| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
M.-J. SCHEEBEN, Le mystère de l'Église et de ses Sacrements. Introduction, traduction, notes et appendices par Dom Augustin Kerkvoorde O.S.B. - 'Unam Sanctam', nr 15, Édition du Cerf, Parijs, 1946, 188 blz., Fr. 140.
Dom Kerkvoorde, die reeds door een zeer gewaardeerde Franse vertaling van Scheeben's Herrlichkeiten der göttlichen Gnade en verschillende artikelen over den groten Duitsen theoloog naam maakte, schenkt ons thans een rijk gedocumenteerde studie over Scheeben's Kerk- en Sacramentenleer, als inleiding op de vertaling van het betreffende hoofdstuk in de Mysterien des Christentums. Het opnemen ervan in de gekende reeks 'Unam Sanctam' toont een te meer dat Scheeben's diepe en oorspronkelijke gedachtengang ook voor de problematiek van onzen tijd van belang blijft. Moge de volledige vertaling der Mysterien, door schrijver aangekondigd, weldra volgen.
E. Druwé.
Comtesse Maria-Luisa FIUMI, Rita de Cascia, moniale Augustine. Vertaald uit het Italiaans door Kan. Edm. Leclef. - Paters Augustijnen, Contich, 1946, 59 blz.
Het leven van de heilige van Cascia, nog echt middeleeuws in zijn naïefextreme uitingen en tevens zo aandoenlijk menselijk, is bij ons volk nog weinig gekend. Bij de toewijding van de eerste kerk in ons land aan de H. Rita, vertaalde Kan. E. Leclef gravin Fiumi's poëtische levensschets van de heilige.
A.D.
Dr Th. VAN TICHELEN, Sint Jan Evangelist. - 't Groeit, Antwerpen, 1946, 290 blz., gen. Fr. 100, geb. Fr. 120.
De sluitband kondigt dit boek aan als het 'standaardwerk van wijlen Dr Th. Van Tichelen'. Waarschijnlijk bedoelde de uitgever: het meesterwerk van Van Tichelen, of: het standaardwerk in de volkstaal over Sint Jan. Want een meesterwerk is het als wetenschappelijk gefundeerde vulgarisatie, en het standaardwerk over de Apostel voor het brede lezerspubliek. Zowel het leven als de leer van Sint Jan werden er in verwerkt.
Zijn leven: bondig, boeiend, natuurlijk, en toch met de exactheid van een wetenschappelijke reconstructie, in het kader van zijn land en zijn tijd, weer tot het leven geroepen met het ongeëvenaarde meesterschap, waardoor Van Tichelen terecht een Europese beroemdheid verwierf; vervlochten met Jezus' openbaar leven, met de ontwikkelingsgeschiedenis van de jonge Kerk, en met de profane geschiedenis van zijn volk, één van de meest tragische en pakkende episodes uit de wereldgeschiedenis.
Zijn leer: wie beseft, wat al bijna onoverkomelijke moeilijkheden een 'volksexegese' van het Boek der Openbaringen, het Johannesevangelie en de Brieven meebrengt, zal begrijpen dat er niemand minder dan een Van Tichelen voor nodig was, om het aan te durven, voor een brede lezerskring de inhoud er van bevattelijk, aanschouwelijk en toch exact voor te stellen. Alles wat anders zo moeilijk te verklaren en met woorden weer te geven lijkt, wordt onder zijn pen eenvoudig, helder en begrijpelijk, zonder daarbij aan diepte in te boeten. Hij weet de gezegden van de Johannesschriften zo klaar te situeren, ze als het ware vanzelfsprekend uit hun kader naar voor te laten treden, dat ook de in de exegese oningewijde lezer zich niet meer verloren voelt bij het binnentreden in de wereld vol mysterie van deze boeken. Verrast, geboeid, en tevens vol dankbaarheid, om Gods gave maar ook om de inwijding hem door de schrijver geschonken, zal hij die teksten leren begrijpen, en door lezing en overweging van deze bladzijden, zich laven aan de bron van onuitputtelijk leven, die er in verborgen ligt.
A. Deblaere.
Dr J.B. VALVEKENS, O. Praem., Paulus. Zijn persoonlijkheid. Zijn brieven. - Reeks 'Tolle, lege!...', nr 8, Beyaert, Brugge, 1946, 292 blz., Fr., 130.
Een Paulus-leven schrijven is een even aantrekkelijke als afschrikwekkende onderneming. Zowel zijn persoonlijkheid als zijn schriften steken vol leven, gloed, ondoorgrondelijke diepten en onuitputtelijke rijkdom, maar geen andere ook zijn zo omstreden, verschillend beoordeeld, opgehemeld of afgebroken. Aan Paulus' leven en de exegese van zijn Brieven werd een ontzaglijke literatuur gewijd. Die te beheersen, te schiften, 'alles te onderzoeken, en het goede te bewaren', zich door persoonlijke studie een duidelijk inzicht en tevens een synthetische blik
| |
| |
over Paulus en zijn werk eigen maken, om dan dit alles opnieuw aan anderen mee te delen op een eenvoudige, boeiende en overzichtelijke wijze, kan alleen hij die van de Paulus-studie practisch een levenswerk maakt. Dr Valvekens is opgewassen voor zijn taak. In het Nederlands bezitten wij reeds het Paulus-leven door Van Tichelen, de vertaling van Holzner' groot werk en van Kan. Glorieux' boekje, alsook Prof. Keulers' Inleiding op de Paulusdelen van zijn Boeken van het Nieuwe Testament. Ziehier nu Dr Valvekens' eigen bedoeling: een voor leken leesbare, bevattelijke Inleiding te geven op de Brieven; in de reeks 'Tolle, lege!...', verschijnen een reeks H. Schriftverklaringen van bevoegde katholieke exegeten, doch Paulus' Brieven zijn zo innig met zijn leven en zijn persoon verbonden, dat ze onbegrijpelijk blijven, zo men niet de geschiedenis van de Apostel, zijn persoonlijkheid, de aanleiding tot en het ontstaan van die Brieven leert kennen: vandaar die afzonderlijke band. Deze Inleiding werd een even leesbaar als degelijk werk. Het spreekt, dat schrijver in een vulgarisatiewerk zich niet moest inlaten met de rechtvaardiging der door hem gekozen positie in menig betwist punt. Het is hier dan ook de plaats niet, om een discussie te openen over de gevallen, waarin men zou gewenst hebben dat de auteur een ander stelling zou innemen. Alleen hadden bij het begin van het boek noties als de 'inerrantie' en de 'letterlijke zin' van de H. Schrift wellicht ruimer en klaarder behandeld kunnen worden; hier worden zij enkel even aangeraakt, genoeg om de lezer tot klaar inzicht te brengen. Het Paulus-leven is in zijn werkelijkheid de boeiendste van alle romans; vooral het conflict tussen Joden-christenen en heidenchristenen, zo belangrijk voor het begrip der Brieven, is hier bevattelijk behandeld. Wij hopen dat de lezer, na het biographisch gedeelte, zich niet zal laten afschrikken
door het derde en vooral het vierde hoofdstuk, gewijd aan Paulus' denk- en schrijfwijze. Hoewel minder een persoonlijke synthese biedend, leidt schrijver ons hier, aan de hand van de beste katholieke en niet-katholieke geleerden, binnen in de wereld van Paulus' denkwijze en stijl: een zeer rijke en instructieve verhandeling, waarvan de aandachtige lezing ontzaglijk zal bijdragen tot het begrijpen van de brieven. 'Tolle, lege!... neem en lees!'
A. Deblaere.
Dr Jos. KEULERS, De boeken van het Nieuwe Testament. Deel VII: De Katholieke brieven en het Boek der Openbaring. Vertaald en uitgelegd door Jos. Keulers. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 523 blz., geb. Fr. 220.
Met dit zevende deel sluit het schoon werk van Dr Jos. Keulers waarvan de opzet was aan de Nederlandse katholieken een vertaling en verklaring van het Nieuwe Testament in eigen taal te bezorgen. Zoals de vorige delen munt ook dit uit door zijn zeer trouwe weergave van den oorspronkelijken tekst, zijn rijk gedocumenteerde inleidingen en zijn intelligente, voor een groot deel taalkundige nota's die, behendig gesteld, ook voor Grieks of Latijn onkundigen vatbaar blijken. Dat de auteur omtrent de vraag der authenticiteit doorgaans de traditionele zienswijze bijtreedt kan men hem niet euvel duiden: zijn werk is geen critische studie en hij legt trouwens eerlijk het bewijsmateriaal dat beide partijen kunnen aanbrengen, voor.
Het Nederlands lezend publiek heeft, met Dr Keulers' Nieuw Testament, niets meer te benijden aan wat verscheen als vulgariserende schriftverklaring in gelijk welk buurland.
R. Leijs.
Raoul PLUS S.J., Zó is Christus. Vertaald door C.T. - Beyaert, Brugge, 1946, 124 blz., Fr. 40.
Geen verhandeling over Jezus' persoonlijkheid maar een aanduiden van de centrale plaats die Hij innemen moet in ons geestelijk denken en leven.
Het werkje wordt gedragen door een jeugdbezieling die heel de werkzaamheid van P. Plus richt: Gods inwoning als een leven in Christus. Aanleiding ertoe was de wens van Mgr Rastioul: 'aantonen hoe men Christus kan vestigen in de geesten... en in het leven der mensen'.
In een eerste deel synthetiseert de schrijver om de ideële inhoud van de bezieling - en verbindt op die wijze onderling - de kennis van de godsdienst als Gods gave, de verschijning van Christus als offerande aan de trouw en de betekenis van de liturgische feesten van het jaar. Het tweede deel beschrijft het vitaal aspect van het leven in Christus als een deelname aan zijn goddelijk leven, aan zijn priesterschap en verlossingswerk.
Het realisme van de uiteenzetting wordt vermeerderd door verwijzingen naar de actualiteit en de bevattelijkheid van de leer en naar de concrete eis van integralisme en ingetogenheid van het leven.
Op de eerste plaats voor priesters bedoeld sluit het boek aan bij de opvatting van E.H. Aubry zoals ze ontwikkeld werd in diens werk: La méthode des études ecclésiastiques en France. De uiteenzetting zelf is zo ruim mogelijk opgevat en richt zich tot alle lezers die de nood aanvoelen om voor zichzelf en voor de anderen de eenvoudige en diepe eenheid van het
| |
| |
christendom helder en levendig uit te drukken. Vooral oudere studenten, meer vertrouwd met de Frans-literaire en humanistische achtergrond van enkele hoofdstukken zullen de Nederlandse vertaler dankbaar zijn hun in eigen, verzorgde taal dit mooi werkje toegankelijk te maken.
A. De Geyter.
Dom R. THIBAUT, L'idée maîtresse de la doctrine de Dom Marmion. -Éditions de Maredsous, 1947, 215 blz.
Niet meer van de mens maar van God uit beschouwd, grootser uitgebouwd in een verworven evenwicht en algemener door haar dogmatisch en scripturair reliëf is in de geschriften van Dom Marmion de synthese van onze goddelijke opname door Christus.
Dom Thibaut heeft opnieuw blijk gegeven van zijn diep inzicht in het werk van deze grootmeester van de spiritualiteit door zonder afwijking de logische ontwikkeling ervan te treffen en de bezieling die onverminderd elk deel doordringt. Verband en eenheid van bezieling hebben hem ertoe aangezet de doctrinale trilogie: Le Christ vie de l'âme, Le Christ dans ses mystères, Le Christ idéal du moine, achtereenvolgens in functie van de adoptatieidee te omlijnen. De schrijver heeft, geholpen door het belang van het eerste werk, het gevaar van eentonigheid en herhaling ontweken door de twee andere delen, volgens hun eigen perspectief, te doen aanleunen bij de lange ontleding die hij geeft van: Le Christ vie de l'âme.
Met de bespreking van deze drie boeken had het werk van Dom Thibaut kunnen eindigen om te voldoen aan de opzet: de lezers in te leiden tot de leer van Dom Marmion en de leidende gedachte ervan voor hen in het licht te stellen. Het was wenselijk verder te gaan en die gedachte te concretiseren door uittreksels genomen uit de brieven en de levensschets die de schrijver reeds vroeger uitgaf. Misschien doet dit iets af aan de sterk gestructureerde eenheid van de 'trilogie' maar haar levenwekkende gedachte wordt daardoor in het leven zelf tastbaar.
Een boek geschreven met een verering die telkens bijna angstvallig de nadruk legt op het belang van de leer, en met zo'n aanvoelen opgesteld dat het velen de rijkdom van de 'columbaniaanse' spiritualiteit zal doen inzien en hen tot een rechtstreeks contact met het oorspronkelijk werk zal voeren.
A. De Geyter.
A. LEMONNYER O.P., Ons goddelijk leven. - Tweede herziene druk, Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 447 blz., gen. Fr. 62, geb. Fr. 80.
Notre vie divine werd in zijn oorspronkelijke vorm algemeen geprezen en gewaardeerd, zodat deze nieuwe uitgave van de Nederlandse bewerking dient vermeld eerder dan voorgesteld.
Vertaler achtte het wijzer voor den brederen lezersgroep, dien hij wil bereiken, weg te laten wat hier niet helemaal meer aangepast leek; en de indeling van de uitgewerkte stof enigszins te wijzigen.
Rake voetnota's verklaren of commenteren, waar het pas geeft, de juiste gedachte van den schrijver. Zeer verdienstelijk is de 'Bijlage over de gaven van den H. Geest', die in deze studie normaal zijn plaats krijgt.
Ook in zijn huidige bewerking, en zelfs voor een lezer met de thomistische gedachtensfeer vertrouwd, blijft dit boek een synthese, waarop hij meermaals zal moeten terugkomen om geleidelijk aan en steeds dieper in haar rijkdom door te dringen.
J. Hoing.
E. VAN DER DONCK, Parochie liturgie. - Derde druk, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 237 blz.
Wat onze vrome middeleeuwers van de kerkramen zegden: dat zij lekenbijbels of catechismus in prenten waren, geldt ongetwijfeld en evenzeer van heel de liturgie. Welk een weelde en een schat van dogma's en geloof ligt er niet verborgen in al die riten en gebruiken van de H. Kerk. Maar wat vooral moet opgemerkt is dat de gelovigen, jong en oud, zelden aandachtiger naar iets luisteren dan naar de verklaring van die eeuwen-oude kerkelijke gebruiken. Moet daarom elke priester gaan pluizen in lijvige encyclopedieën, in archieven van geschiedenis en antiquiteiten? Neen, dit werd reeds voor hem gedaan door den schrijver. Bovendien heeft hij in alles nog met eigen ervaring en bezieling doorstraald. Praktisch en volks te zijn is zijn bedoeling geweest. Over al wat maar enigszins met parochie en liturgie in verband staat spreekt hij ons tot zelfs over het assisteren in heilige Missen, over de acoustiek van een kerk, over de geleide mis, over de bruikbaarheid van het Gregoriaans, enz. Doch vooral belangwekkend zijn de slotaantekeningen van verscheidene vooraanstaande pastoors over de verwezenlijkingen in hun parochie bereikt. Daarom alleen reeds past dit boek uitstekend op de leestafel van de parochiale geestelijkheid.
P. de Meester.
N. GOVERS C. SS. R., Conferenties over de heiliging van het huisgezin. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 588 blz., geb. Fr. 120.
Familieboeken en -brochures zijn tegen- | |
| |
woordig legio. En toch is dit boek oprecht welkom. Niet omdat het achter elkaar kan uitgelezen worden, maar omdat het een tachtigtal problemen uit het gezinsleven als gesneden brood op de leestafel brengt. Vooral op dit present ogenblik dat het familieleven tot in zijn diepste fundamenten bedreigd is, moet onafgebroken op haar redmiddelen en heiliging gewezen worden. Het gezin blijft toch de levenswortel van de mensheid, het blijft een der meest goddelijke gedachten van God, de hulp van God bij het scheppingsplan, de afschaduwing van Gods wondervolle vruchtbaarheid en liefde, de heilige tuin, waarin de bloemen voor den hemel worden gekweekt, en de veilige beschutting van alle deugden. Daarom behandelt schrijver alle mogelijke onderwerpen, die met de familie in verband staan, en o.a. zowel de voorbereiding op het huwelijk, de gemengde verkering, als de plicht van den huisvader; zowel de dreigende wolken van het gezinsleven als de vreugde, het verzet en het vertier; zowel de arbeidsplicht, de spaarzaamheid als de ontspanningen, het dansen, de mode, de ziekten en de dood. Er is haast geen probleem dat niet aangeroerd wordt en dit alles in een even klare als doorzichtige taal, met talrijke voorbeelden geïllustreerd en gebouwd op een zeer bevattelijken theologischen grondslag, als zovele kleurige diamanten uit den onvolprezen familieschat.
P. de Meester.
Maur. DE MEULEMEESTER C. SS. R., Heilig-Uurwake in aansluiting met den liturgischen jaar- en feestcyclus. Deel I: Tijdeigen, deel II: Feesteigen. - De Kinkhoren, Brugge, 1946, 375 en 245 blz., geb. Fr. 60.
Wie niet gewoon is te 'mediteren', zal met veel nut deze boekjes gebruiken en stilaan affectief leren bidden, dank zij de wijze afwisseling van vrome gedachten, aanroepingen en samenspraken. De priester die het H. Uur moet leiden, vindt hier een degelijk voorbereide en uitgewerkte stof, welke hij dan verder aan zijn concreet gehoor zal kunnen aanpassen, zoals schrijver het zelf suggereert.
J. Hoing.
Robert ERNST, Een moderne heilige, Hieronymus Jaegen. - Lannoo, Tielt (1947). 104 blz., Fr. 35.
Na een historisch-gefundeerde beschrijving van het moderne heiligen-type, dat vooral op de beleving van het dogma der H. Drievuldigheid den nadruk schijnt te leggen, geeft de schrijver een inzicht in het drukke leven van dien ingenieur en bank-bestuurder, die beheerder was van talrijke caritatieve werken en in den strijd tegen den Kulturkampf tot volksvertegenwoordiger gekozen werd. Meer dan zijn uitwendige activiteit beschrijft ons de auteur, vooral aan de hand van talrijke uittreksels uit de boeken van Jaegen, het intens gebedsleven en de hoge mystieke gaven waarmee deze heilige bankier werd begenadigd.
Het boekje verdient warme aanbeveling.
A. Boone.
Jacques BIEBUYCK, Pier Giorgio Fassati. - 1946, 55 blz., Fr. 10.
Bernard MARION, Anne-Marie Taïgi, mère de familie. - 1947, 55 blz., Fr. 10.
P. Antoine LEBRUN, Pio Perazzo, cheminot et tertiaire. - 1947, 48 blz. Fr. 10.
Coll. 'Les saints laïques', Éditions du Chant d'oiseau, Sint-Pieters-Woluwe.
Meer nog wellicht dan het Nederlandse, lijkt het Frans-lezende publiek psychologisch onbekwaam tot een ietwat langere ernstige lectuur. Een middel om het dan toch te bereiken, en, door de kennismaking met het bezielende getuigenis van moderne heiligen, de behoefte aan intenser godsdienstig leven te wekken, bestaat ongetwijfeld in het publiceren van dergelijke brochures, waar, binnen enkele bladzijden, het levendige beeld van een heilige leek, een mens die in dezelfde omstandigheden leefde als wij, geschetst wordt. Wanneer de schrijver daarbij op de hoogte is van zijn taak, krijgen wij dergelijke frisse en boeiende werkjes.
A. Deblaere.
| |
Wijsbegeerte
Dr A.G.M. VAN MELSEN, Natuurwetenschap en wijsbegeerte. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 204 blz.
De schrijver van dit ernstig boek zal het me niet kwalijk nemen, indien bij de lezing ervan de luimige verzen van den Amerikaansen professor Reginald Buller zijn te binnen gekomen. Ziehier hoe hij Einstein's theorie van de relativiteit voorstelt: 'Er was een jonge dame. Bright genaamd. - Haar snelheid was veel groter dan die van het licht. - Ze ging op zekeren dag uit - op relatieve wijze, - en kwam terug thuis den vorigen nacht. - Tot haar vrienden zei ze: - Ik heb iets
| |
| |
nieuws geleerd over de stof! - Mijn snelheid was zo groot - dat mijn gewicht geweldig toenam, - alhoewel ik in 't geheel niet dikker werd!' Deze boutade leert ons dat het gevaarlijk is wetenschappelijke theorieën om te zetten in termen van de dagelijkse ervaring; maar het is even gevaarlijk diezelfde theorieën als philosophische verklaringen te beschouwen. Aan dit gevaar ontsnappen zelfs niet de grootste natuurkundigen van onzen tijd die zich met een zekere voorliefde bewegen, buiten hun eigen vak, op het gebied der 'Popularphilosophie'. In de werken van Einstein, Eddington, Heisenberg, Planck, Jeans welke niet voor vakkundigen maar voor het 'ontwikkeld publiek' zijn bestemd, treft men de zonderlingste zgn. philosophische beschouwingen aan. Ze hebben een ware revolutie teweeg gebracht op het gebied der klassieke physica en menen te goeder trouw dat ze daarmee tevens de philosophie hebben aan het wankelen gebracht. Daar ze het physisch determinisme niet verder kunnen bepalen door de voorspelbaarheid, spreken ze over vrijen wil; daar ze physisch geen gelijktijdigheid menen te kunnen constateren liggen ze overhoop met het metaphysisch begrip van den tijd.
Het is de verdienste van dit degelijk werk het doel en de methode van de physische wetenschappen en van de philosophie duidelijk af te bakenen en de gevaarlijke verwarring tussen beiden bij vele moderne geleerden in het licht te stellen. Zeer in het bijzonder legt de schrijver er terecht den nadruk op, dat het neo-positivisme berust op een dergelijke en haast kinderachtige verwarring. Het boek veronderstelt enige wiskundige kennis, maar niet meer dan men bij een intellectueel op onze dagen mag veronderstellen. Het is het beste Nederlandse werk dat we kennen over het zo belangrijk grensgebied tussen wijsbegeerte en wetenschap.
F. De Raedemaeker.
Marcel BOLL et Jacques REINHARDT, Les étapes de la logique. - Coll. 'Que sais-je?', Les Presses Universitaires de France, Parijs, 1946, 125 blz.
De logistiek heeft de laatste jaren een zeer grote uitbreiding genomen en het is een moeilijke onderneming in een honderd twintig bladzijden er een helder inzicht van te geven. De schrijvers van dit werkje zijn er nochtans in geslaagd, alhoewel zij natuurlijk tal van aspecten van de logistiek - voornamelijk de meest ingewikkelde - totaal hebben moeten verwaarlozen. Zij zijn er ongelukkig van overtuigd dat de logistiek het bewijs zou leveren van de philosophische veronderstellingen van het neo-positivisme, hetgeen volstrekt niet het geval is. Ook is hun misprijzen voor de klassieke logica geheel misplaatst, daar zelfs de allereerste uitspraak van de logistiek de regelen van die logica veronderstelt. Zoals W. Burkamp terecht zegt: 'Die ganze Logik ist in jedem anderen Axiomensystem mindestens stillschweigend vorausgesetzt' (Wirklichkeit und Sinn, II, blz. 238).
F. De Raedemaeker.
Henry N. WIEMAN, The source of human good. - The University of Chicago Press, Chicago, 1946, 312 blz., $3,50.
De ethiek van Prof. Wieman is gebaseerd op naturalistischen grondslag en ziet de essentie van het goede in deze menselijke handelingen die de menselijke samenleving tot een hogere volmaaktheid brengen. De historische ontwikkeling naar een steeds meer menswaardig samenleven wordt bepaald door het 'creative event', de scheppende daad of gebeurtenis die nieuwe mogelijkheden openbaart voor de ontplooiing van de schoonheid, de waarheid, de kennis, de moraal, den godsdienst, m.e.w. van de menselijke waarden. De godsdienstige termen worden door den schrijver in zuiver natuurlijken zin begrepen. Zo betekent 'verlossing' voor hem niets anders dan een meer menselijk en dieper samenleven op aarde. Het beslissend 'creative event', tenminste voor onze beschaving, was de verschijning van Christus te midden van de apostelen. Zijn aanwezigheid bracht in hun zielen een totale ommekeer teweeg waardoor de verhouding van mens tot mens geheel gewijzigd werd in den zin van onderling begrip, van menselijke sympathie en wederzijdse liefde. Iets is goed, niet in de mate dat het als goed bedoeld wordt, maar in de mate dat het wordt teweeggebracht door een 'creative event', door een openbreken van de egoïstisch in zichzelf gesloten ziel en de nieuwe scheppende, menselijke betrekkingen die daardoor tot stand komen. Het is de overtuiging van den schrijver dat het menselijk goede of de 'qualitative meaning', door het 'creative event' tot stand gebracht, steeds is aangegroeid, en niettegenstaande oorlogen en tijdelijken achteruitgang zich steeds zal ontwikkelen in de richting van een overigens onbereikbaar ideaal, van het Rijk Gods op aarde.
Dit boek bevat vele interessante beschouwingen over allerlei morele problemen en het getuigt van een welmenend en open geest. Maar de grondstelling kan ons niet voldoen om een dubbele reden. Ten eerste schijnt ons het begrip 'creative event' niet in staat om rekenschap te geven van het zedelijk goede. De laatste vraag wordt zelfs niet gesteld: Wanneer
| |
| |
en waarom is zulk 'event' zedelijk goed? En deze vraag wordt o.i. niet gesteld door een gemis aan metaphysisch inzicht in het ethisch probleem. Ten tweede wordt de ethische thesis voortdurend vermengd met een zekere philosophie van den godsdienst volgens welke de dogmen van het Christendom enkel symbolen zijn van natuurlijk-morele beginselen. Zo wordt b.v. Christus gedefinieerd als 'the domination by the creative event over the life of man in a fellowship made continuous in history' (blz. 269). Zulke analogieën tussen de continuïteit van het 'corpus mysticum', en de ethische strevingen van den mens werpen geen licht noch op het wezen van Christus, noch op het wezen van de ethiek. Morele problemen moeten met morele begrippen worden opgelost en het brengt geen opheldering wanneer men het 'creative event' waarop men al het menselijk goede laat rusten Christus of God noemt. Het essentieel probleem dat zich, in de ethiek, aan het menselijk verstand opdringt is: waarom en wanneer wordt een menselijke handeling of betrachting goed genoemd? Hierop geeft dit overigens interessante boek geen voldoening schenkend antwoord.
F. De Raedemaeker.
Jean MALLINGER, Les secrets ésotériques dans Plutarque. - Éditions Niclaus, Parijs, Van de Graaf, Brussel, 1946, 114 blz.
De schrijver verzamelt in dit boek enkele minder gekende aspecten van het leven en het werk van den Wijze van Chaironea. Het zijn uitsluitend de esoterische leerstellingen van den schrijver der beroemde parallele levensbeschrijvingen, die tevens priester te Delphi was, die hier worden besproken en a.h.w. in een christelijken geest geïnterpreteerd. Achtereenvolgens worden besproken: het geheim van het levend vuur, het geheim van de levende standbeelden, de cosmographie van den geheimzinnigen Erythreeër, de geheimen van den Hadès, de geheimen van den Wijze. Heel deze occulte wetenschap schijnt ons tamelijk naïef en soms zelfs belachelijk, vol pseudo-philosophie en bijgeloof. Maar we moeten den schrijver danken omdat hij vooral tracht de edele algemeen-menselijke moraal te beklemtonen waardoor Ploutarchos boven de superstities van zijn tijd verre uitstak, en als een wegbereider was die de heidense ziel toegankelijk maakte voor het Christendom.
F. De Raedemaeker.
Jean MALLINGER, Pythagore et les mystères. - Éditions Niclaus, Parijs, Van de Graaf, Brussel, 1944, 175 blz.
Op bladzijde 466 van dezen jaargang van Streven bespraken we, van denzelfden schrijver de Notes sur les secrets ésotériques des pythagoriciens. In Pythagore et les mystères, twee jaar vroeger verschenen, geeft de schrijver een volledige en systematische uiteenzetting van de geheime leer der Pythagoreeërs. Over de philosophische leer der getallen wordt zeer weinig gezegd. De aandacht van den schrijver is geheel gevestigd op de zedelijke en godsdienstige theorieën en gebruiken van de secte. In het eerste deel: La légende et l'histoire verzamelt hij al de gegevens die we bezitten over het leven en de school van Pythagoras. Hierbij wordt niet de maatstaf van de kritiek aangelegd, maar die van de bewondering en de verering van den Wijze van Samos. In het tweede deel worden de Mystères Pythagoriciens behandeld. De schrijver ziet in de pythagorische sekte als een synthese van de verschillende mysteriegodsdiensten van de oudheid, waarvan hij een korte beschrijving geeft. We menen echter dat het pythagorisme, alhoewel een min of meer geheime sekte, toch geen eigenlijke 'mysteriegodsdienst' inhield. Het was een school voor intellectuele en zedelijke training, zonder eigenlijke kultus van een bepaalde godheid, hetgeen, zoals de schrijver zelf opmerkt (blz. 94), de universaliteit van de sekte mogelijk heeft gemaakt. Zeer duidelijk behandelt hij de pythagorische liturgie en de verschillende graden van initiatie: de acousmatici, de mathematici, de sebastikoi en de politikoi.
F. De Raedemaeker.
Prof. Dr Rudolf ALLERS, Zelfverbetering. Vertaald uit het Engelsch door Ad. Vorstman. - Nederland's Boekhuis, Tilburg, Boekuil en Karveeluitgaven, Antwerpen, z.j. (1945), 302 blz., geb. Fr. 92.
Dit is een prachtig boek dat we vooral aan alle opvoeders warm aanbevelen. Het is gebaseerd enerzijds op een door en door gezonde, christelijke levensopvatting en anderzijds op een jarenlange ervaring in de practische opvoedkunde. Hoe kunnen we betere mensen worden? Hoe kunnen we de moeilijkheden, grote en kleine, overwinnen die we dagelijks in ons werk, in onze betrekkingen tot de anderen, in ons godsdienstig leven tegenkomen overwinnen? De vele problemen van psychologischen, karakterologischen en algemeen menselijken aard die hiermee verbonden zijn worden door Prof. Allers met grote kennis van zaken en een grote helderheid behandeld, zodat zijn boek door ieder gewoon ontwikkelde met belangstelling en met vrucht zal gelezen worden.
F. De Raedemaeker.
| |
| |
Marcel en André BOLL, L'élite de demain. Pour une culture objective au service des hommes. - Coll. 'Science et Humanité', Éditions 'Edifi', Brussel, 1946, 329 blz.
Een mooie titel, maar een triestig boek! De schrijvers zijn er van overtuigd dat de elite van morgen zich moet los maken van elke 'subjectiviteit', van het racisme, het marxisme, het christendom, het existentialisme, en zelfs van elke philosophie en metaphysiek. Deze elite zal zich laven aan de zuivere bronnen van de positieve wetenschappen: de natuurwetenschappen, de karakterkunde en de sociologie. Weg met de litteraire vorming die het verstand benevelt door de lege verzen en volzinnen van Vergilius en van Cicero welke niet kunnen getoetst worden aan de wetten van de logistiek. Geen of weinig boeken meer. De leerlingen, ook in het middelbaar onderwijs, zullen naar school komen met karton, schaar, duimspijkertjes, kleefstof en decimeter: deze nuttige en exacte voorwerpen zullen Horatius, Racine en Victor Hugo, nebuleuze geesten, voordelig vervangen. Men vergete vooral niet aan de toekomstige elite goocheltoeren te leren: 'Son étude (de la prestidigitation) devrait avoir partout sa place, ne serait-ce que “pour nous libérer de notre naïve croyance au miracle”' (blz. 121). Deze kunst biedt overigens nog tal van andere voordelen: o.m. handigheid, scherpzinnigheid en kritischen zin. De echt positieve, wetenschappelijke opvoeding zal diezelfde elite de 'wetenschappelijke deugden' bijbrengen; deze zijn talrijk, zoals Albert Bayet het heeft bewezen. Ik vernoem alleen: de eenheid door de wetenschap onder de mensen tot stand gebracht (sic); de eerbied voor de vrijheid en het denken van de anderen; de gewoonte de zaken te zien zoals ze zijn, en niet zoals men ze zou wensen (blz. 141). Van deze twee laatste wetenschappelijke deugden leveren de schrijvers een treffend bewijs op bladzijde 283 waar textueel te lezen staat: 'En 1891, Léon XIII s'est affirmé un défenseur intransigeant de la propriété privée et n'indiquait, comme remède
à l'antique conflit des pauvres et des riches, que l'inspiration à, ces derniers de la' salutaire' pensée des supplices éternels, sans avoir pour si peu l'obligation de rien retrancher à, ce que' les convenances ou la bienséance' imposent à leur personnes'. We hebben ongelukkig alleen een 'litteraire', geen 'wetenschappelijke' opvoeding genoten, en we dachten dat Leo XIII Rerum Novarum had geschreven om aan te tonen welke de taak is van de Kerk, van den Staat en van de sociale organisaties om een eind te maken aan de 'onverdiende ellende' van de arbeidende massa. Had men ons goocheltoeren geleerd, dan zouden we wellicht er in gevonden hebben wat de schrijvers er hier van zeggen.
Het is een bedroevend feit te moeten constateren met welke lichtzinnige onwetendheid sommige anti-katholieke of a-katholieke schrijvers dingen behandelen die wij terecht voor waar en heilig houden. En wat nog bedroevender is, is het feit dat de onnauwkeurigheden, de patente onwaarheden die ze ten beste geven hun roem van geleerde of goed ingelichte of betrouwbare schrijvers niet schijnen te verminderen. Zo kan een Koestier aan den katholieken 'bisschof' Dietrich von Nieheim - die geen bisschop was - de opinie toeschrijven, dat het doel de middelen wettigt en verwijzen naar zijn boek De schismate, waarin, evenmin als in zijn andere schriften, deze opinie in de verste verte niet te vinden is - hoevelen zullen het Koestier kwalijk nemen, of ook maar vermoeden dat hij, in de gunstigste hypothese, zich vergist heeft of bedrogen werd? Wat te denken over de objectiviteit van al zijn overige informaties indien hij, zonder zelf te controleren, zulk een beschuldiging, en dan nog wel als inleiding tot een hoofdstuk van zijn Darkness at night publiek maakt? En wat te denken van de duizenden die naar Koestier geluisterd hebben als naar een orakel?
L'élite de demain zal waarschijnlijk niet zoveel ophef maken als de geschiedenis van Roebasjow, maar het getuigt van dezelfde subjectiviteit en onwetenschappelijkheid waar het gaat over de christelijke waarden, zonder welke het herstel van onze geschokte kuituur een hopeloze onderneming is.
F. De Raedemaeker.
Émile BANNING, Réflexions morales et politiques. Introduction du comte Louis de Lichtervelde. - 'Études et essais politiques', collection du baron Pierre Nothomb, Éditions Universitaires, Les Presses de Belgique, Brussel, 1946, 244 blz.
Emile Banning (1836-1898), raadgever van Leopold II en van vele ministers en diplomaten, politiek denker en intellectueel van hetgeen men noemen kan de liberale periode in onze geschiedenis liet een zeker aantal Réflexions na, die na zijn dood verschenen en nu opnieuw worden uitgegeven met een inleiding van den bekenden historicus Louis de Lichtervelde. Deze Réflexions worden ingedeeld onder de titels: politiek, moraal, philosophie, godsdienst. In de politiek blijkt hij een vurig aanhanger te zijn van de constitutionele monarchie, maar een niet minder vinnig beknibbelaar van het parlementair stelsel hetwelk, volgens hem, noodzakelijkerwijze er toe strekt het koninklijk
| |
| |
gezag te ondermijnen en den Staat door steriele discussies te verzwakken. 'Le gouvernement parlementaire est condamné, schrijft hij, par l'expérience de ce siècle. Il a mis lui-même au monde, dans l'âpreté de ses disputes, l'héritier qui doit l'ensevelir: le suffrage universel'.
Katholiek grootgebracht verloor hij vrij vroeg het geloof, maar bleef een overtuigd spiritualist. Met het rationalisme en het positivisme dat in zijn tijd opgeld deed, kon hij geen vrede nemen. Het bestaan van God drong zich aan hem op ('Dieu, pensée de partout; Dieu, pensée de toujours!') en alhoewel hij het katholiek dogmatisch geloof niet meer expliciet aanvaardde, toch leefde hij nog geestelijk van de waarheid die hij in zijn jeugd had beleden, zoals blijkt uit de laatste bladzijden - ietwat romantisch getint - over Christus: 'Jésus est le soleil des âmes, le centre d'attraction d'un Système moral qui vaut bien les magnificences du monde planétaire...'
F. De Raedemaeker.
André ULMANN, L'humanisme au XXe siècle. - 'Les jeunes humanistes', Éditions 'A l'Enfant Poète', Parijs, 1946, 199 blz.
Nog een boek over het humanisme, met, zoals het hoort, het motto van Pythagoras: De mens is de maat van alle dingen. Het bestaat uit een kort essai over het humanisme, dat eigenlijk slechts als een inleiding bedoeld is tot een bloemlezing van teksten. In het essai verdedigt de schrijver een humanisme dat op geen enkel dogma of a priori gevestigd is, en zich voedt aan de concrete ervaringen van de vele, tot elkaar onherleidbare mensen. Het is geen doctrine maar 'une attitude qui rapporte aux hommes ce qui leur revient dans le monde, aux hommes réels (non à, je ne sais quel homme abstrait, encore une fois), aux hommes placés dans le monde réel, avec ses conditions économiques, sociales, politiques, morales' (blz. 17). Er wordt dus wel een zeer aards humanisme bedoeld, een humanisme dat niets verkeerds inhoudt, maar onvolledig is. Hetzelfde blijkt uit de bloemlezing. De teksten zijn ingedeeld onder de titels: 'Puissance de l'homme et recherche de la liberté; L'homme et les hommes; L'homme et l'histoire; L'homme et la connaissance; L'homme et le monde; L'homme et la vertu; L'homme, l'art et la culture'. Een afdeling - en de voornaamste: 'L'homme et Dieu' - ontbreekt. Hierdoor mist deze anthologie - niettegenstaande één tekst van Augustinus - den drang naar het bovenmenselijke die de diepste kern uitmaakt van het wezen van den mens.
F. De Raedemaeker.
J.-D. ROBERT O.P., L'existentialisme. Espoirs et craintes. - 'Études religieuses', nr 601, La Pensée Catholique. Luik, 1947, 18 blz., Fr. 6.
Stilaan blijkt er onder de traditioneel georiënteerde philosofen een 'opinio communis' te worden gevormd. Men zou ze wellicht als volgt kunnen formuleren: het existentialisme kan goede diensten bewijzen met de metaphysiek uit het zuiver, abstract notionele te redden (Suarez, Wolff), maar op zichzelf is het onvoldoende om een ware metaphysiek te funderen welke niet alleen het menselijk zijnde, maar alle zijnde rationeel doorgrondt. Dit wordt in deze brochure op een heldere en door iedereen verstaanbare wijze uiteengezet.
F. De Raedemaeker.
J.H. NEWMAN, De droom van Gerontius. Vertaald door Elckerlyc. - 'Oude munten', De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1947, 54 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23.
Blaise PASCAL, Gedachten over den mensch en zijn leven. Vertaald en ingeleid door Dr Jan Vercammen. - Zelfde reeks, 1947, 52 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23.
J.H. NEWMAN, Zelfkennis, II. Vertaald en ingeleid door Dr R.M.S. van den Raevensbusch. - Zelfde reeks, 1947, 73 blz., gen. Fr. 15, geb. Fr. 23.
MONTAIGNE, Over de vriendschap, over de eenzaamheid. - Vertaald en ingeleid door Dr Jan Vercammen. - Zelfde reeks, 2e druk, 1947, 53 blz., ingen Fr. 15, geb. Fr. 23.
De reeks 'Oude munten' die door de kritiek zo gunstig werd onthaald (cf. Streven, XIII (1945-1946), blz. 66) wordt voortgezet door drie deeltjes (het vierde is een tweede druk) die getuigen van een bijzonder goeden, aristocratischen smaak. Newman leidt ons binnen in het mysterie van den dood en van het eeuwige leven (De droom van Gerontius) en in de diepe en toch eenvoudige religieuze bezinning (Zelfkennis, II). 'Wie zulke stem volgt, zegt de inleider terecht, komt niet bedrogen uit; wie zulken gids kiest, moet hem nooit verwijten dat hij, die een landschap vol licht voorspelde, leidde naar zonnelooze steppe'. Persoonlijk missen we nochtans, in dit tweede deeltje, enkele dier bijzonder mooie bladzijden waarin Newman spreekt over de kennis die we kunnen hebben van het bovenzinnelijke en het bovennatuurlijke en die behoren tot de schoonste en hoogste religieuze literatuur.
Uit de Pensées van Pascal heeft Dr Vercammen een tachtig gedachten gekozen. Hij werd vooral bekoord door de 'pensées'
| |
| |
met zuiver psychologischen inslag en heeft hiervan een soepele vertaling gegeven. Men kan ze gerust vergelijken met die van C. Serrurier in De Pensées van Pascal. Ook, als eerste kennismaking met den groten leerling van Port-Royal, is de korte inleiding voortreffelijk.
We wensen deze nieuwe 'Oude munten' het verdiende succes toe.
F. De Raedemaeker.
| |
Taal- en letterkunde
Elizabeth GOUDGE, Het land van de groene Dolfijn. Deel I: De twee eilanden; deel II: Het einde der wereld. Vertaling van Pierre H. Dubois. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1946, 364 en 282 blz.
'Dat een man die naar de Nieuwe Wereld getrokken is, na verloop van jaren naar huis schrijft om een bruid en dan de verkeerde krijgt, omdat hij haar naam met dien van haar zuster heeft verwisseld, mag de lezer hoogst onwaarschijnlijk voorkomen, toch is het gebeurd. En ook in werkelijkheid hield die man zijn mond over zijn vergissing en slaagde hij erin een goed huwelijk tot stand te brengen.' Zo resumeert de schrijfster haar boek. Doch, evenmin als de avontuurlijke en enigszins grillige gebeurtenissen die aan het geheel een sprookjesachtig charme geven, is dàt de hoofdzaak. Het thema dat de auteur op dit stramien borduurt met een echt vrouwelijke sensibiliteit en een kinderlijk-dichterlijke vreugde om het schone en het zuivere is dat van Augustinus' onrust: 'irrequietum est cor nostrum.' De onrust van den zwerver, van den minnaar en van den heilige. Iets van dat alles, ook van het heilige, hebben al de personages van het boek, zij het dan in zeer verscheidene vormen.
Vooral is daar Margaretha: het kleine meisje vooreerst, dat op haar borduurdoek de spreuk tekent: 'Het zij zo in den naam van God'; de eenzame vrouw, die ervaart dat Gods lankmoedigheid zo groot is, dat wanneer wij tenslotte aan Zijn voeten neerknielen. Hij er zich geen zorgen over maakt hoe wij daar kwamen; de kloosterzuster tenslotte, die uit de ballingschap naar haar eiland terugkeert, en in het beleven van die kleine vreugde, bewust wordt hoe gelukkig haar leven als kind was, en hoe zij als vrouw, die doorheen de duisternis God heeft gevonden, nog veel gelukkiger is.
Ook in William, den zwerver, leeft het heilige, wanneer hij de keuze doet die heel zijn huwelijksleven beheersen en tenslotte tot een geslaagde onderneming opvoeren zal, nl. van 'door de kracht van het geloof', in haast bovenmenselijke, ononderbroken en nederige zelfverloochening zijn trotse vrouw te redden van den ondergang.
Zelfs in Marianne, in haar levenslange, trotse strijd voor de liefde van haar man, die daarvoor tevergeefs alles probeert, tot ze in het offer van haar gebroken trots om haar miskende liefde, den sleutel vindt 'van de deur, die haar toegang zou verlenen tot het andere land' en pas hierdoor de liefde ontdekt.
We vinden het in de spottende Tai Haruru, die aanvankelijk als godsdienst alleen maar een diep-beleefde eerbied voor alle leven kent, doch naderhand, bij de liefde voor een vrouw en de offerdood van een predikant, plotseling aan een onstoffelijke ziel en aan een persoonlijke God moet geloven.
Het leeft in de sprookjes-kapitein O'Hara, die bulderend schreeuwt dat hij met God om zijn bestaan wil worstelen. 'Zijn God sprak met de stem van wind en water, troonde tussen de sneeuw, gekroond met sterren, en als men knielde tussen het opschietende koren, tussen de bloemen en het gras, dan kon men den zoom van zijn kleed raken.'
God wandelt doorheen al de wijdse ruimten van dit boek. Wel is het ook de God van den pantheïst, van den protestant en den zeeman, van het kind of de heidense Maori, maar vooral is het de God van de katholieke Margaretha, die na lange zwerftochten de vervulling wordt van den drang naar liefde, die toch eiken zwerver, minnaar en heilige beweegt.
A. Boone.
Pearl S. BUCK, De moeder. Bewerkt door Bep Zody. - J.H. Gottmer, Haarlem, z.j. (1946), 264 blz., geb. Fl. 4,50.
Weinig romans worden zo veelzeggend en zo bondig geresumeerd door hun titel als De moeder van Pearl Buck. Heel z'n grootheid ontleent dit werk aan het moederschap van een onbeduidende, anonieme Chinese boerenvrouw, wier enige naam en enige hoedanigheid is: moeder te zijn.
Terwijl P. Buck de gloed van het moederschap penseelde met een weelde van kleuren, hield ze de achtergrond van gebeurtenissen en omstandigheden zo grijs mogelijk. Een korte inhoud van het boek zou dan ook de indruk geven dat het hier een banale roman geldt, één uit de duizend andere. Daarom werden liever een paar letterlijke citaten aangehaald. Ze hebben
| |
| |
betrekking op 'de moeder' toen ze nog als jong meisje in het vaderlijk huis verbleef, waar ze de oudste was van een hele rij kinderen. Beter dan een résumé het zou kunnen, zullen ze de psychologische intensiteit laten aanvoelen die heel het werk door crescendo blijft gaan.
'Er was altijd iets in hun kinderlijkheid dat haar hart verteederde, en menig keer tilde zij een kind op, hetzij uit haar eigen huis of uit dat van een buurman, en drukte het tegen zich aan en besnuffelde en streelde het, zoolang het zich dit liet welgevallen, want het was haar een hartstochtelijk genoegen een kind tegen zich aan te voelen, ofschoon zij niet wist waarom.
'En evenzo trok haar alles aan wat jong en afhankelijk van haar was. In de lente hield zij van de jonge kuikentjes en eendjes die uit den dop kwamen, en wanneer een hen haar nest om de een of andere reden verliet, terwijl de eieren half uitgebroeid waren, was zij het, die de eieren meenam, een zak maakte en die tegen haar warme lichaam aan droeg en licht en voorzichtig liep totdat de kuikentjes uit den dop waren gekropen.'...
...'Toen het jonge meisje zag hoe hongerig hij (een baby uit de buurt) was ging zij, gedreven door een vagen, fellen hartstocht, dien zij niet begreep, doch door haar bloed voelde jagen, haar kamer binnen, deed de deur stevig dicht en daar maakte zij met bevende handen haar jas los en legde het kind aan haar eigen kleine borst en het greep er gretig naar en zoog er hard aan. En terwijl zij op het kindergezichtje neerkeek, voelde zij een beroering in haar bloed, waarvan zij nooit had gedroomd, de tranen sprongen haar in de oogen en klanken kwamen op haar lippen, gebroken klanken die geen woorden waren, en zij hield hem tegen zich aangeklemd en wist niet wat het was dat zij in haar binnenste voelde stormen, zwaar en smachtend en hartstochtelijk, grooter dan het kind dat zij vasthield, sterker dan zijzelf.'
Deze psychologische diepte, samen met de meesterlijke uitbeelding van het Chinese landleven, maken van dit boek reeds een groot literair werk. Daarenboven bezit het een eenheid van structuur die tot het einde toe volgehouden wordt. Wanneer namelijk de moeder op het einde van het boek heel haar moeder-zijn zal verloren hebben: de vader van haar kinderen - die haar verliet, aangezogen door het avontuur van de grootstad, - haar eer, haar blinde dochter, waarvan ze hield zoals alleen een moeder houden kan van een gebrekkig kind, en ten slotte haar jongste zoon, haar lieveling, gefusilleerd als staatsgevaarlijk kommunist, dan is het opnieuw het moederschap, niet haar eigen moederschap, maar dat van haar eindelijk vruchtbaar geworden schoondochter, dat opnieuw een zin zal geven aan haar verder bestaan. Kan de ontknoping van een tragedie wel inniger verbonden zijn met de tragedie zelf?
Uit het oogpunt van de moraal schuilt er in dit werk een dubbel gevaar.
Het eerste is het te oermenselijke van de personages, vooral van de hoofdpersonage. Zowel het goed als het kwade laat P. Buck uitsluitend groeien uit gezonde oerkracht: geen enkel personage laat ze het determinisme van zijn temperament ontstijgen.
Dit eerste tekort zou toch geen voldoende reden zijn om het boek als direct gevaarlijk te bestempelen.
Het tweede gevaar, veel onmiddellijker dan het eerste, ligt in de, weliswaar meesterlijke, ontleding van de dwang der zinnelijke drift, die vooral in één scène wat te sterk beschreven wordt. Deze scène alleen is voldoende om het boek ongeschikt te maken voor onvolwassenen en niet gevormde karakters, en om trouwens in het algemeen een voorbehoud te wettigen. De volle diepte van het boek zal daarenboven toch alleen door rijpere lezers geapprecieerd worden.
De bewerking van Bep Zody is onberispelijk.
M. Huybens.
Frank VALKENIER, Getijden van het Hart. - Het Spectrum, Brussel, 1947. 57 blz.
Het dichterschap van Frank Valkenier kan moeilijk omschreven worden. Hij bezingt de liefde, die leven en sterven doet en den dood overwint:
Peil diep! den dood voorbij begint het leven
Hij doet het als een middeleeuws minnezanger; met een lyrische inspiratie die altijd de ballade nabij komt of een anderen vorm van gevleugelde epiek; landelijk en precieus, symbolisch verdromend met een teer genot; in een verscheidenheid van versmaat en beweging, eerder zangerig dan plastisch.
Frank Valkenier tast, als dichter, nog in het onzekere. Hij vond nog niet precies den eigen toon; - heel veel verzen, onrijp voor de inspiratie, blijven slordig in de vormgeving; - heel veel motieven tekenen zich, in de wazige nevel, niet scherp genoeg af; - de beste stukken zijn de kortere, bekoorlijk in den fijn verzorgden val van muzikale woorden, onnavolgbaar innig en revelerend. Dit bij voorbeeld:
| |
| |
De vogels doen hun eerste vluchten,
Reeds trekt de zomer van ons heen.
De wind speelt hoger in de luchten,
Zingend altoos, altoos alleen.
't Leven keert in tot de gehuchten.
Groen mos hecht zich aan hout en steen.
Een late zon rijpt nog de vruchten,
Gulden en rood. Ik pluk er geen.
Ik ben ontdaan tot op het been
Van vluchtigheên, en zonder zuchten
En zonder vruchteloos geween
Zie ik den milden zomer vluchten.
Diep in mij rijpen uwe vruchten,
Gulden en rood, gelijk voorheen (blz. 27).
Em. Janssen.
Pieter VAN DER MEER DE WALCHEREN, Menschen en God. Deel II, 1929-1935. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1946, 343 blz.
In dit nieuwe boek, een vervolg op Mijn dagboek en op Menschen en God, I, verhaalt de auteur zijn leven van 1929 tot 1935. Zijn arbeid te Parijs, als beheerder van de uitgeverij Desclée De Brouwer; zijn bedevaarten en reizen naar La Salette en naar Rome; de religieuze roeping van zijn dochter en het afsterven van zijn zoon; zijn eigen Benediktijnernoviciaat te Oosterhout terwijl zijn vrouw te Solesmes was ingetreden, tot beiden in de wereld elkander weer ontmoetten.
Het bewogen en gezegende leven, in de meest interessante katholieke kringen van Frankrijk en Nederland, van een licht onrustig mens, licht dweepzuchtig, maar vol van God en van naastenliefde. Ontmoetingen en verwikkelingen, pogingen en ontgoocheling, dolenden en geredden, verrassingen en vertrouwen; het onbevangene levensverhaal van den mens wiens bijzondere genade het is mensen tot zich te trekken, hen te richten en te bezielen, hen hoog op te voeren: een levensverhaal dat de bekoorlijke en zuiverende macht van het leven bewaart, en waardoor de auteur, bij veel mensen die hem nooit zouden ontmoeten, uitwerkt wat hij bij zijn vrienden reeds uitwerkte. Een warm getuigenis; als was de man ons aanwezig.
Em. Janssen.
Gunnar GUNNARSON, Oiseaux noirs. Traduit par J. Dorende. - La Sixaine, 1947, 261 blz.
Het is heel moeilijk dit meesterwerk van den Zweedsen kunstenaar samen te vatten. De protestantse kapelaan Eiulvur Kolbeinsson ziet in den dood van zijn enigen zoon Hilarius de goddelijke straf, omdat hij eens twee moordenaars, Bjarni en Steinmun, hun schuld deed bekennen. Het geval van Bjarni en Steinmun, in het begin met veel andere ervaringen vermengd, langzaam losgemaakt en adembenemend: het grijpt ons aan met een warreling van indrukken, gedachten, flitsen en slagen. Hoe de liefde mensen beheersen kan, verblinden, dwingen; hoe schuldigen-aan-een-moord zich groter en vromer voordoen dan hun zelfgenoegzame aanklagers en rechters; hoe schuld en boete, lotsbestemming en ongeluk bij de mensen zijn vervlochten; hoe de kwade geesten, als zwarte vogels tegen een rotswand (cf. blz. 56-57), hemel en horizon steeds doorkruisen...: een wereld van laffen, vromen, machthebbers, schuldigen en groothartigen! een somber religieus uitspansel, met een oudtestamentischen God-van-verschrikking! een calvinistische godsdienstigheid, levend van schuldbewustzijn en ontzag!... Gevormde en ontwikkelde lezers zullen aan dit machtige en aangrijpende boek (een der donkerste die wij ooit lazen) veel hebben; anderen lezen zich vast in de verwarrende onzekerheid.
Em. Janssen.
Marc ALDANOV, Pour une terre charnelle (For Thee the Best). Traduit de l'anglais et préfacé par Fr. Weyergans. - La Sixaine, Brussel, s.a., 191 blz.
Buitengewoon vaardig, suggestief, penetrerend en symbolisch stelt de Russische auteur Aldanov, in een Engelsen roman, de laatste vijf levensjaren van Lord Byron voor (1819-1824): te Venetië, bij Lord Castlereagh, bij den Tsaar, te Verona, eindelijk te Missilonghi waar hij sterven zal. Een beeld van Europa-na-Napoleon, waarvan de vorsten en groten elkander eens te meer hebben gevonden, en waar onweerstaanbaar de romantische drang doorheen vaart: idealisme en verdwazing door elkander, avontuurlijkheid en heldhaftigheid, een religieuze mildheid en offergeest tegenover een onbesuisde, een dolle bandeloosheid. Een beeld ook van den beruchten dichter: zijn laatste dolen; tot hij den soldatendienst vindt en den dood.
Met een verbazend talent geschreven, veelzijdig en toch penetrerend, realistisch en dichterlijk, mocht deze roman wel meesterlijk heten. Maar de auteur lijkt geen vaderland of geen religieuze overtuiging te bezitten, en een cosmopolitisch indifferentisme ontneemt, aan een kunstwerk, den onontbeerlijken vasten grondslag.
Em. Janssen.
Henrik PONTOPPIDAN, Jonge liefde. Uit het Deensch vertaald door Bertha Wolterson. - De Feniks XIII, 5. Het Kompas, Antwerpen, 1947. 223 blz.
| |
| |
Henrik Pontoppidan schrijft herinneringen. Zo schetst hij aangrijpende taferelen en typeert heel knap. Aangenaam causeur en begaafd kenner van mensen, vermengt hij het tragische met het idyllische; met de aandacht het meest op elke jonge liefde gevestigd, vooral die van het meisje. De nogal zwoele sfeer wordt door geen dieper liggenden ernst goed gemaakt, en elk van de twee hier opgenomen stukken is te los gecomponeerd om voor een meesterwerk door te gaan. Werken als dit bleven even goed (of beter) niet vertaald.
Em. Janssen.
Lode CANTENS, De kathedraalbouwer. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 255 blz., gen. Fr. 75, geb. Fr. 95.
Omheen het bouwen van de Antwerpse kathedraal heeft de auteur een geschiedenis gefantaseerd van liefde en haat, belagen en vergeven, vernielen en bouwen, strijden en zich verzoenen. Bollaert, de zoon van den soldaat, verloochent het haten; Peter Appelmans bemint en vergeeft heldhaftig; Jan Tack, zijn rivaal, geeft zich gewonnen... Een verhaal uit de woelige en duistere vijftiende eeuw, uit het oude Antwerpen; fors en tragisch, ontzettend bijna door zijn schrille tegenstellingen, maar niet breed, rustig, vol van een ruime menselijkheid. Lode Cantens kan sterk suggereren en haast bezwerend oproepen; hij mist, voor den historischen roman, de veelzijdige eruditie, de veelvuldige belangstelling. Hij vermag het niet verscheidene taferelen bont te stofferen; hij bezit het rustig gemoed niet dat, zonder een begin van dweepzucht, de gestalten groot en mild, als uit zichzelf kan doen leven.
Hij schreef een goed boek, taalkundig en stylistisch verbeterbaar, stellig aan te bevelen; maar het epos nog niet van de Antwerpse kathedraal.
Em. Janssen.
Fr. VAN MECHELEN, De Zonnedronken ruiter. - De Zonnewijzer, Turnhout, z.j., 104 blz., gen. Fr. 51, geb. Fr. 85.
Jonker Boudewijn van Kruisberg, een gevangene onder Alva en na korten tijd een terechtgestelde, zou, in de laatste veertien dagen voor zijn dood, liefdebrieven geschreven hebben aan Jonkvrouw Godelieve van Molenven. Hier zijn ze, gebundeld.
Achter dien transparanten sluier, wil de auteur een peilen in de liefde verbergen-en-vertonen: de liefde van man tot vrouw, langzaam zuiverder en groter, en rijpend als een vrucht voor de eeuwigheid. Hij doet het met veel talent, veel idealisme, met een onwrikbaar geloof in wat hij verkondigt. En toch - wij schrijven het niet zonder pijn - begoochelt hij zich voor een deel, verwart hij een jeugdige romantiek met de alles omvattende, de heilige werkelijkheid die liefde heet. En veel te veel schreef hij er op los.
Frans van Mechelen is, onder de jongeren, een mooie belofte. Maar hij behoeft meer zelfkritiek, meer zin voor de werkelijkheid, meer methode in conceptie en uitbouw van zijn werken, alles samen meer onverbiddelijke directheid en volhardenden ernst.
Em. Janssen.
Ernest CLAES, Jeroom en Benzamien. Zijnde het waarachtig verhaal van twee door hoovaardij misleide en door de liefde geredde beenhouwers. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 179 blz., geb. Fr. 62.
Het boek stelt twee Brusselse slagers voor, die zich, in een 'Pension Saint-Joseph', veraristocratiseren en verfransen; tot de natuur zich weer gelden laat, de natuur en de liefde.
Ernest Claes vertelt rustig, wijs en meewarig; met veel zachte ironie, veel geestigheid (iets te weinig bedwongen), veel gezond verstand en zin voor evenwicht, veel vaardigheid en talent, veel mensenkennis en heel wat ervaring van Brussel. Zijn verhaal, met zijn iets te geringe zelfbeheersing, bekoort den letterkundige en ontroert den eenvoudigen lezer.
Em. Janssen.
Hilarion THANS O.F.M., Mijn oorlog. - Vierde uitgave, Sint-Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1946, 262 blz.
Mijn oorlog was, kort na den eersten wereldoorlog, voor den verteller Hilarion Thans die reeds als dichter beroemd was, de 'coup d'essai' die onmiddellijk voor 'coup de maïtre' mocht doorgaan. Sindsdien zijn de bundels Vertellen talrijk geworden; doch geen enkel evenaart dit eerste: verzorgd en één van inhoud; met een onovertroffen stijlvaardigheid geschreven; met een schijnbaar argeloze bonhomie, die de koninklijke gaven van geest en hart, de uitgebreide kennis en eruditie, de nederig-dappere trouw-en-avontuurlijkheid van den zwakken Minderbroeder-brancardier kwalijk kan verbergen.
Em. Janssen.
Josephine LENS, Het zaad dat ontkiemde. - 'De Koepel', Nijmegen, 1946, 180 blz., Fl. 3,90.
De geschiedenis van een onderduiker. Zijn vader, een heerboer, drinkt zich arm, zijn zusters werden stadsjuffertjes, hijzelf grijpt ook naar het plezier. Zo verliest hij alle liefde voor huis en land, verliest hij zelfs zijn geloof.
Als onderduiker vindt hij een onder- | |
| |
komen bij een diep christelijk boerengezin. Daar herbegint hij te geloven in God en in het leven. Daar ook ontmoet hij zijn levensgezellin.
Een verhaal zonder sensationele verwikkelingen, maar een eenvoudige verheerlijking van het stoere boerenbedrijf, van plicht en arbeid, van godsdienst en christelijk huwelijk. Dat alles weergegeven in een sobere, soms wat eentonige stijl.
Fl. Kielbaey.
Irma VAN RAVELS, Annekes Jaartje. Tekeningen door Gisèle Daële. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1946, 95 blz.
Leo OP DE BEECK, Wolven op de Hei. Tekeningen door Gisèle Daële. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1946, 83 blz.
Robert VAN PASSEN, Zwerven in Tunisie. Met tekeningen van de schrijver. - Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1946, 86 blz.
1. De geschiedenis van een meisje, dat enkele maanden onbeweeglik moet blijven, en al de moeilijkheden daarvan doormaakt: angst om de toekomst, vereenzaming, jaloersheid; doch die tevens al de vreugden smaakt van een liefdevolle zorg en zelfverloochening vanwege ouders, broer en zus, vriendinnen en onderwijzeres. Een opwekkend en verheffend boekje, dat leuk werd geïllustreerd.
2. In dit historisch verhaal uit de XVIe eeuw geeft de bekende schrijver van jongensboeken, Leo Op de Beeck, de frisse en spannende geschiedenis van het eenvoudige Pierke Zegers, dat, getrouw aan de abdij van Corsendonk en haar goede Paters, na enkele opwindende gebeurtenis sen, zijn beloning ontvangt en opgroeit tot den vromen en geleerden klerk van den heer Henricus van Kinschot.
3. Tunisië, 'dat gewest waar het leven zo zoet vervloeit', trekt aan ons voorbij in rijke verscheidenheid: Arabisch leven, Romeinse stedenpuinen, een troglodietenstad, het Coliseum van El Djem, de Sahara met Touaregs en een zandstorm, en de sprookjes-achtige baai van Sidi Mechri. Twee Vlaamse kunstenaars, een schilder en een dichter reizen door dat wonderbaar land, en den jongen lezer zal het afscheid van dit prettig boek allicht even zwaar vallen, als onze twee geestdriftige Tunisië-reizigers het afscheid geworden is van het land hunner dromen.
Deze drie verhalen voor de aankomende jeugd verdienen, afzonderlijk en gezamenlijk, een warme aanbeveling.
A. Boone.
Dr H. VAN VELTHOVEN, Noord-Brabant in de samenwerking Nederland-België. - Uitgeverij 'De Koepel', Nijmegen, 1947, 51 blz., geb. Fl. 1,90.
Noord-Brabant, het Hollandse wingewest met zijn boerenbevolking, eeuwen lang door den handelsstaat verwaarloosd en van uit de hoogte behandeld, heeft zich in de laatste eeuw naar voren gedrongen - door zijn gemoderniseerd agrarisch leven, door de industrialisering in stad en land, door het in al zijn geledingen ontwikkeld katholiek onderwijs; - terwijl de Zuidnederlandse Kempenstreek, een land in alle opzicht met Noord-Brabant één, een soortgelijke ontwikkeling doormaakte. Noord-Brabant en de Kempenstreek horen dus samen, en die natuurlijke verbindng creëert het best, voor haar deel, de zo noodzakelijke, hopelijk zo weldoende Nederlandse cultuurgemeenschap,
Deze korte uiteenzetting - een rede. uitgesproken op de Zomer-bijeenkomst van 'Brabantia nostra' (1946) - evenzeer wetenschappelijk gefundeert als persoonlijk doordacht, even stout als bezadigd, even getrouw aan de traditie als gevoelig aan de tekenen des tijds, verdient, van eenieder en allen, een ernstige overweging.
Em. Janssen.
Robert SOUTHEY, Wij schreven 1815... Dagboek van een rondreis in de Nederlanden in den herfst van 1815. Ingeleid en bezorgd door Dr M. Cordemans. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 136 blz., geb. Fr. 185.
Om verschillende redenen lezen we graag het dagboek van den Engelsen dichter Robert Southey, die van 23 September tot 27 October 1815 Zuid-Nederland bezocht. Waterloo was pas drie maanden voorbij; hoe zou de poet laureate het toneel niet willen bezoeken van de beslissende eindoverwinning! Hij reisde dan: van Oostende over Brugge, Gent, Brussel naar Waterloo; verder over Namen, Hoei, Luik, Spa, Verviers naar Maastricht; van daaruit over Tongeren, Tienen, Leuven nog eens tot Waterloo; dan over Mechelen en Antwerpen opnieuw naar Gent, en eindelijk over Kortrijk en Ieper naar Duinkerken en Kales. Een vermoeiende reis, afgelegd door een huisrat met veel vaste gewoonten, die, als een modern journalist, het kleine met het grote opmerkt en weergeeft.
Om verschillende redenen lezen wij het dagboek graag: een vooraanstaand Engelsman waardeert, ook in 1815, ons Vlaamse volk, onze Vlaamse gewoonten en kunst; - wij leren onszelf kennen, stad na stad, gelijk een vreemdeling er van kon genieten; - wij vergelijken den naoorlogsen toestand van toen met dien van nu; - wij meten den ontzaglijken afstand tussen de levenswijze van 1815 en de hedendaagse...: wat zijn wij, in
| |
| |
minder dan anderhalve eeuw, dezelfde gebleven en toch anders geworden!
De vertaling is doorgaans goed, de uitgave keurig. Gaarne hadden we het wetenschappelijk apparaat beter afgewerkt gezien, de voetnoten talrijker en dan helemaal consequent.
Em. Janssen.
R.A. FRANCOTTE, Het uur van Spanje. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 175 blz., gen. Fr. 70, geb. Fr. 100.
De schrijver, een journalist die twee maanden in Spanje doorbracht, liet van daar uit, in de pers, twee-en-twintig brieven verschijnen. Hier zijn ze, gebundeld, met achteraan enkele besluiten: veel lasterlijke praatjes worden terechtgewezen, veel ondoordacht en soms onmenselijk-wreed geklets aan de kaak gesteld; de Caudillo tracht ordelijk en rechtvaardig te regeren; zijn aanblijven of weggaan lijkt van de internationale politiek wel afhankelijk.
Méér dan journalistiek werk wordt ons niet aangeboden. Maar de auteur, een handig reporter die veel opmerkt, doet zich bezadigd en wijs voor. Hij schrijft daarbij heel onderhoudend, en wat hij over Degrelle meedeelt zal velen interesseren.
Em. Janssen.
Louis SOURIE, Het leven gaat voorbij. - Van Haver, Sint-Niklaas, 1946, 146 blz., Fr. 45.
Een tweede maal, na Hart van mijn stad, schrijft Sourie een korten roman in den eersten persoon: hoe een Brugse drukkersgast voor korten tijd van een Bretoense gaat houden. Een geïdealiseerd liefdesavontuur, met als achtergrond de gehechtheid aan Brugge; niet helder doordacht noch scherp afgelijnd, in een onzekeren stijl geschreven. Sourie, optimistisch, werkzaam, warm van gemoed en zich bewust van een waar talent, mist de zekere preciesheid in denken en formuleren; alleen een onverbiddelijk versoberende zelfkritiek brengt hem terecht. En dan zal hij nog korte romans schrijven, in den trant van Elsschot, mild geïnspireerd.
Em. Janssen.
G. VAN HASSELT, De oude moeder.
G. VAN HASSELT, Kerstnacht in de gevangenis. - N.V. Ontspanningslectuur, Jan Van Lierstraat 7, Antwerpen, 1946, 46, 46 blz., Fr. 22, 20.
Dit zijn twee goed geschreven verhalen, die de vaak onmenselijke repressie aanklagen en veroordelen. Kerstnacht..., van einde 1944, beschrijft reeds voorbije toestanden; maar gevallen als De oude moeder, kan ieder van ons nog aanhalen.
Toch wekt deze aanklacht, tegen het onrecht in, wat veel den haat op die niets goed maakt. Men moet de waarheid durven inzien, zich zelfs durven verzetten; maar verbittering en hardheid verlammen, verblinden, verbijsteren en niets komt terecht. Zuiver christelijk zijn ze evenmin.
Em. Janssen.
Ria RENNE, Grote fanfare en kleine harmonie. - Daphné uitgaven. Gent, 1946, 224 blz., geb. Fr. 90.
Dit boek toont ons, in enkele tafereeltjes uit het alledaagse familieleven, onpaedagogische daden van ouders waarbij logische gevolgtrekkingen van kinderen.
Met een fijne pen ontleedt de schrijfster de verschillende karakters: Dolleke, het lief meisje van vijf jaar dat van vader en moeder alles weet te verkrijgen en steeds het laatste woord heeft; Lucas, de brutale bengel, 'waanzinnig verwend'; moeders en tantes, vol geleerde principes over opvoedkunde, maar die in de zotste invallen en hardnekkigste koppigheid van zoontjelief het teken zien van een sterke persoonlijkheid; de vaders die opgaan in drukke bezigheden en nu en dan den toestand trachten te redden; en te midden van allen de meid met haar nuchter, gezond boerenverstand en haar humoristische, rake opmerkingen in een sappig Oostvlaams. Alles zo echt en zo levendig dat de lezer spontaan moet bekennen: zo gebeurt het helaas maar al te veel. - Een aangenaam boek, dat veel ouders zal doen nadenken.
Fl. Kielbaey.
Joos FLORQUIN, Lente van het hart. - 'Volksreeks van het Davidsfonds', nr 340, Davidsfonds, Leuven, 1946, 186 blz., gen. Fr. 28, geb. Fr. 40.
Dit zijn de brieven van Tijl aan Neleke, eens in Nieuw Vlaanderen gepubliceerd en nu in boekvorm uitgegeven. Tijl heeft ergens op een heuvel buiten het stadje waar hij verblijft een villaatje gehuurd, dat hij symbolisch 'Rust in den storm' heet: dit is ook de titel van het eerste deel der brieven. In een tweede deel vertelt hij Neleke zijn reisavonturen 'langs 's Heeren wegen'.
Een boek waarin gezonde levenslust, goedlachse humor, milde menselijkheid, serene levensaanvaarding en levensverzoening zich mengen met den stillen en soms onzegbaren weemoed van een zich bezinnende jeugd. Met op den achtergrond het mysterie der liefde, sober en diep gesuggereerd. Een weldoende 'lente van het hart!'
H. Imberechts.
| |
| |
Louis WACHTERS, Harten en klei. -'Volksreeks van het Davidsfonds', nr 342, Davidsfonds, Leuven, 1946, 205 blz., gen. Fr. 30, geb. Fr. 42.
In een keurige en vlotte taal, behandelt schrijver het traditionele thema van een rijke die om zijn huwelijk met een werkmeisje door zijn vader onterfd wordt. Een tragische idylle, met het verwachte 'happy end'.
Al werd dit boek door een nobele en weldoende geest geïnspireerd en mag het als roman geslaagd heten, toch is het onderwerp te gewoon, de intrigue niet voldoende geconstrueerd, de psychologie niet doorgewerkt. Alles lijkt te schoon, om waar te zijn. Het boek verdient nochtans, voor het volk, een warme aanbeveling.
G. Dooreman.
Gerard DE XIVRY, Huis op de heide. - Van Haver, Sint-Niklaas, 1947, 166 blz., geb. Fr. 45.
Huis op de heide is een typisch roman uit het Waasland: de geschiedenis van Hendrik De Weyer die zich opwerkt; terwijl zijn vrouw kinderloos blijft en al te vroeg heengaat, terwijl zijn zuster verkeerd loopt en vermoord wordt. Een verhaal van stemmingen en weemoed, het levensverloop van taaie, besliste en gesloten mensen: het werk van een nog onervaren schrijver, die taal en schrijfkunst niet weet te hanteren. Maar zulke arbeid wekt wel enige verwachting.
Em. Janssen.
André BERGER, A la rencontre de Fernand Crommelynck. - La Sixaine, Brussel, 1946, 47 blz.
Nauwkeurig en gevat wordt de Brusselse toneelschrijver hier voorgesteld: de verbazende en verbijsterende, de technisch knappe dramaturg, die de werkelijkheid schematiseert tot enkele paradoksen omheen de liefde, en die de paradoksen concreet houdt in vitale, makabere, groteske gestalten en avonturen.
Em. Janssen.
Vincente GALETTI et Roger MARCHANT, Espagnol. Méthode Daphné pour l'étude des langues modernes. Deel I: Grammaire; deel II: Corrigé des thèmes et exercices. - Éditions Daphné, Gent, 1946, 200 en 27 blz., geb. Fr. 90 en Fr. 10.
De Daphné-methode gaat uit van het principe, dat een nieuwe taal methodisch dient aangeleerd. Toegeven aan de gemakzucht van wie een taal in een paar lessen of althans zonder inspanning wil leren, is in werkelijkheid de leerling bedriegen. Maar al te veel 'methodes' zoeken een licht succes, door aan deze neiging tegemoet te komen, en beloven aan de belangstellenden hetgeen zij niet schenken kunnen: kennis van een taal, zonder inspanning. Nu mag het Spaans de gemakkelijkste en regelmatigste van alle Europese talen zijn, een inzicht in de morphologie en de syntaxis blijft de onontbeerlijke grondslag voor een bruikbare kennis er van. Het eerste deel van dit boek behandelt dan ook de Spaanse grammatica, met oefeningen die telkens de nieuw aangeleerde elementen leren toepassen. Het tweede deel bevat een bloemlezing met verhaaltjes en uittreksels uit Spaanse schrijvers. Achteraan komt een lijst met onregelmatige of moeilijke werkwoorden. Voor zelfstudie is het corrigé van de oefeningen onontbeerlijk; maar zelfs dan zullen de oefeningen of de lezing een vrij veelvuldig gebruik van het woordenboek vergen, daar de woordenlijsten bij het corrigé bepaald onvoldoende zijn. Een ander nadeel van deze methode, toch niet helemaal onvermijdelijk: om de grammaticaregels te leren, zal de lezer kennis maken met een reeks woorden en voorbeelden, die hij later nooit of nauwelijks meer zal aantreffen (onder de eerste woorden, waarop de leerling bij de aanvang zijn geheugen te scherpen krijgt, bemerken wij o.a.: quinqué, albornoz, alelí, berbiquí, marabù, enz.). Het zou het boek aantrekkelijker maken, indien een volgende uitgave met die kleine technische verbeteringen rekening hield.
A. Deblaere.
V. DE BIJSER, De Engelse taal. Deel II. - Tweede druk, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 234 blz., Fr. 75.
Voor iemand die een eerste inzicht verworven heeft in het Engels, en zich het moeilijk idioma dezer taal wil eigen maken, is dit boek een uitstekende hulp. De schrijver durft het aan de taal als een levend organisme te beschouwen en niet als een produkt der grammatica. Hij gaat dan ook uit van losse goed gekozen zinsneden uit moderne Engelse schrijvers, waaruit een grammaticale regel geïnduceerd wordt. Daarnaast vindt men enkele begrippen over de Engelse fonetica, oefeningen en een niet geheel geslaagde bloemlezing.
G. Dooreman.
J. VAN MULDERS, Leerboek der Russische Taal. Spraakkunst, oefeningen, teksten met aanduiding van accent, woordenlijst. - Manteau, Brussel, z.j. (1946), 220 blz., Fr. 180.
Dit leerboek geeft het essentiële inzake grammatica van de Russische taal. Het herleidt alles tot de hoofdzaak: daarom munt het uit door een klaarheid, die in een 'volledige' uiteenzetting moeilijk zou te vinden zijn, maar door die vereen- | |
| |
voudiging zelf kan het aan de gebruikers niet veel méér geven dan een degelijke kennismaking met het Russisch en zijn taal verschijnselen.
De oefeningen sluiten gewoonlijk heel nauw aan bij de juist uiteengezette punten maar missen door de band progressiviteit, d.w.z. de vroeger behandelde regels worden niet meer hernomen: herhalingsoefeningen zouden de waarde van dit boek zeer verhogen. Ook vinden wij wel eens in de leesstukjes al te sterke reminiscenties terug aan het Lehrbuch der russischen Sprache van Garbell-Körner-Pervov in de Original-Methode Toussaint-Langescheidt.
Alles samen genomen is dit boek wel aanbevolen aan allen, die wensen kennis te nemen met het Russisch, en kan het goede diensten bewijzen om, zelfs door persoonlijke studie zonder de hulp van een leraar, de lezer te brengen tot een inzicht in de taal en tot de mogelijkheid om eenvoudige teksten te begrijpen. Met het oog op het persoonlijk aanleren van de gesproken taal zou waarschijnlijk een andere methode gevergd worden.
H. Aerts.
| |
Politiek-sociologie-economie
Eugenius DELOOZ O.F.M., De sociale ideeën van Pius XII. - 'Sociale Studiën', nr 7, Beyaert, Brugge, 1947, 185 blz., Fr. 43.
Paus Pius XII zet voorzeker de sociale gedachten van zijn roemrijken voorganger in nog tragischer omstandigheden tot werkelijkheid om. Geen enkele gelegenheid laat hij voorbijgaan om zijn waarschuwende en richting gevende stem te laten horen, en zijn voorbeeld geeft er misschien nog de meeste kracht aan. Schrijver noemt zijn werkje voorbarig (blz. 9). Dat is het zeker niet, althans waar hij beoogde, en er in slaagde, bondig en zakelijk de werking en de leer van den huldigen paus op maatschappelijk gebied te belichten. Misschien wel voorbarig, omdat de paus nog in de volle werking staat en, naar wij durven verhopen, nog veel zal verwezenlijken. Daardoor is ook de synthese nog niet gevat genoeg, maar die zal schrijver ons wellicht na jaren volledig kunnen geven. Een aanwinst is dit boekje alleszins in Beyaert's reeks 'Sociale studiën'
A. Darquennes.
Paul DE VISSCHER, Les nouvelles tendances de la démocratie anglaise. L'expérience des pouvoirs spéciaux et des pleins pouvoirs. - Casterman, Doornik, 1947, 212 blz., Fr. 60.
Van wie moet de wet uitgaan? Uitsluitend van het parlement? Dit was vroeger de opvatting in Engeland - en in België. - Maar de wetgever is er geleidelijk toe gekomen een deel van zijn bevoegdheid aan de uitvoerende macht over te dragen; m.a.w. haar bepaalde 'volmachten' toe te kennen. Engeland kent geen 'grondwet', d.w.z. geen geschreven en nauwkeurig geformuleerde verordeningen die slechts volgens bepaalde normen kunnen gewijzigd worden en dus vaster zijn dan de gewone wet. Dit maakte het daar gemakkelijker dan bij ons zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe noodwendigheden die de oorlog meebracht en daarna de invoering, door de Labour Party, van de geleide economie. Hoe werden de 'volmachten' toegekend? In welke geest? Hoe wordt hierbij het essentiële der democratie geëerbiedigd? De schrijver geeft ons, in deze studie, een antwoord op deze vragen. Hij helpt ons tevens de mentaliteit en de strekkingen der Labour Party beter begrijpen.
K. du Bois.
René PIRET, L'Évolution de la législation belge sur les sociétés anonymes. - Coll. 'Lovanium', Casterman, Door nik, 1946, 224 blz., Fr. 60.
Een duidelijk overzicht dat ons de evolutie in onze wetgeving schetst, van gebondenheid, samengaand met wantrouwen van velen tegenover de N.V.; tot schier volledige vrijheid die er, in 1873, op volgt, nu gepaard met vrij algemene gunst; om eindelijk, sedert een twintigtal jaar, te komen tot den wens naar meer toezicht om uitspattingen te voorkomen die enkelen begunstigen maar dreigen de belangen van den gewonen aandeelhouder in het gedrang te brengen. Omtrent de jongste eisen, door de arbeidersorganisaties naar voren gebracht om medezeggenschap van den factor 'uitvoerende arbeid' te bekomen, wordt slechts een enkel woord gerept.
K. du Bois.
Dr A. HOLLENBERG, Sociaal realisme. - 'Leuvensche bijdragen tot rechtsen staatswetenschappen'. Actueele studiën, reeks A: Binnenlandsche vraagstukken, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946, 182 blz., Fr. 85.
Een werk dat de, algemene principes betreffende, vrijheid en ordening in het economische leven vrij goed laat uitkomen maar dat duidelijkheid en scherpte mist zodra het over de praktische toepassing dier principes handelt: nu eens drukt de schrijver sterk op de voordelen van een bijna onbelemmerde vrije concurrentie, dan weer stelt hij het treffen van maatregelen voor die feitelijk ver doorgedreven gebondenheid veronderstellen.
K. du Bois.
| |
| |
| |
Boeken bij de redactie ingezonden van 26 April tot 25 Mei 1947
Bespreking naar mogelijkheid
Ackere, J. Van -, De intieme vormen der muziek. De kamermuziek en het lied. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j. (1947), 238 blz., gen. Fr. 105, geb. Fr. 130. |
Alzin, Josse, Elken dag: Vrede! - Beyaert, Brugge, 1947, 51 blz. |
Angelinus, P. Dr Mr -, O.F.M. Cap., Wijsgeerige gemeenschapsleer. Vierde druk, verzorgd door P. Paschasius, O.F.M. Cap. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Maaseik, 1946, 284 blz., gen. Fr. 100, gefa. Fr. 125. |
Berg, Dr I.J.M. van den -, Logica I. - Tweede druk, Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Maaseik, 1946, 275 blz., gen. Fr. 115, geb. Fr. 140. |
Boni, Armand, De roman van een blinde. - 'Volksreeks', nr 344, Davidsfonds, Leuven, 1946, 301 blz., gen. Fr. 34, geb. Fr. 46. |
Borchgrave-d'Altena, Prof. graaf J. de -, Kan. Prof. E. Van Cauwenbergh, J. Francotte, Pr., Kunst en Leven, ingeleid door Kan. Prof. Dr R. Lemaire. -Davidsfonds, Leuven, 1946, 83 blz., 95 platen, gen. Fr. 100, geb. Fr. 240. |
| |
| |
Bourke, Prof. Vernon J., Thomistic Bibliography 1920-1940. Supplement by Vol. XXI van 'The modern schoolman'. - St. Louis (Missouri), 1945, 311 blz., geb. |
Challaye, Félicien, Bergson. - 'Les Philosophes', nouvelle édition revue et augmentée, Les Éditions Mellottée, Parijs, 1947, 309 blz., Fr. Fr. 200. |
Collins, William W., La dame en blanc. Traduit de l'anglais par G. de Maret. - La Sixaine, Brussel, 1947, 255 blz. |
Creusen, Joseph, Le Père Arthur Vermeersch. L'homme et l'oeuvre. Préface de S. Ém. le cardinal J.E. Van Roey, archevêque de Malines. - 'Museum Lessianum', L'Édition Universelle, Brussel, 1947, 228 blz., Fr. 75. |
Cricq, Jef, Petrus Paulus Rubens. De roman van zijn leven. Tweede druk. Boekuil en Karveel, Antwerpen (Nederlands Boekhuis, Tilburg), 1947, 276 blz., gen. Fr. 125, geb. Fr. 150. |
Custers, Fr. M., Het verval van onzen tijd. - De Vlaamsche Drukkerij, Leuven, z.j. (1946), 102 blz. |
Custers, Fr. M., Gedachten rond het kinderboek. - De Zonnewijzer, Turnhout, z.j. (1946), 119 blz., Fr. 40. |
Dawson, Christopher, Het oordeel van de volken. - Pantheon, Antwerpen, 1947, 202 blz., gen. Fr. 125, vollinnenband Fr. 150. |
Debroey, Steven, De ontginner. - 'Volksreeks', nr 347, Davidsfonds, Leuven, 1946, 286 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 44. |
Gerbault, Alain, Seul à travers l'Atlantique. Édition autorisée. Avec illustrations. Texte annoté par le Prof. H.F. Van den Abeele, - Sanderus, Audenaarde, 194794 blz., Fr, 38, |
Hanlet, Abbé C., Godefroid Kurth. Le savant, le démocrate, le chrétien. - 'Études religieuses', nr 602-603, La Pensée Catholique, Luik, 1947, 50 blz., Fr. 10. |
Hendriks, Dr Olaf, assumptionist. Erasmus en Leuven. - Paul Brand, Bussum (De Kinkhoren, Brugge), 1946, 159 blz., Fr. 66. |
Hoogveld, Dr J.H.E.J., Inleiding tot leven en leer van Sint Thomas van Aquino, bewerkt door Dr I.J.M. van den Berg. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Maaseik, 1946, 218 blz., geb. Fr. 100. |
Hünerman, Wilhelm, De held van Molokaï, Pater Damiaan De Veuster. Uit het Duits vertaald door P. Renaat O.F.M. Cap. - Franciscaanse Standdard, Brugge, 1947, 316 blz., Fr. 68. |
| |
| |
Janssen, Prof. A., Zaken en moraal. -' Bibliotheca Mechliniensis', nr 9, Desclée De Brouwer, 1947, 131 blz., Fr. 45. |
Janssen, Kan. J.E., O Praem., Turnhout en de Kempen in het raam der Vaderlandsche en Kerkelijke geschiedenis. - Brepols, Turnhout, 1946, 400 blz., kunstlederband Fr. 450. |
Janssens, Dr en Mag. L., God en de mensch. - 'Keurreeks', nr 36, Davidsfonds Leuven, 1946, 202 blz., gen. Fr. 40, geb. Fr. 58. |
Jonghe, Renaat De -, De resonans van het onbeperkte heimwee. - Verleysen, Wienerlaan, 57, Watermaal, 1947, 66 blz.. Fr. 40. |
Keulers, Dr Jos., Waar Jezus leefde. Eene reis door Egypte, Palestina en Syrië. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, 304 blz., gen. Fr. 110, geb. Fr. 130. |
Maritain, Raïssa. Les grandes amitiés. I. Souvenirs, II. Les aventures de la grace. - Desclée De Brouwer, Parijs, 1941 en 1944, 288 en 324 blz. |
Mierlo, Prof. Dr J. Van -, Jan Frans Willems, 1793-1846. - Davidslonds, Leuven, 1946, 32 blz., Fr. 6. |
Newman, John, Henri, Toespraken gericht tot een gemengd gehoor. Vertaald door Aurelius Pompen O.F.M. - Paul Brand, Bussum (Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen) 1947, 419 blz., Fr. 300. |
Nexö, Martin, Une fille du Kattegat. Traduit du danois par Robert Rebronne. - La Sixaine, Brussel, 1947, 367 blz. |
Nicaise, Dr J., De Natie. De Belgische grondwet. I. De democratische grondbeginselen van de grondwet, II. België, land van gelijkheid en vrijheid. - Ministerie van Landsverdediging, Dienst van opvoeding bij het leger, Brussel, 1947, 38 en 40 blz., per deel Fr. 5. |
Rachmanowa, Alja, Das Leben eines grossen Sünders. Ein Dostojewski-Roman. I Band, Der weg des Genies. - Verlagsanstalt Benziger & Co., Einsiedeln/Zurich, 1947, 509 blz., gen. Zw. Fr. 14,80, vollinnenband Zw. Fr. 17,60. |
Raeymaeker, Prof. Dr O., De kleine landen en de internationale samenwerking. -'Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding', Jg. XLI, nr 1, verhandeling 390, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 35 blz. |
Roy, E. Le -, B. Romeyer, P. Kucharsky, A. Forest, P. D'Aurec, A. Bremond, A. Ricour, Bergson et le Bergsonisme. - 'Archives de philosophie', volume XVII, cahier 1, Beauchesnes et ses fils. Parijs, 1947, 171 blz., met Supplément bibliographique, 38 blz. |
Stappen, Godelieve Van -, Wie nu?... - 'Volksreeks', nr 346, Davidsfonds, Leuven, 1946, 193 blz., gen. Fr. 30, geb. Fr. 42. |
Vervoort, C. Pr., Gods molen maalt langzaam. Levensverhaal van Paus Pius IX (1792-1878). - 'Volksreeks', nr 345, Davidsfonds, Leuven, 1946, 279 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 44. |
Vincent, Mireille, A la rencontre de Charles Morgan. - La Sixaine, Brussel, 1947, 46 blz. |
Vreese, Dr J. De -, S.J., Een raspaard uit Gods renstal. Uit het leven van Alix Leclerc. - De Fonteyn, Utrecht-Antwerpen, 1947, 112 blz. |
Wachters, Louis, Filips van Artevelde. - 'Jeugdreeks', nr 51, Davidsfonds, Leuven, 167 blz., Fr. 16. |
Wirtz, H., Eros in huwelijksbanden. Bewerkt onder toezicht van J.G.H. Holt, sexuoloog. - Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Maaseik, 1946, 335 blz.,- geb. Fr. 175. |
Zo spelen wij, deel I, reeks van 240 steekkaarten met 233 spelen en 170 spelvarianten. - De Chirobanier, Antwerpen, 1947, Fr. 40. |
|
|