Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 402]
| |
De opvang van Surinaamse drugverslaafden
| |
[pagina 403]
| |
houden. Het ligt dan ook voor de hand dat juist onder de groep jonge Creolen een niet gering percentage gebruikers van hard drugs als heroïne te vinden is. Heroïne (pak-fang, junk, horse of smack) is het meest radicale vluchtmiddel onder de drugs dat we tot nu toe kennen. Het verandert het gedrag en het denken van mensen en wel op de meest negatieve manierGa naar voetnoot1. Heroïne brengt geen fijne gevoelens voort, maar slaat ze weg. Ze werkt verslavend en gewennend, en een onderbreking van het gebruik brengt ernstige en pijnlijke ontwenningsverschijnselen met zich. Langdurig gebruik kan leiden tot ondervoeding en verwaarlozing en dit weer (of een overdosis) tot de dood. De gebruikers van hard drugs (heroïne, cocaïne, morfine en opium) worden ‘junkies’ genoemd. Deze benaming geldt zowel voor negers als voor blanken. Niettemin is er een kenmerkend verschil wat betreft de achtergronden. c.q. de oorzaken van het problematisch druggebruik. De Surinamer wordt geconfronteerd met een voor hem moeilijk toegankelijke cultuur, waarvan hij desondanks probeert deel uit te maken, terwijl de potentiële blanke druggebruiker juist aan die cultuur probeert te ontsnappen. Bij deze laatste speelt dus de drang naar non-conformisme een belangrijke rol. Uiterlijk is een blanke junk daardoor al van een zwarte junk te onderscheiden. Hij verwaarloost zichzelf, zijn kleding enz., terwijl de zwarte junk zo lang mogelijk netjes gekleed gaat. Voorts spuit een blanke, de neger daarentegen rookt of snuift de heroïne. Niet alleen de verschijningsvorm maar ook de hulpverlening kent een tweedeling. Zo zijn er verscheidene centra die qua opvatting over hulpverlening lijnrecht tegenover elkaar staan. De voornaamste tegenstellingen wat de Surinaamse drugproblematiek betreft, zijn te vinden in vooren tegenstanders van een integratieve opvang. De voorstanders verwijzen naar de situatie van de afgekickte junk die opgenomen zal moeten worden in onze samenleving. Tegenstanders onderkennen een fundamenteel gemis aan gevoel voor eigenwaarde bij de zwarte junk en trachten dit gemis vanuit een Surinaams cultuurbesef op te heffen. De volgende twee interviews gaan over de achtergronden van het problematisch druggebruik bij Surinaamse migranten en hun opvang in Nederland. | |
Gesprek met Waldie BreeveldWaldie Breeveld, zelf Surinamer, is sinds 1977 als projectcoördinator werkzaam bij de stichting ‘De Regenboog’ in Amsterdam. Deze stichting houdt zich vanuit een evangelische inspiratie bezig met de hulpverlening | |
[pagina 404]
| |
aan druggebruikers. Zijn opdracht behelst het ontwikkelen van een hulpverleningsbeleid en het opzetten van een hulpverleningsproject ten behoeve van de problematische druggebruikers uit Suriname.
Doe mij een plezier en zet deze opmerking vooraan in uw artikel: ‘Van alle gekleurde mensen die waar ook ter wereld in een overwegend blanke maatschappij wonen zijn wij, ondanks alle vraagstukken die onze aanwezigheid oproept, er het beste aan toe’.
Wat verstaat U onder het kolonialisme syndroom?
Dat begrip heb ik in de wereld gebracht, doelend op de sociaal-psychologische gespletenheid die mensen treft die gekolonialiseerd zijn geweest of gekolonialiseerd worden. Het begrip is ontstaan naar analogie van het K.Z.-syndroom. Mensen die in een onderdrukkingssituatie hebben verkeerd, gaan symptomen vertonen die daarmee samenhangen. Een van de meest saillante kenmerken van het kolonialisme-syndroom is, dat samen met het kolonialisme elke vorm van eigen creativiteit van de autochtoon de kop wordt ingedrukt, gebagatelliseerd en geridiculiseerd. Hierdoor ontwikkelen gekolonialiseerden een sterk imitatievermogen, waarvan het pijnlijke is dat ze zich zonder het zelf te willen richten naar de kolonisator of de onderdrukker en er zich zelfs mee identificeren.
Kan ik hieruit afleiden dat er ook bepaalde klassen binnen die groep bestaan?
Ik geloof niet dat dit te typeren is in termen van klasseverschillen of klasseonderscheid. Naarmate men in staat is de onderdrukker feilloos na te bootsen, gaat dat gepaard met een zekere waardering voor die onderdrukker, die delen van of elementen uit die onderdrukte groep gebruikt om zijn bevelen te laten doorsijpelen. Er ontstaat een tussenlaag die de orders van de onderdrukker uitvoert. De beheersing van de Nederlandse taal in Suriname is niet zozeer gericht op het communicatieve aspect als wel op de status- en positiebepaling in die samenleving. Het betekent zoveel als ‘geleerd’, ‘beschaafd’, terwijl het niet beheersen van die taal synoniem is met ‘achterlijk’, ‘dom’, ‘niet kunnen denken’.
Heeft het zich afzetten tegen deze imitatiedrang te maken met het ontstaan van de subculturen?
Ja, dat kan enerzijds via het benadrukken van de eigenheid, anderzijds uit een gevoel van onvermogen om deel te nemen aan de dominante klasse, die overigens de selectiecriteria hanteert. Wanneer wij de zaak nu toespitsen op de Surinaamse groep in Nederland, dan geloof ik dat hetgeen ik hiervoor gezegd heb over het kolonialismesyndroom duidelijk tot uiting | |
[pagina 405]
| |
komt. Subcultuur impliceert een stukje solidariteit, maar ook een noodgedwongen samenzijn.
Men zou dus een differentiatie kunnen maken tussen een bewuste en een gevoelsmatige, niet-anders-kunnende groep binnen zo'n subcultuur.
Ja, zonder meer.
Zijn er typerende voorbeelden te geven van zo'n groepen?
Ik denk b.v. aan de mobilisatiebewegingen waar mensen niet verplicht, maar uit puur geestelijke en emotionele overeenstemming contact zoeken, als één exponent. De exponent van de andere groep is de verslaafde die overal uitgespuwd wordt, maar het meest de aansluiting in de Nederlandse samenleving nodig heeft. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat de leeftijd van deze mensen tussen de 14 en 30 jaar ligt. De ouderen hebben meestal al een plaats gevonden.
Wijst U de opvang van Surinaamse junks door Surinaamse tehuizen af?
Wanneer men Surinamers gaat inzetten om zich uitsluitend met de problematiek van de Surinamers bezig te houden, dan moet men zich goed realiseren in wat voor onmogelijke situatie die Surinamer terechtkomt. De eerste eis die aan deze Surinamer gesteld zou moeten worden is, dat hij zijn plaats in deze maatschappij gevonden heeft of zijn plaats weet. Hij moet stabiel zijn, omdat hij dagelijks geconfronteerd zal worden met problemen die hij achter zich heeft of nog steeds zelf meemaakt. Deze emotionele belasting kan daarom de creativiteit en de ontplooiing van zijn werk in ernstige mate belemmeren. Ik ben zonder meer voor integratie.
Als de hulpverlener moet integreren, zou hij dan vanuit pragmatisch oogpunt blank moeten worden?
Wat ik bedoel is, dat de hulpverlener zich moet realiseren dat hij als betaalde functionaris medeverantwoordelijkheid draagt in deze samenleving.
Wordt deze medeverantwoordelijkheid niet bemoeilijkt door de eigen culturele bagage?
Mensen die geen of slecht onderwijs hebben genoten, wier persoonlijke mogelijkheden niet gerespecteerd worden, die een minderwaardigheidscomplex hebben, die naar Nederland komen en opgevangen worden of niet opgevangen worden en ondergebracht worden bij mensen die zelf nauwelijks weten waar ze staan, mensen die zo volslagen gedesoriënteerd | |
[pagina 406]
| |
raken, zijn niet de dragers van een cultuur. De kinderen falen en zien de toekomst niet meer zitten en ze gaan aan de drugs. Drugs als middel om zichzelf te modificeren, vorm te geven.
Hoe groot is het aantal Surinaamse druggebruikers in Nederland?
Ik wil me niet in dergelijke termen gaan uitdrukken, want ik geloof dat wij de problematiek beter oplossen door aan te tonen dat wortels zijn geschoten en dat er sprake is van een toename. U moet mij zo'n soort vragen niet stellen. Vraag mij hoeveel ongetrouwde moeders met 2 of 3 kinderen wonen. Vraag mij hoeveel gebroken gezinnen er zijn. Vraag mij wat de doorsnee opleiding is van de Surinamer. Vraag mij hoe de Surinamers aan een baan worden geholpen. Vraag mij hoe het staat met de huisvesting van Surinamers. En de antwoorden zullen U een lijst verschaffen van het aantal potentiële druggebruikers. | |
Gesprek met Raymond BrammerlooRaymond Brammerloo, ook Surinamer, werkte een aantal maanden bij de stichting ‘Wan Pipel’ als streetcornerworker. Hij werd begin 1978, ontslagen omdat hij te vereuropeest zou zijn. De stichting ‘Wan Pipel’ richt zich uitsluitend op Surinaamse junks en wenst geen integratiebeleid te voeren. Raymond Brammerloo werkt voorts op een aantal afkickboerderijen en is thans ambulant jeugdwerker te Purmerend.
Hoe staat U tegenover het integratiebeleid tussen de Nederlandse en Surinaamse instellingen?
Er zijn gelukkig een aantal mensen die de ernst inzien van het feit dat we met de Nederlandse samenleving te maken hebben, maar de meeste Surinaamse instellingen werken nog te geïsoleerd. Men heeft een ijzeren gordijn opgetrokken, waarmee ik bedoel dat men er bij voorbeeld van uitgaat dat de Nederlandse hulpverlener de typisch Surinaamse problemen niet zou kunnen begrijpen. Bij een bezoek aan een Surinaamse afkickboerderij krijgt de Nederlandse hulpverlener al gauw het gevoel opgedrongen dat hij ‘aapje’ komt kijken. Deze indoctrinatie van bovenaf werkt door, de junks zijn net zomin gewend aan blanke belangstellenden en dit bevestigt dan zogenaamd weer de reden om niet te integreren. Het gevoel in de steek te zijn gelaten door de Nederlandse samenleving is unaniem. | |
[pagina 407]
| |
Hoe groot is de afhankelijkheid van de junks ten aanzien van de hulpverleningsinstellingen?
De afhankelijkheid is over het algemeen erg groot, maar ik geloof dat men het net zo goed zou kunnen omdraaien. Een voorbeeld van ‘klantenbinding’ waar ik moeite mee heb, is bij voorbeeld de verstrekking van soft drugs zoals weed, hash of marihuana. De junks blijven hierdoor in een roes, zodat de werkelijke emoties niet of nauwelijks naar buiten komen. De ontevredenheid bij de junks over de behandeling die ze bij hun leiders krijgen is groot, maar daar de behoefte aan drugs en alcohol groot is, wordt het afwijzen van de soft drugs een onmogelijkheid. De dealers lopen overigens in en uit.
Wat zijn de doelstellingen van de drugvrije dag- en nachtverblijven?
De doelstellingen zijn zeer uiteenlopend van aard en kunnen het trainen van sociale vaardigheden, assertiviteitstrainingen, voorlichtingscursussen over de Nederlandse samenleving of vitale facetten daarvan, cursussen over drugs enz. beslaan. Wel is bij voorbeeld gebleken dat het houden van intensieve groepsgesprekken weinig oplevert, omdat de leiders, hoewel zelf Surinamers, te weinig gemotiveerd zijn. De omgangsvormen tussen de hulpverlener en de verslaafde zijn sterk hiërarchisch, wat op zich niet zo verwonderlijk is, omdat ook de hulpverlener zich moeilijk kan losmaken van een inferioriteitsgevoel ten aanzien van de Nederlandse samenleving en zodoende ten aanzien van zijn eigen groep een superieure rol aangemeten krijgt.
Zou er een mentaliteitsverandering moeten optreden binnen de Surinaamse hulpverleningsinstellingen?
Er wordt te veel over en te weinig met de junk gesproken. Dit geldt ook voor mensen van C.R.M., die uitgebreid aankondigen wanneer zij een bepaald afkickcentrum of -boerderij gaan bezoeken. De hele boel wordt dan ‘gecleaned’, terwijl er nauwelijks met de verslaafden wordt gepraat. Het werken bij een Surinaamse instelling vereist een enorm improvisatietalent, gezien de chaotische taakverdelingen, werkvoorbereidingen en planning. Van een goede communicatie is nauwelijks sprake. Als men binnen de Surinaamse instellingen te veel structureert, is de kans op problemen erg groot. Men krijgt dan snel het verwijt ‘vereuropeest’ te zijn. Tevens zou men het publiek dusdanig moeten informeren en mobiliseren, dat dit gemeenschappelijk probleem eventueel in samenspraak met de politie, opgelost zou kunnen worden. Mensen verstoten junks, onze levende doden, voordat het leven hen verstoot. Ze sterven twee maal. |