Streven. Jaargang 14
(1946-1947)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 924]
| |
Internationale kroniek
| |
I. - De crisis van een culturele suprematieEen weergaloze uitstralingskracht verleende Frankrijk eeuwen lang een vrijwel onbetwiste voorrang onder de volkeren. Het dankte die kracht aan de schittering van zijn geest, aan een hoge opvatting van den mens, aan een scherpen zin voor maat en verhoudingen, aan een instinctmatigen drang naar orde, hiërarchie en synthese: de onmiskenbare vruchten van een Grieks-Latijnsen cultuurbodem verrijkt door het Christendom. Het stond, zelfbewust, aan de spits der beschaving. Wie zou die plaats betwist hebben aan de leidende mogendheid van een continent dat een feitelijke wereldhegemonie uitoefende? Het doet zich nu voor dat Europa, uitgeput door twee wereldoorlogen, als spelleider ten voordele van twee jonge krachtige werelden, de Amerikaanse en de Russische, aftreedt. Zal Frankrijk, gelet op de nieuwe machtsverhoudingen en gezien de huidige tijdsproblemen, zijn richtinggevende beschavingsfunctie nog verder kunnen waarnemen? Heeft het de wereld nog iets te zeggen? Wat blijft er nog van zijn gezag over? Oppervlakkig beschouwd lijdt het antwoord op die vragen geen twijfel. Hoe zou Frankrijk, zwak, nietig bijna, naast twee à drie reuzen die de macht onder zich verdelen in een wereld waar internationale solidariteit en hiërarchie zich onontkoombaar opdringen, nog meer dan een ondergeschikte rol kunnen vervullen? Hoe zou het in de eeuw der techniek - niet een techniek 'à la mesure de l'homme' maar een techniek 'où la masse a remplacé 1'articulation' - met zijn beperkte hulpbronnen, zijn kwijnende bevolking, zijn relatief | |
[pagina 925]
| |
geringe uitgestrektheid nog op leiding kunnen aanspraak maken? En nochtans... Nochtans beweerde generaal de Gaulle, in 1943: 'Pas plus aujourd'hui que demain, le monde ne se passera de la France' en verklaarde Vincent Auriol, president der Vierde Republiek, in 1947: 'La France n'a pas épuisé son destin inventif et civilisateur.' Chauvinisme? Maar waarom betoogde Eden dan in 1943 in het Lagerhuis: 'Wanneer Europa zal bevrijd zijn, zal Frankrijk een zeer belangrijke rol te vervullen krijgen. Niemand beeide zich in dat er geen leemte of geen zwakte in de Europese structuur zou bestaan ingeval Frankrijk afwezig of zwak zou zijn.' Waarom zien ook Churchill, Bevin en Marshall in Frankrijk een onmisbaren factor voor het Europees herstel? Waarom stellen neutrale waarnemers als Gonzague de Reynold en Politis, waarvan de bevoegdheid evenmin als de oprechtheid kan worden in twijfel getrokken een schier onwankelbaar vertrouwen in Frankrijks zending? Natuurlijk is daar het feit dat, door het wegvallen van de Duitse macht. Frankrijk voorlopig alleen als middelgrote Westerse natie op het oude continent overblijft. Maar van meer betekenis dan dit feit is de overweging dat de internationale ordening, evenals de technische ontwikkeling en over het algemeen de hedendaagse maatschappelijke problemen, ondergeschikt zijn aan een alles overheersende vraag: Wat gewordt er van den mens? Dreigt de overweldigende groei van de materie de wereld niet met vernietiging? Bestaat er geen ernstig gevaar dat een internationale ordening, die uitsluitend het werk zou zijn van de machtigsten van het ogenblik, de sporen zou dragen van de maatschappelijke systemen die deze huldigen en waarbij de individuen en de natiën zodanig door de massa worden opgeslorpt dat zij er hun persoonlijkheid, respectievelijk hun eigen aard, bij inschieten? Daarom richt men zich tot Frankrijk: 'N'est-ce pas à la patrie des Descartes et de la grande révolution, à la grande blessée, victime principale des agressions germaniques, qu'il appartient plus qu'è, toute autre de mettre au service de l'humanité à la fois la lucidité de sa pensée, la générosité de son génie et le souvenir de ses douleurs?... La France se fera ainsi, avec l'autorité qui n'appartient qu'à elle, la championne de toutes les nations, grandes, moyennes et petites, qui n'ont pas renonce à l'espoir d'une réforme radicale de la communauté internationale et qui sont prêtes à y collaborer dans une même volonté de dignité nationale et de fraternité humaineGa naar voetnoot1..' Het Franse volk is een der zeldzame dat liever onpractisch dan mechanisch leeft en dat zijn geluk niet aan comfort wenst te offeren. Het blijft nog steeds de schitterende vertegenwoordiger van een personalistische cultuur die afwijzend staat tegenover de uiterste vormen én van individualisme én van collectivisme. Het zijn vooral Franse denkers - Bergson, Duhamel, Mauriac, | |
[pagina 926]
| |
Daniël-Rops, Siegfried, en andere - die het scherpst tegen de gevaarlijke ontzieling van den mens waarschuwen. Hier is stof voor grootheid voorhanden en wel voor die soort van grootheid die. Frankrijk nauw aan het hart ligt: 'La vraie puissance de la France, zegde reeds Bonaparte, doit consister désormais à ne pas permettre qu'il existe une seule idée qui ne lui appartienne.' En inderdaad zijn er van Frankrijk wereldhervormende ideeën uitgegaan. Er werd van dit land gezegd dat het vooral een persoon is en wel een persoon die zich slechts realiseert wanneer hij een stoute synthese tussen gisteren en morgen, tussen traditie en creatie tot stand kan brengen. Wie weet is het niet geroepen om de schakel te smeden tussen de twee levensbeschouwingen die thans de heerschappij over de planeet betwisten. Wie weet of het er niet in zou slagen de synthese te formuleren tussen individuele vrijheid en collectieve orde, 'den derden weg' aan te wijzen die het midden houdt tussen communisme en kapitalisme? Frankrijk schijnt als het ware van nature daartoe voorbestemd. Maritiem georiënteerd door zijn Atlantische kusten, is het door zijn oostgrenzen eng met het vasteland verbonden en reikt het over de Middellandse Zee de hand aan het Oosten. In het volk liggen sporen van Kelten, Romeinen, Germanen en Grieken. Het geheel vormt een rijk en genuanceerd gebied waar verzoenende en matigende ideeën vanzelf gedijen. Misschien is dit wel het meest eigen kenmerk van de Franse en van de Westerse beschaving in 't algemeen dat geen der menigvuldige elementen waaruit ze gegroeid is ooit blij venden en exclusieven invloed op de sociale instellingen heeft uitgeoefendGa naar voetnoot1.. Juist in die verscheidenheid en in die bestendige gisting schuilt het geheim van haar bloei en van haar levenskracht. Ligt het dan niet in de lijn van Frankrijks lotsbestemming thans te beletten dat de strakke toepassing van één maatschappelijk stelsel zich tot heel de wereld zou uitstrekken en integendeel er over te waken dat het beste van beide levenssystemen die op dit ogenblik tegenover elkaar staan in een evenwichtig en harmonisch geheel verenigd worde. De eerste voorwaarde daartoe is natuurlijk dat Frankrijk zichzelf niet totaal aan een van beide stelsels onderwerpt, dat het m.a.w. zichzelf blijft. Nu wegen er, in dit opzicht, zware hypotheken op het Franse prestige. Vooreerst Vichy. Niet zozeer de nederlaag dan het aanvaarden door een gedeelte van het volk van de ideologie van den overwinnaar heeft het vertrouwen in Frankrijk geschokt. De zware fout werd gedeeltelijk door het luciede en moedige optreden van de Gaulle in Juni 1940 reeds uitgewist. Maar de wereld kan een geestelijk verraad niet zo licht vergetenGa naar voetnoot2.. Vervolgens het communisme, dat een sterke fractie van het Franse volk vertegenwoordigt, waarvan het tot nog toe niet bekend is of het | |
[pagina 927]
| |
een nationale formatie is ofwel een organisatie in dienst van een vreemde mogendheid, maar dat alleszins, in zijn orthodoxe vorm, niet aan de Franse beschaving beantwoordt. Ten slotte de ontkerstening, waardoor een der vruchtbaarste Europese cultuur-elementen, verzoenend en menselijk bij uitstek, in zekere mate werd uitgeschakeld.Ga naar voetnoot1. Zelfs indien die hypotheken geleidelijk zouden worden gelost, volstaat het niet dat Frankrijk als een soort zendeling in de wereld zou optreden. De degelijkheid van zijn ideeën moet het door concrete resultaten bevestigen en dit kan het alleen door de binnenlandse materiële moeilijkheden en maatschappelijke problemen op te lossen op een wijze die omtrent de superioriteit van zijn beginselen geen twijfel laat bestaan. En zo ver is het blijkbaar nog niet. | |
II. - Het materieel herstelBij het staken der vijandelijkheden in 1945 was Frankrijk de totale uitputting nabij. De diepe wonden geslagen door het eerste wereldconflict, waarvan het den zwaarsten last had te torsen gekregen, waren nog niet geheeld toen het tweede losbrak. De overwinning van 1918 had 1.400.000 jonge mensenlevens en 1.500.000 verminkten, hetzij 37% van de gemobiliseerde strijdkrachten, gekost. Ongeveer 4.000 steden en dorpen en 20.000 fabrieken die 94% van de wol-, 80% van de staal-, 60% van de katoen-, en 55% van de kolenproductie vertegenwoordigden, waren verwoest. Door de herstelbetalingen werden deze verliezen slechts zeer gedeeltelijk gedekt. De nationale economie was grondig geschokt. Ondanks den relatief korten duur van de krijgsverrichtingen in het land zelf, bedroegen de verliezen aan mensen voor de campagne 1940-1945 650.000 burgers en militairen samen. De bevolking slonk ondertussen van 41,5 millioen tot 40,1 millioen zielen. Volgens de gegevens van de bank voor internationale betalingen beliep de materiële schade 756 milliard frank (koopkracht 1938), buiten de 205 milliard frank oorlogsuitgaven en de 319 milliard frank bezettingskosten. Een vijfde van het productieapparaat werd buiten werking gesteld. De koopvaardijvloot werd van 2,9 millioen B.R.T. tot 800.000 B.R.T. teruggebracht. De schade aan gebouwen overtreft die van 1914-1918. De overzeese beleggingen werden grotendeels door de oorlogsfinanciering opgeslorpt. De prestige-politiek bij de bevrijding van het grondgebied, die er op | |
[pagina 928]
| |
gericht was de Franse gevechtswaarde tot het maximum op te drijven, bracht nieuwe zware financiële lasten mee. Van de gewone budgetaire uitgaven slorpte het leger 40% op (tegen 31% in de V.S.A. en 30% in Groot-Brittannië). Begin 1946 bestond het leger nog uit 1.800.000 manschappen. Het werd sindsdien tot 500.000 herleid; de overeenstemmende budgetaire uitgaven belopen nog 29%. In feite paarde Frankrijk militaire luxe aan nationale armoede. Nog later lokte de nationalisatie van sleutelbedrijven nieuwe zware staatsuitgaven uit. In die voorwaarden bleek de financiële sanering en het economisch herstel een uiterst lastige taak. Tot nog toe zijn de regeringen die zich in vrij snel tempo hebben opgevolgd, er niet in geslaagd die taak tot een goed einde te brengen. De financiële toestand blijft zeer zorgwekkend; de voedingscrisis werd niet overwonnen; het prijzen- en lonenprobleem bleef onopgelost. De snelle wederopleving van de nijverheid had nochtans stof geleverd tot vertrouwen. In Juni 1946 bereikte de productie reeds 80% van het peil van 1938. Het gebrek aan kolen kwam het élan stuiten. De Franse voortbrenging benaderde wel die van vóór den oorlog maar de invoer uit Groot-Brittannië en uit Duitsland, die voorheen 1.800.000 ton per maand bedroeg, is tot 600.000 ton gedaald. Dit betekent een zware handicap. In verband met het opvoeren van het nationaal productiepotentieel worden hoge verwachtingen gesteld op het plan Monnet voor de reconstructie en de modernisering van de nijverheid. Dit plan werd uitgewerkt op last van de regering door een 'Commissariat General', waaraan duizend vertegenwoordigers van de Syndikaten, van de industrie en van de openbare besturen hun medewerking hebben verleend. Een nationale plan-raad werd ingesteld en moderniseringscommissies voor de verschillende bedrijfstakken werden opgericht. Het plan stelt vast dat voortaan Frankrijk slechts op de vruchten van zijn arbeid kan rekenen. Verhoogde productiviteit moet worden bereikt door wederuitrusting, maar ook door verbetering der werkmethodes: 'La modernisation n'est pas un état de choses, c'est un état d'esprit.' Het plan streeft er naar den enkeling de plaats van zijn inspanning in het geheel te doen beseffen. Het is vooral een werktuig om de diverse nationale bedrijvigheden te coördineren en om het maximum te halen uit de beschikbare hulpbronnen, met name kolen, electriciteit, staal, cement, landbouw en transport. Het steunt op de overtuiging dat vele Franse industrieën, mits een volgehouden inspanning, op het internationaal concurrentiepeil kunnen gebracht worden. Daartoe is het reuzenbedrijf niet een onontbeerlijke voorwaarde; in vele gevallen is een middelgrote uitrusting voor hoge productiviteit geschikt. Kleine bedrijven kunnen, mits specialisatie en coöperatieve organisatie, overleven. De bedoeling is midden 1948 het productie-niveau van 1929 te bereiken (dat 25% hoger lag dan dit van 1938) en het tegen 1950 met 25% te verbeteren. Vergeleken met 1938 zou de productie toenemen als volgt: | |
[pagina 929]
| |
met 13% voor kolen, met 46% voor staal, met 57% in de automobielindustrie, met 40% in de bouwnijverheid, met 27% voor den landbouw. Voor de uitwerking van het plan zouden ongeveer 1.200.000 nieuwe werkkrachten nodig zijn, te leveren door vrouwen, door inkrimping van den distributiesector en door immigratie. De financiering zou ongeveer 2.250 milliard frank vergen op drie jaar, zegge 16% van het nationaal inkomen. Voor 1947 alleen zou 475 milliard in de nijverheid moeten geïnvesteerd worden. Nu bedraagt het nationaal inkomen ongeveer 2.700 milliard frank; de fiscale en sociale lasten alleen belopen 800 milliard. In die voorwaarden is het duidelijk dat Frankrijk op buitenlandse financiële hulp is aangewezen. Met dit doel richtte het zich eerst tot Engeland. Het verkreeg in Maart 1945 een krediet van 100 millioen. Het werd echter spoedig uitgeput. Frankrijk kon aan Engeland weinig leveren, buiten luxe-producten. In Mei 1946 kwam, dank zij de bemoeiingen van den heer Blum, het Frans-Amerikaans financieel accoord tot stand. Nominaal werden aan Frankrijk voor circa 1.300 millioen dollars kredietfaciüteiten toegestaan, waarvan echter slechts 670 millioen dollars beschikbaar werden gesteld. De heer Blum had op 3.000 millioen dollars gehoopt. Een aanvullende lening werd dan ook aangevraagd bij de Internationale Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling. Als eerste begunstigde verkreeg Frankrijk in Mei 1947 een lening van 250 millioen dollars, op de 500 die het gevraagd had. Het Internationaal Muntfonds heeft daarenboven een stabilisatielening van 25 millioen dollars toegestaan. Deze buitenlandse hulp, hoewel onvoldoende, biedt een vertrekbasis. Ten minste even belangrijk om de taak van de materiële heropleving tot een goed einde te brengen, is echter het herstel van het gezag en van het vertrouwen in het binnenland. | |
III. - Binnenlandse politieke spanningenEen der eerste zorgen van het bevrijde Frankrijk was de herziening van de grondwet. Gezien den omvang der binnenlandse problemen en ten overstaan van een alles behalve gestabiliseerde internationale situatie bleek inderdaad een sterke en doelbewuste leiding uiterst gewenst. De grondwet van 1875 die het moeizaam resultaat was van compromissen tussen Legitimisten, Orleanisten, Bonapartisten en Republikeinen, had in de praktijk wel beter weerstand geboden dan die van 1791, 1795, 1799, 1804, 1815, 1848 en 1852 (het land is niet aan zijn eerste grondwettelijke crisis), maar ze was allerminst berekend voor een tijdperk van sociaal-economische en politieke hervormingen als het hedendaagse. Haar werd bijzonder een toenemende verwarring der uitvoerende en wetgevende machten verweten. In feite had het Parlement zich geleidelijk de ministeriële functies toegeëigend. De voorstanders van de herziening, generaal de Gaulle vooraan, achtten voor Frankrijk een presidentiële regeringsvorm verkieslijk. De ironie van | |
[pagina 930]
| |
het lot heeft gewild dat juist de schim van de Gaulle, bepaaldelijk de vrees voor despotisme, tot het tegenovergestelde resultaat heeft geleid. Het eerste ontwerp van grondwet dat door een daartoe speciaal ingestelde Constituante op 19 April 1946 gestemd werd, legde practisch de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke machten in de handen van één vergadering bij algemeen stemrecht verkozen. Een bepaalde regeringsformatie kon aldus voor geruimen tijd een absolute macht uitoefenen. De volkswil van Rousseau werd boven het drieledig machtsevenwicht van Montesquieu verkozen. Het ontwerp werd het teken tot een krachtinspanning tussen de voorstanders van de 'Westerse democratie' en die der 'Oosterse democratie'. de Gaulle wierp het gewicht van zijn prestige in de schaal om het ontwerp formeel te veroordelen. De uitslag volgde: het werd bij volksraadpleging in Mei 1946 verworpen met 10.450.883 tegen 9.280.386 stemmen. De meerderheid der Fransen sprak zich bijgevolg uit tegen de 'dictature de l'assemblée'. Doch de pijnlijke waarheid kwam hierbij aan het licht: al de steden, al de departementen, heel de natie bleken in twee helften verdeeld. De grote les van het referendum was: verdraagzaamheid en goede wil. Het tweede ontwerp van grondwet, dat in October 1946 aan de goedkeuring van het volk werd onderworpen, week slechts weinig af van het eerste. Wel werd de scheiding tussen de wetgevende en de rechterlijke machten scherper getrokken. De president der Republiek, bij geheime stemming door de Kamers gekozen, werd enigszins boven de partijen geplaatst, maar zijn werkelijke macht bleef zeer gering. Konsekwent met zichzelf keurde de Gaulle opnieuw in het openbaar het ontwerp af. Maar de M.R.P. en Bidault zelf, gedreven door den wens een einde te stellen aan een voorlopigen toestand die bijzonder tegenover het buitenland moeilijk kon worden gehandhaafd, gaven als ordewoord 'ja' te stemmen. De grondwet werd dan ook goedgekeurd met 9.126.370 tegen 8.043.336 op een totaal van 25.448.125 stemmen. Het kan niet worden gezegd dat de Vierde Republiek daarmee haar definitieven vorm gekregen heeft. Herziening wordt, vooral van rechtse zijde, in het vooruitzicht gesteld. De macht blijft inderdaad in handen van de 'Assemblée', m.a.w. van de partijen. De respectieve kracht van de drie grote partijen, M.R.P., socialisten en communisten, en de tucht die er heerst, zijn van dien aard dat een stabiele regering practisch is uitgesloten. Vooral de Gaulle kan zich bij dien toestand niet neerleggen. Naar zijn mening moet de regering een ploeg vormen geschaard rond één hoofd, den president, en verantwoordelijk voor de nationale vergadering. De binnenlandse- en buitenlandse toestanden vergen een sterken staat, zoniet zal Frankrijk in geval van internationaal conflict, opnieuw, zoals in 1940, machteloos staan en zich fataal hetzij door de U.S.S.R. hetzij door de Angelsakers laten overvleugelen. Overtuigd dat zijn denkbeelden niet door de huidige partijen kunnen verwezenlijkt worden, stichtte hij de 'Rassemblement du Peuple Francais'. Over de methodes die door | |
[pagina 931]
| |
deze beweging zullen worden gevolgd tast men in het duister. Reeds wordt dan ook een vergelijking getrokken tussen de Gaulle en Mac Mahon die eveneens een groot soldaat was, maar een onervaren staatsman. Nochtans heeft de eerste op de tweede voor dat hij namelijk in 1940 bewezen heeft te kunnen voorzien, wat een niet te onderschatten politieke hoedanigheid is, en dat hij door zijn kordate houding vóór het plebisciet over de nieuwe grondwet zijn gemakkelijke kansen op het presidentschap heeft vergooid, aldus tonende geen klein-formaat-politieker te zijn. Nochtans was er reden om te vrezen dat hij, door de politieke tegenstellingen ten top te drijven, het land op den rand van den burgeroorlog zou brengen. Door de manke oplossing van het tweede grondwet-ontwerp te aanvaarden hebben de partijen misschien meer politiek instinkt -l'art du possible - aan den dag gelegd dan de beginselvaste generaal. Het partijenconflict kon op die wijze binnen wettelijke perken gehouden worden. Het ergste werd vermeden.
***
Ondertussen valt een geleidelijke evolutie naar rechts niet te loochenen. De sterke linkse meerderheid die onmiddellijk na de bevrijding bestond, was in de Lente van 1946 reeds zodanig geslonken dat twee blokken van ongeveer gelijke macht tot stand kwamen. Dat de M.R.P. als sterkste partij uit den kiesstrijd te voorschijn trad verwekte algemene verbazing. Een nieuwe verrassing bracht zeer onlangs de beslissing van de socialisten, na bewogen debatten in den schoot van de partij, samen te werken met een regering waaruit de communistische ministers gesloten waren. Deze belangrijke koerswijzigingen kunnen in verband worden gebracht met gelijkaardige zwenkingen van de socialistische partijen in andere landen met name in Nederland, Italië en ook in België: breuk met het communisme en toenadering tot de christelijk-sociale partij. Zou de toekomst van Europa werkelijk bepaald worden door de samenwerking van de vooruitstrevende christelijke democratie met het gematigd socialisme? Velen zijn van mening dat daar de weg ligt naar de synthese tussen de kapitalistische en de collectivistische levensstelsels, de weg naar een specifiek West-Europees personalistisch systeem, kortom, de vermaarde 'derde weg'. Hoe zeer men het ook moet betreuren, men kan van Frankrijk niet zeggen dat het Europa op dit punt richting geeft. Het is zijn inwendige spanningen nog steeds te weinig meester. Op bijzonder pijnlijke wijze is zulks ondermeer tot uiting gekomen in verband met de crisis in het Franse Imperium. | |
IV. - De Franse Unie bedreigdMeer onrustwekkend dan alle andere moeilijkheden waaraan Frankrijk thans het hoofd heeft te bieden zijn de ontbindingsverschijnselen die | |
[pagina 932]
| |
zich in de overzeese gebieden voordoen. De feiten zijn bekend: bloedige opstand in Indo-China die tot een ware oorlog is uitgegroeid; ernstige troebelen in Madagascar; gespannen toestand in Noord-Afrika. Onder de oorzaken van deze gebeurtenissen zijn er sommige van algemenen aard: de natuurlijke drang naar ontvoogding der ontwikkelde kleurvolkeren, een fataal historisch proces; het geschokte gezag der koloniserende volkeren, voortdurend in onderlingen strijd gewikkeld; de invloed van bepaalde ideologieën, namelijk het communisme, die den vrijheidsstrijd der verdrukte volkeren prediken; de verspreiding van nieuwe denkbeelden, bijzonder van Amerikaansen oorsprong, in zake kolonisatie. Andere oorzaken zijn Frankrijk specifiek eigen: een edelmoedige maar niet zeer voorzichtige assimileringspolitiek die de inboorlingen aan de vruchten der Franse cultuur deelachtig maakt, maar die aanleiding geeft tot spijtige misverstanden tussen metropool en kolonie, te meer daar de culturele ontvoogding niet altijd met een overeenstemmende aanpassing van het materieel levenspeil gepaard gaat; de ontwikkeling van het verkeersnet in Azië, die het contact en daardoor het solidariteitsgevoel der volkeren aldaar in de hand werkt; de Japanse bezetting in de Aziatische gebieden, die een gevoeligen slag toebracht aan het Franse prestige; de invloed van de Arabische Liga, die zich in stijgende mate, namelijk in Noord-Afrika, laat gevoelen; de laksheid en bijwijlen de fouten van de Franse gezagdragers ter plaatse, ondermeer in Madagascar; de aarzelende en soms onsamenhangende politiek van de Franse regering; de verdeeldheid van de opinies in Frankrijk zelf en de demagogische houding van bepaalde extremistische partijen, die alles behalve bevorderlijk is voor het handhaven der orde in de overzeese gebieden. De verregaande geestesverwarring bleek ondermeer uit den tekst van het eerste ontwerp van grondwet dat aan de koloniën practisch het recht toekende zich van Frankrijk los te maken. Dit gebeurde blijkbaar in navolging van de organisatie van het Britse Gemenebest, waarvan de evolutie en de samenstelling echter geenszins met het Franse Imperium kan worden vergeleken. Het was voldoende dat Herriot de draagwijdte van bewuste grondwettelijke bepalingen toelichtte opdat de Constituante voor haar eigen werk zou terugschrikken. De nieuwe grondwet van October 1946 voorziet alleen dat de overzeese gebieden zullen genieten van een speciaal statuut, bepaald door de wet, na advies van de Vergadering der Franse Unie en raadpleging van de Gewestelijke Vergadering. Dit statuut is vatbaar voor wijzigingen aan dezelfde procedure onderworpen. In zijn rede van 15 Mei 1946 te Bordeaux wees de Gaulle terecht op het vitaal belang van de Franse Unie: 'Pour nous, dans le monde tel qu'il est et tel qu'il va, perdre l'Union Française, ce serait un abaissement qui pourrait nous coûter jusqu'à notre indépendance.' Hij ziet | |
[pagina 933]
| |
de oplossing van het koloniaal vraagstuk in het invoeren van federale instellingen. Elk gebied dient zijn eigen organisatie te bezitten, nauw aangepast aan den graad van zijn ontwikkeling. Een regime van geleidelijke associatie aan Frankrijk moet worden ingesteld. Alleszins moet de Unie Frans blijven, met andere woorden moet het Franse gezag ter plaatse onaangetast blijven, vooral wat betreft aangelegenheden als de openbare orde, de landsverdediging, de buitenlandse politiek en de algemene economische politiek. In feite werd dit gezag door de Franse verdeeldheid tot in den schoot der regering toe, gevaarlijk ondermijnd. Sinds de uitsluiting der communisten uit de regering werden nochtans enkele krachtdadige maatregelen getroffen. De goeverneur van Madagascar werd teruggeroepen; generaal Juin, een personaliteit van eerste gehalte werd tot Resident van Marocco aangesteld; in Indo-China schijnen de Franse troepen den toestand opnieuw meester te worden. Een zwenking naar rechts is ook hier merkbaar. Doch met het herstel of met het handhaven van de orde en met het invoeren van een passend regime voor de overzeese gebieden - verondersteld dat men daarin slaagt - is het vraagstuk van de Franse Unie nog niet opgelost. Men vraagt zich af of Frankrijk nog bij machte is aan die gebieden den nodigen financiëlen steun te verstrekken en de onontbeerlijke veiligheid te verzekeren die van de metropool verwacht wordt. Ware het in de huidige omstandigheden niet verkieslijk het Rijk wijd open te stellen voor de Amerikaanse economische penetratie en zich aldus den materiëlen en militairen bijstand van Washington te verzekeren? Isolering wordt steeds moeilijker. Zelfs een nauwere samenwerking met Engeland zou, volgens sommigen, alleen kunnen leiden tot het verenigen van één strak systeem van de oorzaken van tegenspoed die beide landen eigen zijn. Die voorstelling der feiten kan overdreven schijnen. Niettemin wordt de drukking door de V.S.A. en de U.S.S.R. uitgeoefend, met den dag sterker. Ook voor Frankrijk zijn de internationale verhoudingen doorslaggevend. | |
V. - De internationale positieToen op 20 November 1943 maarschalk Smuts aan de Parlementaire Vereniging van het Britse rijk zijn beschouwingen over de nieuwe wereld ten beste gaf, bestempelde hij het lot van Frankrijk als een van de grootste rampen der geschiedenis: 'Frankrijk telt niet meer, zal in onzen tijd en wellicht voor langen tijd niet meer tellen.' Het is allerminst waarschijnlijk dat hij het wagen zou deze verklaring te herhalen. Destijds werd zijn standpunt betwist niet alleen van Franse zijde maar ook door officiële Engelse instanties. Nochtans was Frankrijk niet vertegenwoordigd te Yalta, noch te Potsdam, noch te Moskou in 1946. Het werd evenmin verzocht vertegen | |
[pagina 934]
| |
woordigers af te vaardigen naar Dumbarton Oaks waar de basis gelegd werd voor de toekomstige wereldorde. Het weigerde dan ook het aanbod te aanvaarden als uitnodigende natie voor de conferentie van San Francisco te fungeren. Het valt niet te ontkennen: machtsoverwegingen zijn bij de internationale besprekingen nog steeds overheersend. Frankrijk getroostte zich een ongehoorde militaire inspanning om zijn prestige-politiek te schragen. Het kreeg een eerste kans om zijn internationale positie te verbeteren op de conferentie van Parijs, waar de vredesverdragen met de satellietstaten van Duitsland werden besproken. Bidault schitterde en zijn handigheid bij het improviseren van compromis-oplossingen, namelijk in verband met Triéste en Venetië, behoort tot de virtuositeit in het genre. Tot hun ware verhoudingen herleid gold het echter alleen successen van formeel-diplomatieken aard. Een belangrijke stap in de richting van het herstel van Frankrijks machtspositie was het afsluiten van het Brits-Franse alliantieverdrag op den vooravond van de vredesconferentie van Moskou. Het was de natuurlijke aanvulling van de reeds bestaande Brits-Russische en Frans-Russische alliantieverdragen. Het voltrok het driehoekige veiligheidssysteem rond Duitsland. Het bevestigde vooral de Brits-Franse entente en scheen te beantwoorden aan de historische functie van deze mogendheden die als het ware de brug vormen tussen Oost en West. Frankrijk werd opnieuw opgenomen in het diplomatieke concert der grote natiën. Bidault vertrok naar Moskou met een eigen programma. De grote lijnen van de Franse buitenlandse politiek werden reeds in 1945 door de Gaulle getrokken. 'In de wereld zoals zij nu is, bestaan er nog twee grote mogendheden. Wij bevinden ons juist tussen de twee. Kaap van Europa naar het Westen, bruggenhoofd van het Westen in Europa. Men moet slechts de kaart bekijken om te begrijpen dat in dezen toestand ons levensbelang ons beveelt strikt in evenwicht te blijven. Bijgevolg willen wij, voor zover dit van ons afhangt, een vriendschapspolitiek voeren naar het Oosten en naar het Westen met open ogen en vrije handen.' Bidault kon dit standpunt gerust onderschrijven, maar zijn meer onmiddellijke bekommernis ging naar het organiseren van de nationale veiligheid ten overstaan van Duitsland. Dit is wellicht het enige punt waarover in Frankrijk volstrekte eensgezindheid bestaat. De Franse houding te dier zake, waarvan tot nog toe niet merkbaar is afgeweken, werd door hem op 17 Januari 1946 vóór de Constituante als volgt uiteen gezet: 'De veiligheid van Europa en van de wereld eist dat Duitsland definitief het oorlogspotentieel, vertegenwoordigd door de hulpbronnen en grondstoffen van de Rijnzone, wordt ontzegd en dat de Rijndistricten nooit meer als doortochtgebied, als arsenaal of als invasiebasis worden gebruikt. De mijnen van het Saargebied, door het verdrag van Versailles aan Frankrijk toegekend, moeten opnieuw Frans bezit worden met als gevolg de inschakeling van dit gebied in het Frans economisch systeem. Wat de Ruhr betreft, die schatkamer van Europa, bestaande uit mijnen | |
[pagina 935]
| |
en fabrieken waar normaal vijf millioen arbeiders worden tewerk gesteld, is de Franse regering van mening dat ze, om wille van de algemene belangen van de mensheid, als een politieke eenheid onafhankelijk van Duitsland moet worden behandeld en onder een internationaal politiek en economisch regime moet worden gesteld.' Frankrijk onderlijnt het gevaar dat het Westen bedreigt nu vooral, door de herziening van de Oostgrenzen, het zwaartepunt van Duitsland meer naar het Westen is komen te liggen. Het bestaan van het atoomwapen verandert hieraan weinig: er werd evenmin rekening mee gehouden bij het herzien van de Oostgrenzen. De werkelijke bedoeling van dit alles is dat Frankrijk met behulp van zijn buurstaten in West-Europa de overheersende industriële positie van Duitsland wenst over te nemen. Indien de grondstoffen en de zwaarindustrie van de Ruhr in het Franse economisch systeem zouden worden ingeschakeld, eventueel in een ruim Europees complex waarvan Groot-Brittannië zou deel uitmaken, dan eerst zou Duitsland inderdaad definitief verzwakt en Frankrijk bestendig versterkt zijn. Om dit standpunt te verdedigen staat Frankrijk echter alleen. 'Raisonnant avec ses souvenirs', ziet het in Duitsland een gevaar. Voor de Grote Drie integendeel is Duitsland de eventuele prooi van den tegenstrever. Met zakelijk overleg vraagt Groot-Brittannië zich af of Frankrijk bereid en bekwaam is om de verantwoordelijkheid van zijn formule tot het uiterste te dragen, ook in de veronderstelling dat Duitsland, ingevolge de voorgestelde regeling, zich definitief van het Westen zou afwenden. In Frankrijks ogen is het overeind helpen van Duitsland een soort van verraad. De Britten en de Amerikanen echter hebben alleen oog voor de toekomst en voeren geen nationale noch zelfs een continentale politiek, maar een wereldpolitiek. Zij zijn van mening dat de beste manier om de vrijwillige inschakeling van Duitsland in de Westerse wereld te bekomen er in bestaat het te helpen leven. En dit kan het zonder het Ruhrgebied moeilijk. Daar ligt het misverstand. Op de Moskou-conferentie in April 1947 hebben de V.S.A. en Groot-Brittannië hun instemming betuigd nopens de economische aanhechting van het Saargebied bij Frankrijk. De U.S.S.R. nam, te dien opzichte, een gereserveerde houding aan. Bidault's voorstel betreffende de internationalisatie van het Ruhrgebied werd door geen der Grote Drie aanvaard, maar hij bekwam een ernstige compensatie in den vorm van een Frans-Engels-Amerikaanse overeenkomst waardoor het uitvoercoëfficiënt van kolen uit het Ruhrgebied van 12 op 21 en later op 25% zou gebracht worden. Geschat wordt dat Frankrijk aldus onmiddellijk 370.000 ton kolen per maand zou ontvangen; voor 1948 wordt met I millioen ton per maand gerekend. Dit resultaat is essentieel. Bidault keerde van Moskou terug, gedeeltelijk ontgoocheld, maar met een nieuwen kijk op de internationale verhoudingen. Het werd hem duidelijk dat Frankrijk zich niet tot een bemiddelaarsrol kan beperken in alle vraagstukken, vooral niet in het Duitse waar de nationale veiligheid op het spel staat. Hij was gedwongen vast te stellen dat het Franse | |
[pagina 936]
| |
standpunt meer begrip vond aan Angelsaksische dan aan Russische zijde. Gedurende meer dan drie jaren heeft Frankrijk angstvallig getracht een evenwichtspositie te handhaven, onder meer door het politieke bondgenootschap met de U.S.S.R. als tegenwicht tegenover de economische invloeden der Westerse geallieerden te stellen. De conferentie van Moskou zou op dit punt wel een kentering kunnen inluiden. Door het Russisch onbegrip ten overstaan van zijn belangen wordt Frankrijk in het Westers kamp gedreven. De drukking van hieruit wordt allengskens heviger. De Angelsaksische mogendheden zijn bij machte en ook bereid Frankrijk de financiële hulp te verlenen die het voor zijn economisch herstel behoeft; zij beschikken over de kolen van het Ruhrgebied die voor de Franse industrie onontbeerlijk zijn; zij helpen Frankrijk zijn moeilijkheden in zake voedselvoorziening te lenigen. De greep van het Westen op Frankrijk is dan ook niet minder sterk dan die van het Oosten. Na de mislukking van de Moskou-conferentie wordt alle hoop voor het bereiken van een modus vivendi tussen de Westerse en Oosterse wereld op de toekomstige conferentie van Londen gevestigt. Wordt ook daar geen bevredigend resultaat bereikt, dan zal de Amerikaanse drukking op Frankrijk verder toenemen. Reeds is er gewag gemaakt van Frans-Amerikaanse besprekingen in verband met ruimere financiële hulp mits bepaalde - ondermeer politieke - waarborgen voorhanden zijn. Het ligt in de lijn van de Truman-doctrine. Een stijgend gedeelte van de Franse opinie, wegens begrijpelijke ideologische en materiële redenen, helt naar het Westen over. de Gaulle die hier herhaaldelijk werd geciteerd om wille van den groten invloed die hij nog steeds uitoefent, wees in zijn rede te Straatsburg op de gelijkenis tussen de V.S.A. en Frankrijk, die beide bereid zijn niet alleen hun eigen vrijheid maar ook die van andere volkeren te verdedigen. Hij verklaarde overtuigd te zijn dat indien een nieuwe tyrannie de wereld moest bedreigen, beide landen zich daartegen éénparig zouden verzetten. De toestanden in Frankrijk zijn thans nog te verward om zich aan voorzeggingen te wagen. Maar indien het waar is dat de politiek door positieve overwegingen wordt beheerst, dan nemen de kansen dat Frankrijk in een Atlantische belangengemeenschap zou worden opgenomen met den dag toe. Het hoeft daarom zijn zelfstandigheid niet prijs te geven. De ondervinding leerde dat isolering en neutraliteit tussen machtige tegenstrevers niet altijd lonend is. | |
VI. - perspectievenHet schouwspel dat Frankrijk biedt en waarvan hier een zeer onvolledig beeld werd opgehangen is alles behalve aanmoedigend: economische en financiële moeilijkheden, binnenlandse politieke verdeeldheid, crisis in de overzeese gebieden. Alleen rampen konden tot nog toe worden vermeden: ongebreidelde inflatie, burgeroorlog, ontbinding. Le Figaro | |
[pagina 937]
| |
vatte op 7 Mei 1947 den toestand als volgt samen: 'L'ensemble de l'édifice français, profondément ébranlé, tient encore debout. Mais pourqu'il s'effondrât sur nous, il ne faudrait qu'un très faible choc.' Ook Engeland is verzwakt uit den oorlog gekomen maar het is niet ontredderd; het blijft waardig, verenigd, trouw aan zichzelf. Hetzelfde kan nauwelijks van Frankrijk worden gezegd. Het werd tot in de ziel getroffen. Heen en weer geslingerd tussen tegenstrijdige levenssystemen schijnt het de banden met de Westerse traditie, de bron van zijn vroegere uitstraling, te zeer te hebben verbroken om in den huidigen storm richting te houden. Hoe zou het momenteel richting kunnen geven? Nochtans blijft een gedeelte van het volk aan de traditie gehecht. In leidende figuren als de Gaulle, Bidault en Monnet erkent men het gelaat van Frankrijk. Mag men echter zeggen met Gonzague de Reynold: 'La France malgré sou histoire agitée, demeure l'élément stable du continent'? Mag men hopen met Bainville: 'Après toutes ses convulsions, parfois plus violentes qu'ailleurs, elle ne tarde pas à renaître à l'ordre et à l'autorité dont elle a le goût naturel et l'instinct'? Het is waar dat het verleden van Frankrijk rijk is aan verrassende en plotse heropstandingen die het mirakel benaderen. De wondere geschiedenis van Jeanne d'Arc staat niet alleen. Dergelijk wonder schijnt de Gaulle te verwachten. Maar hoe een sterk gezag vestigen tegen den georganiseerden wil in van de helft van de bevolking? Hoe bijzonder een internationale positie van precair evenwicht en fiere isolering handhaven ten overstaan van de gewijzigde machtsverhoudingen? Het is nu eenmaal zover: de historische rol van Europa, als leidend werelddeel, is ten einde. Geografisch en historisch is Amerika aangewezen om de taak van het Westen voort te zetten. Met den dag groeit de zuigkracht van dit jonge continent dat, onder meer, heel de Atlantische wereld naar zich toehaalt. Reeds heeft Groot-Brittannië de les uit de feiten getrokken en de verdediging van zijn idealen van vrijhandel en internationale economische samenwerking hoofdzakelijk aan Amerika toevertrouwd. Zou Frankrijk zijn roeping minder trouw vervullen indien het, uit noodzakelijkheid des middels, den steun moest aanvaarden van de machtige Republiek, die reeds bewezen heeft hoe hoog ze de Westerse cultuurwaarden en inzonderheid de Franse idealen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid schat? Indien men thans werkelijk voor de keuze staat: 'één wereld of geen wereld', dan heeft ten slotte de 'derde weg' waarvan het Avondland droomt geen kans, tenzij hij opgenomen wordt in die éne wereld die de wereld van morgen zijn zal. |
|