zagen waren, ons inziens: Mijn Vrouw is een Heks, een juweeltje van den thans in Amerika werkenden Franschen kineast René Clair, Trots en Vooroordeel (Pride and Prejudice), een wel wat langdradige maar uiterst verzorgde film, naar het in Engeland klassiek geworden boek van Jane Austen, en Ons Dorp, een verwezenlijking van Sam Wood, waarvan wij Good Bye, Mr. Chips niet vergeten zijn, en die het prototype is van de moreel gezonde film, die tevens op echt filmische kwaliteiten kan bogen. Ziedaar de 'nec plus ultra'. Nog enkele andere zijn er die, zonder de hoedanigheden der drie bovenvermelde te bezitten, toch, elk in haar genre, de moeite waard zijn: De Weerspannige Doode, met een plezierig origineel thema; Rebecca, naar den populairen roman van Daphné Du Maurier; Remember the Day, een sentimenteele film van Henry King; De Jeugd van Tom Eddison, gechargeerd, maar volksch en onderhoudend; een paar Deanna Durbin-films en Abe Lincoln, wel wat te zeer praatfilm, doch ongemeen verheven van strekking. Elizabeth van Engeland en Hitchcock's Shadow of Doubt, die verschillende weken in het Paleis van Schoone Kunsten te Brussel liep, zagen wij nog niet. Ook Laurence Olivier's verfilming in technicolor van Shakespeare's Henry V kregen wij nog niet te zien. Daarover later.
***
Fransche films zagen we nog niet veel. Comédienne was van zuiver filmisch standpunt niet zoo kwaad, maar van moreel standpunt niet altijd aanvaardbaar. Het blijft, helaas! het geval met de meeste Fransche films die in de hoofdstad vertoond werden, zooals: Pontcarral, La Fille du Puisatier, een nieuw werk van Marcel Pagnol, en Les Visiteurs du Soir van Carné, 'grand prix du cinéma français', die allen aan een gevormd publiek voorbehouden blijven. En dan spreken wij liefst niet van Malaria en Macao. Natuurlijk waren er ook wel onschadelijke films, zooals Patricia, Adémaï, bandit d'honneur, Le Ciel est à vous en Premier de Cordée, maar die dan filmisch weer minderwaardig zijn. Van Notre-Dame de la Mouise wordt beweerd dat het een ernstige poging is in de richting van de katholieke film, hoewel er technisch ook weer heel wat op aan te merken valt. Wij hebben de film nog niet gezien. Wij hopen dat zij weldra in het Vlaamsche land zal vertoond worden. Van Henri Bordeaux Neige sur les Pas en Sardou's Madame sans Gêne werden nog bewerkingen gemaakt. Maar het zal wel niet heel veel met filmkunst te maken hebben!
***
En bij ons? Hoe ver staat het met de nationale filmindustrie? Wij kregen Soldats sans Uniforme, een film ter eere van de weerstandsbeweging, waarmede tijdens de bezetting een aanvang genomen werd. Men kondigt Barak I aan en men spreekt van een bewerking van Conscience's Baas Ganzendonck. Het meest nog strekt ons tot eer de door André Cauvin verwezenlijkte film Kongo, welke door een der grootste Amerikaansche filmhuizen over heel de wereld gedistribueerd wordt en aldus op schitterende wijze de belangen van onze kolonie dient. Er is ook spraak van teekenfilms in het land te vervaardigen. Er zou er reeds een klaar zijn. Maar met Disney en met Fleischer zullen wij nog niet zoo vlug kunnen concurreeren!
***
Ziedaar een kort overzicht van de huidige filmwereld. Wellicht werd de opsomming wat saai. Het was echter onmogelijk hieraan heelemaal te ontkomen in deze inleidende bespreking waarin wij een totaal beeld wilden schetsen van de productie der laatste jaren.
Voor een uitgebreider kritiek van de moreele waarde der aangehaalde films verwijzen wij naar de filmleiding in de dagbladen. Dit mogen we in elk geval wel zeggen: moreel gesproken staan we er niet zoo slecht voor. De Amerikaansche en Engelsche films zijn doorgaans gezond, de Fransche film is weliswaar dikwijls lichtzinnig en zwoel en de Russische erg realistisch. Maar we zijn verlost van het gevaarlijke Duitsche heidendom dat triomf vierde in zoovele films, onder andere in De Gouden Stad, Munchhausen, Het Bad in de Schuur, Ich klage an, enz.
In volgende besprekingen zullen wij ons tot twee of drie der merkwaardigste filmen beperken en hierover wat langer uitweiden, zonder nochtans de algemeene ideeën die deze besprekingen zullen leiden, uit het oog te verliezen. Een filmkroniek in de journalistieke beteekenis van het woord moet de lezer echter niet verwachten. We richten ons tot intellectueelen die zich voor de film interesseeren en niet tot filmmaniakken. Het is er ons enkel om te doen, om in het licht van gezonde aesthetische en katholieke principes het filmleven schetsmatig, maar toch zoo precies en zoo volledig mogelijk te volgen en te beoordeelen.
P.E. Oyen.