goed toegepast. Het was een verrassing en het doet ons inzien wat in de toekomst van het nieuwe procédé kan verwacht worden.
En Amerika? - Een verfilming van Stevenson's klassieke novelle: Dr. Jekyll en Mr. Hyde. Het is niet de eerste en het zal ook wel niet de laatste zijn. Ik verkies veruit de vroegere verfilming door Rouben Mamoulian boven deze van Victor Fleming die er zich blijkbaar aan inspireerde. Niet omdat de laatste technisch minder knap zou zijn; integendeel is er, op dit gebied, tijdens de laatste jaren, nog heel wat verbeterd, maar de jongste versie lijkt mij wat al te zeer op de ziekelijke sensatielust van het publiek te speculeren. De effecten zijn soms overdreven grof. Door hun natuurlijk spel remmen Spencer Tracy en Ingrid Bergmann dit zoveel mogelijk.
Madame Curie, naar het boek van Ève Curie, beantwoordt ook niet aan de verwachtingen. Het is een verzorgd vulgarisatiewerk, een populaire 'superproductie', maar het mist diepte en waarachtigheid. Er werd te veel geromanceerd, veramerikaniseerd. Er werd vooral te veel geoflerd aan de 'vedette', Greer Garson, die eens te meer te pas en te onpas op het voorplan gebracht wordt. Haar partner, daarentegen, Walter Pidgeon is bewonderenswaardig: hij belichaamt op discrete wijze de edele figuur van den ietwat schuchteren Pierre Curie.
Ik kan mij niet accoord verklaren met de critici die in Meet me in St. Louis, van den volgens hen veel belovenden Vincente Minelli, een waar juweeltje zien. Ik kan er wel de poëtische, atmosfeer van appreciëren, maar het blijft voor mij een onevenwichtige, langdradige film, waarvan men niet goed kan zeggen wat zij in feite is: een zangfilm of een burgerlijke comédie. En de kleuren kan ik evenmin mooi vinden. Het is echter een aangenaara familiespectakel en dat is al heel wat.
Vermelden wij nog de zoveelste verfilming van Edith Cavell's leven, om de nogal beheerste wijze waarop het gegeven behandeld werd, om de serene vertolking van Anna Neagle, en vooral om de christelijk-pacifistische strekking.
Van den Fransen kineast, Julien Duvivier, tijdens den oorlog in Amerika werkzaam, kregen wij The Impostor. Men herkent nog wel hier en daar den Duvivier van Poil de Carotte en La Bandera, maar het is toch niet meer helemaal zoals voorheen. Hetzelfde voor den in een identiek geval verkerenden Jean Renoir waarvan ons na This Land is mine, Swamp Water uit Amerika toekwam.
Heel wat gelukkiger was het verblijf te Hollywood van een anderen Fransen kineast, René Clair, waarvan wij nu eindelijk Dit gebeurde... morgen te zien kregen. Het is de derde film door dezen kineast in Amerika gemaakt. De twee andere waren, zoals men zich wel herinnert, Mijn Vrouw is een Heks en The Flame of New Orleans. Allen zijn het erover eens dat Mijn Vrouw is een Heks de geestigste film is van na den oorlog. Van The Flame of New Orleans werd door enkelen beweerd dat het Clair onwaardig was: ten onrechte m.i., al geef ik toe dat het werk niet op het peil stond van Mijn Vrouw is een Heks. Dit gebeurde... morgen, staat, naar mijn mening, ook niet op hetzelfde peil. Maar heel veel minder is het in elk geval niet.
Vinden wij er den ouden Clair van A nous la Liberté en 14 juillet in terug? Niet volledig. In zijn geboorteland alléén doet Clair inhoud en vorm tot één geheel samensmelten. In den vreemde bleek dit niet meer mogelijk. Reeds in de in Engeland vervaardigde film Spook te Koop werd de vorm aan den inhoud ondergeschikt. Dat dit in een Hollywoods milieu in grotere mate het geval zou zijn konden wij gissen: zo de behandeling van de gegevens honderd procent Clair blijven, dan heeft het filmbeeld toch niet meer den stijl van vroeger. Dit wil geenszins zeggen dat Clair zich te Hollywood 'vercommercialiseerd' heeft. Het pleit integendeel voor de sterke persoonlijkheid van den kineast dat hij zijn vrijheid niet verloor door zich zo spontaaa aan de Amerikaanse methodes aan te passen. Er zijn gewis weinig Europese kineasten die het zo ver brachten. Van den fijngevoeligen Clair zou ik het allerminst verwacht hebben.
Het scenario van Dit gebeurde... morgen, zichtbaar door Clair zelf gekozen en niet opgedrongen zoals het in Amerika doorgaans gebeurt, is van een ongemene frisheid. Op buitengewoon bevallige manier werd het uitgewerkt. Het zit vol van die essentieel filmische vondsten die Clair kenmerken door hun fijnheid van humor en ironie, door hun satirische doeltreffendheid, door hun cartesiaanse logica tot in het absurde toe. Het spreekt vanzelf dat men vatbaar moet zijn voor fantasie om er ten volle van te genieten, om er de subtiliteiten van te snappen. Maar wie zal ontkennen dat hier een authentiek dichter aan het woord is? Disney, Chaplin, Clair: ik geloof wel dat het de drie meest eminente poëten zijn van de 'zevende kunst' op den dag van heden.
29-8-1946
Pieter-Emmanuel Oyen.