Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||
Streven
| |||||||
[pagina 3]
| |||||||
Vrijheid in de Chinese Volksrepubliek
| |||||||
[pagina 4]
| |||||||
en anderen voor meer vrijheid heeft het Chinese denken diep beïnvloed. De verspreiding door de Kwomintang van zijn Drie Principes van het Volk - nationalisme, democratie, welvaart - en de instelling van parlement en stadsraden (hoe gebrekkig hun werking ook was) hebben een kentering teweeggebracht. Een tijdschrift als Ch'ing nien (Jeugd), dat voor meer vrijheid en democratie ijverde, had vooral onder de studenten veel succes. Ook de geleidelijke verschuiving van het familiepatroon - van groot- naar kleinfamilie - speelde hierin een rol. De daardoor op gang gebrachte mentaliteitsverandering, tegen eeuwenoude tradities in, was vooral in het stedelijk milieu al ver gevorderd in de eerste helft van de eeuw, lang voor de communistische machtsovername (1949). Die machtsovername bracht een nieuw vrijheidsbegrip mee. Voor de Chinese Communistische Partij (CCP) is vrijheid niets anders dan de bekende ‘cognitio necessitatis’: de wetenschap van het noodzakelijke verloop van de geschiedenis. Dat is het marxistische vrijheidsbegrip waarmee de Sovjetunie en alle andere communistische landen werken, al volgen ze verschillende methodes om het concreet te realiseren. Die noodzakelijkheid zegt dat de maatschappij zich ontwikkelt vanuit een vrije, primitieve samenleving, via slavernij, feodaliteit, kapitalisme, imperialisme en socialisme, naar het uiteindelijke communisme. Dat te weten en dat dan ook te aanvaarden, dat is vrij zijn. Thans bevinden wij ons in de fase van het imperialisme, dat in verschillende etappes door socialisme en communisme vervangen moet worden. Vrij heet de Chinese mens die aanvaardt zijn uiterste best te doen voor de stapsgewijze realisatie van het socialistisch marxisme onder de leiding van de CCP. De grondslag van de vrijheid in China is daarom: politiek bewustzijn. Dat veronderstelt een heel opvoedingsproces. De voornaamste middelen om de socialistische praktijk en de communistische theorie in te prenten, zijn: het democratisch centralisme, de massa-lijn, de mobilisatiecampagnes. Wat wordt daarmee bedoeld? | |||||||
Democratisch centralismeArtikel 3 van de Constitutie van de Chinese Volksrepubliek, goedgekeurd op 5 maart 1978, verklaart: ‘De Nationale Volksvergadering, de lokale volksvergaderingen en alle andere Staatsorganen praktizeren het democratisch centralisme’. Wat het begrip inhoudt, had Mao al uitgelegd in een toespraak op 20 januari 1962Ga naar voetnoot1: ‘Wat verstaan wij onder centralisme? Vooral: de juiste ideeën “centraliseren”. De grondslag van ons centralisme is de democratie. Het is het partijcomité dat op de onderscheiden niveaus de gecentraliseerde leiding op gang brengt... De minderheid on- | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
derwerpt zich aan de meerderheid... Hoe oefent het proletariaat zijn leiding uit? Door bemiddeling van de communistische partij, de speerpunt van het proletariaat. De arbeiders, de boeren, de kleine burgerij, de vaderlandslievende intellectuelen en de andere patriottische democraten, zij vallen allemaal onder het “volk”. En binnen het volk is democratie de regel. De grootgrondbezitters echter, de contra-revolutionairen, de slechte elementen en de rechtse tegenstanders van de communistische partij moeten door de dictatuur van de volksdemocratie worden onderdrukt. Die klassen en schadelijke individuen maken 4 tot 5 procent van de bevolking uit. Die moeten wij ertoe dwingen zichzelf te veranderen’. Deze ideeën van Mao worden nog explicieter uitgedrukt in de recente Constitutie van de CCP. Art. 8 daarvan zegt: ‘De hele partij moet de democratisch centralistische tucht onderhouden. Het individu is ondergeschikt aan de organisatie, de minderheid aan de meerderheid, het lagere aan het hogere niveau en de hele partij aan het Centrale Comité’Ga naar voetnoot2. Aan de verklaring van art. 20 in de Constitutie van de Volksrepubliek - ‘De Nationale Volksvergadering is het opperste orgaan van de Staatsmacht’ - gaat die van art. 2 vooraf, die uitdrukkelijk stipuleert: ‘De communistische partij is de leidende kern van het hele Chinese volk. De werkende klasse oefent haar leiding over de Staat uit door middel van haar speerpunt, de Communistische Partij van China’. En verder: ‘Democratie is in de communistische partij onmisbaar, maar centralisme nog veel meer. Democratie binnen de partij moet in alle omstandigheden ertoe dienen de tucht te verstevigen’Ga naar voetnoot3. Daarom moeten alle partijcomités ‘bijzondere commissies in het leven roepen om toezicht te houden op die tucht’ (art. 13 van de Constitutie van de CCP, 18 aug. 1971). En Hua Kwo-Feng zei nog op 26 februari 1978: ‘Wezenlijk is, dat men strikt de fundamentele partijlijn volgt - in één woord: de lijn van de opbouw van het socialisme zoals die door President Mao is uitgestippeld’Ga naar voetnoot4. Ik spreek hierover geen oordeel uit. Ik constateer alleen dat in het democratisch centralisme de klemtoon heel sterk op de ‘centraliserende’ taak van de partij valt en dat de Chinese leiders zelf erkennen dat het democratisch beginsel wel binnen het ‘volk’ de regel is, maar niet kan gelden voor de 4 tot 5 procent van de bevolking die tot betere gevoelens en gedragingen gedwongen moet worden. | |||||||
De massa-lijnDe massa-lijn heeft Mao zelf aldus gedefinieerd: ‘Voor heel het praktische werk van onze partij bestaat juist leiderschap hierin, dat men van de | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
massa naar de massa gaat. Dat betekent: neem de ideeën van de massa (verspreide en onsystematische ideeën), concentreer ze (maak er door studie samenhangende en systematische ideeën van), keer dan naar de massa terug, verspreid en verklaar de ideeën, tot de massa ze zich eigen heeft gemaakt. Hou ze dan vast en vertaal ze in actie en ga de juistheid ervan na in de actie. Verzamel en concentreer dan opnieuw de ideeën van de massa. Breng ze naar de massa terug en zet ze opnieuw consequent om in de praktijk. Herhaal dat proces voortdurend, telkens opnieuw, in een eindeloze spiraal, zodat de ideeën alsmaar juister, vitaler en rijker worden. Dat is de marxistische theorie van de kennis’Ga naar voetnoot5. Dat klinkt heel democratisch, maar laat ons, volgens het principe van Mao - ‘de waarheid zoeken in de feiten’ - eens naar de feiten kijken. Volgens betrouwbare historici als Ch. Cell en S. Schram is de ‘massa-lijn’ als theorie en praktijk tot volle ontplooiing gekomen in de Yenan-periode (1942-1943), gedurende Mao's zogenaamde rectificatiecampagneGa naar voetnoot6. Net zoals later de Culturele Revolutie, was die campagne niet alleen een conflict over principes, maar ook een strijd om de macht. Mao probeerde zijn opvatting van het Chinese marxisme als de enige orthodoxe aan de partij op te dringen, en als middel daartoe liet hij de partijleiding voortdurend corrigeren door kritieken en initiatie van de basis. M.a.w. Mao mobiliseerde de massa om zijn visie op het leiderschap in de partij door te drukken. Het uitgangspunt van de ‘massa-lijn’ is de overtuiging dat de leiding van de partij het volk nodig heeft en niets kan doen zonder het volk. De leiding door de partij en de medewerking van het volk moeten steeds samengaan. ‘We moeten het leiderschap combineren met de actie van de massa. Gaat er van het leiderschap geen wijd verspreide oproep uit, dan kan de massa niet gemobiliseerd worden. Maar als de leiders zich vergenoegen met een heel algemene oproep, dan zijn zij niet in staat de juistheid ervan aan de werkelijkheid te toetsen en de inhoud ervan door de werkelijkheid te laten verrijken. Het gevaar is groot dat die oproep in zijn algemeenheid blijft steken en niets uitricht. De leiders mogen nog zo actief zijn, wordt hun onderneming niet gecombineerd met de mobilisatie van de massa, dan kan een handjevol mensen al die inspanningen van de leiders weer ongedaan maken’Ga naar voetnoot7. Het feitelijke verloop van de massa-campagnes zag er dan ook, volgens Ch.P. Cell, ongeveer als volgt uit: ‘Iemand - meestal Mao zelf of een van zijn secondanten - suggereerde dat een bepaalde campagne nodig was. Mao beklemtoonde dan de noodzaak van een volgehouden informatieoverdracht van de laagste naar de hoogste niveaus. Die rapporten stelden Mao en de andere leiders in staat de problemen scherper te zien. Leken de | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
contradicties belangrijk genoeg, dan werden door de leiding voorstellen gedaan en verspreid om door mobilisatie van de massa die contradicties op te lossen’Ga naar voetnoot8. Hoe dat praktisch werd toegepast, is wellicht het duidelijkst beschreven door de Commissie voor Staatsplanning: ‘De massa onvoorwaardelijk mobiliseren, een massabeweging lanceren: dat is de fundamentele lijn van onze partij. We moeten vasthouden aan de massa-lijn. Wanneer wij een principe of een politieke maatregel vastleggen, wanneer wij een plan uitvaardigen, regels opstellen of een probleem oplossen, dan moeten we de ideeën uit de massa halen en samenbrengen, opdat de massa er krachtdadig achter zou staan en ze in actie zou vertalen’Ga naar voetnoot9. M.a.w. het initiatief van de massa-lijn schijnt van boven te komen en niet in de eerste plaats van de massa zelf. In het begin van een campagne is de weerklank bij de massa dan ook gering. Slechts gaandeweg komt de massa in beweging, dank zij de intense activering door kaders en leiders, die over de hele waaier van propaganda- en pressiemiddelen beschikken om de - door de partij gekozen - modellen en helden te propageren die het best de partijlijn vertegenwoordigen. Op het hoogtepunt van de campagne neemt de druk enorm toe, vooral in de zogenaamde strijdcampagnes die het op verwerpelijke personen gemunt hebben. Veel resultaten verflauwen of verdwijnen naarmate de campagne geleidelijk uitsterft of beëindigd wordt. Vooral in de ‘ideologische’ campagnes is dat het geval. Sommige auteurs trekken daaruit de conclusie: als er in de komende jaren niet meer van die campagnes worden opgezet, dan is het met Mao's revolutie, zoals de wereld en de Chinezen die hebben gekend, afgelopenGa naar voetnoot10. In feite is de massa-lijn de lijn van de Partij. Mao zelf gebruikte eens de dubbelzinnige term ‘de massa-lijn van de Partij’Ga naar voetnoot11. Aanvankelijk gunt de partij het volk een reële vrijheid van meningsuiting: in de vergaderingen wordt gediscussieerd, wordt kritiek geleverd en aan autokritiek gedaan. In dat stadium wekt het zelfs argwaan als iemand zijn eventueel reactionaire opinie niet openlijk manifesteert. Maar de vrije meningsuiting is wel aan één voorwaarde gebonden: dat de afwijkende mening tenslotte gecorrigeerd en de officiële partijlijn geaccepteerd wordt. Gebeurt dat niet, dan wordt de discussie afgebroken en de verkeerde opstelling zwaar aangevallen. Is de partijlijn echter eenmaal aanvaard, dan wordt het volk aangemoedigd om op creatieve manier de concrete realisatie ervan aan te passen aan de lokale omstandigheden. De ideeën komen dus van de massa in zoverre de leiders erin slagen hùn ideeën door de massa te doen aanvaarden. Het lijdt geen twijfel dat de partij alles in het werk stelt om het | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
volk te overtuigen om haar ideeën aan te nemen. Maar slaagt ze daar niet in, of niet vlug genoeg, dan worden de leiders ongeduldig en nemen zij hun toevlucht tot pressiemiddelen of soms dwang. Op de hamvraag - is de massa in China zelf actief of wordt ze geactiveerd? - moeten wij antwoorden: beide zijn waar. Maar in veruit de meeste gevallen is de massa actief omdat zij geactiveerd wordt. | |||||||
De mobilisatiecampagnesCh.P. Cell schreef terecht: ‘De centrale strategie van de massa-lijn was de massa-mobilisatiecampagne’Ga naar voetnoot12. De Rode Vaan van 1 nov. 1959 vatte voortreffelijk samen wat daarmee bedoeld is: ‘de georganiseerde mobilisatie van een collectieve actie, met het doel denkpatronen, klasse- of machtsverhoudingen, economische instellingen te veranderen’. Men kan dan ook drie types onderscheiden:
Het mechanisme van zo'n mobilisatiecampagne is nu wel bekend. Lagere partijkaders brengen de hogere op de hoogte van wat men op lokaal niveau zoal doet en denkt. De leiding pikt daar een contradictie uit die zij belangrijk genoeg acht om ze aan te pakken. Soms begint de hele campagne met een belangrijke redevoering van een van de grote leiders. In andere gevallen wordt iedereen verrast door een editoriaal in alle kranten. Dan moeten | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
de partijkaders van alle niveaus die idee naar de massa brengen, waar ze bestudeerd en bediscussieerd moet worden. De campagne wordt georkestreerd met behulp van alle propagandamiddelen: radio, televisie, kranteartikelen, slogans en boeken, tentoonstellingen, filmvertoningen, aanklachten en gerechtelijke verhoren, samenkomsten op lokaal, regionaal en nationaal vlak, uitzending van kaderpersoneel naar andere gebieden, aantijgingen en lezersbrieven, muurkranten... E. Snow suggereerde dat Mao's campagnestrategie bestond in de afwisseling van ‘verrassing, spanning en ontspanning’. Aanvankelijk is het volk eerder een passieve ontvanger dan een actieve aanbrenger van informatie. Maar vroeg of laat voelt iedereen zich er persoonlijk bij betrokken. Op het hoogtepunt van de campagne zijn sommigen eerlijk overtuigd, leggen anderen er zich bij neer, weer anderen doen alsof. Maar allemaal met evenveel enthousiasme. Ik ben ervan overtuigd dat bij sommige campagnes dat enthousiasme eerlijk is. Maar dat is niet altijd het geval. Alles hangt af van het doel van de campagne. Het is evident dat het volk positief reageert wanneer het gaat om objectieven als: de afschaffing van het grootgrondbezit, de bestrijding van corruptie, verspilling of diefstal van staatseigendom, de verhoging van de produktiviteit, de verbetering van de gezondheidszorg op het platteland, de democratisering van het onderwijs, de emancipatie van de vrouw. Het is even evident dat de mensen minder positief reageren wanneer zij na een tijd een stuk van het hun toegewezen land opnieuw moeten afstaan, wanneer ze nog alleen in gemeenschappelijke kantines mogen eten, wanneer ze nog slechts een beperkt aantal opera's, toneelstukken, films en boeken te zien krijgen, wanneer religieus leven zo goed als onmogelijk wordt gemaakt en meningsvrijheid herleid wordt tot partij-ideologie. Bovendien wordt de reactie van het volk natuurlijk bepaald door de methoden die gebruikt worden. In het begin zijn er altijd mensen die het op sommige punten niet eens zijn met de partij: daar gaat de campagne juist van uit. Volharden die dissidenten echter in de boosheid, dan krijgen zij een etiket opgeplakt, ze worden vervolgd en gestraft. De straf kan variëren van verlies van werk, over dwangarbeid en gevangenschap tot executie. Daar zijn hardleerse boosdoeners bij, die straf verdienen, maar er zijn ook onschuldigen bij, die alleen maar gestraft worden omdat ze niet helemaal in de pas lopen met de partijlijn of omdat ze zelfs per vergissing gebrandmerkt worden. Eén ding staat vast: in China is het gevaarlijk er een afwijkende mening op na te houden. Het volk kent uit ervaring het gruwelijk lot van de slachtoffers van een collectieve veroordeling. De mensen zijn bang. Dagelijks in het gewone leven, en vooral als een campagne woedt. De enige manier om te ontsnappen is: instemmen, met of zonder overtuiging. En de mensen wantrouwen elkaar. Er wordt verwacht dat ze elkaar in het oog houden en aanklagen. Iedereen die bij een ander opvattingen, uitlatingen of handelingen ontdekt die niet overeenstemmen met de partijlijn, moet | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
die onthullen en aanklagen; doet hij dat niet, dan is hij zelf nog meer schuldig dan de ‘dissident’. De mensen weten dat heel goed. Niet zonder reden maken zij een onderscheid tussen de ‘officiële’ taal en een taal voor privé-gebruik. Angst en wederzijds wantrouwen beheersen de houding van het volk en leiden logisch tot instemming zonder overtuiging. | |||||||
Resultaten van de campagnesVanzelfsprekend evalueren de leiders zelf steeds de resultaten van een campagne. Ch.P. Cell somt in zijn boek Revolution at Work (pp. 117-147) enkele van die resultaten op, zoals ze door de leiders zelf als positief of negatief worden gewaardeerd. Positieve resultaten op ideologisch vlak zijn o.m: verhoogd politiek bewustzijn, toename van het aantal partijleden, versterking van het anti-bureaucratisme, versterkte decentralisatie van de besluitvorming, het doordringen van de campagne in achtergebleven gebieden. Positieve resultaten op economisch vlak zijn o.m.: nieuwe produktierecords, verbetering van de arbeidsmethodes, verbetering van de collectieve voorzieningen, van de gezinsomstandigheden, verhoging van het individuele inkomen. Negatieve resultaten op ideologisch vlak zijn o.m.: onenigheid in de partijkaders over de campagne, onvermogen om de tegenstanders volledig te ‘bekeren’ of te elimineren, overdrijvingen in de bestrijding of aanvallen tegen ‘verkeerd’ gekozen doelwitten, gevallen van omkoperij. Negatieve resultaten op fysiek vlak zijn o.m.: vernietiging van eigendom, zware beledigingen van individuen, zelfmoorden, gewelddadig verzet tegen de opgelegde veranderingen, fysiek geweld tegen kaderleden, gewapende botsingen met gewonden en doden, noodzaak van een beroep op het leger om de orde te herstellen of de organisatie van de campagne door te drukken. De negatieve resultaten blijken het geringst te zijn bij de economische mobilisatiecampagnes, die tevens de hoogste positieve resultaten boeken. Puur ideologische campagnes hebben de geringste positieve en negatieve resultaten. De strijd-campagnes worden gekarakteriseerd door hun overdrijvingen. Door het ongeduld van de leiders, door vergissingen van de lokale verantwoordelijken en door de hoog opgezweepte populaire emoties gaat men hier als vanzelf over naar fysieke geweldpleging en wordt overreding vervangen door dwang. | |||||||
Een voorbeeld: de ‘religieuze’ campagne van 1951Het initiatief tot de mobilisatiecampagne ging uit van het Bureau voor Godsdienstige Aangelegenheden van de centrale regering te PekingGa naar voetnoot13. | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
De leider van het bureau gaf als doelstelling aan: ‘katholieken en protestanten tot deelname bewegen aan de zogeheten Drie-Zelf-beweging, en boeddhisten, taoïsten en moslims geregeld te doen samenkomen voor patriottisch onderricht’Ga naar voetnoot14. De drie dingen die de Chinese christenen voortaan uitsluitend zelf zouden moeten doen waren: in eigen onderhoud en in eigen (religieuze) werking voorzien, en zichzelf besturen zonder enige afhankelijkheid van het buitenland. Tegen die laatste eis, die een breuk met de paus en de wereldkerk impliceerde, werden van katholieke zijde talrijke bezwaren geuit. De leiders lieten niets onverlet om die weerstand te overwinnen. Kaderleden werden naar de religieuze gemeenschappen uitgestuurd om ze te overreden, terwijl de leiders onderhandelingen aanknoopten met de katholieke bisschoppen. Dezen probeerden alsmaar opnieuw het derde programmapunt te amenderen: de vicaris-generaal van Peking, Li Sjioen-woe, deed dit tot vier maal toe. Toen was het geduld van de initiatiefnemers ten einde, en werden de onderhandelingen afgebroken. De kleine parochie van Kwangjang had een verklaring uitgegeven ten voordele van de volledige, ongewijzigde tekst van de Drie-Zelf beweging. Deze verklaring werd dan als na te volgen model in alle grote kranten van het land afgedrukt. Onder de leiding van de partijkaders werden de katholieken wekenlang in vergaderingen samengeroepen om nog uitsluitend over de Kwangjang verklaring te discussiëren. Er werden ook massa-meetings en zelfs strijd-meetings belegd. Ondanks al die inspanningen bleef de positieve reactie aan de zwakke kant. In juli 1951 ging men dan over tot massale arrestaties van Chinese en buitenlandse religieuze leiders, weldra gevolgd door de uitwijzing van alle buitenlandse missionarissen. Daarop betuigden - of veinsden - vele katholieken hun instemming met de Drie-Zelf beweging. De partij zelf heeft de positieve en negatieve resultaten van de campagne geëvalueerd. Als positief werd aangemerkt: dat de Kerk nog alleen op zichzelf was aangewezen en uitsluitend door Chinezen wordt bestuurd, én dat daarmee een eerste stap werd gezet naar de totale vernietiging van de Kerk als instituut (religie is ‘opium voor het volk’). Als negatief werd aangemerkt: dat men de christenen niet genoeg had kunnen overtuigen en dat men dwangmaatregelen had moeten gebruiken. | |||||||
Door een Chinese bril bekekenWanneer men het over de vrijheid - en haar beperkingen - in de Chinese Volksrepubliek heeft, hoort men wel vaker de goed bedoelde opmerking, dat China wellicht terecht andere prioriteiten te behartigen had dan wat wij onder wezenlijke mensenrechten verstaan. Ook mensenrechten kunnen | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
afhangen van bepaalde, nog dringender, economische en sociale prioriteiten. En in die zin is het recht om voldoende te eten te hebben, om behoorlijk gekleed en gehuisvest te zijn, om werk te hebben en passende medische verzorging te krijgen, wellicht fundamenteler dan de burgerlijke, politieke en religieuze rechten van vrije meningsuiting, vrije verkiezingen en godsdienstvrijheid. Ik zou het met die redenering eens kunnen zijn, indien die burgerlijke, politieke en religieuze mensenrechten een hinderpaal waren voor de realisatie van die fundamentelere prioriteiten. Maar het wijze Chinese volk heeft juist laten blijken dat het zijn beste medewerking verleende aan campagnes van economische en sociale aard, en dat juist in die campagnes de positieve resultaten het grootst en de negatieve het kleinst waren. Uit weliswaar schaarse informatiegegevens blijkt dat juist christenen voorbeeldig aan deze campagnes deelnamen. Als dan burgerlijke, politieke en religieuze mensenrechten geen hinderpaal zijn, dan ontgaat mij de reden waarom die andere even fundamentele rechten verwaarloosd zouden moeten of mogen worden, vooral wanneer blijkt dat ook het Chinese volk die wel degelijk ten zeerste waardeert. De enige feitelijke reden waarom die rechten grotendeels aan de Chinezen ontzegd blijven, is voor en na: de partij-orthodoxie en de partijtucht. De partijleiders moedigen inderdaad het denken en spreken aan, kritiek en zelfs protest, maar altijd onder de bindende voorwaarde dat de heersende ideologische lijn gerespecteerd wordt, ondanks en zelfs ten koste van de economie. De partijlijn is absoluut, onaantastbaar, en nooit een voorwerp van onderhandeling: zij bepaalt de hele en de enige waarheid tot in het detail van het individuele, familiale, sociale, culturele, nationale en internationale leven. Volgens het Volksdagblad (feb. 1977, p. 6) is een dissident dan ook bij definitie ‘al wie er een afwijkende politieke mening op nahoudt’. De vraag die ons Westerlingen het meest interesseert, is bijzonder moeilijk te beantwoorden: wat denkt de Chinees of het Chinese volk zelf over zijn vrijheid of de beperkingen ervan? Een buitenlands journalist kan in China onmogelijk werken volgens de gebruikelijke maatstaven van het beroep. Toch sijpelden al een groot aantal feiten of feitjes door, die wijzen op het ongenoegen van de bevolking met het ondemocratisch gedrag van zijn leiders en met het gebrek aan vrijheid. De meest dramatische tekenen van verzet tegen onpopulaire regeringsmaatregelen waren o.a. de forse kritieken op de leiders gedurende de ‘Honderd bloemen’-campagne, de algemene chaos gedurende de ‘Grote Proletarische Culturele Revolutie’, de stakingen in Hangchow in de lente van 1975, de spoorwegstakingen en de rellen op het T'ien An Men plein te Peking in april 1976, toen de politie daar de kransen, ter ere van Tsjoe en-Lai neergelegd, wou verwijderen. De meest opmerkelijke uiting van dissidentie was wellicht de zogeheten Li I-che muurkrant, met de titel ‘Over socialistische democratie en Wettelijk Systeem’, die verscheen in een drukke straat van Kanton in november 1974. De auteurs benadrukten de reële behoefte aan democratisering en | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
aan gewaarborgde politieke rechten. Zij merkten op dat de politieke etikettering zo wisselend, willekeurig en opportunistisch is geweest, dat zij alle geloofwaardigheid heeft verloren. Die kritiek kan men moeilijk van de hand wijzen. Gedurende het bewind van Lin Piao en de Bende van Vier, dat naar het zeggen van Teng Hsiao-p'ing elf jaar heeft geduurd, moest het volk hun redevoeringen bestuderen, hun opvattingen aankleven, hun richtlijnen opvolgen. Er vielen daarbij talloze slachtoffers. De nieuwe leiders beweren nu dat dat allemaal verkeerd was. Vele slachtoffers werden, na jarenlang zwaar leed, thans in eer hersteld. Sommigen, die intussen aan de slechte behandelingen gestorven zijn, worden postuum gerehabiliteerd. De recente periode wordt als een bevrijding beschouwd. Waar was dan de vrijheid in die afgelopen elf jaar? De nieuwe leiders vervolgen op hun beurt de medestanders van de Bende van Vier en er vallen nieuwe slachtoffers. Tot ook zij, bij de volgende ommezwaai, in eer worden hersteld? Opiniepeilingen zijn in China niet mogelijk. Maar het volk heeft toch schokken te verduren gekregen die het niet kan ignoreren. De leiders van gisteren, die men in naam van het democratisch centralisme en van de massalijn zonder voorbehoud diende te gehoorzamen, worden thans verguisd. Twee decennia lang heeft het volk zo veel politieke kronkelingen te verwerken gehad, dat huichelen en veinzen vaak het enige overlevingsmiddel was. Mao zelfheeft ooit bekend: zij zwaaiden de rode vlag tegen de rode vlag. Sinds een paar jaar is nu een beperkte liberalisering aan de gang in onderwijs, literatuur, opera, theater, muziek, kunst, kleding en levenswijze. Er wordt ook wat vrijer gesproken en geschreven. O.i. wijst dat erop dat de Chinezen zelf zich wat minder onvrij voelen dan voorheen en dat zij wat graag van die nieuwe mogelijkheid gebruik maken. In een gesloten gemeenschap kunnen instemming en zelfs tevredenheid vrij efficiënt voorgewend worden, maar is het hek eenmaal van de dam, dan blijken ook de leden van die gemeenschap alle normale menselijke reacties te vertonen. Terecht merkte Susan L. Sheik op: ‘Het is niet alleen verwaand maar gewoon onjuist zo maar aan te nemen dat de Chinees zich niet druk zou maken over zijn individuele rechten’Ga naar voetnoot15. De Chinese Volksrepubliek kan terugblikken op een aantal indrukwekkende realisaties, vooral op economisch en sociaal vlak, die zonder een ruime en vaak ook enthousiaste medewerking van het volk niet mogelijk waren geweest. Het Chinese volk weet dit te waarderen en is er heel trots op. Sommigen voelen zich wellicht vrij in de eerder vermelde marxistische zin van het woord, maar anderen, en m.i. niet het kleinste aantal, nemen geen vrede met die marxistische interpretatie (in theorie en praktijk) en verlangen naar een ruimer soort vrijheid, die naar ik meen wel degelijk in de Chinese ‘ziel’ geworteld is. |
|