| |
| |
| |
Geneeskundige kroniek
De Nobel-prijs voor een Vlaamsch Geleerde
door Dr. L. Elaut
Het toekennen van den Nobel-prijs in de geneeskunde en de physiologie 1938 aan Prof. Dr. C. Heymans van de Geneeskundige Faculteit te Gent, heeft in de lage landen veel vreugde en fierheid verwekt. Verrast heeft deze bekroning niemand, want sinds lang werd het luidop voorspeld in de medische kringen van binnen- en buitenland, dat de hoogste wetenschappelijke onderscheiding aan dezen noesten en onverwoestbaren werker en oorspronkelijken vorscher, eens zou te beurt vallen. En welverdiend is ze wis en zeker, want het is al te bekend dat het Nobel-comité, onder de candidaten die hem worden aangewezen door de meest vooraanstaande geleerden van de geheele wereld, een keuze weet te doen die alleen door hooge motieven wordt geleid en ingegeven.
Voor de Nederlandsche universiteit Gent is het een hooge eer en voor den laureaat zal het zeker geen otium cum dignitate worden. Velen zullen nog eens schamper hebben gedacht aan het gevleugelde woord 'le crime contre l'esprit', waarmede een Belgisch Staatsminister in het parlementair debat over de vernederlandsching van ééne van 's lands universiteiten, meende den nationalen opgang van Vlaanderen te kunnen remmen. Och arme!
Het nieuws bracht een oogenblikje verpoozing en opluchting in den chaos van tegenstrijdige berichten omtrent het krijgsrumoer bij onze buren. Het kan niet verklaard worden als een blijk van wederkeerig dienstbetoon van neutrale staten en kleine volkeren, want op hetzelfde oogenblik werd bekend gemaakt dat de Nobel-prijs 1939 aan den Duitscher Domagk werd toegekend.
Het ligt niet in onze bedoeling een parallel te trekken of
| |
| |
een vergelijking te maken tusschen het wetenschappelijk werk van deze twee geneeskundige Nobel-bekroonden. Al is hun werk geheel verschillend van inhoud en toedracht, al ligt het zelfs op een geheel ander terrein - wat duidelijk tot uiting komt in de tweevoudige benaming van geneeskunde en physiologie, want Heymans' werk is uitsluitend physiologisch en Domagk's werk heeft reeds de norm van het geneeskundige bereikt - toch is het even verdienstelijk en zeer demonstratief voor dit allerbelangrijkste axioma dat eens door een anderen Nobel-prijs Ch. Richet (1913) werd geformuleerd: 'quiconque veut opposer la clinique au laboratoire et le laboratoire à la clinique, ne comprend Hen ni à la clinique ni au laboratoire'.
Noch Heymans noch Domagk zijn geneeskundigen, d.i. clinici, in den echten zin van 't woord. Zij zijn beiden, en dit is misschien een nog edeler en schooner taak, de wegbereiders en de voorloopers van de artsen die hun dagen en nachten vullen met de verzorging van patiënten en, zooals het heet, de lijdende menschheid bijstaan. Maar dat deze twee mannen van het laboratorium die bij middel van het dierexperiment naar nieuwere inzichten vorschen in de levens- en ziekteprocessen om daaruit nieuwe geneesmethodes op te bouwen, en dat de eene reeds de vruchten van zijn ontdekkingen voor den patiënt kon dienstbaar maken, en dat de andere in de zuivere sferen van de geneeskundige grondwetenschappen ons betere verklaringen van tot dusver onopgeklaarde verschijnselen heeft gebracht - dat aan deze twee mannen op denzelfden dag de hoogste wetenschappelijke onderscheiding te beurt valt, is naar mijn meening, de allerschoonste illustratie van de onkreukbare eenheid van deze weleer goddelijk genoemde geneeskunde: ars divina medica.
Omtrent den persoon van Domagk is ons weinig bekend; omtrent de resultaten van zijn levenswerk, dat zoo juist op een schitterende wijze werd bekroond, weet elke medische practicus mede te spreken in zeer eenvoudige maar treffende bewoordingen. Reeds van jaren her heeft deze geleerde, die veeleer een scheikundige blijkt te zijn, gezocht naar een geneesmiddel dat, zooals weleer Ehrlich (Nobel-prijs 1908) het voor het bestrijden van de syphilis heeft gedaan, een afdoend wapen zou zijn tegen de zeer hevige besmettingen van microbieelen aard. Er bestonden reeds enkele schaarsche medicamenten die
| |
| |
een specifieke werking hadden tegenover zekere ziektekiemen, maar zij bleken al te vaak onmachtig te zijn. Domagk heeft na lang zoeken - vele honderden medicamenteuse producten werden geprobeerd, afgewezen, opnieuw synthetisch opgebouwd, getoetst, gesplitst - ten slotte een groep stoffen ontdekt - sulfanilamiden luidt hun familienaam - die al veel actiever kiemdoodend werken wanneer zij gewoon langs den mond worden ingenomen en ook daarbij voor het menschelijk lichaam onschadelijk blijken. Na de noodige voorzorgsmaatregelen en voorproeven op dieren, werd in het jaar 1935 voor 't eerst op den mensch de proef gewaagd en al dadelijk met zeer gunstig resultaat bekroond. Tegenover de terecht zoozeer gevreesde streptokokkenbesmetting zooals b.v. roos, etterige keel- en oorontstekingen, beenontstekingen, furonkels die al te vaak een doodelijken afloop hebben, bleek het alras dat hier een heroisch medicament gevonden was dat al het tot nog toe bekende overtrof. Meer was er niet noodig om verder te zoeken en ook ontstekingsverschijnselen en bacterieele ziekten van anderen aard aan de proef te onderwerpen. De geneeskundige vakliteratuur van de laatste twee-drie jaar krioelt van bijdragen allerhande over de werkingswijze van het nieuw medicament en de daarmee bereikte uitslagen. Middelerwijl werden door Domagk en tallooze anderen uit de vijf werelddeelen, nieuwe aanverwante stoffen gefabriceerd en bezit men thans tientallen medicamenten die allen van het eerste product (prontosil in Duitschland, rubiazol in Frankrijk) afstammen en waarmede men zoo'n uiteenloopende algemeene of locale besmettingen als nierontsteking, kraambedkoorts, longontsteking, epidemische hersenvliesontsteking, druiperziekte, zeer voordeelig behandelt en Goddank genezen kan. Zoo'n revolutie in de geneesmiddelenleer had men nooit te voor gekend; zij heeft het aanschijn van de moderne therapeutiek ten eenenmale veranderd en onderst boven gekeerd en ook... vereenvoudigd ('sigillum verf
simplex' zeide reeds Boerhaave meer dan twee honderd jaar geleden).
Met één sprong had, van uit den beperkten en stillen kring van het laboratorium, het werk van den vorscher de wereld veroverd en zich door zijn groote degelijkheid weten op te dringen. Dergelijk succes, binnen een zoo geringe tijdspanne, is een fortuinlijke gebeurtenis waarvan niet veel voorbeelden
| |
| |
te vermelden zijn. Het nut en het belang van zulke ontdekkingen ligt voor de hand en binnen het begripsvermogen van elken geneeskundigen leek. Dat het Nobel-comité zulke voortreffelijke prestatie naar waarde wist te schatten en te beloonen, zooals destijds ook de ontdekking van de insuline tegen de suikerziekte (1923) en van de leverextracten tegen de kwaadaardige bloedarmoede (1934), is een bewijs van den hoogen humanitairen zin van het Stockholmsche academisch instituut. Het weet aldus de echte weldoeners van de menschheid voor het gebrachte werk te vergoeden.
* * *
Heel anders is het werk van Heymans dat den Nobel-prijs van 1938 veroverde. Het kan vergeleken worden met de prestaties van de Nobel-bekroonden van 1937 Szent-Györgyi (Hongarije) over de vitamine C, van 1936 Loewi en Dale (Oostenrijk en Engeland) over de humorale overbrenging van den zenuwprikkel, van 1935 Spemann (Duitschland) over de embryonnaire organisatoren, van 1929 Eykman en Hopkins (Holland en Engeland) over de ontdekking van de vitaminen. Al deze wetenschappelijke ontdekkingen die veeleer een geheel levenswerk beteekenen dan één enkele ophefmakende ontdekking, betrekken hun grootste verdienste uit het feit dat zij bouwmaterialen vormen voor de menschelijke biologie. Het verband met de geneeskundige praxis is hier niet onmiddellijk zichtbaar, alhoewel in een nabije of verre toekomst toch zal blijken of reeds gebleken is, dat zij voor de therapie niet vruchteloos geweest zijn. De beoefenaars van de biologische wetenschappen zijn evenwel geen menschen die zich in den ivoren toren van hun laboratorium hebben afgezonderd en het contact met de clinici hebben verbroken - een spuiter noemde de eersten de aristocraten, de laatsten de democraten van de geneeskunde - maar mannen die door hun geestelijken aanleg meer in stille studie en proefondervindelijk werk naar de diepste gronden zoeken en den oorsprong en de modaliteiten van het leven en de ziekten trachten op te sporen. Zij zijn de onbaatzuchtigen bij uitnemendheid die zonder berekening alleen genot en voldoening vinden in het streven naar waarheid en inzicht in het wezen van de levensverschijnselen. Velen onder hen slijten daar een leven van vereenzaming, onbekend aan de massa die ze aankijkt met de groote oogen van de verbazing.
| |
| |
Rijk wordt men gewoonlijk niet met laboratoriumwerk en zware dagen van ontbering hebben velen gekend, vooral in het begin van hun loopbaan.
Ook deze wroeters in de stilte wil het Nobel-comité in dankbare vereering met haar schenking indachtig zijn. En dat heeft het op een schitterende wijze voor onzen landgenoot Prof. C. Heymans gedaan. Eigenlijk heeft het hier ook vader Heymans in den zoon bekroond. Vader Heymans was de eerste rector van de destijds voor één derde vernederlandschte universiteit van Gent; hij sprak er de eerste Nederlandsche rectorale rede uit en zegde dit memorabele woord, bij een andere gelegenheid, dat de Nolf-universiteit schoenlapperswerk was. Deze zeer oorspronkelijke man en weergalooze professor heeft destijds, zoowat vijftig jaar geleden toen de nieuwere experimenteele geneeskunde in ons land, naar het voorbeeld van Duitschland vooral, zoo'n geweldige vlucht nam, ten koste van reusachtige moeilijkheden en werk, een wetenschappelijk centrum gesticht te Gent dat sinds jaren vooraan staat en thans de meest schitterende uiteindelijke bekroning ontvangt vanwege de geneeskundige autoriteiten. Reeds in 1893 stichtte hij met Gley de 'Archives Internationales de Pharmacodynamie et de Thérapie' waarvan nu 62 banden verschenen zijn.
In dit midden van hard labeur en harde tucht, want vader Heymans was onverbiddelijk in zijn kritiek en onverzettelijk waar het op werken en experimenteeren aankwam, dagen en nachten aan één stuk als 't moest, werd de zoon Corn. Heymans opgeleid. Deze is ook naar den geest de zoon van zijn vader en het komt aan velen voor dat deze Nobel-bekroning ook den vader vereert want beiden zijn onafscheidbaar en 't werk van den zoon is de logische voortzetting van den arbeid van den vader.
Onder de leiding van vader Heymans en onder de leiding van C. Heymans werden tal van leerlingen gevormd die thans leerstoelen bekleeden in Europeesche, Amerikaansche, Afrikaansche en Aziatische universiteiten. Het uitstralingsvermogen van het Heymans-laboratorium is steeds zeer groot geweest en zijn wetenschappelijke prestatie zeer hoog: de zoon alleen, en hij is slechts 47 jaar oud, heeft zijn naam geschreven boven 245 wetenschappelijke bijdragen in alle wereldtalen en in alle vaktijdschriften; een niet onbelangrijk procent daarvan verscheen
| |
| |
in het Nederlandsch en waren bestemd om de vruchten van zijn onderzoekingen nader tot de Nederlandschtalige medici te brengen: zoo onderhield hij bestendig het contact met de mannen van de geneeskundige praxis die overigens nooit op hem te vergeefs beroep deden voor spreekbeurten of zelfs voor gewone vulgarisatievoordrachten. Prof. C. Heymans was de eerste voorzitter van de 'Vlaamsche Vereeniging tot Bevordering van de Geneeskunde' tot wier oprichting en goede standing hij in hooge mate heeft bijgedragen. Alle moderne hulpmiddelen heeft hij aan zijn onderwijs dienstbaar gemaakt en, met zijn voornaamsten medewerker Prof. J. Bouckaert, schreef hij een handboek over de geneesmiddelenleer en werkt hij thans aan een groot Nederlandsch leerhoek over de physiologie dat in samenwerking met zijn vakgenooten uit Noord en Zuid wordt uitgegeven.
Het hoofdthema van C. Heymans' levenswerk behandelt de physiologie van den bloedsomloop en de ademhaling en het is voor de ontdekking van zekere eigenschappen van de aorta en den sinus caroticus (een zakvormige uitstulping in den wand van de groote halsslagader, gelegen aan de splitsing van dit bloedvat in zijn twee hoofdstammen) dat hem de Nobel-prijs 1938 voor de physiologie en de geneeskunde werd toegekend. De ontwikkeling van zeer belangrijke wetenschappelijke leerstellingen in verband met den bloedsomloop die ten slotte een merkwaardig geheel van biologische feiten aan het licht brachten en een inzicht gaven in de functie van hart en bloedvaten, ging gepaard met het uitbouwen van vernuftige technieken. De merkwaardigste was wel deze van den gekruisten bloedsomloop die bij den hond werd verwezenlijkt: de Heymans' slaagden erin een geisoleerd hondshoofd in het leven te behouden dat alleen door een paar zenuwen met zijn romp verbonden bleef en zijn bloed ontving van het hart van een anderen hond. Door allerhande fijne kunstgrepen konden ze zelfs drie honden, alleen met hun zenuwen en bloedvaten zoodanig verbinden, dat het op elk oogenblik mogelijk werd een of ander orgaan in- en uit te schakelen naar believen en naar gelang van de noodzakelijkheden van het experiment. Aldus kon de inwerking van zekere stoffen op het hart worden bestudeerd door het openen en sluiten van kraantjes naar willekeur, en als het ware door een druk op een knop, het in vitro naar het in vivo worden
| |
| |
verplaatst. Zoo bleek b.v. een hondshoofd, dat van den romp was afgescheiden, nog te reageeren en zijn ooren te spitsen bij 't hooren van een hem bekende stem. Deze proeven hebben de velen die ze zagen in bewondering gebracht door hun correcte uitvoering en door de tallooze nieuwe gegevens die zij verschaften. Uit de manueele vaardigheid groeiden aldus nieuwe biologische doctrines.
Heymans' oorspronkelijkste bijdragen tot de physiologie gelden de speciale gevoeligheid van zekere zones van de wanden der groote bloedvaten tegenover scheikundige prikkels: t.w. de regeling van de ademhaling en den bloedsomloop door centripetale zenuwbanen die van uit deze zones de hersenen bereiken. Ook daarvoor moesten nieuwe technieken uitgewerkt wat alweer vele jaren van materieele zorg en een ontzaglijk kapitaal aan wilskracht en geduld opeischte.
De dierproeven, door J.F. Heymans en C. Heymans ontworpen en gerealiseerd, toonden aan dat de verhooging van den druk die binnen de bloedvaten heerscht ter hoogte van den grooten aortaboog, om zoo te zeggen spontaan d.i. reflectorisch de werking van het ademcentrum vertraagt, terwijl de verlaging van den bloedsdruk in hart en aorta, weerom reflectorisch, de werking van het ademcentrum verhoogt. Deze proeven brachten ook het nieuwe feit aan het licht dat deze gevoelige bloedvatenzone hare bijzondere ontvankelijkheid te danken heeft aan de scheikundige samenstelling van het bloed; het is deze samenstelling van het bloed die de vaatgevoelige zenuwuiteinden van de aortische streek prikkelt. De prikkel wordt aan de hersenen overgeseind door speciale zenuwbanen die door Heymans duidelijk werden beschreven en gelocaliseerd.
Zekere strooken uit de groote bloedvaten bezitten dus een speciale gevoeligheid die hun toelaat prikkels op te vangen precies zooals de huid, het netvlies van het oog of het slakkenhuis van het oor. Deze gevoelige zones verkrijgen aldus een gelijksoortige beteekenis in het organisch leven van het individu als voorheen alleen aan de periphere gebieden van het zenuwstelsel werd toegeschreven: hun gevoeligheid is een zeer bijzondere. Niet tegenover het licht of de temperatuur zijn zij gevoelig, maar tegenover de schommelingen van den bloedsdruk, het zuurstof- of koolzuurgehalte van het bloed en talrijke pharmaceutische producten.
| |
| |
Deze hoofdschotel van Heymans' werk heeft een geheel nieuw terrein ontgonnen en opent vergezichten op nieuwe behandelingsmogelijkheden. Voorloopig ligt zulks nog niet binnen het bereik van de klinische toepassingen, maar de ervaring met andere al te theoretisch gewaande ontdekkingen, heeft geleerd dat het jaren kan aanloopen vooraleer van uit andere laboratoria en langs heel andere wegen, plots een licht opgaat dank zij nieuwere onderzoekingen en dat ten slotte de therapie met alles zeer gebaat is. Zoo verging het o.m. met Laguesse die, vijf en twintig jaar vóór de ontdekking van de insuline, had beweerd dat de alvleeschklier een stof afscheidt; ze werd ontdekt door twee physiologen en heeft thans duizenden diabeteslijders het leven gered. Laguesse was geen clinicus, Banting en Mac Leod evenmin.
Een laatste reeks werken van Heymans en zijn medewerkers loopen over het ontstaansmechanisme van den hoogen bloeddruk. Zoo zagen zij o.m., door het wegsnijden van de zenuwen en van den sinus caroticus, hypertensie bij de proefdieren ontstaan die dan ook onder al haar aspecten werd bestudeerd. Thans staat zijn laboratorium onder hoogspanning en wordt druk geëxperimenteerd om een beter inzicht te verkrijgen in de hypertensie van renalen oorsprong. Het zou blijken dat deze bloeddruk o.m. zou toe te schrijven zijn aan zekere stoffen die door de nier worden opgebouwd en in de bloedbaan gestort. Hier zal wellicht ook een vruchtbaar veld worden ontgonnen en, wie weet, een tipje worden opgelicht van den zwaren sluier die dit onafzienbaar hoofdstuk van de menschelijke ziekteleer bedekt.
God geve dat de nog onaangetaste werkkracht van den Nobel-laureaat en zijn toegewijde medewerkers van het J.F. Heymans-instituut der Gentsche universiteit, in volle actie bli ve en dat zij nog veel schoons en goeds ontdekke. Zoo diene hij de medische wetenschap, zijn Alma Mater, zijn land en de menschheid.
|
|