| |
| |
| |
Sigmund Freud
Psycho-analyse als wereldbeschouwing
door Dr. P. Ellerbeck S.J.
De verreikende invloed van Freud
Eind September stierf op 83-jarige leeftijd te Londen de grondlegger van de psycho-analyse, Sigmund Freud. Hij stierf in ballingschap. Een andere balling, de Oostenrijkse romanschrijver Stephan Zweig sprak de lijkrede uit bij de crematie. Hij uitte zijn dankbaarheid en verering voor zijn 'meester en vriend'. Hij wees op de onsterfelijkheid, die Freud zich door zijn baanbrekend werk veroverd had en hij getuigde voor de machtige invloed van deze leer op het hedendaagse denken: 'Is er iemand van onze generatie die niet innerlijk door hem gevormd en veranderd is? Zijn grootse ontdekking van de menselijke ziel leeft als een onvergankelijke sproke voort in alle talen en dat in letterlijke zin. Want waar is de taal die de begrippen en de woorden die hij aan de schemering van het half-bewuste ontworsteld heeft, nu weer zou kunnen missen en ontberen? Moraal, opvoeding, philosophie en dichtkunst, schilderkunst en psychologie, alle bestaande vormen van geestelijk arbeiden en scheppen en van geestelijk contact zijn sinds twee, drie generatie's als door geen tweede in onzen tijd door hem verrijkt en gerevolutioneerd. Zelfs zij die van zijn werk niets afweten of zich verzetten tegen zijn ontdekkingen, zelfs zij die zijn naam nooit hebben gehoord, zijn hem onbewust dank verschuldigd en aan zijn geestelijken wil onderworpen.' (De Groene Amsterdammer, 14 October 1939.)
Zo sprak een romanschrijver, wiens kijk op het leven door Freud gevormd was en die meende in deze visie de zin van het leven gevonden te hebben. Op dergelijke wijze hebben velen, al tijdens Freuds leven gesproken en geschreven. St. Hall, de
| |
| |
beroemde Amerikaanse psycholoog, sprak van een Copernikaanse wending. Copernicus had bewezen, dat de aarde, 's mensen woonplaats, niet het middelpunt was van het heelal. Darwin ontnam den mens zijn geprivilegieerde positie boven het dierenrijk. Tenslotte kwam Freud met een derde beslissende stap in de onthulling van het menselijk wezen. Hij bevrijdde het mensdom van de illusie dat hogere waarden het leven regelden, hij zou bewezen hebben dat slechts de driften vormend werkten op leven en cultuur. Zulke waarderingen van vereerders van Freud zouden in evenwicht moeten gebracht worden door getuigenissen van anderen, die ook wijzen op de verreikende invloed van Freud, maar daarin een collectieve neurose zien, een waandenkbeeld, dat harten en zeden vergiftigt, een geraffineerd verrottingsproces, door een man van ander ras op de Westerse cultuur ingeënt. Aan de beoordelingen van beide zijden is eigen, dat de leer van Freud beschouwd wordt als een geheel, dat aanvaard of verworpen moet worden. Voor de één is het een levensbeschouwing, die alle waarden bepaalt; voor de ander een massale leugen, die alles ontgeestelijkt. Als het zo gesteld is, moeten we positie kiezen. Het kan evenwel ook zijn dat de probleemstelling te simplistisch is, dan moeten we onderscheidingen aanbrengen. Maar zelfs al zou dat het geval zijn, zouden we toch van te voren wel eens mogen overwegen hoe zo'n scherpe tegenstelling in waarderingen mogelijk is. We hebben hier met een realiteit te doen. Freuds' werk is niet meer ongedaan te maken. Wat leert ons dit over de mentaliteit van onze eeuw? Dit artikel wil op deze vraag een algemeen antwoord geven.
| |
De aard van de invloed der psycho-analyse
Freudianisme, psycho-analyse, dieptepsychologie, of hoe men het ook noemt, is een zaak geworden van geloof, voor een massa onkritischen zowel als voor vele psychologen en medici. Kan dat het juiste standpunt zijn? Gaat het hier over een geheimzinnige openbaring, over influisteringen van een genius of een daemon? Integendeel, Freud poneert zijn werk als be- rustend op feiten, die zonder vooroordeel geordend moeten worden. Die feiten waren er altijd geweest, maar hij alleen wist de feiten te zien zoals ze waren, zijn intuitie legt zich nu op aan eenieder, die maar kijken wil. Ligt hier geen vreemde
| |
| |
tegenstelling: geloofsfanatisme in het aanhangen van een wetenschap? Dit verschijnsel is niet alleen te verklaren door het geloof, hoe strijdbaar dan ook, dat Freud zelf in zijn visie had; ook andere psychologen vochten voor hun opvatting. Evenmin kan de fascinerende stijl van den vulgarisator Freud de adequate oorzaak zijn, want hoe deze ook boeit, de meeste mensen reflecteren te weinig op hun lectuur om daardoor hun hele levensopvatting te wijzigen. Is het dan toch de overtuiging van een waarheid, die zo veroverend werkte en waarvoor anderen blind waren? Ons antwoord op deze vraag is bevestigend, maar sluit een belangrijke nuance in: men heeft gevoeld dat in de psycho-analyse een waarheid stak, die door anderen verborgen was gehouden. En in het aanvoelen van een waarheid, niet in het klare zien en scherpe onderscheiden, ligt de grootste meeslepende kracht. In de heldere dag gaan de meeste mensen hun sleurgang, maar in de ochtendnevel of in de avondschemering rijzen nieuwe verlangens en vermoedens. Daar raakt men aan mogelijkheden, die in het daadwerkelijk leven niet te verwerkelijken zijn. De vage belofte houdt lang haar bekoring, het nauwomschreven contract is gewoonlijk een desillusie.
Om nu te weten waarom deze leer zo betoverend werkte, moeten we haar inhoud zien en nagaan in welk tijdsgewricht zij haar beloften openbaarde. Welk is het milieu, waarin de psycho-analyse opkwam en in welke geestesstructuur werd ze ontvangen? Zulk een beschouwing ontneemt niets aan de originaliteit van den ontdekker. Zijn werk staat scheppend in tussen beide situatie's. De oorspronkelijke geest vindt de sleutel, die past bij het slot, dat er al was, maar waarvan de structuur geheim bleef.
Onze uiteenzetting kan slechts grote lijnen aangeven. Het werk van Freud wordt niet behandeld als verrijking van de wetenschap, als nieuwe oriëntatie in de psychopathologie - al ligt juist hier een grote verdienste. We vatten het zoals het werd opgenomen door weinig deskundigen, meer als literatuur dan als studieboek. Hierin ligt immers de grote, boven geschetste invloed van Freud op onze tijd, terwijl de scherpe onderscheiding van wat wetenschappelijk verantwoord en bruikbaar is voor de vakwereld bestemd is. De invloed daarvan zal hopenlijk heilzaam en in het verborgen werken. We verraden
| |
| |
Freud niet door ons hier met de eerste wijze bezig te houden. Freud gaf zijn werk ook als levensbeschouwing, zelfs al moest hij toegeven dat alle conclusie's nog niet zeker waren. Zijn leer was voorlopig de beste oplossing. Onderordening aan andere wetenschappen kende hij niet. Hij bekende zelf geen philosoof te zijn, maar gaf zijn opvatting toch maar als enig redelijke verklaring. Over de godsdienst gaf hij een mening ten beste, die goed overeenkwam met zijn vrijmetselaarschap. Hij gedroeg zich zelfs zeer autoritair tegenover zijn aanhangers: verbeteringen en veranderingen in de leer mochten alleen door hem zelf, den meester, aangebracht worden. Hij bleef steeds geloof eisen: wie zelf geen analyse had doorgemaakt, mocht niet over de psycho-analyse oordelen, en voor het welslagen van een analyse was blind geloof in de methode een conditio sine qua non.
| |
Wetenschappelijke bodem van de psycho-analyse
In welk milieu was nu de psycho-analyse bij Freud gerijpt? In de tweede helft der negentiende eeuw begon Freud zijn wetenschappelijke loopbaan als medicus. Hij specialiseerde zich eerst in de physiologie en anatomie. De wetenschappelijke instelling van deze tijd, waartegen later zo felle reactie's loskwamen, is al herhaaldelijk beschreven. We geven slechts enkele karakteristieken, die hier van belang zijn. In de experimentele natuurwetenschap gold alleen de verklaring uit een geconstateerde opeenvolging van oorzaak en gevolg. Alle doelgerichtheid was uit den boze. Alles werd ontleed in elementen, die mechanische wetten volgden. De wiskundige formule benaderde het dichtst de werkelijkheid. Daar men op deze wijze groot succes had, wilde men dezelfde methode als norm stellen voor alles wat de naam van wetenschap verdiende. Ieder oordeel buiten dit verband was primitief, naief, waardeloos. Door het absoluut stellen van deze methode werd alleen het object, dat door deze methode te bestudeeren was, nl. de stoffelijke wereld nog voor werkelijk gehouden. Door deze methode zag men alleen mechanische causaliteit, alle teleologie, alle begrip vanuit een eenheid, die meer was dan de som der elementen, werd buitengesloten.
De psychologie van deze tijd, opgekomen uit de physiologie van de zintuigen, nam opgewekt al deze beperkingen aan: ze
| |
| |
werd atomistisch en materialistisch. De elementen waren de gewaargewordingen, die zich volgens associatiewetten verbonden. Het bewustzijn werd een nevenverschijnsel. Men had de psychologie zonder ziel; de mens was een mechanisme. Al kwam er toen een geesteswetenschappelijke psychologie op, al was bij velen het leven sterker dan de leer, het positivistisch ideaal beheerste toch de meeste geleerden.
| |
De ontwikkeling van Freuds leer
In Freud komt nu dit ideaal op een eigen wijze tot ontwikkeling. Freud kreeg belangstelling voor zenuwziektes. Hersenanatomie bevredigde hem niet. Een verblijf in Parijs, waar hij het werk van Charcot meemaakt en te Nancy, waar hij onder Bernheim studeert, doet hem iets nieuws zien. De hypnose, toen het middelpunt van de psychiatrie aldaar, doet hem de waarde van het psychische erkennen. Zielsziekten hebben psychische oorzaken en moeten psychisch genezen worden. Allerlei hersenphysiologische en -anatomische gegevens zijn nutteloos. Hier ligt de ontdekking van Freud, een intuïtie, die hem verder beheersen zal: het psychische volgt eigen wetten. De academische psychologie mag doorgaan met het bestuderen van gewaarwordingen en drempelbepalingen van zintuigelijke verrichtingen, in den mens is echter meer. Als men staat voor een vernietigd leven bij een neuroticus, helpt de oude psychologie niet. Menselijke handelingen worden met de neutrale zintuigindrukken niet verklaard. In den mens leven neigingen die zijn leven opbouwen, dringend naar een doel. Een beleving die niet verwerkt is en het evenwicht stoorde, veroorzaakt een ziekte. Ze blijft als een Fremdkörper de geestesstructuur belemmeren, als een prop in een bloedbaan; ze is ongekend en kan dus niet in de normale werkzaamheid opgenomen worden.
De vraag is nu: hoe spoort men zo'n beleving op, en vervolgens hoe neutraliseert men haar werking. Het antwoord geeft de psycho-analyse, en niet de hypnose van de Franse school. Door langdurige gesprekken van den patient met den psychiater volgens vrije associatie, waarbij niets verborgen mag gehouden worden, kan inzicht verkregen worden in de ziekteoorzaak en door een bepaalde instelling tegenover die oorzaak moet die storing overwonnen worden. De ontdekking, de ontwikkeling en tevens de toepassing van die methode veronderstelde een
| |
| |
opvatting over de psychische structuur van de mens. Men moest de processen kennen die door de belevingen worden doorgemaakt.
De studie van dromen en van de vergissingen in het dagelijks leven, gevoegd bij die der neurosen versterkte dit inzicht en gaven Freud de overtuiging dat hij een algemene, heel het psychisch leven beheersende, dynamische structuur had ontdekt. Hoe hij deze structuur dacht, kunnen we slechts in enkele regels aangeven. In tegenstelling met de algemeen aanvaarde psychologie, die een mozaiek-bewustzijn opbouwde, was de psychologie van Freud er een van neigingen en driften, opstijgend uit de duistere grond van het onbewuste, zoekend naar bevrediging als ontlading van spanning. Ze was nog mechanistisch. In plaats van gewaarwordingen kwamen de neigingen, die in het verloop van het proces niet veranderden, al sprak Freud dan van een ik en een boven-ik. In de verhouding van deze twee psychologieën kan men een parallel zien met de verhouding impressionisme-expressionisme in de schilderkunst, twee richtingen, de een objectief de ander subjectief op hetzelfde niveau van de psyche.
Volgens Freud was het driftengeheel, de mens dus, wezenlijk sexueel. In verschillende fasen drong het naar de bevrediging van een sexueel doel. Die drang werd evenwel gehinderd om tot klaar bewustzijn te komen door de censuur, die geplaatst is tussen het onbewuste en het bewuste. De driften kunnen alleen maar hun doel bereiken als ze die censuur passeren, en dan moeten ze vermomd optreden, waardoor ze aan het bewustzijn iets toeschijnen, wat ze niet zijn. De eigen aard van die driften blijft sexueel en het zou de verdienste van de diepste psychologie zijn dat ontdekt te hebben. Hier ligt nu de grote denkfout van de positieve wetenschap, die een gedeeltelijke causaliteit als teleologie neemt. Dat een doel middelen van aard verandert, wordt niet erkend. Het doel volgt de oorzaak, is dus slechts gevolg van de oorzaak, en wordt er geheel door bepaald. Terwijl men ondertussen vergeten is, dat de driften in zich niet kenbaar zijn, dat men ze al vanuit een doel bepaald heeft, en dat die bepaling geschied is vooral bij abnormale gevallen of bij de niet vol-menselijke gedragingen als dromen en vergissingen.
Niets heeft meer bijgedragen tot de heftige disputen omtrent
| |
| |
de waarde der psycho-analyse als juist dit sexueel karakter van alle streven (wat trouwens door Freud later enigszins is beperkt, toen hij ook de doodsdrift invoerde). En naast de pakkende stijl van Freud is dit ook een eerste oorzaak van het succes der vulgarisatie.
De wetenschappelijke wereld negeerde eerst Freuds fantastische hypothesen. Haar grenzen en wetten werden doorbroken. Bij velen was het een globale reactie; zulk een systeem, dat alle tot nu bekende zekerheid aantastte, kon niet aanvaard worden. Anderen gingen de sexualiteit grondiger na en merkten spoedig de overdrijvingen. Dit waren er aanvankelijk maar weinigen. Het Freudianisme kreeg veel aanhangers, maar niet onder vakmensen. Freud negeerde deze op zijn beurt en ging voort met de ene hypothese op de andere te stapelen.
| |
De bodem waar de psycho-analyse wortel schoot
Waarom accepteerde een groot deel van de niet positief godsdienstigen dit alles? Omdat men - we zeiden het al - vaag een waarheid vermoedde, die verborgen was gehouden. Zij die slechts leefden van de tijdsstromingen, waren in een moeilijke positie geraakt tegenover de lagere strevingen in de mens. Het leven, zoals het zich concreet voordeed in eigen bewustzijn en in de gewoontes der maatschappij, stond tegenover de 'wetenschappelijk gefundeerde' levensopvatting. Uit naam van moraliteit en fatsoen werden velerlei beperkingen opgelegd. Die zeden waren nog sterk beïnvloed door het Christendom, het fundament ervan was echter weggeslagen. Een bijzondere kleur werd aan dit alles gegeven door een in hoofdzaak Protestantse opvatting, dat de neigingen op zich zondig waren. Tegenover deze mentaliteit stond een veelvoudig optimisme, dat de mens als in zich geheel goed beschouwde. Dit optimisme was romantisch, teruggrijpend op een ideaal verleden; naturalistisch, de natuur is goed, als ze maar niet belemmerd wordt; rationalistisch, de rede moet autonoom het leven beheersen en zuiveren; evolutionistisch, we gaan naar een volmaakte mensheid; scientistisch, de wetenschap zal voor alle kwalen de oplossing vinden. Maar ondanks al deze suggestie's ging het leven zijn gang. Ieder voelde de driften en een toegeven gaf onlust in deze maatschappij. Voor al de pijnigende vragen, die in elk leven voorkwamen, hadden die verschillende '-ismes'
| |
| |
geen andere oplossing dan een vertrouwen in de toekomst, die beter zou wezen. In de vrijgeworden wereld woekerde het kwaad. Hoe knusser men er zich installeerde, hoe gemakkelijker het milieu werd, des te huichelachtiger werd ook de schijn, die het kwaad wilde verhullen. Maar al werd het kwaad onder schoner mom bedreven, de gevolgen openbaarden zich toch in ziektes en verwording. Wat een opluchting moest het voor velen geweest zijn, als dat overal gekende, maar zelden openlijk beleden dringen der natuur als een normale werkzaamheid verklaard werd en opgenomen kon worden in een algemene wereldbeschouwing. Zo kon men weer 'gezond' worden. Niet immers deze realiteit was ongezond, maar wel de drang van buiten die zonder reden dit alles verdrong en een hele maskerade der driften nodig maakte. Hoe welkom moest voor velen niet de theorie zijn, die ook de groten, de reinen, de helden gelijk stelde met de anderen, die ontuchtigen werden genoemd. Allen samen vormden ze het soort mens, dat volgens zijn eigen immanente wetten leefde. Het kan zijn, dat al diegenen, die aanvlogen op deze theorie, niet slechter waren dan anderen, dat zij alleen ontmoedigd waren door een strijd voor een ideaal, dat vals was en waarvoor ze geen middelen hadden. Het is mogelijk dat deze tijd niet lager stond dan de voorgaande. Eén zaak echter was veranderd: al het lagere werd samengevat, als het ware redelijk gemaakt en gebillijkt door een 'wetenschap'. Dat wat is, vormt immers voor de wetenschap - en zo was men weer slaaf van het positivisme - de norm van wat zijn moet. De mens is alleen een zinnelijk wezen, laten we nu zien hoe, gegeven deze realiteit, de mens zo gezond en gelukkig mogelijk zijn kan.
Dat Freud vaak een andere bedoeling had, zag men niet meer. Freud, die alle geloof in een sexuele moraal vernietigde, week zelf niet van de recht weg. In de leer werden door volgelingen grotere excessen begaan dan door hemzelf. Hij was liefdadig, vol arbeidslust en hij had zich een ideaal gevormd van een ideale gemeenschap, die afweek van wat het publiek van hem verwachtte. Maar wat gaf dit als romanschrijvers, vulgariserende psychiaters, heilpaedagogen en ethnologen alle gebieden van het menselijk leven met het sexuele gingen verklaren en zo een prachtgelegenheid schiepen voor wetenschappelijk getinte pornografie. Bij Freud had het sexuele
| |
| |
een eigen betekenis gekregen, die niet gedekt werd door het algemeen gangbare begrip. Maar daar stoorden zich al die scribenten niet aan. Hoevele romans verschenen niet met voor den leek verstaanbare, en dus vervalste analyses van aberratie's, sexueel, in de bekende betekenis van het woord, niet in technischen zin. Gelukkig dachten veel van die aanhangers niet diep door en pasten deze leerstellingen niet op zichzelf toe. Wat zou het immers prettig zijn voor ouders te beseffen dat hun kleine kinderen jegens hen sadistische en kannibalistische neigingen hadden, om van andere neigingen maar niet te spreken.
De psychoanalyse had zo'n succes omdat ze allerlei duisters 'verklaarde'. Ze gaf slagwoorden en wat ze ontnam had voor velen al geen waarde meer. Nu kon men bovendien zijn opvattingen verdedigen. Men kon eerlijk zijn tegen de leugen der cultuur. Godsdienst, moraal, liefde en schoonheid werden ontmaskerd. Men wist nu wat dat waard was: producten van dezelfde instincten, die de hypothetischen hordemens van de oertijd beheersten. Het was naief en abnormaal dat niet te geloven. Hoe interessant bovendien om in zijn eigen driften en laagste lustgevoelens de levenswetten van het mensdom te herkennen. En wanneer men rijk was, kon men een psycho-analyticus betalen, die soms jaren lang met dit belangrijke werk hielp. Dat had als gevolg dat deze uitrafeling van eigen driften, zoals alle occupatie met het onbewuste, een niet meer te bevredigen behoefte werd. Door deze vivisectie van de psyche was het leven leeggepompt. Zelfmoord leek dan soms nog de enige oplossing.
| |
Conclusie
Men begrijpe onze bedoeling goed. Dit artikel wil geen oordeel uitspreken over de psychiatrische en psychologische waarde van de psycho-analyse. Een verstandig gebruik is mogelijk en we onderschatten haar verdienste voor vakgeleerden geenszins. We menen echter te moeten waarschuwen voor het onverantwoordelijk geschrijf van de velen, die deze theorie op de markt brachten, die voorlopige hypothesen als de waarheid aanprezen aan een publiek, dat er niet rijp voor was, zelfs al waren het ontwikkelden. Wetenschap over het zieke zieleleven is geen handelswaar voor handige publicisten.
| |
| |
Ze moet alleen open staan voor hen, die door vorming en instelling in staat zijn te onderscheiden wat in elk speciaal geval nuttig is. Men kan lachen met de geheimtaal van vakspecialisten. Ze heeft echter een groot voordeel: men moet studeren om ze te beheersen. Gemakkelijke beelden, zoals de psycho-analyse gebruikte, maakt de resultaten van onderzoek nog niet tot gemeengoed. Ze vermeerdert alleen het aantal halfweters, en in dit geval staat een dergelijke actie gelijk aan het opheffen van de wetten op verdovende middelen. Als er ook op wetenschappelijk gebied vrije concurrentie heerst zonder moraal, als men den geleerde hetzelfde recht toekent als aan industriemagnaten om hun machtswil uit te leven, om zijn theorie voor het forum der massa te werpen, dan is het duidelijk wat geaccepteerd gaat worden, niet de waarheidskern, maar het aangename voor de lagere driften. Vruchtbaar wetenschappelijk werk vraagt bescheidenheid, die kritiek accepteert, liefde voor de waarheid ook, die accepteert dat er een werkelijkheid is, waarin Wetten zijn, waar de mens niet aan raken mag. Men moet het geduld hebben om in te werken op de vakmensen, al lijken deze verblind. Een andere houding wreekt zichzelf. Het heeft de psycho-analyse geen goed gedaan dat ze niet kon afwachten. Maar waar zou het geduld vandaan komen, als men niet gelooft in een diepere wereldorde en zijn eigen wetenschap als zelfheerlijk ziet. Dan gaat iedere uitvinder of ontdekker zich als verlosser beschouwen en de mensheid wordt overgeleverd aan de ene valse profeet na de andere. Ook de geleerde moet dienend staan tegenover de gemeenschap en weten dat experimenteren met de heiligste zaken ongeoorloofd is. Een vrijgevochten wetenschap met haar blind geloof in vooruitgang keek niet naar de offers die haar proefnemingen vroegen. Ze wilde het oordeel over haar werk overlaten aan het volmaaktere nageslacht, dat echter de offers vaak vergeet, en het succes alleen kent. Maar men doet toch ook geen experiment
met springstof midden in een bevolkte stad. Als het experiment resultaat oplevert, zal men na zekeren tijd de onmenselijkheid vergeten zijn en op het resultaat doorwerken. Maar welke redelijke mens veroordeelt niet zo'n daad?
Wij staan nog niet ver genoeg van het werk van Freud om de vernieling, door dat werk veroorzaakt, te vergeten, al
| |
| |
kunnen we reeds juiste elementen in zijn leer aanwijzen. Deze gegevens mogen niet verloren gaan. In het goed gebruik er van ligt een opbouwende kracht. De psychologie zal het zinnelijke en het sexuele niet meer vergeten, maar het zoeken te leiden. De psycho-analytische gegevens zijn daartoe nu wel onmisbaar. We blijven het echter betreuren dat dit werk het eerst geprobeerd werd buiten, ja tegen het geloof. In Freud heeft zich wel op een katastrofale wijze geopenbaard waartoe ongeordende wetenschap leidt. Uit eerbied voor al het ideale, dat er ondanks lagere driften in de mensheid leeft, moet het ons droef stemmen, dat een man als Freud met zijn grote talenten en werkkracht, niet de weg heeft gevonden om zich in dienst te stellen van de ware cultuur.
|
|