in een interview dat, welke kant de discussie ook uitging, het historisch compromis van kracht zou blijven. Twee zaken hadden dit noodzakelijk gemaakt: de in 1973 begonnen economische en sociale crisis en de Chileense ramp, die aantoonde wat er zou kunnen gebeuren als de linkerzijde geïsoleerd stond. De recente ervaring in Frankrijk, vervolgde Napolitano, heeft bovendien de overtuiging versterkt dat een kunstmatig volksfront erger is dan helemaal geen volksfront, en minder nuttig dan een breed front van alle democratische krachten. De linkerzijde diende zijns inziens haar traditionele basis naar twee kanten te verbreden: enerzijds naar secties van de middenklasse, anderzijds naar de marginale groepen, zoals de werklozen en de armen van de Italiaanse samenleving.
| |
| |
Napolitano erkende dat er ideologische spanningen in de Italiaanse communistische partij waren ontstaan nadat de socialisten op haar de aanval hadden geopend, en dat Berlinguers redevoering medio november 1978 de bedoeling had gehad de partijleden gerust te stellen. Maar Napolitano hield vol dat het verschil tussen socialisten en communisten, anders dan in Frankrijk, kunstmatig was. De socialisten willen in 1979 ten koste van de Italiaanse communistische partij verkiezingswinst behalen, aldus Napolitano.
Het voornaamste doel van het partijcongres zal zijn te beslissen of de Italiaanse CP tegenover de christen-democraten een harde lijn moet aanvaarden en met name zal aandringen op een programma voor intensieve investeringen in Zuid-Italië. Deze zaak kwam al eerder ter sprake in een discussie tussen de partijen over het driejarenplan van het ministerie van financiën. De communisten verlangden een radicaler plan en het resultaat van het debat was beslissend voor de stabiliteit van het historisch compromis.
Inmiddels blijft het Italiaanse politieke systeem, onder een oppervlak van voortdurende crises, stabieler dan het Franse. De Democrazia Cristiana is een paraplupartij, waarin honderden militanten en miljoenen kiezers zich meer links opstellen dan de socialisten onder de leiding van Craxi. En onder de communistische paraplu schuilen miljoenen katholieken. Voor de Italiaanse communisten is het historisch compromis waarschijnlijk meer dan een machtsstrategie: het is eenvoudig respect voor de realiteit. Ondanks de crisisatmosfeer opereert de Italiaanse politiek in een sfeer die veel dichter bij de werkelijkheid staat dan de Franse politiek. Dit geldt vooral voor de Franse communistische partij die weinig (of niets) te zeggen heeft over onderwerpen als decentralisatie en nieuwe vormen van economische groei. In Italië hebben de actuele problemen meer aandacht dan de oude ideologische argumenten.
De werkelijke discussie die thans binnen de Italiaanse communistische partij van start gaat, betreft vragen als: kunnen publieke investeringen gereserveerd worden om het werkloze zuiden te redden? Kan de samenwerking tussen christen-democraten en communisten leiden tot hervormingen in zulke netelige zaken als de belastingontduiking? Kan zij leiden tot een aanpak van het schandaal van de politieke patronage?
| |
Euro-communisten in een doodlopende straat?
De drie belangrijkste Euro-communistische partijen die de afgelopen twee jaar onverwacht door het electoraat om de oren zijn geslagen, zijn nu al even onverwacht doende ook hun andere wang aan te bieden. In 1976 stond de Italiaanse communistische partij op het punt de grootste partij in den lande te worden, in Frankrijk leek de communistische partij bereid aan een linkse coalitieregering deel te nemen, en in Spanje leek de communistische partij de best georganiseerde oppositiepartij te worden. Maar in het
| |
| |
laatste geval bleek de combinatie van veertig jaren Franco-dictatuur met een openlijk revisionistische communistische partij in juni 1977 maar 9% van de stemmen te trekken; in maart 1978 kreeg Marchais' partij in Frankrijk nog maar 19% (een laag percentage); en bij partiële lokale verkiezingen in mei 1978 verloor de ‘niet te stoppen’ Italiaanse communistische partij 8% van de stemmen.
Men mocht verwachten dat die partijen hun conclusies zouden trekken uit hun verliesgevende democratische investeringen, en terug zouden gaan vallen in hun oude revolutionaire optreden. Natuurlijk werd er door conservatieve communisten gegromd, maar de verrassing is toch, dat dezen in de minderheid blijven. De Italiaanse communistische partij is nog altijd doende haar banden met de Oosteuropese partijen losser te maken (al gaat dat vreselijk langzaam), en het gelukte haar hardliners niet Berlinguer te dwingen tot óf regeringsdeelneming óf een onbestuurbaar maken van Italië. En Marchais, die dan wél de kansen op een volksfront tot nihil teruggebracht zag door te vérgaande eisen te stellen, blijft de deugden van het democratisch pluralisme aanprijzen; ja de Franse communistische partij ging in juli 1978 zelfs verder dan haar andere zusterpartijen in haar aanvallen op de Russische behandeling van dissidenten. De Spaanse communistische partij heeft intussen op haar congres in april 1978 het leninistische geloof afgezworen. Twijfelende democraten die plachten te beweren dat het Euro-communisme alleen maar een tactiek-op-korte-ter-mijn was om zo de macht te kunnen grijpen, zullen nu moeten verklaren waarom de drie partijen aan die tactiek vasthouden, hoezeer die ook gefaald heeft.
Een antwoord is dat het gemakkelijker is de mensen aan het discussiëren te krijgen dan om hen weer ‘op te sluiten’; Marchais heeft dat bemerkt in het voorjaar 1978 toen hij onafhankelijk denkenden als Ellenstein poogde te verhinderen in L'Humanité te schrijven: al spoedig bleken de betreffende debatten daarna in de kolommen van andere kranten te worden voortgezet.
Ook beseffen vele Euro-communisten dat hun claims, dat zij zich tot pluralisme hebben bekeerd, nog niet voldoende overtuigd hebben. Er is een nóg dwingender verklaring: volgens Carillo, de leider van de Spaanse communistische partij, is er voor communistische partijen in een moderne industriële wereld geen andere weg. In een zwaar-onevenwichtige maatschappij als die van Portugal krijgt het orthodoxe communisme nog vrij veel steun, maar in landen met een pluralistisch systeem, waar de macht behoorlijk gespreid is en waar een sterke ontwikkelde middenklasse is, kan men die niet meer veroveren.
Sinds Chroesjtsjov in februari 1956 Stalin aan de kaak stelde is het veel moeilijker geworden om de Westeuropese kiezers ervan te overtuigen dat de Sovjet-Unie hét arbeidersparadijs is. De elite van modern-Westeuropees-links vindt de discipline van het democratisch centralisme steeds onverdraagelijker. De Westeuropese arbeiders die meegeprofiteerd heb- | |
| |
ben van de naoorlogse voorspoed, hebben voor het eerst veel meer te verliezen dan hun ketenen, door op te staan tegen het kapitalisme. De economische troebelen sinds 1973 hebben slechts een beperkte terugslag gehad op die partijen, die zich toen tot hun ongenoegen in de regering bevonden.
Wat kunnen Westeuropese communisten anders doen dan pogen zich aan te passen bij de bestaande politieke en economische systemen? Een terugkeer tot een harde politiek zal hun aanhang tot een steeds verder krimpend getto terugbrengen. Maar de huidige voorwaarden behoeven niet altijd te blijven bestaan. Zou de economische ontwikkeling dezelfde treurige neergang blijven behouden, dan zou het gefrustreerde electoraat het oor weer open kunnen zetten voor de meer revolutionaire boodschap. Zolang nog een aantal pro-Russische apparatsjiks in de Euro-communistische partijen zitten is een ‘hijack back to Soviet orthodoxy’ mogelijk. De Westerse kiezer doet er goed aan wantrouwig te blijven, zolang de Euro-communisten niet wat meer van hun Leninistische jas hebben uitgetrokken. Niettemin is het goed, dat de Euro-communisten zich, ondanks hun verliezen, niet op hun hielen hebben omgedraaid.
| |
Russiche concessies aan Euro-communisten
Het bezoek dat Berlinguer begin oktober 1978 aan Moskou heeft gebracht begint effect te sorteren. Verschillende min of meer recente gebeurtenissen wijzen daarop; de laatste is het bezoek aan Frankrijk en vervolgens aan Spanje, dat te beginnen op 31 oktober 1978 is gebracht door een delegatie van de Bulgaarse communistische partij, onder aanvoering van Stanichev, de partijsecretaris van het centraal-comité die met internationale aangelegenheden is belast. Het bezoek aan Spanje was verrassend, omdat tussen de Spaanse communistische partij en haar Bulgaarse zusterpartij zeer zelden contact plaatsvond sinds de conferentie van de Europese communistische partijen in juni 1976 te Oost-Berlijn en de daaropvolgende aanvallen in de Russische pers op de leider van de Spaanse communistische partij, Carillo.
Na het overleg in Madrid werd op 4 november 1978 een nóg verrassender communiqué uitgegeven, waarin stond dat beide partijen hun vriendschap en solidariteit weer hebben bevestigd en dat men intensieve contacten wenst. Voorts werd gesteld dat het van groot nut zou zijn bepaalde meningsverschillen uit de weg te ruimen en gemeenschappelijk deze verschillen niet te beschouwen als een noodzakelijk obstakel voor hun samenwerking en broederlijke solidariteit.
Deze laatste formule wekt de aandacht en doet de vraag rijzen of deze is geïnspireerd op het woordgebruik in het communiqué dat op 9 oktober 1978 te Moskou na het overleg tussen Brezjnev en Berlinguer werd gepubliceerd. De twee partijleiders hadden toen opgemerkt dat bepaalde verschillen in de opvattingen van de partijen niet in tegenspraak zijn met de
| |
| |
versterking en de ontwikkeling van de internationale solidariteit tussen de communistische en arbeiderspartijen in alle landen en werelddelen en dat zij die geen schade moeten berokkenen.
Bovendien zijn delegaties van de Roemeense en de Hongaarse communistische partijen onlangs in Madrid op bezoek geweest.
Een andere gebeurtenis, die nogal weinig aandacht heeft gekregen, is de bijeenkomst in Boedapest van 23 tot 25 oktober 1978, waar de centraal-comitésecretarissen bij de organisatie van het Warschaupact van de negen Warschaupact-lidstaten plus functionarissen van Cuba, de Volksrepubliek Mongolië, Vietnam en Laos bijeen zijn geweest. Doel van de bijeenkomst was te komen tot een gedachtenwisseling over de rol van de communistische en arbeiderspartijen en de massa-organisaties in het socialistische politieke systeem.
De tekst die naar aanleiding van het overleg is aanvaard is tamelijk ongebruikelijk en wel om twee redenen:
1) in het document werd - voor zover van toepassing - onderstreept dat er naast de communistische partij nog een of meerdere andere politieke partijen bestaan; er werd aangedrongen op het versterken van de juridische basis van de staat en van de maatschappij; er werd gesproken over het respecteren van de publieke opinie en het belang van de eigen kenmerken van de afzonderlijke landen werd in herinnering gebracht. Het is lang geleden dat vertegenwoordigers van communistische partijen die aan de macht zijn, dergelijke zaken hebben benadrukt.
2) Het document zegt ook veel door hetgeen er niet in wordt genoemd. Zo komt geen van de grondstellingen die in het algemeen door de communistische partij van de Sovjet-Unie jegens vrienden worden verdedigd, in het stuk voor. Er wordt niet gerept van de dictatuur van het proletariaat noch van de algemene wetten van de opbouw van het socialisme of van het proletarisch internationalisme. Over een Sovjet-model is kennelijk niet gesproken. Ponomarev, een van de invloedrijkste centraal-comitésecretarissen van de CPSU, had immers in zijn recente werkje Het Marxisme-Leninisme, levende en actieve doctrine al gesteld dat de Sovjet-Unie zich niet als model aanbood.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de Sovjet-Unie en haar bondgenoten opweg zijn naar een grotere soepelheid in leerstellingen en dat er anderzijds een modus vivendi aan het ontstaan is tussen de Oost-europese communistische partijen en de Euro-communistische partijen. Waarom de toenadering tot de Euro-communisten doordat Leonid Brezjnev de democratische aspecten van de doctrine benadrukte? Het bepalende element in deze evolutie is zeker de gewaarwording in het Kremlin van de gevaren van de nieuwe binnen- en buitenlandse politiek van de Volksrepubliek China. Zolang de Chinezen hun Europese relaties beperkten tot de Roemeense communistische partij kon Moskou zich zonder veel vrees bij de situatie neerleggen. Maar de verzoening tussen Peking en Belgrado heeft voor de Sovjet-Unie de aard van de problemen volledig
| |
| |
veranderd. Van Titoïsme naar Euro-communisme is slechts één stap en Berlinguer heeft niet verheeld dat ook hij betrekkingen met de Chinese Volksrepubliek wenst aan te knopen! Kunnen de Kremlinleiders werkeloos toezien?
Om de basis van hun invloed op de Westerse communistische partijen te handhaven moeten de leiders in Moskou aan die communistische partijen concessies doen en hun het recht op afwijkende standpunten toekennen. Op die manier kunnen zij hopen (zij hebben dat zeker ook gevraagd) op meer terughoudendheid van de Euro-communistische partijen jegens de Sovjet-bloklanden, waardoor zij minder aantrekkelijk worden voor oppositionele elementen in die landen, zoals in de DDR en in Tsjechoslowakije. Moskou verwacht naar alle waarschijnlijkheid van die concessies ook een krachtiger steun van de Westerse communistische partijen voor zijn détente-politiek, nu president Carter in zijn mensenrechten-kruistocht wordt gehinderd door het steunen van het Somoza-bewind in Nicaragua en van het regime van de Iraanse sjah.
In feite wijst alles erop dat de Sovjet-Unie meer dan ooit rust wenst aan haar westelijke flank, hetgeen zeker blijkt uit een verbetering in de betrekkingen met Parijs en Bonn. De Euro-communisten profiteren indirect van een nieuwe toegeeflijkheid van Moskou, die, omdat zij voortkomt uit de Chinese obsessie, kan leiden tot een bestendiger ontwikkeling dan wanneer er sprake zou zijn van een door omstandigheden ingegeven tactisch manoeuvre.
| |
Elastisch antwoord aan China
Het Kremlin is gedwongen zich niet alleen te bezinnen op zijn politiek jegens het Euro-communisme en de Joegoslavische Liga van Communisten, maar ook tegenover de Chinese Volksrepubliek, die dynamisch de wereldpolitiek is binnengestapt. Moskou moet zich aanpassen, en dat zal bijna zeker grote spanningen oproepen in de top. Dat lijkt een logische redenering, maar vooral waar men die hoort uit Joegoslavische en Roemeense hoek moet men voorzichtig zijn, omdat de communistische partijen van die landen zo direct belanghebbend zijn, en derhalve iets meer geneigd de wens de vader van de gedachte te doen zijn. Het is derhalve interessant Berlinguer op zijn recente reis naar Parijs, Moskou en Herceg Novi (in Montenegro) te volgen.
Begin september 1978 had Pravda-directeur Afanasjev tijdens zijn jaarlijks bezoek aan Italië (voor het verjaarsfeest van L'Unita) een hoffelijke uitnodiging voor een bezoek aan Brezjnev bij zich, waarvan de datum praktisch door de Kremlinleider was vastgesteld: de leider van de Italiaanse CP kon het slechts aannemen of afwijzen. Berlinguer besloot te gaan, maar wilde vooraf zijn positie zo sterk mogelijk maken; vandaar zijn contacten met Marchais en de Joegoslaven (hij zond Pajetta om, koste
| |
| |
wat het kost, een ontmoeting met Tito te regelen aan het einde van zijn reis.
De noodzaak van een voorafgaand bezoek aan Parijs laat zich gemakkelijk verklaren: de Italiaanse communistische partij en haar zusterpartij gaan de Europese verkiezingen tegemoet met geheel verschillende programma's. De Franse communisten zijn, evenals hun kameraden in het Kremlin, tegen elke supranationale bevoegdheid aan een Europees parlement, terwijl de Italiaanse communisten dat parlement een wezenlijke macht willen toekennen. Voorts wil de Italiaanse CP relaties aanknopen met de Chinese communistische partij, terwijl de Franse communisten veel voorzichtiger zijn. Het ging er Berlinguer nu om, tezamen met Marchais te onderstrepen dat hetgeen Euro-communisten bindt veel meer is dan wat hen scheidt, en dat hun evaluatie van de Russische maatschappij vérgaand overeenstemt.
Waarom echter moest Berlinguer wederom een bezoek aan president Tito brengen, met wie hij de laatste jaren zeer nauwe betrekkingen onderhoudt en die hij in juni 1978 nog had gesproken? Dat arrangement diende een waarschuwing aan de Kremlinleiders te zijn: ‘Indien u te agressief tegen mij bent, zal ik de raad van maarschalk Tito opvolgen en zal ik, Berlinguer, kort na mijn onderhoud met Tito aankondigen, binnenkort naar Peking te gaan’. Berlinguer, exact op tijd in Moskou gearriveerd, moet niettemin twee dagen wachten wegens het onvoorzien bezoek van Assad. Terwijl de Syrische president met alle warmte wordt ontvangen, krijgt Berlinguer - de Russische televisie registreerde het opvallend - nauwelijks de vingertoppen van Brezjnev in zijn handen. De besprekingen van de Kremlinleiders met Berlinguer hebben wel veel langer geduurd dan die met president Assad, doch dat bewijst dat het er stormachtig is toegegaan. Later, nadat hij tevens in Herceg Novi met Tito had gesproken, heeft Berlinguer zich voor de Italiaanse televisie terughoudend betoond (zoals gewoonlijk), maar wél gezegd dat men veel over de Volksrepubliek China had gepraat. Alleen herhaalde Berlinguer dat hij de recente diplomatieke initiatieven van Joegoslavië goedkeurde, hetgeen vertaald betekent: goedkeuring van Hua Kwo-fengs bezoek aan Belgrado in augustus 1978. Voor het overige moet men het als geïnteresseerde waarnemer doen met geïnspireerde lekken uit Joegoslavië. Volgens die bronnen heeft Berlinguer twee verschillende klokken in Moskou horen luiden. Enerzijds hebben mensen als Soeslov en Ponomarev - die altijd de realiteit voorbijzien uit naam van een doctrinaire visie - laten blijken hoe goed zij wel ingelicht zijn over de bedoelingen van de Euro-communisten en hebben zij Berlinguer gewaarschuwd niet de geringste stap in de richting van Peking te zetten, want dat zou een zeer ernstige reactie van Moskou uitlokken. Anderzijds zouden de iets meer
politiek-pragmatische Russen, zoals de bekende Pravda-commentator Alexandrov, een veel meer down-to-earth betoog hebben afgestoken: een ontmoeting Carter-Brezjnev is in de maak, maar daar zal niets bereikt worden indien de Verenigde Staten alle
| |
| |
tegenstellingen in de communistische wereld tegen de Sovjet Unie blijven uitspelen, dus door inzet van respectievelijk de Chinese, de Euro-communistische, de Joegoslavische of de Roemeense kaart. Zo gaat men, aldus Alexandrov, weer naar een koude oorlog, waarvan niet alleen de Russische maar ook de Italiaanse communisten niets willen hebben. Om het ergste te voorkomen zou de Sovjet-Unie bereid zijn een sourdine te plaatsen op alle polemiek, inclusief die tegen de Chinese Volksrepubliek; reeds zou een speciale commissie doende zijn aan een correctie op de te haastig uitgesproken oordelen over de Chinese leiders.
Conclusie: ga nu niet naar Peking, want dat zou een gebaar zijn tegen Moskou, terwijl, als u er pas over enige maanden naar toe zou gaan, u dat met onze toestemming zoudt kunnen doen.
Brezjnev heeft de voordrachten van zijn kameraden al even aandachtig beluisterd als Berlinguer. Het is heel moeilijk vastte stellen, of de politiek in neergang zijnde secretaris-generaal van de CPSU nu op de haviken of op de duiven steunt.
Deze geïnspireerde lekken zijn geloofwaardig, maar men beseffe goed dat zij komen van Italiaanse en Joegoslavische zijde waar men hoopt op een ommezwaai in de Russische strategie - naar een harmonieuzere wereld -, een visie die volgens de auteur van dit artikel niet correspondeert met de werkelijke dynamiek van het Sovjetblok. Brezjnev kan, om een voorbeeld te noemen, zijn goedkeuring niet hechten aan het debat van de Euro-communisten over de universele waarden van de democratie, zonder daarbij de fundamenten van het eigen systeem te riskeren. En evenmin kan Brezjnev afzien van een polemiek met de Volksrepubliek China, welke hem immers de enige populaire argumenten geeft in de Sovjet-Unie zelf, omdat revisie op juist dàt punt het gehele leiderschap in de Sovjet-Unie van de laatste vijftien jaren van een vraagteken zou voorzien.
En voorts: indien men de twee verschillende toespraken tot Berlinguer nauwkeurig met elkaar vergeljkt, blijken deze tot dezelfde conclusie te leiden, namelijk a) voer uw onafhankelijkheidsproef niet op tot een bezoek aan Peking (zoals de Joegoslaven Hua Kwo-feng ontvingen), en b) stel uw onderzoek naar en uw polemiek over de Russische maatschappij uit, indien u de détente althans niet in gevaar wilt brengen. - Volgens de auteur van dit artikel zal een hypothetische koude oorlog de Euro-communisten en in het algemeen ‘politiek links’ schade toebrengen. Maar het is niet minder waar dat een ‘afwachtende’ houding jegens het ‘Sovjet-hegemonisme’ (de Chinese term) de grote Westerse communistische partijen duur te staan zal komen, en wel om twee redenen:
1) Het debat over de Sovjet-Unie, dit wil zeggen de discussie over het socialisme daar, bevindt zich al in een grote achterstand. De communistische partijen zijn nog steeds niet verder gekomen dan algemeenheden die weinig aantrekkingskracht hebben.
2) Accepteren deze partijen een wapenstilstand met de CPSU en in het bijzonder met Brezjnev, dan stellen zij zich bloot aan zowel een aanval van
| |
| |
rechts (dat tóch al niet aan hun onafhankelijke positie gelooft), maar ook van de zijde der socialistische partijen, vooral in Zuid-Europa, die erop uit zijn hun invloed in de vakbonden te vergroten. Ik geloof zelf dat de Euro-communistische partijen er niets bij te winnen hebben om een ‘confrontatie’ met de Russen uit te stellen. In plaats van het woord ‘hegemonisme’ te verdoezelen, moeten zij het juist van de daken schreeuwen en de bal naar Brezjnev terugspelen, aan hèm de verantwoordelijkheid latend een breuk te veroorzaken. Hoe dan ook, zo zegt president Tito terecht, de vuurproef van onafhankelijkheid ligt bij de kwestie-China, en dat behoort onafwendbaar tot de orde van de dag.
|
|