| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Em. MERSCH S.J., La Théologie du Corps Mystique. Twee deelen. - Parijs, Desclée De Brouwer, 1944, xlii-388 en 402 blz.
Pater Mersch is alom bekend door zijn baanbrekend werk: Le Corps Mystique (1933, 2e uitg. 1936; engelsche vert. 1938). Die uit twee lijvige boekdeelen bestaande studie toonde onweerlegbaar aan welk een groote rol de opvatting van het mystiek lichaam van Christus, vanaf het eerste begin van het christendom, door alle eeuwen heen tot op onze dagen gespeeld had. Het gaf objectief weer hoe in den loop der tijden de notie zelf van het mystiek lichaam geëvolueerd had en op verschillende manieren uitgelegd werd. Het liet ook reeds de uitleg doorschemeren, waaraan Schr. de voorkeur gaf, zonder dezen nochtans ex professo uiteen te zetten of te verdedigen. Het stelde dienaangaande zelfs een uitvoerige studie in het vooruitzicht. Deze aangekondigde studie werd met spanning verwacht. Zij was reeds nagenoeg af, toen de oorlog over ons land uitbrak. Schr. werd gelast een paar oude, ziekelijke paters naar Frankrijk te brengen. Hij nam het handschrift mee om het definitief af te werken, maar de dood verraste hem te Lens (23 Mei 1940). Toen men het lichaam terugvond, was één van de handtasschen, die een deel van zijn handschrift bevate, verdwenen. Gelukig was een eerste redactie van het werk bewaard gebleven: de verdwenen hoofdstukken van den definitieven tekst konden door de overeenkomstige deelen van dit oudere opzet nagenoeg vervangen worden. Eerw. Pater Levie, professor aan het Theologisch College S.J. te Leuven bezorgde de uitgaven en voorzag haar met een boeiende levensschets van den betreurden Schr. en een volledige bibliographie van zijn boeken en artikelen.
Ondanks enkele onherstelbare leemten biedt dit posthume werk een stevig geheel, dat de aandacht van de belangstellenden overwaard is. Het schenkt ons nochtans niet wat de titel schijnt te beloven, nl. een theologische uiteenzetting van het leerpunt over het mystiek lichaam van Christus, maar iets heel anders, dat ten slotte dit leerpunt dan ook wel op zeer interessante wijze belicht, nl. de uiteenzetting der heele theologie in functie van het mystiek lichaam. Opeenvolgend komen de voornaamste dogma's ter sprake, maar in een oorspronkelijke, christocentrische orde. Vooreerst wat tot Christus leidt: de schepping met de oorspronkelijke gerechtigheid, de erfzonde, Maria. Vervolgens Christus zelf in zijn wezen (Christologie) en zijn verlossingswerk (Soteriologie). Ten slotte (het heele tweede deel) wat Christus aan de menschen bracht: de openbaring van het mysterie der H. Drievuldigheid, het bovennatuurlijk leven, de Kerk en hare sacramenten, de heiligmakende genade en de dadelijke genade. In het licht van den mystieken Christus krijgen die waarheden een nieuw, niet zelden verrassend, diepreikend uitzicht, b.v. het geestelijk moederschap van Maria (I, blz. 226 vv.), de verlossingsdood van Christus (I, blz. 313 vv.), ons goddelijk zoonschap in Christus (II, blz. 54 vv.), de sacramenteele genade (II, blz. 283 vv.), enz. Schr. leidt deze uiteenzetting in door een lange studie (I, blz. 1-156), het zwaarste en betwistbaarste deel van heel het boek: hij wil er op philosophische zoowel als op theologische gronden bewijzen, dat het mystiek lichaam het centrum, of liever om zijn eigen woorden te gebruiken, 'l'intelligible premier' van de theologische wetenschap uitmaakt. Het gaat niet aan hier deze ingewikkelde redeneering, alsook enkele andere stellingen, aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. We willen er alleen nog aan herinneren dat dit boek geschreven werd vóór de pauselijke encycliek over het mystiek lichaam (zie
Streven, Oct. 1943). Indien Schr. die gekend had, dan had hij ongetwijfeld zonder moeite kunnen aantoonen hoe zijn breeder opgezette synthese met de strikter tot de zichtbare Kerk beperkte uiteenzetting van de encycliek harmonieert, en den H. Geest meer als de ziel van het mystiek lichaam laten gelden (vgl. II, blz. 157). P. Mersch, die met zijn eerste werk zooveel bijdroeg om ook in breederen kring de aandacht op deze weldoende leer te vestigen, zal voorzeker met dit nieuw boek het dieper uitwerken van de theologie van dit leerpunt bevorderen. Wie genoegzaam onderlegd is en voor een zekere inspanning niet terugschrikt, zal er ook voor de verrijking van zijn geloofskennis en zieleleven overvloedig voedsel in vinden.
E. Druwé.
Dr Mag. G. THILS, Hoe denkt en schrijft Sint Paulus? - De Kinkhoren, Brugge, 1944, 109 blz.
De brieven van Sint Paulus zijn geen
| |
| |
gemakkelijke lectuur. Een veilige en bekwame gids is er noodig opdat de vele belangstellende christenen bij de lezing ervan het spoor niet bijster geraken. Welnu Prof. G. Thils heeft het op zich genomen in een zeer suggestief werkje den lezer te helpen zich in Paulus' geest in te werken.
In een eerste hoofdstuk behandelt hij de algemeene geesteshouding van den Apostel. Paulus' geest wordt voortdurend beheerscht door de uiterste tegenstelling tusschen de 'oude mensch' en de door Christus 'vernieuwde mensch'. Zijn redeneeringswijze, vooral bij verklaringen van Schriftuurteksten is doordrenkt van Rabbijnsch formalisme, elders weer laat hij zich leiden door een Oostersche verbeeldingslogica zoodat een woord, ja zelfs een klank zijn gedachtengang een heel nieuwe richting uitstuurt. Een andere denkvorm die ook Paulus' geestesstijl typeert is de concentrische, waarbij rond een zelfde object steeds de concentrische kringen nauwer toegehaald worden.
In een tweede hoofdstuk worden enkele fundamenteele begrippen en uitdrukkingen van Paulus onder de loupe genomen, omdat die in hun rijke verscheidenheid van beteekenis een groote rol spelen in zijn theologie, zoo bv.: zijn eschatologische terminologie, het Christocentrisme van het zedelijk leven, onze gelijkvormigheid met Christus, enz. Dit boekje, een vertaling van het Fransche werkje Pour mieux connprendre saint Paul - iets wat in de inleiding diende vermeld te worden - zal dus stellig dankbaar aanvaard worden omdat het zeer gepast tegemoetkomt aan veler verlangen.
Het is echter jammer dat het Nederlandsch nogal wat te wenschen overlaat, zoo bv.: 'Het geloof overwint de wet; het evangelie verdelgt de zonde; het leven vloert den dood' (blz. 58); 'alleenlijk hopen wij dat na deze bladzijden te hebben doorloopen, de lezer beter gewapend zal zijn voor dieper en beter de gedachten van Paulus te vatten' (blz. 103); 'maar de wet van dit soort logica doet zich onvoorziens en onderduims gelden' (blz. 41), enz. Ten slotte ware het wenschelijk geweest, althans in deze Nederlandsche uitgave bij de bibliographische inlichtingen werken op te geven als bv.: Van Tichelen, Sint Paulus, 4e uitg., Antwerpen, 1941; Keulers, De boeken van het Nieuwe Testament. Deel V, De brieven van Paulus (1ste deel). Deel VI, De brieven van Paulus (2e deel), Roermond, 1940; Holzner, Paulus, uit het Duitsch vertaald door G. Van Antwerpen, Voorhout, 1938; Maton, In de voetstappen van Paulus, geautoriseerde vertaling van Barkey Wolf, Den Haag, 1937.
H. Peeters.
Dr Filips DE CLOEDT O.S.B., Onze volksche en religieuze herwording. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 320 blz., Fr. 85, geb. Fr. 98.
Dit werk van P. De Cloedt, monnik van de benedictijner abdij van Steenbrugge, geeft ons in een eerste deel 'Kerk en volk' een goed doordacht en flink gedocumenteerde uiteenzetting over het probleem van de verhoudingen tusschen de bovennatuurlijke en boven-nationale leer van het katholicisme en den eigen aard van de verschillende volkeren, vooral van het Vlaamsche volk. Het tweede deel 'Kerkelijke hervorming en volksche herwording' brengt hetzelfde probleem op een breeder terrein en bestudeert de voorwaarden, in de huidige cultuur, voor een heropleving van het katholicisme en, door en met hetzelfde, van onze nationale cultuur. De schrijver schetst in breede trekken een geschiedenis van onze Westersche cultuur. In de Middeleeuwen ziet hij een evenwicht tusschen het individualisme en het subjectivisme eenerzijds en het universalisme en het objectivisme anderzijds. Dit evenwicht werd verbroken door de Renaissance, door het cartesianisme (over Descartes gaf de schrijver mede van de beste bladzijden van zijn boek, blz. 149 en vlg.). De barok der Contra-Reformatie kon het evenwicht niet volledig herstellen. Met de Aufklärung wint het anthropocentrisme voortdurend veld. Lang blijft de schrijver staan bij het vitalisme, dat hij vergelijkt met de christelijke theorie over het leven. Hoewel niet blind voor de crisis van onze cultuur: 'Wij zijn de laatste sport van de hooge ladder der Westersche cultuur afgedaald.' (blz. 158), toch gelooft hij in een komende herwording: 'Wij gelooven aan de herwording van ons oude fiere Westen..' (blz. 161). De teekenen van die vernieuwing ziet hij in een dieper beleven van de kernwaarheden van het katholicisme, zooals deze ons vooral worden voorgesteld in de Romeinsche liturgie. Terloops breekt de schrijver een lans voor de liturgie in de volkstaal.
We begroeten in het werk van F. De Cloedt het eerste Vlaamsche cultuurhistorisch boek dat met soortgelijke boeken van vreemde schrijvers kan vergeleken worden. Het heeft op deze laatsten voor, dat het duidelijk het belang van een godsdienstige herwording voor de redding van onze cultuur in het licht stelt, en dat het zich niet bezondigt aan de al te pessimistische toekomstbeelden die we zoo veelvuldig bij andere schrijvers, zoo geloovige als niet-geloovige aantreffen. De huidige mensch is niet zoo van God verlaten dat alle hoop op redding moet opgegeven worden. Dit boek schijnt me echter onvol- | |
| |
ledig in dien zin dat het de natuurlijke voorwaarden voor de herwording van de volkscultuur in de schaduw laat. Met het beleven van het christendom wordt voor die herwording, naar het ons voorkomt, ook een saneering vereischt van de stoffelijke, economische, sociale, politieke, artistieke en algemeen zedelijke levensvoorwaarden. Hierover ware een ander boek te schrijven dat het werk van P. De Cloedt zou aanvullen, er a.h.w. de natuurlijke basis zou aan geven.
F. De Raedemaeker.
Dr Norbertus BROECKAERT O.F.M., Hoe preeken? - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1944, 191 blz., Fr. 30.
Ik meen dat de predikanten zelf doorgaans nogal afwijzend en achterdochtig staan tegenover alle theorie over het preeken. Hebben zij ongelijk? - Niet zoo heelemaal. Want zij die de gave van het levende woord bezitten, hoeven er de dorre theorie niet van te leeren en zij die het talent tot spreken missen, zullen met een leerstellig handboek over predikatie weinig gebaat zijn, het adagium van de Ouden ten spijt: Poeta nascitur, orator fit. Toch zal dit boek van Pater Broeckaert voor beiden zijn nut hebben, omdat het minder een theoretische studie is over het preeken in 't algemeen, dan wel een verzameling van practische raadgevingen voor den predikant van onze dagen. Wie meent dat hij goed kan preeken, houde met dit boek in de hand een vruchtbaar gewetensonderzoek, wie slechts met zeer middelmatige talenten den preekstoel op moet, vindt er heel zeker nuttige wenken voor een rijker apostolaat.
Het eerste hoofdstuk: 'Bovennatuurlijk preeken' legt een grondslag waar iedereen mede akkoord gaat. Het boek begint eigenlijk met het tweede hoofdstuk: 'Modern preeken', wat dan verder in de volgende kapittels wordt uitgewerkt. De korte inhoud van dit tweede hoofdstuk en tenslotte van heel het boek wordt door den auteur zelf als volgt aangegeven: 'Modern preeken is niet hoofdzakelijk een kwestie van vorm, modern preeken is hoofdzakelijk een kwestie van inhoud'. Deze thesis wordt gelukkig wat gemilderd in den uitleg, b.v. op blz. 50: 'Wij meenen dat het modern zijn ook, evenwel niet hoofdzakelijk ligt in den vorm' en op blz. 96: 'Ook het hoe moet nieuw wezen'. Het blijft o.i. toch een stellingname die in haar bewijsvoering steeds iets geforceerds zal bewaren. De auteur geeft trouwens toe, dat hij hierin twee van de beroemdste, moderne predikanten tegen zich heeft: Linhardt en Tihamer Toth. Al zou de laatste volgens Pater Broeckaert, wat van gedacht veranderd zijn in het voorwoord op 'De bloeiende Wijngaard', wat wij niet inzien. Wij kunnen er nog andere bekende namen aan toevoegen, zooals Fiedler en Sonnenschein, die insgelijks van een andere meening zijn dan de auteur.
Het is zeer juist, dat de problemen die behandeld worden in onze predikaties, rekening moeten houden met de speciale noodwendigheden van onzen tijd en dit kan men den modernen inhoud noemen, toch zal men nooit van een modernen preek gewagen, wanneer de vorm niet nieuw is en aangepast aan de mentaliteit van de levende menschen. De moderne predikant zal men hieraan herkennen: dat hij zijn tijdgenooten zal weten te boeien door een moderne voorstelling van de problemen, die hen het naast aan 't hart liggen. Moderne vorm en moderne inhoud hooren bij elkaar. Prioriteit willen toekennen aan een van beide kan slechts verwarring stichten.
Over de gebreken en de hoedanigheden van den modernen preekvorm, over de gevaren zelfs hoef ik hier niet uit te weiden, de auteur deed het op een afdoende en overzichtelijke wijze. Ook neemt, wat wij laatst zegden, niets weg van het goede, dat wij bij het begin vernoemden, temeer daar de auteur in de volgende hoofdstukken, onze meening practisch zeer nabij komt. Zij dragen de suggestieve titels: Positief preeken, Solied preeken, Psychologisch preeken, Interessant preeken, Populair preeken, Gevoelvol preeken, Schoon preeken. Een boek dat de priesters zal doen nadenken over de verhevenheid van hun zending als 'brengers van de blijde Boodschap'.
L. Sterkens.
V. GEEREBAERT C. SS. R., De volksmissie onder leiding der Paters Redemptoristen. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 311 blz., Fr. 50.
In de Duitsche landen heet Pater Kassiepe, Oblaat, de 'Altmeister' der Volksmissie. Nu mogen wij Pater Geerebaert, Redemptorist, in ons land als onzen Altmeister begroeten. Na den chaos van den oorlog, moet het groote Vredesoffensief ingezet: een 'Durch-missionierung' van ons volk. Daartoe komt dit klassieke en definitieve werk juist op tijd. Al wie voortaan aan Volksmissie denkt, - en dat is minstens elke priester - moet het werk van Pater Geerebaert gelezen hebben. Hier vindt hij 'alles'. Alle moeilijkheden en opwerpingen, principiëele en praktische, aangaande de Volksmissie, worden hier 'radikaal' d.i. van den wortel uit, opgelost. Wat wij speciaal waardeeren is: het gezond realisme, vrucht van breede belezenheid en rijpe ervaring, van wijze
| |
| |
traditie en verstandige vernieuwing. De polemische toon verhoogt de pittigheid en de actualiteit van het betoog, doch schaadt wellicht aan zijn klassieke sereenheid.
L. Arts.
P. GHYSSAERT, pr., Ik overweeg Christus' mystiek lichaam. Deel I, Leer; deel II, Beleving. - Beyaert, Brugge, 1944.
P. GHYSSAERT, pr., Ik overweeg Gods genadebronnen. - Twee deelen, Beyaert, Brugge, 1944.
Aan alle intellectueelen bevelen we deze overwegingen met grooten nadruk aan. Daar zit waarlijk rijke en eeuwige, krachtige en eigentijdsche stof in. De uitgever zorgde voor een handig formaat. Je steekt die boekjes zoo op zak. Maar daarmee steek je een schat op zak. Die overwegingen getuigen voor veel nadenken, veel belezenheid en een levende, diepe vroomheid.
Het is opvallend hoe hier bijvoorbeeld de beste lijn van onze eigen Nederlandsche Godsbeleving wordt doorgetrokken: de Drieëenheidsmystiek, de Christusbeleving, de Mariale godsvrucht en bovenal wordt het onmiskenbare accent hoorbaar van het ernstig gemoed, doordringend in de geloofsgeheimen, om een vruchtbaar gesprek met de Goddelijke personen te voeren. Hopelijk valt die reeks dan niet alleen succes bij ons, maar ook in het buitenland ten deel. Een Fransche vertaling die thans verschijnt mag hiervan de voorbode zijn.
Af en toe is de taaluitdrukking wat moeizaam doorworsteld, waaraan de nauwgezette, wijsgeerige theologische bedachtheid niet vreemd is. Daarin zijn deze overwegingen dan toch weer echt van bij ons: degelijkheid vóór alles.
M. Brauns.
P. RONSE S.J., Zoo zien wij haar. De boodschap van Maria aan menschen van de xxe eeuw. Met teekeningen van A. Van Laere, S.J. - Claeys-Verheughe, Gent, 1945, 182 blz., Fr. 42.
Bij het eerste zicht zou men dit boek voor een Maria-leven houden; de eerste vijftien hoofdstukken volgen Maria's levensloop op aarde. Maar het zestiende heet 'Maria's deugdenleven', het zeventiende 'De Onbevlekte Ontvangenis', het achttiende 'Maria en de nooden van onzen tijd en ons land', - en met deze drie hoofdstukken achteraan begrijpen we heel goed den toon waarin al de voorgaande zijn geschreven. Uitgaande van een bepaald gebeuren bij Maria, behandelt de auteur een soortgelijk gebeuren in ons menschenbestaan: met hoeveel vrucht kunnen we ons steeds aan Maria spiegelen! En met recht heet het geheel: 'De boodschap van Maria aan menschen van de xxe eeuw'.
Dit is niet het werk van een theoloog, noch van een exegeet, noch van een asceet; de jonge religieus die het schrijft houdt van zijn hemelsche moeder en van zijn medemenschen. Hij schrijft zijn hart uit: beide brengt hij bij elkander. Voor ons, aardsche zwoegers, wordt Maria, in haar levensbijzonderheden, een geluk, een liefde, een zuivering; voor haar worden wij een dierbaar kroost en een teer verworven verovering. Ons leven, naar Maria gewend, staat naar de heerlijkheid gekeerd, de heldhaftigheid, de heiligheid; - dit jeugdige boek brengt ons de boodschap dat Maria, ook in deze eeuw, alle levens en de geheele wereld schoon maakt.
Aan allen bevelen we dit boek aan; het meest aan jonge leeken, die hun ziel willen openstellen voor geestelijk leven en volmaaktheid.
Em. Janssen.
Fr. van OLDENBURG ERMKE, Rozenkrans van Maria's leven. - De Kinkhoren, Brugge, z.j., 131 blz., Fr. 20.
In een vrome overweging van de vijftien geheimen van den rozenkrans wil Schr. het heele leven van Maria ontrollen. Bij het weinige dat de heilige boeken ons over haar berichten kan men hem niet euvel duiden dat hij de verbeelding een vrij groote speelruimte laat. Het had hem nochtans niet de vaststaande feiten mogen laten over het hoofd zien om b.v. de opdracht in den tempel na den terugkeer uit Egypte te plaatsen (blz. 41). Ruimer theologische kennis zou ook tot meer verdieping van het vrij nuchter gehouden karakter der Moedermaagd hebben kunnen leiden. De teekeningen ontsieren veeleer den tekst, waarin we de gemakkelijke gaven van den gekenden auteur terugvinden.
E.D.
K.L. CLAUS S.J., Lijdensvloek of lijdenszegen. - Altiora, Averbode, 1945, 150 blz.
Zoek hier niet een systematische uiteenzetting van het probleem van het lijden, maar zoek, onder zes groote titels gerangschikt, een bijna onuitputtelijke verzameling van gedachten, zegswijzen, spreuken en versjes, voorbeelden. De vrome lezer uit het volk zal hier veel aan hebben; ook de opvoeder en de predikant zullen het werk niet vergeefs opslaan. Warm aanbevolen.
E.J.
L. ARTS S.J., Verover het leven. - 't Groeit, Antwerpen, 1943, 83 blz.
| |
| |
Een nieuw nummer in de reeks levens-boekjes van P. Arts. Voor de jeugd van rond de zestien ditmaal. Even kernachtig en raak als zijn voorgaande. Evenzeer gegroeid ook uit een lange ervaring van de jeugd, van haar nooden en verlangens. P. Arts preekt of redetwist niet, hij getuigt. Bij eerste lezing kan die onophoudelijke opeenvolging van mokerslagen die den jongen lezer toegediend worden zelfs den indruk wekken, dat hier alleen geaffirmeerd wordt in het wilde weg, zonder soliede argumentatie of rationeelen onderbouw. Bij nader toekijken echter merkt men dat ieder beeld een argument in zich bergt, dat elke vergelijking de onvermijdelijkheid van de vooropgestelde waarheid opdringt, dat elk voorbeeld een redeneering concretiseert. En men beseft dan dat de overredingswaarde van dit boekje niet op de zeggingskracht alleen, maar op het innerlijk gehalte van het gegeven getuigenis berust.
Werkjongens vooral, bedienden, al wie in de brutaliteit van het werkelijke leven staan, zullen in dit boekje licht en kracht vinden. Ook studenten en meer ontwikkelden, al zal de drastische zeggingswijze - men zou uit het boekje een heele dierentuin kunnen verzamelen - hen wellicht soms hinderen, kunnen er overvloedig hun voordeel mee doen.
L.M.
Jos. UTEN C. SS. R., Meisje, uw roeping?.. - De Kinkhoren, Brugge, 1944, 184 blz., Fr. 30.
De lezing van deze ervaringrijke en actueele weerlegging van een aantal moeilijkheden betreffende de kloosterroeping zal nuttig zijn voor predikant en geestelijke leider; hij vindt er boeiend vertelde geschiedenissen van heilig geworden kloosterzusters en een onmeedoogende maar vriendelijke beantwoording van de uitvluchtsels bij het volgen van een roeping. Nochtans, zoo Schr. de meisjes zelf tot edelmoedigheid wil brengen, zou hij het hier gebodene moeten aanvullen met een positieve, opbouwende uitleg van den kerkelijken canon 538 (geschiktheid en recht inzicht, met hun teekenen), en dit op een blije, moedige toon. Ook thans zullen velen hem dankbaar zijn voor zijn bezorgdheid om het vraagstuk van het verminderen der kloosterroepingen.
J.W.
Prof. Dr O. DAUWE, Oppassende menschen en periodieke onthouding. - Familieleven 3, 't Groeit, Antwerpen, z.j., 39 blz.
Ofschoon schrijver maar weinig hoop koestert om zulke gehuwden op den goeden weg te brengen, toch is zijn brochure van dien aard, dat zij velen tot nadenken zal stemmen. En al kan het den schijn hebben dat hij een tikje overdrijft, de voorbeelden echter zijn daar om dit tegen te spreken. Een boekje dat moet verspreid worden.
A. Darquennes.
| |
Taal- en letterkunde
A.J. CRONIN, Les clés du royaume (The keys of the kingdom). Roman traduit de l'anglais par G. de Tonnae -Villeneuve. - Librairie de la Paix, Brussel, 1945, 381 blz.
Deze roman verhaalt de bevreemdende roeping en de evenzeer beproefde als gezegende loopbaan van Francis Chisholm, een Schotsch priester die zes en dertig jaar in China arbeidde. Hij was geen propagandist maar een priester met een hart, geen ketterjager maar een verdraagzame, geen hierarchisch-waardige verschijning maar een drager van heldhaftige deugden. Hij leidde een bewogen leven: schijnbaar een mislukking, in werkelijkheid een uitzonderlijke genade voor wie er in te schouwen vermocht. Waar hij ging, ontstaken zijn grenzelooze nederigheid en naastenliefde het vuur der heiligheid. Hij, de zoon van een visscher, haalde eens een heel zwaren zalm uit de rivier op; weinig menschenvisschers trokken, in het schuitje van Petrus, visschen van zulke uitzonderiijke qualiteit.
Met een nooit falende menschenkennis en artistieke vaardigheid heeft de auteur zijn zwaar onderwerp niet alleen beheerscht, maar het zoo moeilijk mogelijk gemakt. Want al de grote avonturen in het leven van een katholiek priester en missionaris komen hier voor: de sexueele liefde, de sociale hulp, het schijnmirakel, de oppervlakkige bekeeringsmethode en het dieper inwerken, de oorlog, de marteldood. En al deze episoden vormen, als de steenen van een mozaiek, het levensbeeld van dezen priester, nogal weinig conformist, iets te verdraagzaam, maar alles offerend tot het uiterste.
Met verschillende gevoelens kan men zulk werk lezen. De thesis van verdraagzaamheid kan men met recht overdreven vinden, het nonconformisme systematisch, de originaliteit van den held opgedreven; maar dient het kunstwerk de lijnen der werkelijkheid niet altijd te vereenvoudigen en scherper te trekken? Neen, zie in dit boek (al is het te zeer gebouwd op een vereenvoudigende tegenstelling) geen aanval op de oppervlakkige zelfgenoegzaamheid van schijnbaar schitterend slagende
| |
| |
priesters: even verbaasd als Francis Chisholm zou geweest zijn zoo men hem boven zijn bisschop Anselm Mealy had gesteld, even onthutst zou Cronin bemerken dat zijn diepe inspiratie miskend werd. Zijn diepe inspiratie ligt in Christus' woord: 'Hieraan zullen allen herkennen dat gij mijn leerlingen zijt, zoo gij elkander liefhebt', - en zoowel Cronin als Chisholm ontsteken weer de vlam der naastenliefde, waarom hun enkele onbeduidende buitensporigheden graag worden vergeven.
Aan alle gevormde lezers bevelen wij dezen roman-van-formaat tenzeerste aan. Enkele negatieve besluiten moeten ze weren; hoezeer kunnen ze zich, positief, laten verrijken en verdiepen!
Em. Janssen.
Dr K. PULINX, Arthur van Schendel. Zijn werk en zijn beteekenis. - Pro Arte, Diest, 1944, 261 blz., Fr. 60.
In geen enkel boek, meenen we, was Van Schendel's werk totnogtoe volledig behandeld; met zooveel meer waardeering en dankbaarheid ontvangen we onderhavige studie, een vermetel opzet nauwgezet uitgewerkt.
Na een biographisch overzicht, doorloopt de auteur het uitgebreide oeuvre van Van Schendel: van Drogon vooreerst tot Het Fregatschip Johanna Maria (1896-1930); daarna de Hollandsche periode (1930-1942), waarin de oude motieven toch ook weer doorklinken. De laatste twee hoofdstukken worden gewijd aan 'Van Schendel's taal en stijl', aan 'de beteekenis van Arthur van Schendel'; terwijl een uitgebreide bibliographie de geheete studie besluit.
Van Schendel zou, aldus de auteur, in zijn werken het verlangen met het noodlot vereenigd hebben, het romantisme met het realismen met het clasicisme, den droom met de werkelijkheid; zijn persoonlijke kunst zou 'een nieuwe eenheid (geschapen hebben) die zich boven de oude tegenstellingen verheft' (blz. 203). Zijn stijl, eenvoudig en helder niettegenstaande schittering en zelfs gekunsteldheid, zou steeds de idee naar voren brengen, concreet ingekleed door het rake, het eenig detail. Een Europeesch kunstenaar had hij mogen heeten, indien het door hem geschapen menschenbeeld niet te beperkt wa[s] g[e]bleven.
Met dit alles vereenigen we ons graag, al zochten we graag nog di[...] p[...]. Van Schendel heeft zich, naar ons o[...], te afzijdig gehouden van land, godsdienst en leven; hij sloot zich op in de [sfe]er van het artistieke. Alles van het leven ken hij aan; maar alles zag hij als in een aquarium, persoonlijk onberoerd. Hij verkleind alles. Door zijn oeuvre waait, gloeit of tri[...]t niet de groote storm van het leed, de heete adem der liefde, de pramende blijdschap der heldhaftigheid. Hij leefde te klein om een waarlijk groot kunstenaar te zijn, en zijn proza heeft de kunstmatige pracht der vakkundig gekweekt serre-orchidee.
Em. Janssen.
H. BONGER, Dirck Volckertszoon Coornhert. Studie over een nuchter en vroom Nederlander. - De Tijdstroom, Lochem, z.j., 152 blz.
Deze studie werd met opzet hoofdzakelijk cultuurhistorisch opgevat; aan Coornhert als dichter en tooneelschrijver wijdt de heer Bonger slechts een kort hoofdstuk, over den prozaïst en vertaler geen woord. Het literaire aspect is hier m.a.w. bijkomstig. Ziehier schematisch de inhoud van deze studie: D.V. Coornhert groeide op in een tijd van verwarring en wording, van overgang van landbouw en gebonden gilden naar vrije, stedelijke ondernemers, van opkomende autonomie op alle gebied. Het wordend humanisme gaf aan deze periode geen anti-godsdienstig karakter, is niet verantwoordelijk voor de ontkerstening. Specifiek on-middeleeuwsch en 'modern' was ook eigenlijk het dogmatisch protestantisme niet, wel echter het ondogmatisch christendom, waaruit als vanzelf de actieve tolerantie ontstond. Bij deze laatste richting hoort ook de Amsterdammer D.V. Coornhert thuis, geestverwant van Franck, Castellio, Erasmus en Schwenckfeld. Eenerzijds felle bestrijder van de Calvinistische predestinatie, van de Luthersche opvatting over de bedorvenheid van de menschelijk natuur, enz., was Coornhert toch ook geen rechtgeaard katholiek, en mocht A. Van Duinkerken hem kwalijk voor de Roomsche Kerk opeischen. Van de erfzonde, van de neiging tot het kwade, van het absolute waarheidskarakter der katholieke dogma's... was Cornhert lang niet overtuigd. Zijn tusschenpositie moest hij bekoopen zoowe1 met gevangenneming vanwege Alva's trawanten als met vrijwillige ballingschap uit schrik voor Lumey's geuzen en andere Calvinistische stormvogels. Alleen Gouda, 'de vergaarbak der ketters' liet hem tenslotte met rust.
Coornhert is bij geen enkele groep te rubric[...]ren; men kan in hem een voorlooper zien van het achttiende-eeuwsch optimisme betreffende de goedheid van den mensch en inzonderheid van zijn volmaakbaarheid, van het deïsme en het liberaal protestantisme. Bonger beschouwt als grootste verdienste van den Amsterdamschen humanist zijn godsdienstige verdraagzaamheid, ge grondvest op de overtuiging dat wij menschen de absolute waarheid toch niet kunnen achterhalen
| |
| |
en elkaar dus niet voor ketter moeten uitschelden. Ook deze tolerantie maakt van den Amsterdammer natuurlijk alweer een zeer 'modern' mensch!
Voor zijn tijd had Coornhert enkele merkwaardige gedachten van socialen aard. Hij was een verklaard vijand van hebzucht en geldbejag en werd de 'geestelijke vader van de Nederlandsche Tuchten Spinhuizen der xviio en xviiio eeuw', waar men voor het eerst een menschelijker strafsysteem toepaste.
Ten slotte een hoofdstukje over den dichter en tooneelschrijver, waaruit blijkt dat Coornhert ook hierin verre de middelmaat overtreft. Bonger citeert een paar voor dien tijd werkelijk zeer mooie gedichten, en is van oordeel dat op dit terrein nog veel te ontdekken valt.
Alles samen leverde de schrijver van deze studie een belangwekkend, ofschoon geen baanbrekend werk, wat trouwens ook niet in de bedoeling lag. Voor een geestverwant van C., zooals de heer Bonger wel blijkt te zijn, is de humanist een zeer merkwaardige verschijning, bij andersdenkenden zal het enthousiasme wat minder hoog oplaaien. Een katholiek zal echter verwonderd staan te vernemen dat de 'Moderne Devotie' veel heeft bijgedragen tot de opkomst van het Protestantisme, dat haar gezindheid zelfs antidogmatisch was, dat Nederland van ouds een land van ketters is, enz. Op die enkele punten na schijnt het werk overigens zeer objectief.
J. Noë.
Dr Aug. VAN CAUWELAERT, De romancier en zijn jeugd. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 68 blz., gen. Fr. 32, geb. Fr. 42.
Voor ieder romancier, meent de auteur, is de jeugd overwegend, ja beslissend. Meestal schrijft hij het beste van zijn werk uit de kern van zijn jeugd; aan zijn jeugd dankt hij, voor de meeste van zijn verhalen, milieu en personages (cfr. blz.30-31).
Daarvan uitgaande, raadpleegde Van Cauwelaert Streuvels, De Bom, Teirlinck, Baekelmans, Timmermans, Claes, Walschap, Elsschot, Roelants, De Pillecijn, Zielens. Over het algemeen beaamde men zijn stellingen; De Bom en Elsschot schakeerden ze anders, Timmermans en vooral Claes maakten voorbehoud, Roelants ontweek een duidelijk getuigenis, Walschap en Zielens waren het met de tweede en derde bewering niet heelemaal eens.
Van Cauwelaert past slechts op het creatieve werk van den romancier toe, wat voor ieder mensch bij alles van het leven het geval is: de eerste ervaringen zijn onuitwischbare tekenen in het nogeheel plastische kindergemoed. Hij g rijpt echter slechts vluchtig in deze zoo delikate materie: enkele persoonlijke uitlatingen van kunstenaars worden gecommenteerd, zonder een grondige studie van hun werken; - afgezien van occasioneele aanhalingen en voorbeelden, beperkt hij zich bij moderne Zuidnederlandsche auteurs, van wie hij overigens bepaalde reacties weinig onderzocht; - hij knoopt zijn resultaat aan niets vast, wanneer psychologische, sociologische, zedelijke en godsdienstige, aesthetische besluiten voor de hand liggen. Zoo is deze voordracht, in 1943 gegeven voor de Koninklijke Vlaamsche Academie, niets méér dan een aanloop: een heel suggestieve aanloop niettemin, en mogelijk leidt Van Cauwelaert ons vroeg of laat wel verder.
Em. Janssen.
Dr K. ELEBAERS, Aloïes DE MAEYER en Dr Rob. ROEMANS, Anton Van de Velde. Met illustraties. - Pro Arte, Diest, 1944, 328 blz., geb. Fr. 75.
Tenzeerste waardeeren we de poging van Pro Arte om den jeugd- en romanschrijver, den dramaturg en regisseur Anton Van de Velde, den veel bestredene en veel verzwegene, nu eindelijk recht te laten wedervaren. Aandachtig bestudeert Dr K. Elebaers den 'verteller voor de jeugd en romanschrijver' (blz. 7-94); nog breedvoeriger stelt Aloïes De Maeyer den 'tooneelschrijver en regisseur' voor (blz. 95-207); met zijn bekende nauwgezetheid voegt Dr Rob. Roemans er een uitgebreide 'bibliographie (aan toe) van en over Anton Van de Velde' (blz. 209-294). Doe daar twaalf illustraties-in-den-tekst bij en een vijftigtal buitentekstplaten; alles onberispelijk uitgevoerd: voor Anton Van de Velde wordt een monument opgericht, gelijk nog levende schrijvers er zelden een ontvangen.
De twee groote opstellen van Elebaers en De Maeyer maken de substantie van het boek uit. Maar toen deze auteurs het werk onder elkander verdeelden, lieten zij het lyrisch-dramatische De vloek (1926) buiten beschouwing, alsook het nogal uitgebreide vertaalwerk; behalve in de zakelijke bibliographie, vernemen we daarvan dus niets. We vragen ons ook af of we niet een tweevoudig pleidooi lezen: Dr Elebaers lijkt herhaaldelijk te voorzien dat velen het met hem niet eens zullen zijn (zie o.m. blz. 69, 92-94); bij Al. De Maeyer klinkt de polemiek zelfs door (zie o.m. blz. 97, 172, 174, 202-203, 205). De nogal wijdloopende principieele verklaringen van den eene nemen ons wantrouwen niet weg, evenmin als de overdreven en niet nauwkeurig afgewogen uitspraken van den tweede. Deze bij voorbeeld: 'Hij is onze eenige groote katholieke dramaturg met spel en diepgang, die door uitpuring van
| |
| |
scholen en stroomingen uit eigen inzicht het ware wezen van de tooneelkunst benadert...' (blz. 207).
Wat ontvangen we dan? Het overzicht van een buitengewoon vruchtbaar artistiek leven, tegelijk van veel beproeving waarbij de beproefde toch recht bleef. Van een heel repraesentatieve carrière in de tooneelbeweging der laatste vijf lustrums en in den literairen strijd sedert 1930. Een inleiding tot veel verhalend proza en veel tooneelwerk - stukken en regie, - telkens getuigend van opvallende hoedanigheden en gaven. Het beeld van een uitzonderlijk tooneelman, die echter, gejaagd en pralerig, iets te veel tooneelman bleef. Een verzameling van heel veel bij zonderheden, feiten, teksten en beelden, die anders, alom verspreid, vanzelf verloren zouden gaan.. We ontvangen een heel nuttig, heel waardevol boek, een boek dat moest gemaakt worden en dat goed gemaakt werd. En toch moeten wij het betreuren dat de voornaamste auteurs niet serener, niet losser van de kleine actualiteit, niet scherper en meer penetreerend hun studie hebben geschreven. Dan zou, bij den fantastischen tooneelman die Van de Velde op de eerste plaats is, het gebrek aan stille bezonkenheid, aan moeizaam verworven wijsheid, aan langzaam opgebouwde kunstgewrochten, beter zijn opgemerkt, - en zulke hel oprechte studie had aan Van de Velde gelijk aan de literatuur nog meer diensten bewezen.
Em. Janssen.
La ronde des livres, par un groupe de Professeurs de l'Institut Saint-Louis à Bruxelles. - L'Édition Universelle, Bruxelles, 1944, 120 blz., Fr. 28.
Men kan het hedendaagsche lectuurprobleem op twee wijzen oplossen: negatief, door de verboden en slechte lectuur aan te geven; positief, door de lezing van het publiek te leiden, - en de positieve oplossing is de ware. Veel menschen lezen verkeerde boeken, omdat zij niet kunnen kiezen. Kies voor hen, en leg hun een keur van waardevolle werken voor: ze zijn u dankbaar.
La ronde des livres kiest voor de onervaren, de jongere lezers, en leert hen lezen. Na een inleiding over het lezen zelf, biedt het ons, methodisch gegroepeerd, een uitgebreide lijst van aanbevolen boeken aan. Nu zal men, voor dit of dat boek, wel voorbehoud maken; het geheele werk zal men nog onvast vinden en onrijp (voor welk publiek heel precies? volgens welke bepaalde principes werden de boeken gekozen en beoordeeld? zijn de cultureele en moreele waarde en geschiktheid der voorkomende werken voldoende gewaarborgd?); men zal opmerken dat het eerder uit een nogal breede praktijk groeide dan uit en methodisch onderzoek en overzicht. Daartegenover staat dat het eerste resultaat van zulke onderneming geleidelijk verbeterd kan worden; dat het initiatief zelf een meer dan gewone waardeering verdient; dat dit boekje reeds, breeder opgevat en uitgewerkt dan Boekenweelde van M. van Loock, onschatbare diensten kan bewijzen.
Met het aanhangsel, Quelques livres flamands, kunnen we ons niet vergenoegen. De keuze van de boeken is hier niet verantwoord, en duidelijk verraadt het een te geringe kennis van en belangstelling voor ons Nederlandsch cultureel leven.
Em. Janssen.
G. SAGEHOMME S.J., Répertoire alphabétique de 13.000 auteurs avec 46.000 de lezers ouvrages (Romans et Pièces de Théatre) qualifiés quant à leur valeur morale. Sixième édition revue et complétée par E. DUPUIS, S.J., directeur de la 'Revue des Auteurs et des Livres'. - Casterman, Tournai-Paris, Édition Universelle, Bruxelles, 1944, 608 blz., Fr. 69.
Lees aandachtig den geheelen titel van dit werk; denk dan dat het precies geeft wat het daarin beloofde: elke verdere verklaring wordt hierbij overbodig.
Vanzelf vergelijken wij het met ons onovertroffen Lectuurrepertorium, zooveel breeder van opzet, zooveel rijker en verscheidener van inhoud en aanwijzingen, maar ook (want elke medaille heeft haar keerzijde) zooveel meer ingewikkeld en vooral zooveel duurder. Consequent werd hier naar het onmiddellijk praktische gestreefd: voor een maximum van lezers, mits een minimum van inspanning, de meest klare en besliste aanduiding.
Ook bij ons leest het groote publiek veel Fransche romans. Daarom mag geen enkel bibliothecaris, geen enkel leider van lectuur hoe dan ook, dit boek missen, voor het meest bescheiden budget overigens bereikbaar.
Em. Janssen.
F.K. BOSCHVOGEL, Pastoor L. Leroy. - Westvlaamsche Boogaard I, Lannoo, Tielt, 1944, 116 blz., Fr. 20.
H. DE GRIJSE, Pastoor Vanhee. - Westvlaamsche Boogaard II, 116 blz., Fr. 20.
Er bestaat wel gevaar dat de Westvlaamsche schrijvers van verleden eeuw, behalve Gezelle, Verriest en Rodenbach, vergeten zouden worden, - en tegelijk verzwond dan de overlevering, waaraan de drie grooten zich toch hebben gevoed. Met vreugde begroeten we dan deze korte monographieën-en-bloemlezingen, en de eerste twee nummers - over den ver- | |
| |
teller J. Leroy (1858-1939); over den Vlaamschen kop Alfons Vanhee (1846-1903), den 'grootmeester der Vlaamsche humoristiek' - laten ons beseffen wat een cultuurschat hier had kunnen verloren gaan. Nieuwsgierig, bijna met ongeduld, zien we de volgende nummers tegemoet; als eens de reeks volledig zal zijn, zal 'het wonder Gezelle' geen verklaring meer behoeven, terwijl zijn uitzonderlijke begaafdheid en bijzonderen geest ons toch zooveel naderbij zullen gebracht zijn. Vanzelf staat dan ook onze geheele negentiende-eeuwsche cultuur- en literatuurgeschiedenis anders belicht.
Em. Janssen.
A. SPEEKAERT C. SS. R., Elegische Vreugden. Verzen. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1945, 92 blz.
Een mooie bundel die getuigt voor echt dichterschap en voor een in de jongere poëzie zeldzaam geworden vakmanschap. Een confrontatie van dichter en natuur en een communie, in eenvoud en zieleklaarte 'waar in onvatbre vormen geheiligd en verstild 't heelal herschapen leeft'. De dichter kent de waarde van ingetogenheid, beknoptheid en beheersching. Heeft temperament en persoonlijkheid die zich verrassend en edel openbaart. Hij ging bij de beste meesters in de leer en biedt ons een werk aan, dat waarlijk op peil staat, voornaam, en verzorgd van vorm en vol ingetogen leven. Zijn 'Opdracht' is typisch voor den ganschen bundel.
'Zooals een tuinman u de vruchten biedt die hij mocht lezen in zijn wijde gaarden en in hun vormen gansch den zomer ziet de weelden en de volle gift der aarde,
zoodat hem lief zijn welving, dons en kleuren,
- het goud en geel, het rood en 't gloeiend paars,
de diepe glansen en de zware geuren
waaruit hem opstijgt gansch de weligheid des jaars,
- zoo bied ik u wat in mijn levenstuinen
door lente en zomer zesaarde tot gedicht
in leed en vreugden die als vreemde bloesems
zich aan mijn dagen hebben opgericht.'
Een werk dat langere bespreking en volle aandacht verdient. Ook voor de boekenliefhebbers: voornaam uitgegeven op vooroorlogsch papier.
E. VAN DER HALLEN, De Wind waait. - Derde druk. De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 149 blz., ing. Fr. 36, geb. Fr. 46.
Dit is het achtste boek van de romanreeks 'Korenaren'. Het zal den lezer wat bevreemden dit eenvoudige verhaal met den gewichtigen naam 'roman' betiteld te zien. Overigens heeft het boekje zijn verdienste. Het is de geschiedenis van een eenzaam en verbitterd mensch die het zwerversleven begint. Na enkelen tijd neemt de menschenschuwe kunstenaar - het is een schilder - een ander vereenzaamd artist in zijn woonwagen op, en tenslotte nog een tweede, alweer een kunstenaar, ditmaal een dichter. Die schilder, die muzikant en die dichter vormen samen een raar gezelschap. Maar de laatst gekomene is er erg aan toe, en sterft weldra aan de tering; de muzikant, die een vroom geloovend en goed mensch is, heeft er voor gezorgd dat de jonge verloopen idealist gestorven is in vrede met God en met het geloof. Ten, slotte bekeert zich ook de schilder... en daarmee eindigt het zwerversleven, want deze laatste heeft nu ook een vrouw gevonden.
Niettegenstaande de brave romantiek en het tekort aan spanning en diepte, bereikt dit verhaal op menige bladzijde toch een warmen toon van echte menschelijkheid.
J. Noë.
Piet MOSSINKOFF, Waar het strijden zwaar is. Roman van Brabants dorpsleven. - Vinck, Antwerpen, z.j., 336 blz.
De tooneelschrijver Mossinkoff schreef zijn eersten roman: in de kleine gemeente Eikendonk zal de jonge onderwijzer Grard van Velsen trouwen met de rijke boerendochter Hanna Hezemans, en eens te meer zal de oude pastoor Kempenaars den vrede bewerkt hebben. Den vrede, en het geluk van twee jonge menschen.
De tooneelschrijver is, ook hier, tooneelschrijver gebleven: een overdaad van altijd prettige dialogen, een handige schikking van ontmoetingen en tafereelen, dan de scène 'à' faire en de ontroerende ontknooping! Zijn tooneelknepen hebben de verdieping wat verhinderd en de touwtjes der intrigue al te zichtbaar gelaten; maar pastoor Kempenaars staat boven pastoor Campens en niet ver beneden den pastoor van den bloeyenden wyngaerdt, terwijl boer Hezemans in de schaduw mag treden van boer Vermeulen uit Streuvels' Vlaschaard.
Warm aanbevolen.
Em. Janssen.
Staf WEYTS, Niets dan een droom. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1944, 216 blz., gen. Fr. 50, geb. Fr. 70.
Vijf novellen in ik-vorm. Men kan het niet vermijden stilaan onder den indruk te komen van dit fijne, scherp psychologisch
| |
| |
verhalen, dat bijna pijnlijk nauwkeurig de draden blootlegt van menschelijke betrekkingen. Evenwichtig, als een schrijnende melodie glijdt het gebeuren voort naar zijn rustige en toch aangrijpende ontknooping. Elk verhaal is a.h.w. een nieuwe zieletocht naar uiteindelijke, wat aarzelend aanvaarde berusting.
Toch gevoelt men zich na de lezing wat wrevelig: is het om den indruk van een zekere schraalheid en koelheid van de gevoelens, om de te gewilde zelfbeheersching van den verteller; of is het wellicht de te verzorgde, overigens zeer zuivere taal, en de stijl die nu en dan gaat aandoen als een soort procédé?
J. Burvenich.
E.A. LANTHAEGE, De katten van Stakkelveen, een humoreske, illustraties van Jozef Geerts. - Standaard-Boekhandel, 1944, 269 blz., Fr. 38, geb. Fr. 52.
De katten van Stakkelveen geraken in opstand, zetten alles op stelten, en verhoogen den nood in het dorp door een bondgenootschap met ratten en muizen. Dit vormt den ondertoon van deze humoreske: de uit haar evenwicht geslagen dorpspolitiek geeft dan de speelsche thema's aan, die elkaar vrij vlot en geestig opvolgen. Totdat de liefde van een vrijenden wachtmeester voor de dochter van den 'garde', geuit in gemeenschappelijk garnaal eten (op het ariatje van den rattenvanger van Hameln), de vele thema's tot een prettige finale weet samen te bundelen. Vrij knap geschreven, af en toe nogal langdradig, en behendig op het randje van het platte gehouden. Een humoreske aan den gemakkelijken kant, en zoek er geen diepte in.
J. Burvenich.
Aster BERKHOF, De heer in grijzen mantel. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 230 blz.
Een detectiveverhaal dat op vele gebieden een verrassing is. Te veel plaats zou het vergen, hier de terroristische greep van den Heer in grijzen mantel op het dal der Schimmen te beschrijven. Maar de roman wijkt gunstig af van het gekende lippenstift- en duimafdrukken-genre. Ons waait een frissche lucht van avontuur tegen, en de menschen hebben een ziel.
Toch liet de schrijver zich hier en daar wat meeslepen door kleine slordigheden in vorm en taal: de keerzijde van een vlot en soepel talent dat wellicht nog wat beter en dieper aan kan, dan dit speelsche werk in het voorbijgaan.
Lezers die een verstrooiing noodig hebben bevelen wij dit spannende avontuur van den fijnen auteur van De student gaat voorbij graag aan.
J. Burvenich.
ALBE, De avonturen van kapitein Zeldenthuis. - Boekuil en Karveel, Kapellen, Antwerpen, 1944, 182 blz,. geb. Fr. 30.
Kapitein Zeldenthuis wordt voorgesteld een geheimzinnig wereldreiziger, die in alle werelddeelen allerhande avonturen meemaakte. Vooral tegen geheimzinnige bandieten trad hij ontmaskerend, verdedigend, beschermend op.
Zijn zeven verhalen zijn spannend, maar vanwege den auteur niet buitengewoon oorspronkelijk. Evenmin kunnen de taal en de verhaaltrant ons bekoren. Zoodat we een verzameling van leesbare, boeiende tweede-rangsavonturenverhalen zijn rijker geworden, omheen een gestalte die zich nog niet opdringt.
Em. Janssen.
Koen LISARDE, Trouw aan hun volk. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 192 blz., Fr. 35.
Een verhaal uit den strijd tusschen Boer en Brit. Twee jonge kerels gaan op tocht om een boodschap van generaal De Wet naar Kaapkolonie over te brengen. Het boek vertelt hun wedervaren tijdens den tocht en hun behouden terugkeer. Zoo bizonder spannend zijn deze avonturen nu wel niet, en ook de psychologie van deze jongenszielen is niet buitenmate genuanceerd. Maar de hopelooze strijd van een volk tegen een overmachtigen vijand legt over heel dit verhaal een ontroerende klank van levensechtheid, die veel goedmaakt van wat aan avontuur en spanning ontbreekt, en het boek voor jongens tusschen twaalf en zestien zeer genietbaar maakt. Het taalgevoel van den schrijver is niet steeds zuiver.
L.M.
Wilhelm HÜNERMANN, Herman-Jozef. De monnik van Steinfeld. Vertaling uit het Duitsch door L. Dewilde. - Davidsfonds, Leuven, 1944, 276 blz., gen. Fr. 24, geb. Fr. 33.
Dit werk is niet een levensbeschrijving, wél een roman, een roman echter waarin de legendarische en de historische levensbijzonderheden van dezen Praemonstratensermonnik uit de xiie eeuw, dank zij schrijvers humor, menschenkennis en geschiedkundige voorstudie, nu pas hun volle waarde ontvangen. Een literair waardevol werk, heel verdienstelijk vertaald, in een verzorgde uitgave die door Jan Waterschoot rijk werd geïllustreerd! Een kostbaar geschenk van het Davidsfonds, dat we dankbaar aanvaarden!
Em. Janssen.
A. HUBLET S.J., De harde tocht. - De Kinkhoren, Brugge, 1944, 172 blz., Fr. 34.
| |
| |
Een boek voor onze jonge idealisten. Een verhaal op het overbekende, maar steeds betooverende graalmotief: eenvoud en zuiverheid van hart alleen brengen redding. De harde tocht van het groepje schildknapen naar de geheimzinnige bloem die hun kleinen blinden prins zal genezen. Geschreven met de fijne psychologie en de voor onze jongens misschien al te teere voornaamheid die de werken van den milden jongenskenner, P. Hublet, kenmerkt. De vertaling is goed: alleen hier en daar wat stroef in den dialoog.
Jongens zullen met spanning dit werk lezen en opgaan in die vormende sfeer van voornaamheid en zielsadel.
J. Burvenich.
H. VAN FRAECHEM, Het Gedicht. Eenige grondbeginselen over Nederlandsche dichtkunst. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1944, 124 blz., Fr. 20.
Grondbeginselen hoeft men in dit boekje niet te zoeken, tenzij iemand daarmee de allerelementairste zaken wil beduiden, zooals b.v. het onderscheid tusschen een terzine en een hexameter, een ode en een parabel! We vernemen niets meer dan enkele dergelijke allerprimairste noties over rhythme, rijm, stijlfiguren, beeldspraak en de drie literaire genres. Aan de hand van wat Cramer, Padberg, Linnebank en vele anderen over deze onderwerpen reeds ten beste gaven, ware het toch niet lastig geweest even door te dringen in de aesthetische functie van het rijm, in het wezen van de beeldspraak, enz. En waarom wél de beeldspraak en de stijlfiguren hier ter sprake komen en niet de gevoelswaarde, de zinsconstructie...? Werkelijk, zooals het boekje zich voordoet, is het te poover en niet 'ten dienste van de poësis en de hoogere klassen der Normaalscholen' zooals het bedoelt; daartoe ware een grondige herwerking hoogst noodzakelijk. We keuren het werkje af niet om wat het bevat - het brengt bruikbaar materiaal samen - doch om wat het niet inhoudt.
J. Noë.
Helene TIMMERMANS, Spreken en schrijven wij keurig Nederlandsch? Wenken voor het juist gebruik van onze taal. - Boekuil en Karveel, Antwerpen, 1944, 204 blz., Fr. 30.
Dit boekje wil een handleiding zijn op taalgebied, naar den trant van Grauls' Taalkundig Handboek en De Tavernier's A.B.C. van het Nederlandsch. Ongetwijfeld is het een verheugend feit dat dergelijke pogingen steeds toenemen en hernieuwd worden, dat Vlamingen eindelijk eens het Nederlandsch willen kennen. Naast het vele bruikbare in dit werkje, moeten we toch op een paar gebreken wijzen: 1o vooral werd er te weinig onderscheid gemaakt tusschen hetgeen 'beslist' niet mag en hetgeen 'liefst' niet mag, tusschen taalfouten en stijlfouten. Voor een ongeoefend en zoekend lezer werkt dat misleidend; 2o waarom het boekje overladen met woorden als: 'allengerhand, beridderen, laattijdigheid, met betrek op, nipt, enz.'? Wie een elementair begrip van A.B.N. heeft, gebruikt dergelijke woorden toch niet en voor totaal ongeschoolden is het werk toch ook niet bedoeld.
J. Noë.
Drs R. DEVOGHEL, Het gebruik der zinen woordteekens. - Standaard -Boekhandelt. Antwerpen, 1944, 93 blz., Fr. 15.
Drs R. DEVOGHEL, Leidraad bij het onderricht in het gebruik van de zinteekens. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1944, 78 blz., Fr. 18.
Het eerste van deze twee boekjes is een practisch vademecum voor zin- en woordteekens, gevolgd door enkele systematische oefeningen. Onderwijzers en leeraars van de lagere klassen in het M.O. vinden er nuttige wenken. Het ware evenwel te wenschen dat de schrijver, in het hoofdstuk over de afkortingen, zich had gehouden aan de nu meer gebruikelijke internationale afkortingen van maten en gewichten: aldus: cm, cl, 1, dam, dal, enz., d.i. zonder gebruik van het afkortingsteeken, beter dan cm., cl., dam., enz.
Het tweede boekje handelt enkel over de zinteekens (komma, punt, vraagteeken, enz.), geeft echter meer verklaring en beredeneering. Voor het onderwijzend personeel is het daardoor belangrijker dan het eerste. Beide werkjes zijn verzorgd. ofschoon de taal wat al te Vlaamsch aandoet.
J. Noë.
Gerard VAN DEN AMSTEL, Terug naar den Olympus, over goden en helden bij Grieken en Romeinen, geïll. door J.F. Doeve. - P. Vink, Antwerpen, z.j., 206 blz.
Men situeert niet gemakkelijk de ongetwijfelde verdienste van dit boek. Het biedt geen wetenschap in den technischen zin van het woord ofschoon schrijver als een onderlegd classicus voorkomt - ook geen literatuur, al roepen vooral de Grieksche sagen zoo vanzelf poëzie op. Eerder hebben we hier een onderhoudend, sober verhaal der bizonderste mythologische fabels: juist zooals de nieuwsgierige leek, die maar verward geraakt in exhaustieve uiteenzettingen, ze mag, of ook de humanioraleeraar wien tijd ontbreekt om er de encyclopedies op na te slaan, of de erudiet zelfs die graag eens
| |
| |
zijn bezit overschouwt, eenvoudig verwoord. Hier of daar, b.v. in Odusseus' ontmoeting met Nausicaä, in zijn terugkeer te Ithaka, is de toon, spijt 's schrijvers bewondering, wat nuchter en wenschte men iets meer bewogenheid.
Het boek is ook voor jongeren bestemd tactvol worden de soms gewaagde gegevens der mythologie behandeld. Zelfs is het weinig waarschijnlijk dat een moderne jongen niet verder zal raden dan de deugdzame voorstelling van Eros of Aphrodite. Daartoe volstaat reeds de suggestie van een of andere plaat die o.i. in een jeugdboek reserve oproept. Aesthetisch echter is J.F. Doeve's illustratie voortreffelijk: van een zeer moderne techniek en tevens vol Grieksche schoonheidsvisie.
Ten slotte: een welkom boek voor zeer velen. Niet enkel bekoort ons de poëzie dezer mythen: hun diepe, soms teedere, meestal ontzettende levenssymboliek kan stemmen tot ernstig gepeins.
R. Leijs.
| |
Geschiedenis
Dr Alfred VAN DER ESSEN, Le Cardinal-Infant et la politique européenne de 1'Espagne (1609-1641). Tome premier 1609-1634. - Événements et personnages de notre histoire nationale (anciens Pays-Bas et Belgique). Éditions universitaires, Brussel, 1944, 485 blz., Fr. 175.
Op voorstel van zijn vader, Prof. L. Van der Essen, en na goedkeuring door Prof. H. Pirenne, heeft de auteur in 1935 het leven van den Kardinaal-Infant als doctoraatsthesis genomen. Zijn boek - het eerste van drie deelen - is de vrucht van bijna tien jaar geduldige opsporingen. Wie bij ondervinding weet, hoe saai en dor het lezen van archiefstukken kan zijn, maar ook hoe onontbeerlijk deze studie voor het nauwkeurig kennen van een geschiedkundig feit is, staat in bewondering voor de som werk die hier werd gepresteerd, en voor het handig gebruik van de nieuw ontdekte gegevens. De correspondentie van den Kardinaal-Infant, in het Rijksarchief te Brussel bewaard, omvat twee honderd en vijftien registers, waarvan sommige meer dan vijf honderd folio's bevatten; daarbij komen nog de Consulten van de Raden en van de Junta's. Het meerendeel dezer stukken zijn in het Spaansch, andere in het Fransch, Italiaansch, Duitsch, Latijn en zelfs in het Catalaansch opgesteld; voeg daar nog aan toe, dat een groot deel der brieven aan den Kardinaal-Infant in cijferschrift zijn gesteld, en men begint eenigszins te vermoeden wat een aangehouden inspanning en breede kennis het bestudeeren dezer stukken vraagt. Behalve van deze onuitgegeven documenten heeft de auteur ook een kundig gebruik gemaakt van alle gedrukte bronnen en synthetische werken.
De Kardinaal-Infant Don Fernando (1609-1641), derde zoon van den Spaanschen koning Filips III, volgde de aartshertogen Albrecht († 1621) en Isabella († 1633) in 1634 op, als goeverneur van de Nederlanden.
De auteur wijdt slechts een vijftiental bladzijden aan de jeugd van Don Fernando; pas tien jaar oud, wordt hij om staatsredenen kardinaal-aartsbisschop van Toledo, maar hij voelt niets voor den geestelijken stand en wordt dan ook nooit priester. Gansch het boek loopt over de jaren 1632-1634. Wij hebben hier 'une tranche d'histoire' in al haar typische bizonderheden met levendige kleuren afgeschilderd volgens de meest betrouwbare documenten. Eerst gelast met het bestuur van Catalonië, wordt de Kardinaal-Infant, op de dringende bede van Isabella en wegens het dreigend oorlogsgevaar vanwege Frankrijk, naar Milaan gezonden. Met de volmachten van een goeverneur-generaal rust hij hier een leger uit, dat hem naar de Nederlanden moet begeleiden. Het is de periode van den Dertigjarigen Oorlog: de Zweden, door de Franschen gesteund, heerschen over een groot deel der Duitsche landen. Meesterlijk en pakkend verhaalt de auteur het verraad van Wallenstein, den opperbevelhebber der keizerlijke troepen, en den moord op dezen beroemden condottiere gepleegd. Ook de diplomatieke onderhandelingen van Spanje met groote en kleine machten worden op den voet gevolgd. Begin Juli 1634 verlaat de Kardinaal-Infant het Milaneesche, wil langs de oostgrens van Zwitserland, door Zwaben en den Elzas naar de Nederlanden, maar is gedwongen zijn weg meer noordwaarts te nemen. Bij Nördlingen brengen zijn troepen, samen met die van den keizer en van de Liga, op 5-6 September 1634 aan de Zweden een verpletterende nederlaag toe, waardoor Zuid-Duitschland van hun heerschappij wordt bevrijd. Het verhaal van den slag met vaste hand en meeslepend beschreven. Door Wurtemberg, over den Main en den Lahn, langs Bonn en Gulik, kan de Kardinaal-Infant ten slotte de Nederlanden bereiken en op 4 November 1934 zijn triomfantelijke intrede te Brussel doen.
Wat de auteur door deze interessante uiteenzetting schitterend bewijst, en wat tot nog toe bij geen enkelen historicus
| |
| |
voldoende was beklemtoond, is, naar hij zelf in zijn voorrede aangeeft: 'Les Pays-Bas catholiques furent toujours à l'avantplan des préoccupations espagnoles, parce que leur incomparable situation stratégique permettait de maintenir l'hgémonie que l'Espagne avait acquise au siècle précédent. Loin de les négliger, celle-ci s'attira des guerres nombreuses en Italie et en Allemagne par son obstination à, vouloir établir vers Bruxelles une voie de communications terrestre qui seule, étant donnée sa faiblesse maritime, lui aurait permis de les secourir' (blz. vii-viii). Zoo komt het, dat de Kardinaal-Infant, toen de Franschen den weg langs Franche-Comté en den Elzas versperden, van het Milaneesche uit, door den Tyrol en Zuid-Duitschland wou trekken; daar ook deze weg niet open stond, werd hij ten slotte gedwongen zijn leger dwars door Beieren en Franconië, over Bonn naar de Nederlanden te brengen. Naast deze niet geringe verdienste op strict wetenschappelijk gebied, moet eveneens de prettige, heldere, vaak spannende wijze waarop de auteur de feiten verhaalt, aangestipt worden. Bij het lezen van den epischen tocht van den Kardinaal-Infant dachten wij meermalen aan Xenophoon's 'Tocht van de Tien Duizend' of zelfs aan Caesar's 'De bello gallico'.
In ons land verschijnt niet zoo dikwijls een historisch boek van dit gehalte. Wij hopen dan ook, dat de jonge historicus ons weldra de twee vervolgdeelen zal schenken, waarin hij het zevenjarig bestuur van de Nederlanden door den goeverneur-generaal Don Fernando zal verhalen.
M. Dierickx.
Dr L. VAN DER ESSEN en Dr G.-J. HOOGEWERFF, De historische gebondenheid der Nederlanden. - Leo Belgicus. Éditions universitaires, Leo Brussel, 1944, 116 blz.
In dit boek worden drie artikels gebundeld: De historische Gebondenheid der Nederlanden, door Dr L. Van der Essen, professor aan de universiteit te Leuven, verschenen in 'Nederlandsche Historiebladen', 1938, n. 2, blz. 153-187; Uit de Geschiedenis van het Nederlandsch nationaal Besef, van de hand van Dr G.-J. Hoogewerff, directeur van het Nederlandsch historisch Instituut te Rome, overgenomen uit 'Tijdschrift voor Geschiedenis', 1939, blz. 113-134; en Besef van Nederlanderschap bij uitgeweken Nederlanders in Italie in de XVIe, XVIIe en XVIIIe eeuw, door Prof. L. Van der Essen, gepubliceerd in 'Nederlandsche Historiebladen', 1939, n. 1, blz. 33-42. In de eerste studie wordt de samenhoorigheid der Lage Landen van af de Hooge Middeleeuwen tot 1830 met haar ups en downs geschetst; de twee volgende bijdragen laten ons het nationaal bewustzijn der Nederlanders in de Moderne Tijden duidelijk aanvoelen door aan te toonen, dat de uitgeweken Nederlanders in Italië zichzelf fiammenghi, d.i. Nederlanders noemden. Voor verdere bizonderheden over deze uiterst interessante studies, cfr onze bespreking van de Fransche vertaling van deze drie artikels in 'Streven', XII. jrg., nr I, Jan. 1 945.
Dit boek moest wel gevaarlijk zijn voor het 'Deutsche Reich', dat de bezettende Duitsche overheid den verkoop ervan verbood.
M. Dierickx.
Vicomte Charles TERLINDEN, La Révolution de 1830 racontée par les affiches. - Présences de l'histoire, 2e - uitgave, Éditions universitaires, Brussel, 1944, 197 blz.
De vooral in deze pe riode zeer onderlegde universiteitsprofessor van Leuven verhaalt hier op een origineele manier de Omwenteling van 1830. Hij geeft een mooie verzameling aanplakbiljetten, die vooral tusschen 26 Augustus en 25 October, bijna alle te Brussel, verschenen zijn, en verbindt ze door een aangepasten en overzichtelijken uitleg. Vanzelfsprekend moet men hier niet een diep inzicht in dat groote gebeuren zoeken, maar anderzijds heeft deze publicatie het groote voordeel ons de beroering en gespannen verwachting van de Brusselsche bevolking te doen meeleven.
Één bizonderheid valt den Vlaamschen lezer op: behalve vijf tweetalige 'proclamaties.' - twee van Willem, prins van Oranje, en drie van het Bestuur van Brussel - komen er geen Nederlandsche aanplakbiljetten in deze verzameling voor. Het ware wel interessant geweest ook de oorspronkelijke Nederlandsche affiches overgedrukt te zien. Indien er echter geen dergelijke geweest zijn, is dit een feit van beteekenis voor het juist begrijpen der Belgische Omwenteling.
M. Dierickx.
F. VAN OLDENERG-ERMKE, Servaas van Maastricht. - Heiligen van onzen Stam, De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 81 blz., ing. Fr. 23, geb. Fr. 33.
Een vóór-middeleeuwschen Heilige, wiens beeld vervaagt en bijna verzwindt in den nevel dier verre tijden, toch in levenden lijve voor de critische, realistische lezers van onze eeuw uitbeelden, is geen gemakkelijke opdracht. In zijn Verantwoording getuigt de auteur, dat er over den historischen persoon van den Maastrichtschen Heilige amper genoeg bekend is om een vijftal pagina's te vullen. En
| |
| |
toch heeft hij het kunnen brengen tot 80 blz.! De onkreukbare waarheidszin, het nauwgezet uit elkaar houden van geschiedenis en legende is zeker een groote verdienste van dit werk, maar daarmee alleen schrijft men nog geen geslaagde biographie. Wij vragen ons af, wie er, na lezing van dezen Servaas van Maastricht, het boek zal terzijde leggen met het prettig gevoel: ik heb een mooi boek gelezen. Het groot tekort van deze levensbeschrijving is wel, dat de groote bisschop niet leeft voor onze oogen. En toch is het o.i. niet zoo'n ondankbare taak, het historisch milieu van het oosten van ons land in de tweede helft der ive eeuw waarheidsgetrouw weer te geven en daarin den onvermoeibaren herder, die minstens veertig jaar aan de bekeering van onze voorouders werkte, te laten optreden. Daarna kon men dezen bisschop van Tongeren-Maastricht, die op de Concilies van Sardica (Sofia) en Rimini onversaagd het Arianisme bestreed, tot een figuur van wereld-formaat laten uitgroeien. Maar zoo'n opzet zou een grondige voorstudie van onze gewesten vlak voor de Germaansche invasies vragen en ook een meer concreet inleven in de Arianentwisten. Wij meenen echter, dat een persoonlijkheid en een Heilige als Servatius dat overwaard is.
M. Dierickx.
Dom R. PODEVIJN, Bavo. - Heiligen van onzen Stam, De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 97 blz., ing. Fr. 30, geb. Fr. 40.
Bavo, door afstamming en leven een zoon van onze gewesten, de patroon van het bisdom Gent, van de stad Haarlem en van een vijf en twintig parochies, is zeker een der meest eigen 'heiligen van onzen stam'. Over den Haspengouwschen edele, die door den H. Amandus bekeerd werd en als kluizenaar zijn laatste levensjaren doorbracht te Gent, bij de abdij die later zijn naam kreeg, weten wij ook heel wat meer dan over zooveel andere Middeleeuwsche heiligen. Als wij tenminste de 'Vita Bavonis' mogen vertrouwen, die twee eeuwen na Bavo's dood (652-654) geschreven werd!
Dom Podevijn brengt ons interessante gegevens over de heiligenvereering, over de openbare boete der zondaars en andere godsdienstige gebruiken in de Hooge Middeleeuwen; ook het leven van Bavo wordt aangenaam verhaald. Anderzijds wekt het boek den indruk eenigszins slordig te zijn gecomponeerd. Op blz. 23 lezen wij reeds voor de derde maal Alkwins verzen: 'Bavo die door zijn leven de waardige leerling was van Vader Amandus', en op blz. 33 voor den tweeden keer het uitvoerig verhaal van Bavo en den christen dien hij als slaaf verkocht. Indien de auteur het wetenschappelij k apparaat achteraan in het boek had geplaatst, zou dit er heel wat bij gewonnen hebben.
Terwijl de vier voorgaande nummers van deze reeks wetenschappelijk volledig verantwoord waren, kan men bij deze Bavo-studie een paar bedenkingen opperen. In strijd met de gangbare opinie van bekende historici als de Moreau, Blockmans, Grierson e.a., meent de auteur, dat Amandus te Gent geen twee abdijen stichtte, en verdedigt 'het bestaan van een enkele abdij met een afhankelijkheid, het Sint-Baafsklooster' (blz. 68). Ook zullen hem wel weinig geschiedkundigen volgen waar hij beweert, dat Bavo bisschop geweest is.
M. Dierickx.
Juul FILLIAERT, Jan Bart, de Vlaamsche zeeheld uit Duinkerke, een levensfilm. - Dietsche gestalten, nr 6, Lannoo, Tielt, z.j., 304 blz., ing. Fr. 35, geb. Fr. 52,50.
Jan Bart (1650-1702) - velen jammer genoeg beter bekend als 'Jean Bart' - werd uit Vlaamsche ouders in het pas Fransch geworden Duinkerken geboren. De traditie van zijn voorvaderen getrouw, ging hij al vroeg op zee. Met De Ruyter deed hij de vermetele vaart in de Theems om de Engelsche vloot in brand te steken. Nauwelijks drie en twintig jaar oud, wordt hij om zijn ervaren kennis kapitein van de Koning David met vier en dertig koppen bemanning, en is alras een geducht kaper, de schrik van de Hollandsche en Engelsche marine: na vijf jaar heeft hij reeds acht en veertig bewapende schepen en een en tachtig prijsbuiten opgebracht. Om de uitnemende diensten aan het land bewezen, geeft Lodewijk XIV hem het brevet van koninklijk luitenant ter zee, ontvangt hem met eere tot tweemaal toe in persoonlijk onderhoud, en laat hem ridderen in de Orde van den H. Lodewijk. Toen de oorlog en blokkade een barren hongersnood in het land brachten, voer hij met het Duinkerksch smaldeel een Hollandsche graanvloot tegemoet, die door acht zware oorlogsbodems werd geëscorteerd, en wist in een epischen strijd veertig graanschepen te overmeesteren: de prijs van het graan zakte van dertig pond op drie pond het kwartaal. Te Parijs is het triomf, en Jan Bart, de Vlaamsche zeerob, wordt door Lodewijk XIV in den adel opgenomen. Kort daarop wordt de heele Engelsche en Hollandsche oorlogsvloot uitgestuurd om hem, den geduchten kaper, op de Noordzee af te vangen; hij ontkomt echter niet alleen aan de bedreiging, maar vaart met tien wimpels van gekelderde oorlogsschepen Duinkerken behouden weer binnen. Als belooning wordt hij door den
| |
| |
koning tot vlootoverste van het Duinkerksche eskader benoemd.
Te midden van dien glans en luister blijft Jan Bart een eenvoudige, vrome man, geloovig en door-christelijk, die zijn stervende maats als leekepriester bijstaat. Wat nog meer opvalt - en het is de groote verdienste van den auteur dit in het volle licht te hebben gesteld - is wel, dat hij, ofschoon opgezogen in de Fransche marine, toch Vlaming bleef in gansch zijn handel en wandel; het is gen kleine prestatie, in een tijd, toen de Fransche kultuur haar hoogste triomfen boekte en in gansch Europa toonaangevend was, toch een Vlaamsch zeeman te blijven, die bijna uitsluitend Vlamingen aanmonsterde en op vele schepen Vlaamsche kapiteins plaatste. Alle gekuip en gekonkel tegen zijn Vlaamsch-zijn schampte af op zijn onbetwistbar mesterschap.
Aan den auteur, die dezen Vlaamschen zeeheld zoo levensecht voor onze oogen laat leven, hebben wij slechts één verwijt te richten. Waarom heeft hij zooveel dialectwoorden en zooveel foutieve wendingen in zijn taal laten insluipen? Al mag een volksschrijver in zijn romans natuurlijk het dialect van zijn streek gebruiken, toch moet de historicus, die door een boeiend verhaal van het groote nationale verleden de jongeren wil begeesteren, ook door een keurige, correcte taal, de jeugd tot een hooger kultuur opvoeren.
M. Dierickx.
| |
Opvoedkunde
Broeder LÉON, Opvoedkundige psychologie. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 438 blz., Fr. 50.
Dit boek is de Nederlandsche vertaling van het vroeger verschenen: Leçons de Psychologie appliquée à l'Education. Het zijn lessen door den auteur aan normalisten gegeven. Naar onze meening is de Nederlandsche titel verkeerd gekozen. Dit werk is eerder een handboek van algemeene psychologie, volgens het traditioneele plan: waarneming, geheugen, verbeelding, aandacht, abstractie, gevoel, enz., vermengd met logica, zedenleer en taalkunde. Een handboek van paedagogische psychologie kan het moeilijk genoemd worden daar het zeer weinig over de psychologie van het kind bevat. Alleen de ontwikkeling der belangstelling, de voornaamste aandoeningen bij het kind, de leugen en het spel worden aangeraakt. Over het leerproces, over de aandachtsschommelingen, de vermoeienis, het verstandsonderzoek, de tests en andere onderwerpen, die gewoonlijk in een handboek van opvoedkundige psychologie worden behandeld, geen woord.
Wat de 'paedagogische toepassingen' zelf betreft, zij staan meestal in een zeer los verband met de psychologische stof die behandeld werd, en kunnen daarom moeilijk 'toepassingen' heeten. Het zijn erder nutige paedagogische beschouwingen of zedelessen ter gelegenheid van een behandelde stof.
Ook heeft de schrijver een nogal ruim gebruik gemaakt van Baudin, Cours de Psychologie, in zijn literatuurlijst vermeld. Dit valt des te meer op, wanneer we de schrijver - zooals Baudin - als eenige karakteriologieën, die van de Oudheid, die van Ribot en van Malapert zien vermelden. Dit is toch wat veel ten achter staan bij onzen tijd, meenen we.
Het derde deel over 'het actief leven' is dunkt ons, niet erg samenhangend.
Hier en daar wenschten wij voor onze normalisten wat minder algemeene ideeën en wat meer concrete psychologische kennis, die hen meer voor de psychologie zal interesseeren en ook nuttiger is voor hun opvoederspraktijk. Een voorbeeld: de schrijver gunt een heel hoofdstuk aan de menschelijke instincten, zijn studenten vernemen echter nergens welke die menschelijke instincten zijn, die zij bij hun kinderen moeten waarnemen. Met andere woorden, we wenschten dat onze normalisten meer langs de gerichte waarneming en de concrete ervaring met de zielkunde zouden kennis maken, in plaats van algemeene beschouwingen te moeten aanhooren, die ze niet voldoende kunnen assimileeren.
Afgezien van deze gebreken, heeft het werk toch ook groote verdiensten, die we met dezelfde oprechtheid in het licht willen stellen. Vooreerst, de poging rond de psychologie de algemeen-menschelijke en paedagogische vorming van den toekomstigen onderwijzer te concentreeren. Vervolgens zijn eenvoud. De schrijver is erin gelukt zijn lessen op te stellen zonder, zooals in vele andere handboeken, op een menigte wetenschappelijke begrippen beroep te doen. Dit voordeel - men zal het met ons erkennen - is niet gering.
W. Smet.
F. LOX, Misdadige jeugd. - De Pijl, Leuven, 1944, 103 blz., Fr. 20.
Meester Lox heeft hier op zeer bevattelijke en aangename wijze een handleiding ten beste gegeven voor den afgevaardigde ter kinderbescherming. Het boekje is in drie deelen verdeeld. We krijgen eerst een korte maar zeer overzichtelijk en scherp gestelde beschouwing overde jeugd- | |
| |
misdadigheid en haar oorzaken. Erfelijkheid, milieu en persoonlijke gesteldheid worden juist gedefinieerd en naar hun respectievelijk belang afgewogen. Men kon het moeilijk duidelijker doen als wij het hier in deze korte bladzijden vinden. Het tweede deel geeft de principes aan van de beroemde kinderwet van 15 Mei 1912. Het is weer zeer bondig gehouden: de daden waarvoor het kind voor den rechter komt, het verloop van de rechtspleging, de maatregelen die door den rechter getroffen kunnen worden, de verdedigingsmiddelen van den aangeklaagde. Dit deel is misschien een beetje te zeer beperkt, voor menschen althans die er iets meer mochten over weten als afgevaardigden. Het derde deel legt zeer zakelijk de taak uit van den afgevaardigde ter kinderbescherming.
Het werkje van meester Lox kan meer zijn dan een handleiding alleen voor afgevaardigden ter kinderbescherming. Het brengt de menschen in kennis met het ernstig probleem der misdadige jeugd, dat zich in onze bewogen tijden scherper dan ooit stelt en nog zal stellen. Het maakt ook bekend met onze voorzichtige wetgeving en zal vanzelf medewerkers werven voor het heilzame werk van de heropvoeding van ons verwaarloosde jeugd. We wenschen het vele lezers toe.
A. Snoeck.
Francis VAN DEN BROECK, Ontginning. Inleiding van Em. Janssen, S.J. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, z.j., 164 blz., Fr. 40.
In een rustig keuvelen eerst, maar geleidelijk meer gedragen door de zinderende bezieling van een edel mensch, onderhoudt de auteur ons over voornaamheid, Vlaamsche voornaamheid.
Eerst over manieren in 't algemeen; dan over manieren in den huiskring, onder vrienden, op het werk, op school. Als besluit de 'krachtmiddelen tot het verwerven van manieren', het beste gedeelte wellicht van het geheele werkje. De taal is niet altijd even zuiver, sommige beschouwingen werden wat verward neergeschreven. Maar dat belet niet dat dit eerlijk boekje zijn weg moet vinden bij onze menschen en meebouwen aan de echte aristocratie, dwars doorheen alle volkslagen.
Dan kan Vlaanderen, wij wenschen het met den schrijver mee, vast aan het bouwen slaan, wanneer het zichzelven weer in eigen voornaamheid heeft teruggevonden. Warm aanbevolen.
J. Burvenich.
A. BUCKINX-LUYKX, Het groote leven. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 165 blz., Fr. 46.
Een bundel opstellen over opvoeding, van iemand die weet wat opvoeding is. Zonder wetenschappelijke pretentie worden er van vrouw tot vrouw de veel problemen van de opvoeding besproken in volle oprechtheid, en gezien in het licht van een breed en diep opgevat geloof.
Vooral waar de schrijfster het intieme gevoelsleven van de moeder aanraakt wordt haar woord warm en mild, en weet zij op wondere wijze den juisten toon te treffen die troost, aanmoedigt en begeestert.
Een boek dat iedere Vlaamsche moeder die droomt van haar kinderen als van mooie, volwaardige menschen, warm aanbevolen wordt.
J. Burvenich.
Hendrik VAN TICHELEN, Leve de daad! Derde geheel om- en bijgewerkte druk van 'Voor het kinderboek in Vlaanderen'. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 157 blz., Fr. 35.
Een boekje met een ziel! Het ideaal van een man die heel zijn leven in dienst stelde van het mooie, opvoedende kinderboek! De moeite niet waard, meent u? Helaas, zoo denken nog velen in Vlaanderen. Maar lees dit strijdend betoog en het zal u doen nadenken over de waarde van de frissche, smaakvolle en degelijke kinderlectuur voor de heropstanding van ons volk. Geen letterkundige, geen uitgever, geen kunstenaar mag het beneden zijn wardigheid achten aan deze tak mede te werken. Een groot volk is een volk dat zijn beste krachten aan de opvoeding van zijn jeugd schenkt. Dit wordt ons overvloedig bewezen door verwezenlijkingen op dit gebied in het buitenland. Daarom verdiende dit boekje overvloedig onder onze openbare besturen, onderwijzers, bibliothecarissen, schrijvers en uitgevers verspreid te worden.
Er is nog veel te doen! Maar 'Leve de Daad!' Daarom beperkt de auteur zich niet tot steriele kritiek maar ontwerpt hij voor al degenen die houden van de daad, een gedetailleerd en alzijdig actieprogramma. Moge het spoedig verwezenlijkt worden.
Een zaak betreuren we, dat de heer Van Tichelen zoo weinig op de hoogte lijkt van wat van katholieke zijde op dit gebied werd gepresteerd. Wij denken hier b.v. aan de uitgaven van 'Leeslust', van de E.K. en de 'Goede Pers' te Averbode. Verdienen deze instellingen en hun prestaties geen enkele aandacht?
Mogen we tenslotte den auteur - tot zijn troost misschien - erop wijzen dat P. Verschueren, S.J., de auteur van den schoolatlas, een Vlaming is?
W. Smet.
| |
| |
| |
Economie
Robert KOTHEN, Principes d'éducation populaire. - Duculot, Gembloux, 1944, 232 blz.
In dezen leidraad, bestemd voor de studenten der Katholieke Sociale Scholen, handelt de schrijver over de opvoeding der volwassenen uit het volk. Met opzet beperkt hij zich evenwel tot de 'algemeene beginselen', met uitsluiting van al hetgeen 'de paedagogische methodes en de technische middelen' betreft. Die beperking is, meenen wij, jammer, aangezien de besproken beginselen vrij algemeen bekend zijn terwijl de middelen en wegen voor een doelmatige volksopvoeding nog niet nauwkeurig bepaald werden. Graag hadden wij wat meer vernomen over hetgeen specinek 'volksch' moet zijn in de volksopvoeding.
K. du Bois.
Charles MUNIER, Pour être un bon contremaitre. - Casterman, Doornik, z.j., 140 biz.
Charles MUNIER, Zoo is een goed meestergast. - Casterman, Doornik, 1944, 134 biz., Fr. 21.
Op de fabriek vermag de meestergast veel ten goede en helaas ook ten kwade. Grootendeels van hem hangt het af welke geest op de onderneming heerscht en hoe hoog of laag het zedelijk peil er is. Daarom wenschen wij den schrijver geluk met deze brochure waarin hij, in een pittige en aangrijpende taal, aan den meestergast t[...]l van nuttige wenken geeft.
K.B.
Pierre-Alex FUNCK, Manuel pratique des assemblées générates des actionnaires dans les sociétés anonymes. - Encyclopédie de droit pratique, V. - L'Avenir, Brussel, 1944, 312 biz.
Dit werk werd voor de praktijk geschreven: om vingerwijzingen te geven aan wie bedoelde vergaderingen moet inrichten of leiden alsook ten gerieve van de aandeelhouders. Het is methodisch en duidelijk het bereikt dan ook ten voile zijn doel. Men zoeke er echter noch een apologie noch een kritiek in van de 'Naamlooze' en van de wijze waarop ze werkt.
K. du Bois.
Dr E. LIENHART, Das Versicherungswesen in der Schweitz. Privatversicherung und Sozialversicherung. - Rechtslehre für Jedermann 13. Gropengieser, Zürich, z.j., 60 blz., Zw. Fr. 2,50.
Evenals België, heeft Zwitserland het verzekeringswezen onder staatstoezicht gesteld alsook sociale verzekeringen verplichtend gemaakt of althans aangemoedigd. De Federale Macht heeft de verplichting enkel voor de arbeidsongevallen doorgevoerd. Federale ontwerpen om verplichte ziekteverzekering en ouderdomsverzekering werden door volksraadpleging, respectievelijk in 1900 en 1931, van de hand gewezen. De Kantons blijven echter vrij om op het gebied der sociale verzekering wetgevend op te treden zoolang de Federatie niet ingrijpt. De schrijver zet ons enkel de federale rechtsordening uiteen en hij geeft geen bijzonderheden over de technische inrichting der federale verzekeringsorganismen; zijn studie zal derhalve eerder de juristen dan de sociale werkers interesseeren.
B.V.
| |
Varia
P. DE BEUS, Overzicht van het Burgerlijk Recht. Met een woord vooraf door Prof. E. Van Dievoet. - Derde uitgave. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1944, 506 blz., ing. Fr. 150, geb. Fr. 200.
Of M. De Beus bij het schrijven van zijn boek zich bewust was van den grooten dienst dien hij zou bewijzen, weten wij niet. Hij heeft inderdaad met dit Overzicht van het Burgerlijk Recht niet alleen aan de studenten in de Rechten, maar ook aan advocaten, magistraten en specialisten in de rechtsaangelegenheden een voor de Nederlandsch sprekenden bijna onmisbaar werktuig aan de hand gedaan, om hun kennis in zake burgelijk recht uit te diepen. Beter dan wie ook was M. De Beus bevoegd om dit boek voor de juristen in Vlaanderen saraen te stellen, want, als lid van de Commissie voor de vertaling der wetboeken, is hij vertrouwd geraakt met de vaak ingewikkelde, soms meticuleuspreciese terminologie van onze Rechtsboeken. Tevens had hij het gelukkig idee eerst een inleiding op te stellen, waarin hij de algemeene begrippen over het recht, over de indeeling van het recht, over het gewoonterecht en het wettenrecht klaar hoewel sober, uiteenzet, erbij voegend, wat voor velen onder meer dan een opzicht nuttig zal zijn, enkele beschouwingen over het jurisprudentierecht en de rechtstaal. Laten wij hier even aanstippen hoe schrijver terecht er op aan stuwt een naar vastheid, naar eenheid, naar helderheid en zuiverheid strevende rechtstaal te scheppen, ook in België, waar de verwarring in de woorden ook de verwarring in de gedachten meebrengt, maar waar de verwarring in de gedachten de klaarheid en de zuiverheid in de uitdrukking ervan
| |
| |
niet al te zeer bevordert - zooals Prof. E. Van Dievoet het schrijft in zijn 'Woord vooraf': 'Het Overzicht van het Burgerlijk Recht heeft in onze rechtsliteratuur een eigen plaats ingenomen, waamit het niet gemakkelijk zal worden verdrongen'. M. De Beus volgt eenvoudig, hoewel niet slaafs, ons Burgerlijk Wetboek; hij weet de begrippen schematisch, bondig, duidelijk voor te stellen, met voorbeelden te illustreeren en hij vergeet niet jurisprudentieele besluiten aan te geven, wanneer deze nuttig of noodig mochten blijken; hij verwijst naar de werken van beroemde juristen en moraalprofessoren. Ofschoon hier en daar nog aangevoeld wordt dat de teksten uit het Fransch vertaald werden, moet toch gezegd, dat de taal naar zuiverheid streeft. M. De Beus zal zoo niet weinig hebben bijgedragen tot het definitief samenstellen van een op eigen zeden en eigen volksaard aangewezen rechtsterminologie. Indien wij hooger zeiden dat studenten en rechtsspecialisten in dit boek hun gading zullen vinden, sluit dit niet uit dat ook anderen, die de gelegenheid niet hadden rechtsstudies te doen, er veel kunnen in leeren. Handelslui en bedrijfsleiders, financiers en eigenaars, met familiale zorg gelasten, en zoo meer zullen dit boek ook met nut ter hand nemen en consulteeren.
A. Darquennes.
Tony HERBERT, Staatszin. Weerbaarheid. Grootheidszin. - Claeys-Verheughe, Gent, z.j., 127 blz., Fr. 20.
Deze bundel bevat twee redevoeringen van 1943, en vijf beknopt samengevatte opstellen van vóór 1940. De opstellen bepleiten: een vernieuwing van den geest in den zin van bewuste sterkte en daadkrachtigheid, - een maritieme mentaliteit, - een kolonialen geest; - zij willen de weerbaarheid doen herleven, die in Vlaanderen zopzeer is teloorgegaan. De eerste redevoering, Staatszin en staatsburgerlijke opvoeding, wil de Vlaamsche beweging verder geleid zien naar den realistisch-fieren opbouw van den Belgischen staat; de tweede, Het werk van Leopold II, stelt dezen vorst voor als een voorbeeld van grootheidszin, - en de geheele bundel beoogt het aankweeken van een meerderwaardigheidsmentaliteit, die de zoo funeste minderwaardigheids-mentaliteit zal doen verzwinden.
Een beoordeeling is hierbij overbodig. Tenzeerste waardeeren we de poging van den heer Herbert, die ons volk psychologisch gezond wil maken in een zooveel machtiger Belgiï. Wel zagen we zijn voorstelling van zaken graag meer geschakeerd; wel wordt op de mannelijke weerbaarheid, tegenover den vrouwelijken offergeest, wat veel nadruk gelegd: toch wenschen wij dat dit boekje veler oogen doe opengaan, dat het in vele gemoederen de afwijzende verbittering vervange door vertrouwvollen moed.
Em. Janssen.
Dr Rich. TEUNISSEN, Uit het leven van Antony Van Leeuwenhoek. - Schijnwerpers-reeks nr 49, Het Spectrum, Utrecht, z.j., 111 blz., Fr. 21.
Een onzer beroemste Nederlandsche natuurkundigen der xviie eeuw, de ontdekker van den microscoop en van de bacteriën, wordt hier aan den lezer voorgesteld in een vloeiend, onderhoudend verhaal dat aan alle wetenschappelijke en letterkundige eischen voldoet, die men een vulgarisatiewerk kan stellen.
We hopen dat dit boekje bij den leek - waarvoor het in de eerste plaats bestemd is - en bij de studenten die van techniek en wetenschap droomen, ingang zal vinden, want het zal hen zoowel de gevaren aantoonen waaraan een self-mademan is blootgesteld, als de voordeelen die deze studeermethode biedt.
F. Bertiau.
L. WACHTERS, Lieven Gevaert aan de rijpere Vlaamsche jeugd voorgesteld. - Ken uw volk, nr 1. De Pijl, Leuven, 1943, 122 blz., geïll., Fr. 20.
M. ORIS, Johannes Van Seligenstadt. Memlinc's leven aan de jeugd voorgesteld. - Ken uw volk, nr 2. De Pijl, Leuven, 1944, 86 blz., geill., Fr. 20.
J. HAEST, Berten Rodenbach aan de jeugd voorgesteld. - Ken uw volk, nr 3. De Pijl, Leuven, 1944, 135 blz., geill., Fr. 20.
Het werk van L. Wachters is in drie hoofdstukken ingedeeld. In het eerste 'De Nijveraar', toont schrijver ons aan hoe de kleine Lieven die op school alles behalve een uitblinker was, door taaie volharding zich stilaan wist te ontwikkelen tot den bouwmeester der grootste photoindustrie ter wereld. Die bladzijden zijn tevens een interessante schets der geschiedenis van de photografische kunst vanaf haar allereerste begin in de xvie eeuw tot haar bloei in de xixe. Het tweede hoofdstuk 'De sociale mensch', is het beerd van den idealen katholieken patroon wiens bedoeling het steeds was de kloof te dempen die in de vorige eeuw arbeiders van werkgevers verwijderd hield. In het laatste hoofdstuk wordt 'De Vlaming ' uitg - beeld die midden in de verfranschte zakerwereld
zijn Vlaamsche principes wist te handhaven en op het einde van zijn strijdersleven de stichter werd van het Vlaamsch Economisch Verbond. Het book is geschreven in een vlotte, soms ietwat te zakelijke taal.
Zakelijk is het werk van M. Oris zeker niet, maar hoewel het ons een gerorman- | |
| |
ceerde Memlinc voorstelt, zal de jeugd in deze bladzijden een trouw beeld vinden van Memlinc's persoonlijkheid en werk. Schrijver weet er een atmosfeer in te scheppen, die zeer suggestief het Brugge uit den tijd van onze Vlaamsche grootraeesters betooverend doet herleven. Hij laat den kunstschilder vertellen over zijn roeping en eerste contact met de kunst in het atelier van Lochner te Keulen. We volgen hem naar de stille stad van het Minnewater waar hij eerst ten volle ging beseffen wat zijn kunst moest worden: 'Vorm geven aan de diepe ingekeerdheid van zijn ziel'. 'Iets is in ons onsterfelijk... het is de macht om over al het vergankelijke dat onze oogen zien, de klare eenheid te stellen van ons inwendig visioen'. Buiten Brugge kon Memlinc niet aarden, ook niet aan het hof van Karel den Stoute: steeds voelde hij heimwee naar zijn stil atelier waar het verlangen in hem opkwam naar het aanschouwen in volle werkelijkheid van wat hij op zijn doeken afbeelde. Dit boekje is mooi geschreven, bekoorlijk als een sprookje. De reproducties die te Brugge bewaard zijn - twee Madonna's met het Kind, de dood van de H. Ursula op een der zijden van het schrijn, het beroemde portret van Willem van Nieuwenhove en dat van zijn trouwe dienstmeid, - zijn goed weergegeven. De stemmige illustraties van A. Boschmans verhoogen nog de waarde van dit zeer aan te prijzen werkje. Wellicht zal het bij de rijpere jeugd meer in den smaak vallen, omdat het een eerste kennismaking met Memlinc's leven en werken veronderstelt.
Ook jongere studenten zullen met spanning het leven van Rodenbach lezen. J. Haest bezit de kunst om boeiend, ook wel eens in studententaal, de vurige en enthousiasmeerende persoonlijkheid van Rodenbach voor te stellen. De geschiedenis van de eerste jaren der Vlaamsche Beweging die gesymboliseerd wordt in de geniale en zoo attachante figuur van den jongen Berten wordt er springlevendig in verhaald. Het is een zeer gelukkige gedachte van schrijver dat hij de gedichten van Rodenbach, hetzij in hun geheel, hetzij gedeeltelijk, en zooveel mogelijk in chronologische orde, in zijn tekst heeft verwerkt. We maken kennis met Berten in het jaar dat hij, als student van de poësis, het Vlaamsch bewustzijn van zijn makkers wakker riep in 't verfranschte Roeselaere. Was het wel noodig zoo fel te drukken op de moeilijkheden die tusschen studenten en leiding ontstonden en op de even onhandige als drastische maatregelen door de overheid getroffen? Zeker verklaart het hoe Rodenbach's persoonlijkheid voor zijn lateren strijd aan de Leuvensche Hoogeschool gevormd en gestaald werd. De laatste bladzijden die de ziekte en dood van den strijder-dichter beschrijven zijn echt ontroerend. Dit werk is een mooie aanwinst voor iedere studentenbibliotheek.
J. Van den Bossche.
Kan. Dr A. DECOENE, Doctor Edward De Grijse, Deken van Kortrijk. Zijn leven, zijn werk. - Groenijs, Brugge, 1944, 69 blz.
Groote priestergestalten van de laatste vijftig jaar mogen zoo maar niet vergeten worden: met hun namen vergeet men tegelijk de traditie en den geest, waaraan onze cultuur nochtans het allerbeste heeft te danken. Met recht haalt Kan. Decoene Deken De Grijse (1848-1909) op; den oudprofessor in de wijsbegeerte en in de godgeleerdheid; den religieuzen, maatschappelijken, Vlaamschen ijveraar en strijder; den geleerde, voor wien het verstandelijk en moreel evenwicht, de harmonie tusschen kennis en daad, initiatief en zin voor traditie, toch altijd als het belangrijkste gold. Deze tijdgenoot van Verriest, eenigermate zelfs van Gezelle, verdiende wel een posthume erkenning en hulde.
E.J.
Armand BONI, C. SS. R., In den Westindischen archipel, de Belgische Redemptoristen in het wereldlijk en kerkelijk historisch kader der Antillen. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1944, 323 blz., Fr. 75.
Een boek zooals onze missioneerende orden en congregaties er meer in onze taal moesten uitgeven over hun al te weinig bekend en toch zoo bewonderenswaardig apostolaat. Daarenboven ernstig bestudeerd en onderhoudend geschreven.
Ter inleiding biedt het een overzicht van de geschiedenis der Antillen, dit schaakbord van de Westeuropeesche zeemogendheden. Zijn eerste deel behandelt achtereenvolgens de Engelsche eilanden van het bisdom Roseau: Dominica, Antigua, Sint-Kitts en Montserrat, het arbeidsveld van de Belgische Redemptoristen. Zijn tweede deel schetst de geschiedkundige ontwikkeling van hun stichtingen in de Amerikaansche eilanden Sint-Thomas en Sinte-Kruis, ten tijde dat deze nog aan Denemarken toebehoorden, en stelt daarbij enkele voortrekkers in het licht 'onder wier impuls de arbeid gegroeid is tot de verwezenlijking van edele verlangens'. Ten slotte volgen twee aanhangels: een over de missie-campagne in de Fransche bezittingen Goeadeloepe en Martinique, waarvan de annalen 'de kleurvolste bladzijden in de geschiedenis van de Belgische Redemptoristen in de Antillen' vormen; een ander over het apostolaat in Haïti.
H. Bauweraerts.
|
|