Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 552]
| |||||||
Sociale kroniekDe rol van de corporatie in den Staat
| |||||||
[pagina 553]
| |||||||
krijgen om het bedrijf te ordenen en te regelen, evenwel binnen het kader van de wetten en van de besluiten der uitvoerende macht. Moeten ze daarbij een rechtstreeksche politieke rol vervullen? Neen; ze zullen niet eens zelf raadgevend optreden. Voorzeker moet de openbare macht door 'grands corps consultatifs stables' geholpen worden, niet het minst op economisch gebied; de economische raden worden echter niet door de bedrijfschappen zelf samengesteld, maar door de openbare macht die er in aanstelt 'des spécialistes choisis d'une part dans les administrations publiques et d'autre part dans les professions privées'. Ook Mr. M. Laloire waarschuwde in 'Le corporatisme politique', voor het nadeel dat uit een politieke bedrijvigheid van de corporatie zou voortvloeien: ze zou haar van hare hoofdtaak en van haar eerste doel afleiden. * * *
In 1936 werd een 'Studiecentrum tot hervorming van den Staat' opgericht, met een honderdtal leden 'die alle politieke opinies vertegenwoordigden' en samenkwamen 'om de aanpassing van onze instellingen aan de huidige behoeften te bestudeeren'Ga naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 554]
| |||||||
Wij ontmoeten er opnieuw P. Arendt, en wel als Voorzitter van de sectie die de 'Bedrijfsorganisatie' onderzocht; een voorzitter die 'met een glimlachende en krachtdadige energie, onder een gematigd uiterlijk, door de stormen en klippen heen, het bootje naar zijn haven van bestemming stuurde'; wel zonder 'nota's der minderheid', enz., maar toch met in den tekst der 'Besluiten' meermalen uitdrukkingen als: 'de meerderheid', 'andere leden'. Welke politieke rol kennen de voorstellen aan de 'bedrijfsorganisatie' toe? Ean raadgevende. De Staat moet de bedrijfsraden raadplegen 'over al de belangrijke ontwerpen van wet... betreffende de beroepen waarmede zij gelast zijn' terwijl de bedrijfsraden ook zelf 'maatregelen' mogen voorstellen. Boven de 'bedrijfsraden', treffen wij zes 'nationale interprofessioneele Raden' aan. Ook zij moeten door de Kamers en door de Regeering geraadpleegd worden waar het gaat om 'maatregelen die op bijzondere wijze de belangen raken waarover zij moeten waken' en mogen op eigen initiatief voorstellen doen. Boven die raden eindelijk één 'Algemeenen Raad der Bedrijven'. De openbare macht moet hem raadplegen over hetgeen 'het geheel der nationale economie aanbelangt en, meer bijzonder, over de wetgevende of reglementaire maatregelen, die de nationale economie grootendeels beïnvloeden'; meer nog: de Kamers en de Regeering mogen hem gelasten 'met de voorbereiding van ontwerpen van wetten over een bepaalde aangelegenheid en in een bepaalden zin' alsook 'hem verzoeken deskundigen aan te duiden om zijn standpunt uiteen te zetten voor de commissiën, door een der wetgevende Kamers ingesteld'. Kortom, de 'politieke' rol, aan de bedrijfsorganisatie toevertrouwd, ofschoon enkel van raadgevenden aard, is belangrijk. Stellen wij hier ook vast dat bepaalde wetsvoorstellen driemaal moeten onderzocht worden, nl. door 1o één bedrijfsraad, 2o één interprofessioneelen Raad, 3o den Algemeenen Raad. Zal dat driedubbel onderzoek er altijd toe bijdragen de wet tijdig te doen tot stand komen? Wat meer lenigheid kwam hier - en ook elders in de ontworpen plannen voor corporatieve organisatie - niet weinig van pas! | |||||||
[pagina 555]
| |||||||
'Het politieke corporatisme' werd ook door de commissie over 'Het kiesrecht' behandeld. Ze verwerpt het smalend. In de eerste plaats het corporatisme met beslissende stem, m.a.w. de inrichting van een corporatieve Kamer. Wij nemen gaarne aan dat een enkele Kamer, op corporatieven grondslag samengesteld, onmogelijk doeltreffend kan zijn; 't is ons evenwel onmogelijk de voorgehouden argumentatie met hare absolute beweringen en misprijzenden toon zonder voorbehoud te aanvaarden. Maar ook het corporatisme met raadgevende stem, zooals dit door verdedigers van het neo-corporatisme voorgestaan wordt, nl. het stelsel der 'Corporatieve Staten-Generaal' wier 'rol slechts hierin zou bestaan: klachten indienen, verlangens te kennen geven, de behoeften van 's Lands onderscheiden actieve krachten doen kennen; zij zouden slechts eischen indienen, terwijl de Koning zou beslissen en wetten invoeren, hierin bijgestaan door 'raden' omtrent wier benoeming trouwens enkel bondige en uiterst verwarde aanwijzingen gegeven worden. 'Het gaat dus om een duidelijk absolutistisch of autocratisch regime, waarin het optreden van de nationale vertegenwoordiging onbeduidend is'. Het eindbesluit klinkt dan onverbiddelijk: het politiek corporatisme leidt 'ofwel tot een stelsel waarbij het algemeen belang klaarblijkelijk wordt prijs gegeven voor de particuliere belangen' - indien een corporatief parlement ingericht wordt - 'ofwel tot een dictatuur... die de meest elementaire beginselen van het democratische “self government” heelemaal met de voeten treedt'. - De corporatieve 'Staten-Generaal'. Wat verder, waar de bezwaren van praktischen aar onderzocht worden, klinkt het zelfs: 'de hedendaagsche zoowel als de oudere geschiedenis toonen ontegensprekelijk aan dat het corporatieve stelsel onafscheidbaar is van de dictatuur'. Ook indien de 'vorst' (of de dictator) door het Parlement vervangen wordt en raadgevende organismen dit bijstaan? Wij nemen gaarne aan dat reeds het economisch corporatisme tegenover den 'machtigen stroom van het algemeen stemrecht' een anderen stroom zal stellen en 't water van beide stroomen niet altijd in dezelfde richting zal stroomen. Maar is het algemeen stemrecht in al zijne uitwerksels altijd even weldoende | |||||||
[pagina 556]
| |||||||
en geordend als machtig? Is een tegenstrooming niet soms nuttig wanneer de volksstem of... 't Parlement te onstuimig wordt?
* * *
'Kultuurleven' wijdt een zeer interessant dubbel nummer aan het CorporatismeGa naar voetnoot(3). P. Lauwers O.P. behandelt 'de verhouding tusschen Staat en corporaties'. Hij wijst vooral op den weldoenden invloed welken de corporaties in den Staat en de staatsgemeenschap zullen uitoefenen: door nadruk te leggen op het gemeenschappelijke en door den Staat, tegenwoordig 'een logge kolos geworden, die overstelpt is van activiteiten' en daarbij zeer hinderlijk moeial, van heel wat zorgen te ontlasten. Hij drukt er vervolgens zeer gepast op dat deze verlichting der taak van den Staat geenszins verzwakking van zijn gezag beteekent, wel integendeel: de Staat moet sterk zijn, alreeds om te kunnen het noodige doen tot invoering van het corporatisme. Op de vraag die ons hier aanbelangt: 'welke is de verhouding van de corporaties tegenover den Staat? Wordt de corporaties ook een politieke taak toebedacht?' geeft hij geen persoonlijk antwoord. Hij laat enkel uitkomen dat de Paus (in Quadragesimo Anno) 'geen uitspraak doet tusschen het zuiver economisch corporatisme en het politiek corporatisme' en vermeldt dan zeer bondig de voornaamste opvattingen, door anderen naar voren gebracht. Het standpunt op dat gebied door de christelijke arbeidersorganisatie ingenomen wordt ons uiteengezet door H. Kuypers in 'Overzicht der verwezenlijkingen en stroomingen in zake corporatisme'. Het komt overeen met dat door P. Arendt verdedigd.
* * *
Ziedaar enkele opmerkingen betreffende één zijde van het corporatief vraagstuk. Over het corporatisme rezen veel 'twistvragen' op. Wij bespraken er enkele in onze Kroniek van Octo- | |||||||
[pagina 557]
| |||||||
ber 1936. Welnu het komt ons voor dat over de vraag welke politieke rol aan de corporatie toekomt de opvattingen minder uiteenloopend zijn dat over vele andere: men schijnt vrij algemeen aan te nemen:
|
|