Streven. Jaargang 9
(1941)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Het klassieke portretGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 367]
| |
Doch naast zijn classicistische vorming, had hij een romantische ziel en nagenoeg al zijne modellen behooren, door uitzicht en gemoedsgesteltenis, tot de Romantiek. Hij is de tijdgenoot geweest van Goethe en Hölderlin, wat ons die vereeniging van stijlstrengheid en gevoelswarmte wel eenigszins kan verklaren. Die twee eigenschappen schijnen vaak in deze periode samen te treffen. De achtergrond waarop het leven van Navez zich afteekent, heeft een zeer bewogen uitzicht. Bij zijn geboorte stond ons land onder Oostenrijksch bewind. Hij heeft de legers van de Fransche revolutie zien aanrukken en de regeering van de Fransche prefecten gekend. Hij was acht en twintig jaar toen Napoleon te Waterloo werd verslagen. Hij heeft het Hollandsch régime en de Omwenteling van het jaar '30 meegemaakt. Hij was toen drie en veertig. Hij is de aanvoerder geweest van het Classicisme tegen het Romantisme. Gallait, Wappers en de Keyser waren zijn tegenstrevers. Brussel stond in 't gelid tegen Antwerpen: de lijn werd uitgevochten tegen de kleur, de rust tegen de bewogenheid, het mooie evenwicht tegen de schilderachtige, dramatische handeling. Hij heeft geleefd tot in 1869, den vooravond van den eersten Fransch-Duitschen oorlog van '70. Hij is twee en tachtig jaar oud geworden. Hij heeft de opkomst van het realisme bijgewoond, maar is er onverschillig voor gebleven. In 1813 schildert hij zijn eerste zelfportret, uit de verzameling van Mw. Norga te Brussel. Zijn vroeg-ernstig hoofd rust op de linkerhand met de teekenstift, de romantieke kroesharen vallen naar rechts op zijn breed voorhoofd, zijn rechterhand houdt den schildersstok, de oogen speuren nadrukkelijk in den spiegel naar de eigen gelijkenis. In 1814 had hij zijn eerste sukses op een tentoonstelling te Gent: de groote prijs voor schilderkunst werd hem toegekend. De Hertog van Ursel, die toen voorzitter was van de 'Société Royale des Beaux Arts', stelde hem in de gelegenheid om naar Parijs te gaan studeeren onder David. Toen deze naar Brussel uitweek heeft Navez hem gevolgd. In 1817 schildert hij het portret van zijn meester, thans in het Brusselsch museum. Er ligt iets sombers in het gelaat. De mond heeft een bittere plooi. De oogen zeggen de melancholie van den banneling. Nog hetzelfde jaar vertrekt Navez met een studiebeurs naar Rome. Een verblijf van drie jaar in de Eeuwige Stad wordt nog verlengd met achttien maanden, op kosten van den Koning der Nederlanden. Van af 1822 is hij bestendig te Brussel gevestigd. Hij werd er professor aan de Academie en lid van den Gemeenteraad. Hij heeft een heele schare van schilders gevormd. Hij gaf ook privaatles in een atelier dat, na zijn dood door Portaels werd overgenomen. Het was gevestigd in de Koninklijke straat, ter hoogte van de tegenwoordige Congres-Kolom, van waar men dat prachtig uitzicht op het oudste gedeelte van de stad geniet. Er waren drie werkhuizen boven elkaar. Op het gelijkvloers verbleven de mannen, de eerste verdieping hield de meester voor zich zelf en daarboven zaten de | |
[pagina 368]
| |
dames, die zeer talrijk waren. Zijn verwantschap met de familie de Hemptinne uit Gent - hij was met een de Lathuy, zuster van Mevrouw de Hemptinne gehuwd - deed hem in de hoogere burgerij opnemen. Zoo ging hij zelf stilaan tot de aristocratie behooren. Niet alleen door zijn faam, maar ook door zijn rang in de maatschappij kreeg hij toegang tot den adel van Brussel en van de provincie. De rijke families waren toen zeer in aanzien, naast een klein-burgerij die in zorgen leefde en een arbeidersstand die nagenoeg tot den bedelstaf werd gebracht. Hij schildert Markies de Beaufort, Graaf du Bus de Ghisignies, in zijn ambassadeurspak, Ridder Morren die er uitziet als een Engelsch lord, de burgemeesters Rouppe en de Brouckère van Brussel, de Gerlagh, president van het Verbrekingshof, Verhaegen, voorzitter van het parlement, Baron de Stassart, voorzitter van den Senaat, geleerden en kunstenaars als Quetelet, directeur van het observatorium, den musicus Fetis en Hemelraat, rector van de Brusselsche universiteit. Hij is als een soort hofschilder geworden van de adellijke families van den tijd. Hij heeft zoo wat tien portretten gemaakt van zoo veel verschillende leden van het geslacht der Hemptinne's uit Gent, ettelijke ook van het huis der 't Serstevens, de rijke leerlooiers uit Stavelot, van de families 't Kint de Roodebeke en Gendebien, die er mee verwant zijn. Van in de vroegste werken is Navez een meester. Hij veropenbaart zich niet alleen als een buitengewoon begaafd schilder maar tevens als een edel, evenwichtig mensch. Met gezond verstand nam hij zijne modellen waar en hij gaf ze weer zooals hij ze zag met nuchter oog en sterke zelfbewustheid. Maar met zijn aangeboren goedheid zag hij ze langs hun voordeeligsten kant. Er leefde iets heroïsch en dweeperigs in de geesten van den tijd. De mannen waren liberaal en deïst. Door hun natuurlijke voornaamheid, door kleederdracht, haarsnit en bezielden blik vertoonen zij soms een vage verwantschap met de markante figuren van den tijd: Byron, Chateaubriand, Delacroix, Chopin. Zij wisten hun vesten te kiezen en hun ingewikkelde hoogopstaande dassen te knoopen. Zij droegen nog pandjassen waaruit een front te zien kwam. Het zijn meestal menschen van vóór honderd jaar. Wij kunnen ze thans niet allen meer bij name noemen: een oude heer met grijzen ringbaard en kalotje, die wel een makelaar zou kunnen zijn; een redenaar met vochtige lippen, die nog zijn discours in de hand houdt; een romantische musicus met een notenblad, een schilder met zijn haar 'à la diable', fijngesneden grijsaards die er uitzien als staatslieden. De dames waren toen dankbare onderwerpen. Zij zitten te pronk met weemoedsvolle, droomerige, liefdezieke of van voldaanheid stralende gezichten. Zij lieten zich kleeden te Parijs. Zij droegen fluweelen of zijden japonnen met hoepelrokken, pofmouwen en volante, met kanten kragen, een col Marie-Antoinette of een col | |
[pagina 369]
| |
Berthe. De garneering was zeer ingewikkeld. Lintjes en bouquetten kwamen erbij te pas. Zij fladderden ook over de monumentale hoeden of de zediger mutsen. Hare handen kwamen uit kant te voorschijn. De tailles van de directoire-kleeren waren stijf ingeregen en sloten hoog onder de boezems met een gouden cordelière of gordelband. Op feestelijke gelegenheden waren zij omhangen met cachemires, zijden falies en een overvloed van tulle en neteldoek, in modieuse tinten. Zij pakten uit met gewichtige familiejuweelen, parelsnoeren, gouden kruisen met edelsteenen, camées, groote oorbellen en diademen. Hare kapsels waren ingewikkeld. Het friseerijzer kwam er bij te pas om de 'chignons', de 'rouleaux', de 'crèpés', de 'ondulation Marcel', de pijpkrullen aan te leggen, hoog als kunststukken op het hoofd of romantisch langsheen de slapen. Later werden het platgestreken, glimmende bandeaux, met frisuur die de ooren bedekte. Stijf en deftig mochten deze verschijningen genoemd worden. Het was een nogal merkelijk verschil met Mine Récamier, Mme Tallien en Pauline Borghèse die, nagenoeg of heelemaal, ontkleed voor de meesters poseerden. De tijd was preutscher geworden. Van de jaren '30 tot '50 dagteekenen de groote groepen. Het publiek van toen verlangde door de kunst onderhouden en geroerd te worden. Niet alleen de gezinnen, maar ook de buitenstaanders, die ze voor het eerst zagen op de tentoonstellingen van den tijd, konden hun hart ophalen aan die schoone monumentale voorstellingen van familietrouw. De groep 't Serstevens, uit de verzameling van Baron Gendebien te Thuin, laat ons het jonge echtpaar zien met hun eerste baby. De vader houdt het kindje op het kussen van een tuinbank. Het kindje kijkt reeds wijs met zijn ouders den toeschouwer te gemoet. Haar eene handje houdt een bouquetje, het andere laat zij likken door een poedel. De drie gestalten met het hondje zijn vast ingebouwd in de struktuur van een driehoek. Grootmoeder de Lathuy, de schoonmoeder van Navez houdt zijn kinderen zoet, waar zij zit in haar zetel. Het jongentje steekt een vlaggetje omhoog, het meisje staat naast de wieg met haar pop. Argeloos zijn de uitdrukkingen, vergeleken bij den ernst en de gespannenheid van de bejaarde vrouw, die nog mooi wil zijn met haar dichtgeknepen tandeloozen mond. De 'Familie Doucet de Villers' uit de verzameling Lambotte te Brussel is een klassieke compositie van een allermooist evenwicht. Zij vertoont eene haast geometrische zuiverheid van contouren, over de zes figuren. Vader leunt tegen een zuil, moeder zit neer in haar feestjapon en houdt het kleinste op een bankje. Het speelt met zijn schoentje en trommeltje. Een ander dochtertje zit op den grond. Het heeft een jachthond met loof omkranst. Het dier laat zich goelijk doen. Tusschen de ouders staan de twee oudere kinderen: zus die haar armpjes rond broers hals heeft gelegd en sentimenteel doet. Huiselijkheid en weelde, zekerheid en geluk, trouw en aanhankelijkheid zijn de karaktertrekken van deze familiegroepen. De ouders | |
[pagina 370]
| |
zijn trotsch op hun mooie jongens en aardige meisjes. De schilder weet ze gemoedelijk rond vader en moeder te scharen. Zij zijn de vroolijke, bloeiende schoone jeugd naast de rijpheid van den ouderdom. Zij hebben iets ongerepts en tegelijk vroeg wijs. Hun blikken contrasteeren met de uitdrukking van de ouders. Elk wezentje heeft zijn eigen guitig, droomerig of ernstig gezicht. De schilder heeft ze allen uitvoerig beschreven. De heele groep wordt als een stil verhaal vol zielsinhoud en fijne, geestige bespiegeling. Het laat zich aanvoelen hoe hij, zonder eenige vooropgezette gedachte ontvankelijk was voor wat hij zag en alles trouw genoteerd heeft. Wij kunnen er ons thans nog in verdiepen, genoegen hebben aan die vriendelijke, bevallige, keurige menschen, meeleven met het intieme geval van een huisgezin uit voorbije jaren, dat voor ons vereeuwigd werd met zijn zekere weelde en zijn zichtbaar geluk. Onze tijd is wonderbaar genoeg weer gaan voelen voor die sentimentaliteit van het jaar '30, zonder er nochtans opnieuw in te vervallen. Die rust van vroeger treft ons in de onrust van dezen tijd. Deze groepen, die een specialiteit geworden waren van Navez en later nog slechts zelden door andere schilders werden ondernomen, doen soms denken aan de verteederde familiebeeltenissen van Friedrich von Amerling en Waldmüller uit den Biedermeier-tijd. Maar de kamers en de landschappen waarin de Duitsche schilders hun gezinnen voorstelden, waren van een sterker doorgevoerde realiteit. De menschen zijn omgeven door hun eigen vertrouwd milieu. De wereld van het gelaat teekent zich af op het gelaat van de wereld en beiden zijn innig op elkaar afgestemd. Dergelijke groepportretten zijn slechts denkbaar onder den patriarchalen vorm van het familieleven, die toen nog overheerschend was. Zij konden slechts hun plaats vinden in de ruime huizen van de 'upper-ten', waar ze dan ook van geslacht tot geslacht bewaard zijn gebleven. Soms werden er door Navez nog kinderen van latere geboorte aan toegevoegd. Het schijnt dat in de 'Familie Doucet de Villers', de hond op het voorplan voorzien was om plaats te maken voor een vijfde dat verhoopt werd, maar niet kwam. Men kan niet zeggen dat Navez een schitterend schilder was in den picturalen zin van het woord. Hij boetseerde niet in de kleurbrij zooals Rembrandt, Frans Hals, Velasquez of Goya dat deden. De schoone omtreklijnen van figuren en groepen, de binnenteekening van elk gelaat, het mooie evenwicht der samenstelling hadden zijn hoofdzakelijke bekommernis. Het koloriet van zijn portretten werd bepaald door de locale kleur der kleederdrachten, die hij in hun schelheid, zonder tonaliteit of harmonie weergaf. Blauw en groen, zooals het geval is bij de 'Familie de Hemptinne', zijn soms schreeuwend tegenover elkaar gesteld in hun harde en koele nuanceering. Enkele malen toch is er iets speelsch in zijn penseelstreek en schijnt hij genoegen te hebben genomen in het tot waarde brengen van de kleurstof. Toch zijn de portretten van Navez over het algemeen kleurrijker dan deze van Ingres, zijn grooten tijdgenoot. Onbewust | |
[pagina 371]
| |
wellicht heeft de Vlaamsche vizie op hem vat gekregen en zoo mag deze Waal als de grondvester aanzien worden van de in de XIXe eeuw zoo bloeiende Vlaamsche School. Hij wist ook behendig het licht te doen spelen op de costumes en het gelaat zijner modellen. Een enkele maal is zijn techniek vrij en haast modern. Het rokje van Marie de Hemptinne, de verrukkelijke baby uit de verzameling Loiseau, doet aan als een stuk impressionistische schildering. Navez heeft nimmer, zooals de romantiekers, gezocht naar verhevigde uitdrukking. Maar mannen, vrouwen en kinderen zijn zoo scherp waargenomen dat de familietrekken nog weer te vinden zijn in de nakomelingschap van heden. Hij poseerde zelf ook nooit, zooals Wiertz, voor een geïnspireerd genie. Van het jeugdig zelfportret uit 1826 tot dat van zijn lateren leeftijd heeft hij denzelfden nuchteren, scherpzinnigen, haast zakelijken kunstenaarsblik. De mooiste portretten van Navez zijn wellicht deze die hij van familieleden en vrienden heeft gemaakt. Hij voelde zich dan vrijer en kon ongedwongen zijn temperament volgen. Wij kennen reeds het portret van zijn schoonmoeder Mevrouw de Lathuy met zijn twee jongste kinderen. Hij had ze vroeger reeds geschilderd, wanneer ze nog niet zoo oud was, op het zeer mooi doek uit de verzameling Loiseau te Brussel. Er bestaat ook een beeltenis van Jacques de Lathuy, zijn schoonbroer, die er uitziet als een minister uit de regeering van Karel Rogier. Hij heeft ook zijn dochters vereeuwigd, Jeannette en Marie-Thérèse die later de vrouw werd van Portaels, zijn besten leerling. Er zijn niet min dan tien portretten van familieleden. Zijn vrienden Paelinck en Voordecker, die met hem het atelier van David bezochten, hebben voor hem als model gezeten en het zijn mooie stukken geworden. Wanneer wij de heele galerij van zijn menschgestalten overzien dan komt ons op de meest levendige wijze een voorbije tijd voor oogen. Zoo waren dan die bankiers, die zakenmannen, die nijveraars, die staatslieden, die kunstenaars, die edellieden, met hun fijn besneden gelaat, met hun rondborstig, burgerlijk voorkomen, met hun slimme berekening, met hun dweepzieke natuur. Zoo waren ook hun dure vrouwen en verwende kinderen. Zij blijven de vertegenwoordigers van een maatschappij, waar het geld nog de eenige spil was, waarrond alles draaide. Het laat zich aanzien dat zij gewoon waren van uit te rijden in glimmende koetsen met vurige paarden bespannen en gemend door fiksche koetsiers. In den afstand van den tijd komen zij ons voor als personages uit de romans van Balzac. Het zijn de rijke lieden van den aanvang der XIXe eeuw, maar tevens ook de vertegenwoordigers van een geslacht dat groote gebeurtenissen had meegemaakt, als deze die de eeuwwende hebben gekarakteriseerd tot een uitzonderlijk bewogen tijdvak in de geschiedenis. Met hun ernst en hun voornaamheid behooren zij tot de generatie van de grondleggers, de eerste steunpilaren der toen nog jonge Belgische natie. De kinderen zelf hebben iets nadenkends en dappers in hun | |
[pagina 372]
| |
jeugdig gelaat; zij zijn voorgesteld met een geweertje, een vlag, een kroon en hun spel is gewichtig. Zelfs wanneer zij naast hun hoepel zitten te droomen of hun zilveren rinkel met het kleine stompje van hun hand omklemd houden, dan kijken zij nog met een vroeg-wijzen blik. Toch is de voorstelling steeds natuurlijk en vrij van elke overdrijving. Navez is het type van den burgerlijken kunstenaar, tevreden met zijn tijd, één van zin met de sociëteit waarin hij verkeerde. Hij kon het best stellen met het Hollandsch regime, hij de Waal van Charleroi, en hij schilderde zijn vorst, Koning Willem I en Prins Karel van Gaver, grootmeester van het Hof der Nederlanden en die toen voorzitter was van de Académie Royale te Brussel. Zoo was hij geïntroduceerd in de Hollandsch-Belgische hooge ambtenaarswereld. Hij kon het stellen met het nieuw Belgisch régime na de omwenteling en hij schilderde Engelspach-Larivière, den muiter der Septemberdagen. Hij kon het stellen met de katoenbarons van Gent en hij schilderde de 'Familie de Hemptinne' en hare verwanten. Hij voelde zich thuis in het midden van die industrieele ploetokraten. Na de Gentsche katoenbarons veroverde hij de rijke leerlooiers van Stavelot, de 't Serstevens en schilderde portret na portret van deze voorname familie. De portretten van Naven ontroeren ons niet door hun eeuwige menschelijkheid. Wij staan voor geen verschijningen die zwaarmoedig zijn van hun innerlijk noodlot en waarvan de aanblik ons kan aangrijpen als een tragische wolkenhemel. De zielen zijner modellen gaan dikwijls schuil onder het masker der conventie. Wanneer hij geen karakters van groote afmetingen te schilderen kreeg, dan vroeg de voorstelling toch niet minder inspanning. Wanneer zijn menschen geen door het levenslot verdiepte uitdrukkingen vertoonden, dan was er toch een scherpe en ervaren blik van noode om al de fijne, schier onmerkbare trekken voor oogen te roepen. Dat kleine zieleleven heeft hij gevat. Daardoor is hij transcendentaal en in zekeren zin mystiek te noemen. Hij was naar dat luttele innerlijke leven gekeerd. Wanneer het tragische en het groot-menschelijke bij hem niet aanwezig zijn, dan moet men toch bekennen dat hij gevoel had voor deftigen stand en de burgerlijkheid door hem zeer goed getroffen werd. Sociale problemen stelden zich niet voor de maatschappij die hij heeft afgebeeld. Men leefde gelukkig en zonder zorg in de rijke Gentsche en Brusselsche heerenhuizen of op de landelijke kasteelen. Wanneer de modellen geen problemen hadden, dan stelden die zich ook niet voor den kunstenaar. De fortuinen werden gevestigd, de kinderen kregen een goede opvoeding en zouden van hun rijke ouders erven. Waar kon men beter zijn dan, in dat rustige België met zijn opkomende industrie en handelsbedrijvigheid. De aardappelziekte van 1847, die de Vlaamsche proleten in massa deed omkomen, heeft de rust van deze gevestigde burgers niet gestoord. Navez keek niet, zooals Leys het later zou doen, naar de groote voorbeelden uit het verleden van de Nederlanden of Duitschland. Het | |
[pagina 373]
| |
klassiek ideaal dat hem te Parijs of te Rome werd ingeprent is hij altijd getrouw gebleven. Hij heeft zijn stijl en zijn manier nooit veranderd, wat er ook in zijn lang leven mocht veranderen rondom hem. Hij had niet zoo zeer artistieke bekommernissen. Hij kende alleen zijn opdrachten. Hij moest zijn modellen voldoening schenken. Buitenlandsche reizen, zooals zoovele romantieke kunstenaars die ondernamen naar Duitschland en Parijs, had hij niet noodig. David was, gelukkig voor hem, naar Brussel verhuisd, hij had nu zijn meester bij de hand. Er is geen vooruitgang waar te nemen in de talrijke rij van zijn portretten. Zij waren nagenoeg alle even goed. Vruchtbaarheid is gemakkelijk voor een vaardige hand die zonder angst of zorg een ambacht beoefent. Hij liep voortdurend aan de hand van zijn opdrachten. Zoo verwezenlijkt zijn werk de kalme rust in de onstuimigheid, de ongebondenheid, den storm van de romantiek. Men heeft hem wel eens den Belgischen Ingres genoemd, maar hij bezat niet diens kracht tot individualiseering, die elke menschverschijning tot iets uitzonderlijks wist te maken, niet alleen door het uitdrukkingsvolle gelaat, maar ook door de handen en de minste details, die alle zoo vele verbijzonderende eigenschappen hadden en die hij met angstvallige nauwgezetheid weergaf. Hij had ook niets van de zinnelijke ontroering die Ingres de rondheid van een arm, de zachtheid van een hand, het zwellen van een borst of van een hals zoo verzoekend deed schilderen. Navez heeft langen tijd niets dan bijval en geluk gekend. Somber was nochtans zijn levensavond. In 1862 heeft hij zijn laatste werk voltooid. Hij was toen vijf en zeventig jaar. Zijn gezicht ging gaandeweg verzwakken. De eenige zoon en dochter die hem overbleven zijn nog vóór hem gestorven. Hij verloor ook zijn vrouw en zijn zuster die met hem leefde, zoodat hij als een eenzame blinde achterbleef en in 1869 verlaten stierf. Hij heeft een talrijke schare van leerlingen gevormd. Het zijn geen navolgers geworden, wat getuigt voor de waarde van zijn lessen. Hij wist de persoonlijke begaafdheden op te wekken en tot volledige ontplooiing te brengen. Velen van zijn leerlingen zijn portrettisten geworden zooals Charles de Groux, Eug. Smits, J.B. van Eycken, Alex. Robert, J. Stallaert, A. Stevens, Const. Meunier, Cam. van Camp en Alfred Cluysenaer.
Een groot tijdgenoot van Navez en een veel knapper schilder nog dan hij was de Vlaming Frans Simonau van Bornhem aan de Schelde, waar hij in 1783 geboren werd. Hij had zijn eerste opleiding gekregen aan de Academie van Brugge, werkte een tijd in het atelier van Gros te Parijs, en geraakte nadien bevriend met Sir Thomas Lawrence, die, de 'finishing touch' aan zijn persoonlijkheid heeft gegeven. Hij is ons alleen bekend door de twee stukken die het museum van Brussel van hem bezit: het prachtig portret van een ouden man, vrij in de pâte geboetseerd en de bekende 'Kleine orgel- | |
[pagina 374]
| |
speler', die als een jongensportret mag aanzien worden. In de verzameling van Mw. Brunin te Brussel zijn nog twee beeltenissen van hem: die van den Heer Clays, vader van den Brugschen marinist Paul Clays en die van een man van middelbaren leeftijd, die met zijn mooie handen de cyther bespeelt, terwijl uit het ovaal gelaat van lokken omkranst twee slimme oogen op ons toekijken. Zijn werk is veel omvangrijker dan dat, maar hij vond, naast Navez, geen werkgebied in ons klein land met zijn beperkt getal van portretbestellende menschen. Hij is in 1815 naar Engeland uitgeweken en Lawrence heeft hem bij de Londensche society geïntroduceerd. Hij exposeerde voortaan regelmatig in de Royal Academy, in de British Institution en in de Society of British Artists. Paul LambotteGa naar voetnoot(1) die opzoekingen liet doen in de catalogi van den tijd heeft zoowat 22 portretten teruggevonden, gedateerd tusschen de jaren 1818 en 1860. In den aanvang zijn het nog gekende personaliteiten, maar later kwam hij er toe leden van de Londensche politie, een onbekend grijsaard, een jood, een visscher te schilderen. Doch waar zijn al die werken gebleven? Geen enkel Engelsch museum bezit er een, zij komen nooit voor op Engelsche veilingen. Paul Lambotte veronderstelt dat vele portretten van Simonau, door oneerlijke kunsthandelaars op naam van Lawrence werden geschreven, met wiens stijl zij zoo zeer verwant waren. Gaandeweg is zijn roem in Londen gaan tanen, maar hij wilde de stad waar hij de glorie gekend had niet verlaten. Jaren nog heeft hij er zielig geleefd en hij stierf er in 1859 vereenzaamd en vergeten. Een figuur die hier nog bij het classicisme moet worden ondergebracht is deze van Ferdinand de Braekeleer (1792 Antwerpen 1883). De bijval dien hij genoot als verteller van burgerlijke anekdoten deed wellicht den portretschilder in hem verloren gaan, ook wel het beperkt publiek dat door Navez werd verzadigd. Wij kennen zijn zelfportret uit het Antwerpsch museum. Dat van Lier bezit van hem de beeltenis van den kustverzamelaanr Wuyts, stichter van het museum. In de collectie de Kinder te Antwerpen is het portret van Mej. Theunissen, dat zoo goed en wellicht beter is dan eenig werk van Navez en misschien het best met Ingres zou kunen worden vergeleken. Er moeten nog meer andere beeltenissen van Ferdinand de Braekeleer bij families terug te vinden zijn en het zou de moeite loonen om ze op te zoeken. Hendrik van der Haert, uit Leuven, 1790 en gestorven te Gent 1846, staat wellicht het dichtst bij Navez. Het Museum van Brussel bezit van hem verschillende portretten, waaronder een Familiegroep met fijne en gevoelig waargenomen physionomieën. Karel Picqué, uit Deinze, 1799 en gestorven te Brussel in 1869, was een leerling van Paelinck, die hem de klassieke traditie had ingeprent. |
|