Streven. Jaargang 13
(1945-1946)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Financieele kroniek
| |
[pagina 44]
| |
gestegen was, teruggebracht, per einde December 1944 op 72 milliard frank (vrije gedeelte). De tijdelijk onbeschikbare 40% bedroegen circa 42 milliard frank en de definitief geblokkeerde 60% circa 63 milliard frank. Deze cijfers stellen het belang van de saneering, welke reeds bij het begin verwezenlijkt werd, duidelijk in het licht. Vanuit zuiver technisch oogpunt stelden zich twee problemen. Eenerzijds moest voorzien worden in het progressief deblokkeeren van de tijdelijk onbeschikbare 40%, wier sterilisatie gerechtvaardigd wordt door het tijdelijke tekort aan goederen. Talrijke besluiten hebben een stelsel van deblokkeering op touw gezet en met name het 'Losmakingscomité' (Besluit van den Regent, 21 November 1944), dat belast is met het onderzoek van de deblokkeeringsaanvragen. Volgens een verklaring aan de Kamer der Volksvertegenwoordigers afgelegd door den heer De Voghel, Minister van Financiën, in zijn rede van 16 Augustus 1945, waren ten gevolge van deblokkeeringen de tijdelijk onbeschikbare activa, - excl. die van de Spaarkas en der private spaarkassen, - van 39 milliard frank teruggebracht op ongeveer 30 milliard frank. Het meerendeel der zuiver monetaire besluiten, die in den loop van de laatste twaalf maanden genomen werden, hebben betrekking op dit probleem. Anderzijds moest men overgaan tot de definitieve resorbtie der overtollige koopkracht. Te dien einde werden een ontwerp betreffende de tijdelijk onbeschikbare en de geblokkeerde activa alsmede een geheel van fiscale projecten neergelegd. Na een grondig onderzoek door de Bijzondere Commissie voor Financiën van de Kamer in den loop der maanden Mei, Juni en Juli 1945, werden deze ontwerpen door de Kamer in de tweede helft van de maand Augustus laatstleden besproken en met bijna algemeene stemmen aangenomen. Onmiddellijk daarop volgde het onderzoek door den Senaat, die de voorstellen in de laatste week van September stemde. Bovenstaand overzicht schetst op een zeer schematische wijze het monetaire aspect van de politiek die gevoerd werd door de drie Ministers van Financiën, die elkaar sinds een jaar opvolgden. Talrijke andere aspecten zouden voorzeker ook de aandacht dienen te weerhouden, doch het is ons onmogelijk ze in deze kroniek te behandelen. Het is een zeer gelukkige omstandigheid, die verdient onderstreept te worden, dat de vervanging der Ministers geen wijziging heeft gebracht in de groote richtlijnen in zake monetaire politiek. De heer Gutt, technicus die men soms tot de liberale middens rekent en die, na reeds in 1934-1935 Minister van Financiën te zijn geweest, het in Februari 1939 opnieuw werd, heeft de groote verdienste gehad snel te handelen en de grondslagen te leggen voor de monetaire saneering op een oogenblik dat het publiek voldoende gunstig gestemd was om zware offers te brengen. Deze offers droegen den concreten vorm van monetaire blokkeeringen. Ongelukkigerwijze ontbrak het de fiscale plannen van den heer Gutt, namelijk de belasting op den aangroei van het vermogen, aan soepelheid, met als gevolg dat ze een zeer ernstigen tegenstand ondervonden. De heer Eyskens, katholiek volksvertegenwoordiger van Leuven en professor aan de Rechtsfaculteit der Universiteit te Leuven, die in Februari 1945 den heer Gutt opvolgde, werkte onmiddellijk een volledig plan uit waarin hij èn de monetaire politiek èn de fiscale ontwerpen opnam. Op 16 Mei 1945 ontwikkelde hij in een groote rede zijn plan voor het Parlement en wierp een blik op den geheelen monetairen, budgetairen en financieelen toestand van het land vanuit nationaal en internationaal standpunt. Tegelijkertijd legde hij een Algemeene uiteenzetting betreffende den financieelen toestand voor en vulde zoodoende een belangrijke leemte aan in de financieele politiek van de voorgaande Regeering: het gebrek aan samenhang en eenheid en de afwezigheid van een rechtvaardiging der offers die aan het land gevraagd werden. Door zijn rede en zijn uiteenzetting aangaande den financieelen toestand stelde de nieuwe Minister het land voor zijn verantwoordelijkheden. | |
[pagina 45]
| |
Hij gaf een duidelijke uiteenzetting van de gevolgen van den oorlog voor onze openbare financiën, van de gevaren die onze valuta bedreigden en van de middelen die hij voorstelde tot een definitieve saneering van den toestand. Bedoelde middelen - we beperken ons steeds tot het zuiver technische en fiscale terrein - bestonden uit vijf wetsontwerpen. Het wetsontwerp betreffende de geblokkeerde of tijdelijk onbeschikbare monetaire activa beoogt de omzetting van de tijdelijk onbeschikbare 40% in deposito-rekening en de resorbtie van de geblokkeerde 60% door een leening genaamd 'Muntsaneeringsleening'. Een tweede wetsontwerp verwezenlijkt de belasting der winsten voortvloeiend uit leveringen en prestaties aan den vijand. Het ontwerp van den heer Gutt betreffende de belasting op den aangroei van het vermogen, werd vervangen door een Wetsontwerp tot invoering van een extra-belasting op de in oorlogstijd behaalde exceptioneele inkomsten, winsten en baten, waarin de aangroei van het vermogen enkel wordt weerhouden ten titel van wettelijk vermoeden. Tenslotte, ter versterking van de resultaten der saneering en om alle burgers te doen deelnemen aan de gemeenschappelijke inspanning in verhouding tot hun vermogen, legde de heer Eyskens een Wetsontwerp tot invoering van een belasting op het kapitaal neer. Een laatste tekst voorziet een fiscale amnestie, die onmisbaar was gezien de voorgaande ontwerpen. Dit geheel van ontwerpen moet circa 50 milliard frank opbrengen, waarbij zich nog 10 milliard komen voegen verkregen uit de herwaardeering van den goudvoorraad van de Nationale Bank van België en circa 10 milliard frank aan niet-aangegeven biljetten en aandeelen. De voor de saneering beschikbare massa zal dus ongeveer 70 milliard frank bedragen. Dit laat toe te besluiten dat de openbare schuld, rekening gehouden met alle tekorten over 1945 maar niet met die der latere jaren, teruggebracht zou kunnen worden op ongeveer 200 milliard frank. Het is van belang te onderstrepen dat de definitief geblokkeerde 60% zullen kunnen dienen om de speciale en extra-belastingen alsmede de belasting op het kapitaal te betalen. Deze belastingen hebben inderdaad juist tot doel een groot deel van de Muntsaneeringsleening te resorbeeren. Voor hen die geen belastingen moeten betalen, voorziet men den wederaankoop van hun fondsen. In ieder geval zullen zij, na een zekere periode, hun fondsen op de markt kunnen te gelde maken. De tijdelijk onbeschikbare 40% zullen progressief vrij gemaakt worden. Er kan niet de minste twijfel bestaan nopens het feit dat zij op een gegeven oogenblik inderdaad geheel vrij zullen zijn. Dit zijn de groote lijnen van wat we het 'Plan Eyskens' zouden kunnen noemen. Men kan inderdaad niet ontkennen dat men voor een stevig opgebouwd plan staat, dat een definitieve oplossing aan de monetaire en financieele problemen geeft. De Bijzondere Commisie voor Financiën van de Kamer had juist het onderzoek van de ontwerpen van den heer Eyskens beëindigd, toen de politieke crisis uitbrak. De portefeuille van Financiën werd in het begin van de maand Augustus toevertrouwd aan een technicus, den heer De Voghel, professor aan de School voor Economische Wetenschappen van de Universiteit te Leuven en directeur van de Nationale Bank van België. In zijn rede van 16 Augustus 1945, gehouden voor de Kamer, bevestigde de nieuwe Minister zijn wil de continuïteit van de monetaire politiek te verzekeren. Hij nam de voorstellen van zijn voorganger, zooals zij door de Bijzondere Commissie voor Financiën van de Kamer werden geamendeerd, over, op eenige wijzigingen na. Het onderzoek van deze ontwerpen door de Commissie voor Financiën van den Senaat, hun stemming door den Senaat en hun afkondiging, beteekenen het einde van de eerste étape der monetaire saneering. Men kan verwachten, dat deze étappe beëindigd zal zijn in den loop van October 1945. Ziedaar de balans der activiteit van de Regeeringen van het Parlement tijdens het afgeloopen jaar in zake monetaire saneering. De drie Ministers van Financiën hebben, ieder voor hun deel, in ruime mate tot dit werk bijgedragen. De heer Gutt legde de grondslagen vanaf October 1944. De heer Eyskens werkte een | |
[pagina 46]
| |
algemeen plan uit, dat de monetaire saneering in feite tot stand brengt, en een aantal fiscale ontwerpen, die, samen met een bevredigend fiscaal rendement, voldoende soepel en rechtvaardig zijn om door het Land aanvaard te kunnen worden. De huidige Minister van Financiën draagt de zware verantwoordelijkheid de fiscale ontwerpen te doen stemmen en vooral ze te doen uitvoeren.
***
Dit beknopt overzicht van hetgeen tot nog toe verwezenlijkt is, was noodzakelijk, alvorens we een blik konden werpen op de meeningen en gedachtenstroomingen die zich sedert een jaar hebben ontwikkeld rond wat Prof. Dr R. Vandeputte noemt: Het Belgische Monetaire ExperimentGa naar voetnoot1.. Dit werkje van den Leuvenschen Hoogleeraar verdient de volle aandacht van allen die belangstellen in monetaire en financieele problemen. Het verschijnt juist op het oogenblik van den eersten verjaardag van de monetaire saneering, dat ook het oogenblik is waarop de definitieve ontwerpen gestemd en toegepast worden. Het brengt een zeer helder en belangwekkend overzicht over de antecedenten en voornaamste bepalingen der monetaire en fiscale plannen alsmede een critiek er van. Deze laatste zal het voornaamste voorwerp van onze uiteenzetting uitmaken. In dat critisch gedeelte van het werk zijn de meeste opwerpingen bijeengebracht die men tegen de monetaire politiek der Regeering formuleert. Het is nu echter van belang te wijzen op het feit dat, ondanks de soms scherpe opwerpingen en critische uitingen die de ontwerpen van den heer Gutt en van den heer Eyskens tot doelwit hadden, de publicaties van eenige waarde betreffende onze monetaire saneering buitengewoon zeldzaam zijn. Dit feit maakt het werkje van Prof. Vandeputte juist hoogst kostbaar. Wat is er tot nu toe in België aangaande de monetaire saneering verschenen? Opgemerkt zij dat wij afzien van de talrijke dagblad-artikelen, daar de pers-critieken zelden opbouwend waren, en van de in niet gespecialiseerde tijdschriften verschenen bijdragen. Evenmin kunnen we uitweiden over een drietal publicaties die vóór de bevrijding werden opgesteld. De twee eerste zijn: Essai sur l'assainissement monétaire (Juni 1944) van den heer Edouard Dervichian en Le problème monétaire (Juni 1944) van den heer Henri Goossens. Beide auteurs staan welwillend tegenover een formule van belasting op de geldcirculatie. Het derde werk werd gepubliceerd door het 'Groupement d'Études Économiques', dat zich tijdens de bezetting, onder leiding van Professor Velge, met de studie van talrijke na-oorlogsche problemen bezig hield. De besluiten van dit studiewerk werden samengevat onder den titel Le restauration économique de la Belgique. Transition vers une économie de paix (Augustus 1944). Het monetaire gedeelte van dit overigens zeer leerzaam boekje geeft alleen de groote richtlijnen aan van de te volgen financieele politiek, met de aanduiding echter dat een inkrimping der geldcirculatie noodzakelijk is. Wat de officieele publicaties betreft, dienen eerst en vooral vermeld te worden de in het Staatsblad verschenen wetteksten, de vijf hooger genoemde door Minister Eyskens neergelegde wetsontwerpen met hun breedvoerige memories van toelichting, de belangwekkende verslagen van de Bijzondere Commissies voor Financiën van de Kamer en van den Senaat betreffende deze vijf ontwerpen, en tenslotte - voornaamste bron aangaande het algemeen plan, zooals we reeds aangaven - de rede van Minister Eyskens gehouden in de vergadering van de Kamer op 16 Mei 1945, alsmede de Algemeene uiteenzetting betreffende den finan- | |
[pagina 47]
| |
cieelen toestandGa naar voetnoot1.. Vermelden we tenslotte de redevoeringen uitgeproken door den huidigen Minister van Financiën in de Kamer op 16 Augustus 1945, en in den Senaat op 26 September 1945. Al deze officieele documenten ontwikkelen uiteraard de stelling der Regeering op monetair gebied. De officieele plannen zijn uiteengezet en gerechtvaardigd in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting van de Nationale Bank van België, dat twee artikels aan de monetaire saneering wijdde. Het eerste, getiteld Saneering der geldcirculatie (November 1944), bevat een uiteenzetting der principes en der eerste verrichtingen in zake monetaire saneering; het tweede, getiteld Het verder verloop van de saneering der geldcirculatie (Februari 1945), onderzoekt de ontwikkeling der saneering tot in Februari 1945 en geeft een eerste raming der resultaten van de monetaire verrichtingen. Afgezien van de zooeven geciteerde publicaties, is er weinig verschenen. Vermelden we onder meer van Robert Billiard: Assainissement financier de la Belgique avec ou sans M. Gutt (1945), welk werk deels gebaseerd is op de gewaagde theorieën van den heer Michelet aangaande de 'valoristie'; van Alain M. André Le dictat de M. Gutt. Le peuple Belge, ses classes laborieuses et ses classes moyennes devant la dictature de l'argent par la Grande Banque et la Haute Finance, en Monsieur Gutt, fossoyeur de l'épargne, waarvan de titels alleen reeds duidelijk de strekking aangeven! Een in zekere opzichten interessante critiek over de belasting op den aangroei van het vermogen voorgesteld door den heer Gutt, werd gepubliceerd door den heer Jules Migeot, onder den titel Les projets de Monsieur Gutt (Januari 1945). De door dezen schrijver voorgestelde oplossingen zijn echter geheel onvoldoende. In een brochure getiteld De muntsaneering en het wetsvoorstel voor een buitengewone belasting op den aangroei van het vermogen, die slechts op een beperkt aantal exemplaren verspreid is, analyseert Dr E. Mallien op een zeer interessante wijze de internationale positie van België in zake prijzen, loonen, monetaire circulatie, openbare schuld en begrooting. Hij verklaart zich akkoord met het principe van de saneering, ofschoon hij de fiscale voorstellen van den heer Gutt becritiseert. Vermelden we tenslotte dat in zijn L'Échec du coup d'État monétaire (Maart 1945) de heer Émile Lamal tracht te bewijzen dat de monetaire plannen volledig mislukt zijn daar ze de prijzen beoogen te beïnvloeden door middel van een monetaire manipulatie. Deze plannen, beweert hij, werden trouwens uitgewerkt door 'les thaumaturges de la nouvelle école'. Ze zijn de uitdrukking van een ongezond dirigisme, waarover de auteur zich onder meer als volgt uitlaat: 'grâce à une suite de circonstances particulières et malheureuses, il s'empara, par un coup d'État, du Ministère des Finances et de la Banque d'Émission.' Al hebben we hiermede wellicht niet alles overzien wat aangaande de monetaire saneering verschenen is, toch zal dit volstaan om vast te stellen dat er een grondige studie ontbrak, vooral een studie geschreven door iemand die het probleem voldoende van nabij gevolgd had om een geautoriseerde meening ten beste te geven. Dit nu vinden we in het werkje van Prof. Vandeputte. Zijn publicatie getuigt eveneens van het groeiend belang dat de groote monetaire en financieele problemen bij het Vlaamsche publiek vinden.
***
In deze kroniek zullen we vooral aan de door Prof. Vandeputte geformuleerde critiek onze aandacht schenken, wat ons nochtans niet zal beletten terloops enkele opmerkingen te besteden aan het positieve gedeelte van zijn uiteenzetting, | |
[pagina 48]
| |
het meest uitgebreide en tevens, naar onze bescheiden meening, het beste uit zijn werk. Aangezien de auteur gedurende de bezetting lid geweest is van de Commissie uit publiekrechtelijken sector welke de monetaire saneering bestudeerde en voorbereidde, is hij buitengewoon goed gedocumenteerd betreffende de verschillende vóór de bevrijding uitgewerkte plannen: ontwerpen van het Belgisch Instituut voor Openbare Financiën, van het Groupement d'Études Économiques, van de bovenvermelde Commissie, van de Regeering te Londen, van den heer Dervichian en van den heer Goossens. Ondanks talrijke en diepgaande meeningsverschillen, namelijk aangaande de fiscale maatregelen, hadden deze plannen toch dit gemeen dat ze alle afzagen van 'een eenvoudige devaluatie naar vooroorlogsch model'. Alle stelden zij een snelle en radicale monetaire saneering voor, door middel van een belangrijke inkrimping van de geldcirculatie. De radicaalsten spraken zich zonder meer uit voor een belasting op de geldcirculatie; de voorzichtigsten maakten slechts gewag van een omzetting van een deel van de koopkracht in Staatsfondsen. Merken we terloops op dat het ons verwondert Prof. Vandeputte te zien schrijven dat, 'volgens de opvatting van de meeste deelnemers aan het studiewerk' de prijzen 'in een zekere mate teruggebracht (moesten) worden naar hun peil van vóór den oorlog.' Het komt ons integendeel voor dat geen enkel technicus heeft kunnen gelooven dat de prijzen tot hun niveau van vóór den oorlog zouden terugkeeren. Deze illusie heeft de geheele monetaire politiek tusschen 1919 en 1926 in de war gestuurd. Wellicht was ze nog zeer verspreid onder het publiek in den loop van de eerste maanden na de bevrijding, maar zeker niet in de verantwoordelijke kringen. De auteur overloopt vervolgens de eerste maatregelen in zake valutakoers (vaststelling van de pariteit in verhouding tot het Pond op 176,625 frank), prijzen en loonen, en wijdt enkele beschouwingen aan de voorbereiding der monetaire besluiten. Deze zijn, zooals hij aantoont, grootendeels gesteund op de door de officieele Commissie voorgestelde plannen, waaraan sommige aan de te Londen opgestelde voorstellen ontleende bepalingen toegevoegd werden, namelijk het onderscheid tusschen tijdelijk en definitief geblokkeerde activa. De hoofdstukken IV en V zijn gewijd aan een uitvoerige en klare uiteenzetting van de monetaire besluiten van 6 October 1944, van de volgende tot in Juni 1945 verschenen besluiten, en van de verschillende fiscale ontwerpen. Ergens spreekt de auteur van deflatie ter karakteriseering van de monetaire politiek. Deze term geeft aanleiding tot misverstanden. Het ware beter hem te vermijden. In den loop van den oorlog, kwam de monetaire expansie hoofdzakelijk tot uiting, wat de prijzen betreft, in het verschijnsel 'zwarte markt'. De officieele prijzen daarentegen waren geblokkeerd. De inflatie bleef in zekere mate potentieel. De monetaire saneering vormt geen echte deflatie, dit wil zeggen: ze wil de officieele prijzen niet doen dalen, maar slechts verhinderen dat ze zouden stijgen. Met andere woorden, de saneering poogt te voorkomen dat de potentieele inflatie een effectieve inflatie zou worden. Afgezien van hoofdstuk VII, dat, naar ons voorkomt, te beperkte cijfer-gegevens bijeenbrengt over de uitslagen van de monetaire besluiten, behandelt het overige gedeelte van het werk het onthaal der monetaire plannen en geeft het een critische uiteenzetting over de voor- en nadeelen van het saneeringsplan. Het is niet gemakkelijk uit te maken welke juist de persoonlijke houding van den Schrijver is aangaande de monetaire saneering. Het komt ons voor dat hij geheel akkoord gaat over het principe, maar niet over talrijke toepassingsmodaliteiten. Al spreekt hij voortdurend in den loop van zijn uiteenzetting van muntsaneering, toch gaf hij zijn werk den titel: Het Belgische Monetaire Experiment. En als hij in het voorwoord schrijft dat zijn doel is te 'beschrijven hoe ons land er toe gekomen is het meest oorspronkelijke muntexperiment door te maken dat de financieele geschiedenis van de wereld ooit gekend heeft', dan kan men zich niet ontdoen van den indruk dat Schrijver van meening is dat het 'experiment' ongetwijfeld zeer 'oorspronkelijk' en zeer gedurfd is, maar dat het | |
[pagina 49]
| |
ondanks alles een te theoretisch karakter draagt en dat België zich wel wat ondoordacht in een monetair avontuur gewaagd heeft. Laten we den auteur zelf aan het woord: 'Met welke roekeloosheid werd er niet te werk gegaan! Hoe pretentieus ons landeke was, wanneer het als bij tooverslag, alle kwalen van onze nationale munt meende te kunnen verwijderen, met een methode die nog nooit was toegepast en die niet eens in overweging was genomen door talrijke Staten waarvan de toestand onder menig opzicht gelijk was aan den onzen!' Deze meening is nogal verspreid. Men beweert dat België als proefkonijn gediend heeft, dat het het eenige land is waar een dergelijke politiek gevolgd is. Merken we dienaangaande op de eerste plaats op, dat men beroep moest doen op nieuwe procedé's, niet alleen wegens de uitgebreidheid van de op te lossen problemen, maar vooral daar de ondervinding van de periode 1918-1926 de ongenoegzaamheid had aangetoond van de zoogenaamde 'klassieke' methoden. Trouwens, het schijnt steeds meer zeker dat België niet het eenige land zal zijn dat een dergelijke politiek zal toepassen. Meerdere Europeesche landen, en zelfs landen buiten Europa, zullen hoogst waarschijnlijk tot gelijkaardige operaties overgaan ofwel hebben ze reeds gedeeltelijk uitgevoerd, onder meer Denemarken, Nederland en Noorwegen, Frankrijk is het eenige land dat tot nu toe openlijk blijk heeft gegeven van zijn wil zich in geen geval te inspireeren op het Belgische voorbeeld. De controverse in deze aangelegenheid is zelfs de oorzaak geweest van het weggaan van den Minister van de Nationale Economie, de heer Mendes-France, en van zijn vervanging door den heer Pleven, die op dit oogenblik én de portefeuille van Financiën én die van de Nationale Economie heeft. Frankrijk nu is, één jaar na de bevrijding, gedwongen de logische conclusie van zijn politiek te trekken: het staat vast dat het binnenkort zal overgaan tot een ernstige devaluatie van zijn munt. Wat meer is, de Fransche financieele politiek is niet bijzonder gunstig geweest voor de economische politiek: de herneming verloopt er inderdaad veel langzamer dan in België. Wellicht is het waar dat België aan andere landen den weg gewezen heeft op gebied van monetaire saneering. Daarom zijn een groot aantal buitenlandsche waarnemers ter plaatse de verwezenlijking van onze monetaire saneering komen bestudeeren. Wij ontmoeten eerder in het buitenland dan in het eigen land een gunstige critiek over het 'Belgische Experiment' en vooral de waardeering die de oorspronkelijkheid en gedurfdheid van onze monetaire politiek en de moed waarmee het publiek tot de offers die ze vroeg toestemde, verdienen. De tweede fundamenteele critiek van Prof. Vandeputte is de volgende: 'dat de verhoopte uitslagen niet werden bereikt' en trouwens niet konden bereikt worden. Eenerzijds trad de daling der prijzen niet in; anderzijds, zal de opbrengst der fiscale projecten onvoldoende zijn (nl. 50 milliard frank) om een echte saneering te verwezenlijken en zal de toepassing van het fiscaal plan de administratie voor een bovenmenschelijke taak plaatsen die zij onmogelijk kan vervullen. Wat de prijzen aangaat, en bijgevolg ook de loonen, is het zeker dat de verlenging van den oorlog een veel sterkere stijging heeft medegebracht dan die welke men verwachtte. Wil dit zeggen dat men op dit gebied een volledige mislukking heeft gekend? Hier is nogmaals het voorbeeld van Frankrijk leerrijk. Om zich een idee te vormen van het peil dat onze prijzen en loonen zouden bereikt hebben indien de monetaire maatregelen niet genomen waren, volstaat het na te gaan wat sinds een jaar bij onze zuiderburen gebeurd is, onder meer in zake loonen. De Fransche Regeering heeft moeten bekennen dat zij de gebeurtenissen niet meer meester is gebleven, of, om de uitdrukking van den heer Pleven, Minister van Financiën, te gebruiken (rede van 4 Juli 1945), dat 'le barrage qu'on avait tenté d'établir à la libération a craqué'. Om deze reden is Frankrijk gedwongen tot devaluatie over te gaan. In België is men tenminste meester kunnen blijven van de evolutie der prijzen | |
[pagina 50]
| |
en der loonen. De stijging is nog relatief redelijk. Zoolang het zoo zal blijven, kan men niet spreken van een mislukking der monetaire politiek. Klaarblijkelijk werd het publiek, dat slecht voorgelicht was en ten onrechte meende dat de monetaire saneering een terugbrengen van de prijzen op hun niveau van 1940 beoogde, zeer teleurgesteld. Evenwel moet men niet vergeten dat zelfs de Vereenigde Staten en Groot-Brittannië een stijging van prijzen en loonen niet hebben kunnen verhinderen. In deze landen verwacht men nog nieuwe verhoogingen, als gevolg van de economische ontspanning die door het einde van den oorlog intreedt. Zijn de regeeringsontwerpen te zeer fiscaal, leggen zij de administratie een te zware taak op, zullen zij een onvoldoende rendement hebben? Men heeft in zekere mate gelijk, als men aan de ontwerpen verwijt dat zij te zeer of zelfs uitsluitend fiscaal zijn. Tengevolge van de omstandigheden en van de vertraging bij het onderzoek van de Regeeringsontwerpen, hebben de Ministers van Financiën zich, tot op den huidigen dag, bijna uitsluitend kunnen bezig houden met het fiscale aspect van het probleem. Het is evenwel evident dat dit slechts één aspect is van het vraagstuk, dat de fiscale maatregelen slechts één middel zijn en dat men beroep moet doen op alle andere beschikbare middelen. Wij denken namelijk aan de consolidatie der openbare schuld, aan de plaatsing van nieuwe leeningen, aan de organisatie van een grootscheepsche nationale spaarbeweging, aan een financieeringsplan voor de oorlogschade en den nationalen wederopbouw, aan de normale kapitaalcirculatie op de geld- en de kapitaalmarkt, enz. Ongetwijfeld zal het eigenlijk fiscaal werk een zeer groote inspanning van de administratie vergen. Echter stellen de tellingen van October en November 1944 den fiscus een overvloedige documentatie ter beschikking. Daarenboven, zullen de particulieren, die hun monetaire activa en hun aandeelenbezit willen vrij gemaakt zien, het onderzoek van hun fiscaal dossier trachten te doen bespoedigen. Een groot aantal gevallen, die geen ingewikkeld onderzoek vragen, zullen spoedig afgehandeld zijn. Wat het rendement der fiscale ontwerpen aangaat, het is begroot op 50 milliard frank. Indien men hier nog de winst bijvoegt die voortvloeit uit de herschatting van den goudvoorraad alsmede uit de niet aangegeven biljetten en aandeelen, dan krijgt men ongeveer 70 milliard frank. Stelt men dit cijfer tegenover de 100 milliard frank aan biljetten of de 186 milliard frank aan globale koopkracht, die in Augustus 1944 in omloop waren, dan blijkt het dat de saneering vrij belangrijk is. Men heeft zelfs den indruk dat men moeilijk verder zou kunnen gaan. Zeer zeker vormt de nieuwe expansie van de koopkracht sinds de bevrijding een ongunstigen factor. De monetaire toestand is niet zoo goed als men had gehoopt. Maar vergeleken met dien van de andere bezette landen van Europa, is hij uitstekend, terwijl hij zonder de monetaire blokkeeringen hopeloos zou zijn, zooals het voorbeeld van Frankrijk bewijst. In dit verband wordt een andere opwerping geformuleerd: 'Het oogenblik voor de muntsaneering werd niet goed gekozen'. Men had de monetaire saneering tot na het einde van den oorlog moeten uitstellen. Afgezien van het feit dat bijna iedereen geloofd heeft dat de oorlog kort na September 1944 zou eindigen en dat de monetaire maatregelen ontegensprekelijk uitgevaardigd werden met de gedachte dat de oorlog bijna ten einde was, komt het ons voor dat het niet zoo zeker is dat het voordeelig zou geweest zijn de toepassing van de monetaire maatregelen uit te stellen. Het publiek verwachtte deze maatregelen met ongeduld, het eischte ze zelfs. De psychologische omstandigheden waren gunstig om aan het publiek offers te vragen, die het waarschijnlijk een jaar na de bevrijding niet meer zou aanvaard hebben. Een onvermijdelijke en moeilijk te controleeren stijging van loonen en prijzen zou een devaluatiepsychose geschapen hebben, zooals in Frankrijk het geval is geweest. Integendeel werd, tengevolge van de blokkeeringen, iedere Belg om zoo te zeggen persoonlijk geïnteresseerd aan het succes van de saneering. Dit feit verklaart waarom, | |
[pagina 51]
| |
ondanks zekere ontgoochelingen en de door de monetaire verrichtingen veroorzaakte lasten, het publiek in den grond aan het principe der monetaire saneering getrouw blijft. Het vertragen van de monetaire saneering ware daarbij oorzaak geweest van een atmosfeer van onzekerheid en ongerustheid aangaande de oriëntatie van de financieele politiek en de toekomst van den frank. Tenslotte is het wel wat illusorisch te gelooven dat men de monetaire saneering juist op dat oogenblik kan plaatsen waarop de monetaire expansie ophoudt. De ondervinding van na den oorlog 1914-1918 heeft aangetoond dat alle landen gedurende nog meerdere jaren ernstige budgetaire tekorten moeten dekken. Bijgevolg is een zekere monetaire expansie na den oorlog onvermijdelijk, zonder dat het mogelijk is den duur van die aanpassingsperiode ook maar bij benadering te bepalen. Om al de genoemde redenen, en op dit terrein spelen de psychologische overwegingen een hoogst belangrijke rol, gelooven wij dat België goed deed met reeds vanaf October 1944 over te gaan tot de monetaire saneering. Indien ons land, volgens de opvatting van sommigen, wat te vroeg begonnen is, dan is het in ieder geval zeker dat het niet te laat begonnen is..., wat nog veel erger zou geweest zijn. Prof. Vandeputte brengt trouwens zelf, in zijn werk, een aantal uitstekende argumenten aan ter rechtvaardiging van het feit dat de monetaire besluiten reeds vanaf October 1944 gepubliceerd werden. We hebben reeds de opwerping onderzocht, dat de fiscale ontwerpen een buitensporige inspanning van de administratie zouden eischen. Hetzelfde verwijt men aan de monetaire saneering in haar geheel: zij loopt uit, zegt men, op een overdreven 'staatsinterventionisme' in zake monetaire aangelegenheden. Hierop antwoorden wij dat een monetaire saneering niet zoo eenvoudig is en dat een tusschenkomst van den Staat dus niet te vermijden is. Wij leven niet meer in dien goeden ouden tijd - zoowel voor de regeerders als voor de geregeerden - waarin de liberale Staat kon volstaan met aan de burgers te zeggen wat ze niet mochten doen. Heden ten dage ontmoet de burger den Staat op alle gebieden van het leven. Dit brengt ons op het terrein van een ander verwijt: 'dat de monetaire besluiten de bevolking al te hard behandelen'. Het publiek heeft zich heel inschikkelijk gedragen tegenover de lasten die de monetaire saneering het hebben opgelegd. Er dient hulde gebracht te worden aan zijn goeden wil. Het vraagt overigens slechts twee dingen: ten eerste, dat men niet zou herbeginnen, en ten dien aanzien kan het volledig gerust wezen, niet alleen uit hoofde van de formeele verklaringen van de Ministers van Financiën, maar ook wegens het ingewikkelde karakter der operaties; ten tweede, vraagt het dat dit alles tot iets zou dienen, dat de monetaire saneering een tastbaar resultaat zou hebben. Staan wij nog even stil bij een laatste opwerping: de financieele saneering is zelf oorzaak van inflatie. Men redeneert als volgt: uit hoofde der blokkeeringen, kunnen de belastingplichtigen hun belastingen niet meer betalen; anderzijds, daar de Staat geen leeningen meer kan uitgeven, moet hij noodzakelijk ter aanvulling van zijn deficit zijn toevlucht nemen tot voorschotten van de Nationale Bank van België. Deze bewering is niet van allen grond ontbloot, in dien zin namelijk dat zich een deel van de nieuwe inflatie - maar, volgens ons oordeel, relatief gering gedeelte - niet zou hebben voorgedaan als de monetaire blokkeeringen niet zouden plaats gehad hebben. Doch, evenmin als het mogelijk is geweest de inflatie gedurende de periode 1940-1944 uit te schakelen, ofschoon de Staat over bijna onbeperkte mogelijkheden tot het uitschrijven van leeningen op de markt en bij de banken beschikte, zou de financieering van de aanzienlijke sinds de bevrijding gedane uitgaven mogelijk geweest zijn zonder beroep op voorschotten van de Nationale Bank. De monetaire blokkeeringen hebben hieraan niets veranderd. Men stelt trouwens vast, dat de voorschotten der Nationale Bank aan den Staat tot dekking van diens eigen behoeften, die in den loop der zes eerste maanden na de bevrijding circa 7 milliard frank beliepen, sinds Maart 1945 | |
[pagina 52]
| |
practisch niet meer zijn toegenomen. Die inflatieoorzaak is dus voorloopig uitgeschakeld. Wat de fiscale ontvangsten aangaat, hebben de monetaire blokkeeringen hun bedrag zoo goed als niet beïnvloed, tenzij in de maanden October en November 1944. De fiscale ontvangsten stijgen immers van 800 millioen frank in October 1944 tot 1.252 millioen frank in Februari 1945 en 1.404 milloen frank in Mei 1945, en streven dus het maandgemiddelde der fiscale inkomsten van de zes eerste maanden van 1944 voorbij.
***
Als wij, na het onderzoek van deze verschillende opwerpingen, ons een volledig denkbeeld willen vormen der verschillende meeningen omtrent de monetaire saneering, dan komen wij tot het volgende besluit. De groote meerderheid der technici stond een zeer diepgaande saneering voor door middel van een snelle contractie van de koopkracht-massa. Hun bedoeling was te voorkomen dat de koopkrachtexpansie een stijging zou meebrengen der officieele prijzen en loonen die op een betrekkelijk laag peil waren gehouden. Deze handelwijze is eigenlijk geen deflatie in den klassieken zin van het woord. Zij beoogt hoofdzakelijk, wegens evidente sociale redenen, de koopkracht van den frank in de mate van het mogelijke te handhaven, daar die koopkracht gedeprecieerd wordt in functie van de stijging van prijzen en loonen. De monetaire saneering is geen doel op zichzelf. Zij is slechts een middel, onder vele andere (b.v. de fiscale ontwerpen), om zoo rechtvaardig mogelijk de uit den oorlog voortvloeiende lasten te verdeelen. De eensgezindheid der deskundigen over het principe der monetaire saneering nam niet weg, dat zij zeer uiteenloopende opvattingen verdedigden betreffende de concrete toepassingsmodaliteiten. Het publiek, dat door de talrijke ervaringen op monetair gebied die het sinds 1914 meemaakte een zekere bevoegdheid heeft verkregen, begreep zeer goed dat het algemeen welzijn op het spel stond en dat de munt moest gered worden. Het wist trouwens dat er iets op handen was en verwachtte zich aan spectaculaire maatregelen zoodra de Regeering uit Londen zou teruggekeerd zijn. Ten aanzien van bedoelde maatregelen had het intrekken der biljetten van 1000 en 500 gulden in 1943 in Nederland reeds eenige aanduidingen gegeven. De eerste reactie van het publiek bij het verschijnen van de besluiten van 6 October 1944, die het met zooveel ongeduld verwacht had, was betrekkelijk gunstig. Velen meenden zelfs dat het veel erger had kunnen zijn. Naargelang het publiek zich echter de offers die de monetaire saneering oplegde bewust werd, ontstond stilaan een bedekte en overigens tamelijk onbepaalde oppositie. Het minder aangename gevoel zijn biljetten te moeten afstaan bij het deponeeren er van - zoolang het invullen van de aangifte-formulieren volstond, had het publiek het geval niet al te tragisch opgenomen -, het feit dat men slechts over eenige duizenden franken kon beschikken om te leven en zijn uitgaven moest beperken, bracht in de ziel van den uit nationale traditie opstandigen doorsnee-Belg een zekeren 'revolutionairen' geest en een flinke dosis oppositie. Zoodra dan ook de tekst van het ontwerp-Gutt betreffende de belasting op den aangroei van het vermogen verscheen, meende iedere Belg - overigens ten onrechte - dat hij persoonlijk bedreigd was en de oppositie nam nog toe. Het von Runstedtoffensief, de onvoldoende bevoorrading, het uitblijven van de prijsdaling en de strenge winter deden de rest. In Februari 1945, toen de heer Eyskens den heer Gutt opvolgde, had de monetaire saneering een slechte pers, zonder dat men kon zeggen dat deze oppositie een bepaald punt betrof, afgezien van het fiscale ontwerp van den heer Gutt. De eerste taak van den heer Eyskens bestond dan ook in het herstellen van het vertrouwen in het monetaire saneeringswerk. Ongetwijfeld was het publiek nooit meer zoo gunstig gesteld als in October 1944. Maar toen het op 16 Mei 1945 kennis nam van het volledig plan van den nieuwen Minister van Financiën, | |
[pagina 53]
| |
had het den indruk dat er in drie maanden goed werk geleverd was en dat de nieuwe plannen een volledige en soepele oplossing gaven aan het monetaire vraagstuk. Dank zij de uitwerking van zijn algemeen plan, dat de noodzaak van de saneering rechtvaardigde en klaar en duidelijk de resultaten uiteenzette die men er van mocht verwachten, slaagde de heer Eyskens er in het publiek definitief het principe der monetaire saneering te doen aanvaarden. In het vervolg werd niet meer de opportuniteit der saneering zelf, maar werden alleen de toepassingsmodaliteiten besproken. Men krijgt den indruk dat het publiek zich sindsdien in een zekere mate met zijn lot verzoend heeft, en wel zoozeer dat het in de laatste maanden steeds minder belang stelde in het monetaire probleem. Inderdaad, zooals Prof. Vandeputte onderstreept, heeft de bespreking van de fiscale ontwerpen in de Bijzondere Commissie voor Financiën van de Kamer in het land nogal weinig reactie veroorzaakt. Dit is deels te verklaren door de gebeurtenissen die het politieke leven in de laatste maanden beroerd hebben en deels door de langdurige besprekingen van de Bijzondere Commissie. Toen de heer De Voghel den heer Eyskens opvolgde, was het geheele land van oordeel dat men ten allen prijze de monetaire saneeringspolitiek moest doorzetten en snel de ontwerpen van den heer Eyskens doen stemmen. Op politiek plan zag men practisch alle politieke partijen de financieele saneering steunen. De ontwerpen van den heer Eyskens waren in de Bijzondere Commissie van de Kamer het voorwerp van een zeer diepgaand onderzoek. De werkzaamheid van deze Commissie, die gedurende bijna anderhalve maand zetelde, is een voorbeeld van degelijken parlementairen arbeid. Talrijke amendementen werden voorgesteld met betrekking tot de kleine spaarders, middenstand, landbouw, handel en industrie, maar geen enkel raakte aan de grondslagen zelf der ontwerpen. In openbare Kamerzitting stemden alle partijen voor de regeeringsontwerpen. In naam van de Rechterzijde, verklaarde graaf Carton de Wiart dat de katholieke leden, ofschoon in de oppositie, de monetaire en fiscale ontwerpen, over wier principe ze akkoord waren, zouden stemmen. In den Senaat, integendeel, werden enkel de voorstellen betreffende de leveringen en prestaties aan den vijand en de fiscale amnestie met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. De meeste katholieke leden en een paar liberalen stemden tegen de andere ontwerpen, terwijl een twaalftal katholieken zich onthielden en de meerderheid (liberalen, socialisten en kommunisten) de Regeering steunde. Het komt ons dus voor, dat de door Prof. Vandeputte in zijn werk over het Belgische monetaire experiment aangenomen houding tamelijk goed de algemeene opinie aangaande de monetaire projecten weerspiegelt. Eenieder is het er over eens dat de monetaire saneering onmisbaar is en dat zij, in haar huidigen vorm, een aannemelijke oplossing brengt, daar ze de grootste kans biedt om te slagen. Doch men discussieert eindeloos over detail-kwesties en toepassingsmodaliteiten. Deze discussie heeft trouwens haar nut. Zij stelt de onderscheiden aspecten van het probleem in een scherp licht. Deze aspecten zijn echter zoo verscheiden en ingewikkeld, dat men steeds kan blijven discussieeren over deze of gene speciale bepaling. In zulke gevallen moet men op een gegeven oogenblik een beslissing kunnen treffen, al zijn er ook nog andere oplossingen mogelijk. Men kent de geschiedenis van den ezel van Buridanus die kiezen moest tusschen twee oplossingen die allebei goed waren! Dit zou ongeveer het geval zijn met de monetaire ontwerpen, als men zonder ophouden het voor en tegen zou willen bespreken. Zulks brengt ons tevens tot de vaststelling dat de critiek van Prof. Vandeputte zuiver negatief is en geen enkel opbouwend element bevat. Dit is overigens het geval met alle in de pers geformuleerde critische beschouwingen en met de bedekte oppositie van het publiek. Indien men aanvaardt dat iets moest gedaan worden, dan kan men bezwaarlijk genoegen nemen met een zuiver negatieve critiek op de huidige politiek. Men dient ten minste aan te geven welke nieuwe | |
[pagina 54]
| |
wegen men moet opgaan. In dit verband betreuren we het dat Prof. Vandeputte het monetaire vraagstuk te eng behandelt. Zijn overigens zoo belangwekkende en heldere uiteenzetting had vergezeld moeten gaan van een meer diepgaande studie van de groote actueele problemen, namelijk prijs- en loonontwikkeling, publieke financiën, begrooting en openbare uitgaven van 1944 en 1945, waarschijnlijke evolutie der openbare schuld, enz. Het valt eveneens te betreuren, dat de vergelijkingen met het buitenland niet verder werden doorgezet en dat geen woord gerept werd over onze deelname aan de geallieerde oorlogsinspanning, welke deelname toch een determineerenden invloed op onze publieke financiën heeft gehad. We hebben den stelligen indruk dat, indien het vraagstuk op een breedere basis onderzocht en in het kader van de economische en sociale bekommeringen van het huidige oogenblik geplaatst ware, de Schrijver zijn werk niet met de volgende, al te pessimistische zinsnede zou geëindigd hebben: 'België heeft met onbetwistbare vermetelheid een weg gekozen waarvan het blijkt dat hij niet toelaat het beoogde doel te bereiken.' Zou de conclusie niet eerder moeten luiden dat België den eenigen weg is opgegaan die het redelijkerwijze opgaan kon, dat het zulks moedig en beslist heeft gedaan, dat de gebeurtenissen die zich rondom ons afspelen België steeds meer in het gelijk stellen? Ware vooral het besluit niet redelijker, dat alle pogingen er naar moeten streven uit den huldigen toestand en uit de gebrachte offers het grootst mogelijke nut voor het land te trekken. Het negatieve karakter van de besluiten van Prof. Vandeputte komt eveneens voort uit het feit dat zijn werk te vroeg geschreven werd (Juni 1945), om een definitief oordeel over de resultaten der monetaire saneering te kunnen vellen. We uiten den wensch dat de Schrijver eensdaags zijn talent en zijn bevoegdheid zou wijden aan het schrijven van een definitief werk, even helder, even aangenaam om te lezen en even goed gedocumenteerd als zijn Het Belgische Monetaire Experiment, aan een werk dat hij ongetwijfeld 'De Belgische Muntsaneering' zal heeten. Prof. Vandeputte zal het ons niet euvel duiden, als we eveneens den wensch uiten dat ondertusschen zijn negatieve conclusies door de feiten zullen gelogenstraft worden. Er staat ergens in het besproken boekje: 'Een munt leeft van vertrouwen.' Is dit niet een der beste en meest duurzame gevolgen van de monetaire politiek, die we in deze kroniek gecommenteerd hebben, namelijk dat zij er in een zekere mate toe bijgedragen heeft om aan de Belgen het vertrouwen in hun toekomst terug te schenken?
Leuven, September 1945. |
|