Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 648]
| |
BoekennieuwsGodsdienstD.A. LINNEBANK, O.P., Het huwelijk in voorbereiding, wezen en beleving, Met een voorwoord van Prof. Mr. W. DUYNSTEE, C.ss.R., Een boek voor volwassenen - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1935, 292 blz., Ing.: 40 fr., geb.: 55 fr. In zijn voorwoord zegt de Nijmegensche hoogleeraar Prof. Mr. W, Duynstee: 'Indien er één materie is, waaromtrent enerzijds juiste denkbeelden noodzakelijk zijn, en waaromtrent anderzijds, ontelbare dwalingen zijn verspreid, data is het wel die, waarover dit baek handelt. Het huwelijk is de levensstaat, waartoe bijna alle mensen geroepen zijn, waardoor bijna allen hun geluk hier op aarde, en wat meer zet, hun geluk in eeuwigheid moeten vinden. Dat geluk is gebonden aan een goede, natuurlijk en bovennatuurlijk juiste beleving, doch die beleving is niet mogelijk, wanneer men omtrent wezen, doel, wetten van het huwelijk, over de juiste wijze van voorbereiding, over de middelen, die men kan aanwenden om het doel te bereiken, geen helder inzicht heeft. En toch, omtrent al die punten bestaan er legio valse opvattingen. Valse opvattingen naar de strenge, valse opvattingen nog veel meer naar de te lakse kant. Wij denken daarbij nog niet eens aan wat, er door niet-katholieken over huwelijk en huwelijksmoraal wordt geleerd; als men enkel maar bijeengaart wat door katholieken wordt gehouden en in practijk gebracht, krijgt men een verzameling van de meest betreurenswaardige afwijkingen. Daarom zijn boeken als het onderhavige van zo bijzonder nut.' Dit boek van Pater Linnebank zet de katholieke leer uiteen omtrent alles wat op het huwelijk betrekking heeft. Klaar en duidelijk, in eenvoudige en bevattelijke, maar steeds kiesche taal, zegt het wat volwassenen dienen te weten over het sexueele in den mensch en wat verloofden en gehuwden moeten weten aangaande de voorbereiding, het wezen en de beleving van het huwelijk. Wij zouden het boek in de handen willen zien van alle jongens en meisjes, die beginnen te verkeeren. Voor hen vooral zijn de drie eerste hoofdstukken bestemd: paradijszegen en -vloek (waar gehandeld wordt over de instelling, de verwording en het herstel van het huwelijk, de huwelijkscrisis en hare oplossing); waardevolle krachten (waar er spraak is van het sexueele, de puberteit en de zonden den der jeugd); jonge liefde (waar kostbare raad wordt verstrekt over jeugdliefde, flirt, juiste keuze, toestemming der ouders, reine verkeering, verstandige voorbereiding). Wat zouden er meer jonge menschen tot een gelukkig huwelijk komen, indien zij de gouden raadgevingen volgden, die de schrijver hier geeft! Komen zij tot de verloving of het huwelijk, dan raden wij hun meer in 't bijzonder de lezing aan der drie laatste hoofdstukken: een groot sacrament (waar zij veel nuttigs vinden over het gekerstend huwelijk, de bevoegdheid van Kerk en Staat, de huwelijkswetten, beletselen, dispensaties, huwelijksplechtigheden); rechten en plichten (huwelijksdaad geoorloofd, verplicht, geweigerd, verboden of misbruikt); onmisbare eigenschappen (offervaardige liefde en onschendbare trouw). Gehuwden vinden er het antwoord op vele vragen, die zij zich stellen, en op tegenweringen, die zij menigmaal hooren maken tegen de katholieke opvatting van het huwelijk en de consequent doorgevoerde doorvoering daarvan; tevens worden hun grondige beginselen geleerd, die hen in vele gevallen zullen helpen hun geweten te vormen. De conferenties van Pater Linnebank, waarvan dit boek een ruimere uitwerking biedt, zagen telkens de kerk bomvol stroomen. Dit boek, dat voorzeker talrijke lezers zal vinden, zal zijn apostolaat verder doen reiken, tot heil der zielen, tot welzijn der gezinnen en daardoor der heele samenleving. Prof. Dr. A Janssen. | |
[pagina 649]
| |
J. Ev. KALAN, Die Welt fur Christus - Tyrolia, Innsbruck, 1936, 184 blz. Dit boekje van den ijverigen propagandist der Christus-Koning-Kongressen zal menigen lezer opzweepen, elken lezer doen nadenken. Het is een vlammende wekroep in den geest en den stijl van Fiedler. Sommigen zullen het wel wat dweperig vinden; maar zooveel pijnlijk-harde feitenreeksen drijven door het betoog, dat meen toch wel erkennen moet dat schrijver - of liever spreker, want het is de bewogen stem van een Christus-Koning-Apostel die hier klinkt -, bij al dit stormen der tijden toch geen enkel oogenblik het stuur kwijt geraakt. Nuchtere slaperige optimisten en lamme pessimisten zullen er al evenmin hun gading vinden: het standpunt van schrijver is het harde en moedige realisme. Wat de macht van het katholicisme in deze tijden tot onmacht doemt is het gemis aan eenheid en samenwerking op groote schaal. Om deze eenheid te bewerkstelligen staat schrijver de internationale Christus-Koning-Kongressen voor en het stichten van een internationaal katholiek tijdschrift. Ev. Kalan is geen utopist, maar wel een entoesiast. Wie de harde feiten welke hij voorstelt durft in te zien zal ook zijn konklusies moeten aanvaarden. Al valt er over de verwezenlijking wel een en ander te zeggen. L. Arts, S.J. H. TREFZGER, Wie fragen die Kirche - Tyrolia, Innsbruck, 1936, 130 blz. Een klein arsenaal voor alleraktueelste apologetiek. De meest recente opwerpingen tegen Kerk en katholicisme worden hier bondig, stevig en raak door een eerste-rang specialist weerlegd. Herman Trefzger staat sedert 1931 aan het hoofd van de theologische redactie, in den dienst van de uitgeverij Herder te Freiburg. In deze hoedanigheid was hij de verantwoordelijke leider voor het theologische-weltanschauliche deel van den Grossen Herder. Meerdere kapitteltjes staan in het teeken van den modernen geloofskamp in het Duitsche spraakgebied. Toch kunnen die ook voor ons nuttig zijn. L. Arts, S.J. Das Dorf in der Seelsorge; Door het moedig initiatief van Dr. Rudolf kwam voor een paar jaar het Wiener Seelsorge-Instituut tot stand: een sekretariaat voor modern apostolaat. Sedert vier jaar wordt jaarlijks een Seelsorge Tagung belegd, waar honderden priesters samenkomen om de moderne problemen van het katholieke apostolaat te bestudeeren. In Augustus 1932 kwam de dorpszielzorg aan de beurt. De verslagen werden gebundeld en uitgegeven, in een keurige en zeer leerrijke brochuur: 'Das Dorf in der Seelsorge'. Aanbevolen aan al onze dorpsgeestelijken. In 1933 werd het probleem en het mysterie van de parochie bestudeerd. De studies van eerste-rang specialisten werden uitgegeven in: 'Die Lebendige Pfarrgemeinde'; veel nuttigs valt hieruit te leeren. Ook de leeken en het leekenapostolaat worden niet vergeten. Voor hen kwam in de laatste jaren een kleine keurige 'Leienbücherei' tot stand. Drie aardige brochuren liggen hier voor: 'KATHOLISCHE AKTION IM WERDEN' behandelt wezen en bouw der katholieke Aktie in den schoot der parochie; 'VOM PRIESTERTUM DER FRAU' en 'DAS RECHT DER FRAU IM SCHUTZ DER KIRCHE' wijzen op het belang en de taak der katholieke vrouw in het apostolaat. L. Arts, S.J. | |
[pagina 650]
| |
Mgr. CRUYSBERGHS, Het Lijdensprobleem - Zes Vastenpredicaties, Kapelle-Kerk, Brussel, 1936, Standaard-Boekhandel, 80 blz., 15 fr. De warme, diep-merschelijke hartelijkheid, de eenvoudige, duidelijke en grondige uiteenzetting, de zwierige en op sommige plaatsen bijzonder modern-klinkende taal van Mgr. Cruysberghs' bekende predicatie vinden we in deze bladzijden terug. Heel bijzonder valt dit natuurlijk te apprecieeren, waar het om het steeds actueele lijdensprobleem gaat. Een fijn verzorgde en smaakvolle uitgave, zooals ze bij dit mooie en troostende woord past. M. van Caster, S.J. Mgr. G. GRAHAM, Wat is geloaven?; Uit het Engelsch door Dr. C. SMITS. - Boekhandel St. Willibrordus, Uden, 126 blz. Voor de zoekende Protestanten zal dit boekje, door een Katholieken Bisschop, die zelf een bekeerde predikant is, geschreven, de eerlijke en eenvoudige getuigenis zijn van de zekerheid en van de schoonheid van het geloof. Naar de bedoeling van den schrijver moet het ook den katholiek, die een verder inzicht zoekt in zijn geloof, ter hulp komen; toch lijkt ons dat, in dit opzicht, die moderne moeilijkheden te weinig ter sprake komen. M. van Caster, S.J. Dr. PIUS PARSCH, Het Jaar des Heren, deel II Paaskring en deel III De Tijd van Pinksteren - Zonnewende, Kortrijk, 1936, 700 en 800 blz., 180 fr. voor het complete werk. Reeds bij het verschijnen van het eerste deel: Kerstkring (van de Advent tot Septuagesima) wezen wij op de uitzonderlijke waarde van dit werk. Van elken dag in het liturgische laar wordt ons de beteekenis ontvouwd, met commentaar voor officie en mis. Voor de predicatie een schat van bruikbaar materiaal; voor het geestelijk leven, het meest geëigende middel om mee te voelen met de Kerk in haar liturgisch gebed. Aantrekkelijke illustraties met afbeeldingen en vignetten maken ons met de symboliek der kerk getrouw. Aan priesters en leeken ten warmste aanbevolen. E.D.S. Emil FIEDLER, Burgers van het Rijk Gods: I. Kerst- en Paaschkring, II. Pinksterkring - Paul Brand, Hilversum, 217 en 173 blz., 25 fr. Deze 'Zondagpreeken' zijn raak, maar ook eenzijdig: de schrijver laat bijna uitsluitend de tekorten uitkomen. Voorzeker: 'alle kerkgang maakt op Christus geen indruk, wanneer wij ons stilletjes aan het Samaritaan zijn onttrekken' (II, blz. 92), en moeten wij 't niet bekennen 'dat minstens vijftig procent dergenen die zich christen noemen, onverschillig staan tegenover de gedachten van Christus?' (II, blz. 172), enz. Maar waarom zoozeer op het negatieve gedrukt alsof er bijna niets anders in de Kerk was? Had Fiedler daartegenover de heiligen gesteld, de heldhaftige liefde van zoovelen, alle eeuwen door; dan had hij ons alleszins merkwaardig werk gegeven. Zooals het nu is kan het nuttig zijn, maar zal men het moeten aanvullen. | |
[pagina 651]
| |
Ausgar VONIER, O.S.B., Die Persönlichkeit Christi, uit het En gelsch door W. ELLERHORST - Herder, Freiburg, gen.: 2,60 Mk., geb.: 3,80 Mk.; 25% vermindering voor het buitenland. Dom Ansgar VONIER, Engelsch Benediktijnerabt, is ook ten onzent geen onbekende meer. Zijn eerste werk dat in het Duitsch vertaald werd: 'Das Klassische Christentum' werd ook in het Nederlandsch overgezet. Nu verschijnt hier de vertaling van een tweede werk: 'Die Persönlichkeit Christi'. De schrijver van 'Klassisches Christentum' is klassiek in den besten zin van het woord: d.w.z. oer-christelijk en diep-menschelijk, als de man van het Evangelie die 'nova et vetera' uit zijne schatten naar voren haalt. 'Die Persönlichkeit Christi' is niets anders en niets minder dan een theologische beschouwing over den Godmensch, door een mensch van dezen tijd, en in een boeienden en levenswaren vorm. Het gaat niet om Vonier 'en diagonale' te lezen: hij is te diepzinnig en te interessant. Er verschenen inn de laatste tien jaren, in de verschillende wereldtalen opvallend veel Jezus-boeken: historische, apologetische, exegetische, enz. Toch is deze studie over de persoonlijkheid van Christus nieuw, vanwege het standpunt dat hier wordt ingenomen. Hier wordt de persoon van den Heiland niet benaderd en belicht door zijn aardsche omgeving, maar door zijn hemelsch-goddelijke afkomst. Christus wordt als het ware van binnen en van boven uit belicht. Hetreedt hier op; minder als de Zoon des menschen, dan wel als de Zoon van God. En dit verklaart veel over de verhouding van den Menschenzoon ten onzen opzichte, en over onze houding tegenover Hem. Wellicht komt Christus daardoor niet dichter bij ons, wij komen er zeker dichter en dieper in en bij Hem. 'Velen, (aldus schrijver blz. 144) velen houden die hooge waarheden van de heilige theologie over den menschgeworden God, voor enkel ledige begrippen, die de persoonlijkheid van Christus noch kleur noch leven vermogen bij te zetten. Dit is onwaar. Zij zijn alle met het meest intieme leven van Christus verbonden'. - Dit te hebben aangetoond, is de eigenste verdienste van dit werk. Christus is zoo groot en zoo mysterieus, zoo tragisch en eenvoudig, zoo gelukkig en zoo gekweld, zoo machtig en zoo aantrekkelijk, een held en een optimist, omdat Hij Godmensch is. Geheel zijn 'karakter' groeit en vloeit uit zijne 'Persoonlijkheid'. L. Arts, S.J. Predigt und Prediger in der Zeit, Referate der fünften Wiener Seelsorgetagung, 1936. - Seelsorger-Verlag, Tyrolia, Innsbruck, 223 blz. Van 7 tot 10 Januari hielden vierhonderd priesters uit de Duitsche landen onder leiding van Kardinaal Innitzer te Weenen hun vijfde Zielzorg-Kongres. Het onderwerp was: Predikatie en predikant in deze tijd. De verslagen van de specialisten worden hier in druk gegeven. Dit boek is het beste dat wij kennen over dit zeer actueele onderwerp. Het geeft wat het in zijn titel belooft: zeer verheven en grondige beschouwingen over wezen, rol en macht van de gewijde rede en van den gewijden redenaar; en daarbij zeer practische en zakelijke diagnosen over de nooden en strevingen van deze tijd: wat onze toehoorders verwachten van den predikant en wat zij noodig hebben. Daar komen pijnlijke bladzijden voor: b.v. waar P. Svoboda het heeft over 'dezen die niet meer komen'. De algemeene indruk is echter zeer diep bemoedigend. Aan priesters die twijfelen of vertwijfelen wordt de lezing en de studie van dit boek dringendst aanbevolen. Zij zullen er grondiger vertrouwen putten in de macht van Gods' woord, in hun eigen bovennatuurlijke zending, en in der bovennatuurlijken aanleg van hun toehoorders. | |
[pagina 652]
| |
Dit boek vervangt geen enkel der voortreffelijke werken die handelen over de gewijde rede in het algemeen. Die studies worden er verondersteld, en aangepast aan de zeer speciale nooden van onze tijd. Eigenaardig en diep-weldoend in dit boek is, dat techniek en mystiek volkomen evenwichtig in elkaar worden verwerkt. L. Arts, S.J. Oscar HUF, S.J., I Als 'n kind; II Weer terug naar het kind - Paul Brand, Hilversum, 1935, 180 en 306 blz. In onzen tijd is er veel belangstelling voor het kind. Ook in het geestelijk leven. 'Zoo ge niet wordt als kinderen.... want het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zooals zij.' Deze woorden van Christus moeten in ons bewaarheid worden. Daartoe helpen ons de levensbeschrijvingen van begenadigde kinderen, gelijk 'n Guido de Fontgalland, Anna de Guigné en andere lievelingen van Jezus. Maar deze boeken van P. Huf, die een dieper inzicht in de kinderziel geven om ons te brengen tot het 'geestelijk kind-zijn' zullen ons nog dienstiger zijn. In het eerste geeft hij een kijk op de kinderziel door de woorden van Jezus in het evangelie; de verklaring daarvan door de kerkvaders en de beschouwingen van ascetische schrijvers. Maar vooral: 'hij plaatst een kind in ons midden', de H. Theresia van Lisieux, het heilige kind van onzen tijd. Ook hier komt de schrijver zelf niet aan het woord, alleen de ordening der uittreksels van Treesje's geschriften is van hem. Maar deze teksten zijn zoo sprekend dat het best is ze zuiver op ons te laten inwerken. Het tweede boek wil ons leeren hoe wij naar het paradijs der kinderziel moeten opgaan: weer terug naar het kind. Want wij moeten 'uit vrije keuze leeren doen, wat kinderen doen van nature'. (St. Joh. Chrys). St. Theresia toont ons eerst haar 'binnenweg' (petite voie); daarna bestudeeren wij het kind met denkers en schrijvers onzer dagen. De lezer zal hier samengebracht vinden liet diepste en fijnste wat over het kind geschreven werd. Ook om de verzorgde uitgave en de kunstige boekversiering van Frans Hamer zal men deze boeken graag lezen. W. De Roy, S.J. Dom Anscar VONIER, O.S.B., De Overwinning van Christus, Vert. door D.J. KERSSEMAKERS. - J. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 35 fr. Als een modern kruisbeeld op een altaar, zoo verschijnt het hier geschetste beeld van den overwinnenden Christus voor ons. Een beeld van de te-dikwijls-onopgemerkte heerlijkheid, die uit de nu reeds 'volkomen' overwinning over duivel, zonde en dood uitstraalt. De uiteenzetting is niet apologetisch, maar theologisch. Door gebrek aan vergelijkingen of grepen uit het leven en vooral door te letterlijke vertaling, zal de voorstelling den theologisch niet geschoolden lezer wel wat 'hiëratisch lijken. - De psychologische moeilijkheid 'dat de volkomen triomf van Christus allen schijn en alle menschelijke ondervinding tegen zich heeft' werd door den schrijver wel aangevoeld, maar niet met even veel psychologische duidelijkheid opgeklaard. Hetzelfde geldt voor het aandeel van den christen in Christus' lijden. Maar door deze rustige en hooggestemde, diep-ware beschouwing van het meest troostvolle geheim van ons geloof, worden wij, als door een aangrijpend liturgisch officie, boven ons gewoon kleinmenschelilk gepeins verheven. M. van Caster, S.J. | |
[pagina 653]
| |
Max PICARD, De Vlucht voor God, vertaald door MEERSSEMAN en ingeleid door Dr. Fr. DE HOOVRE. - Standaard Boekhandel, 18 fr. Wie heeft er ook weer gezegd, dat degene, die geen waren God aanbidt, een afgod aanbidt? Welnu de moderne mensch, niettegenstaande zijn bewuste gebondenheid aan God, vlucht voor Hem in een duizelingwekkende vaart. Max Picard, schrijver van het hoogstaande boek 'Het Menschengezicht', geeft ons hier de beschrijving en meer in het bijzonder de gevolgen van deze vlucht. De vluchtende mensch, waarheen of waarnaar hij zich ook wendt, overal ziet hij vluchtende lui en vluchtende dingen. Vandaar zijn rusteloosheid, zijn angst, zijn afgoden. Hij vermag zelfs niet meer het 'Heer, red ons, wij vergaan' uit te roepen. Wat kan hem nog schelen? Hij is de neutrale man en vrouw der twintigste eeuw geworden. Taal noch economie bezit hij meer; verloren kunst en wetenschap; hij is de mensch zonder gelaat. Slechts vluchten en uit zich zelf en uit zijn eigen menschenwereld. 'Maar is hik wel zoo onafhankelijk' als hij denkt? Daar is nog de werkelijkheid, God, die als achtervolger, zijn vluchtende menschen naijlt en feitelijk altijd voor is; want Hij is ook het doel der vlucht. Max Picard weet ons dit modern drama in al zijn verschrikkelijkheid aangrijpend uit te beelden door de tegenstelling, die Hij voortdurend maakt, tusschen den mensch met geloof, met rust en den vluchtenden mensch, den onrustigen. Geen saai theoreticus noch woordkramer is aan het woord, doch een dichterlijk-fijne geest. Vooral de hoofdstukken over de taal en het menschengezicht zijn twee mooie brokken. Om kort te gaan, lees en bovenal overweeg het boek; het geloof zal u nog meer een noodzakelijkheid blijken. De vertaling (in een Standaard-uitgave!) is eveneens keurig. L.S. J. de BIVORT de la SAUDEE, Een nieuw offensief der Zonder God. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 1936, 18 blz., 3,50 fr. De Russische godloochenaars leggen een propaganda aan die voor geen middelen terugschrikt: leugen, vervalsching, zedenbederf, hongersnood: alles kan dienen. Ook in andere landen is hun bedrijvigheid in de laatste jaren schrikwekkend toegenomen, vast besloten als ze zijn, iedere godsgedachte, onder welken vorm dan ook uit te roeien. Deze brochure is een noodkreet, maar ook een les voor ons. A.W., S.J. J. BOSSO, 18 Jaar Sovjet, De Ervaringen van Olga Dmitrievna. - Paul Brand, Hilversum, 254 blz. De ondertitel heeft vooral betrekking op het tweede deel dat verreweg het meest interessante is. Olga Dmitrievna verhaalt, als ooggetuige, het ondenkbaar martelaarsleven der politieke gevangenen in Sovjet-Rusland. Hare gegevens stemmen volkomen overeen met het getuigenis van andere gevangenen wier geloofswaardigheid niet in twijfel kan getrokken worden. Het tweede deel is een critiek op de bestaande orde of wanorde. Het behandelt de verschillende punten die ons interesseeren: familie, zeden, cultuur, opvoeding. Het is een protest tegen de hemeltergende wijze waarop men speelt met al wat, naar onze christelijke beginselen, waarde heeft. Nieuw is het niet wat ons hier gezegd wordt maar het is een bevestiging van wat we reeds van elders wisten en het is boeiend voorgesteld. Nu de sovjetregeering door hare propaganda de aandacht eerder wil trekken op industrie en economie is het noodig, van ons standpunt uit terug onder de oogen te brengen de diep treurige werkelijkheid die door geen V-jaren plan, het moge dan nog gelukt beeten, kan goedgemaakt worden. A.W., S.J. | |
[pagina 654]
| |
Dom. ANXAR VONIER, O.S.B., Christinus, vertaald door Dom. J. Kerssemakers O.S.B. - Foreholte, Voorhout. 224 blz., ing. f. 2,25, geb. f. 3. De abt van de beroemde Engelsche Benedictijner abdij van Buckfast is lang geen onbekende bij alwie zich met katholieke spiritualiteit inlaat. In dit boek beschouwt de schrijver het christelijk leven in al zijn essentieele aspecten: de christen (Christianus) als leerling van Christus, als geheiligd door Hem, als verlicht, als vergeestelijkt, de bidende, de offerende, de zich verheugende, de werkende, de bekoorde, de waakzame christen. Verder worden enkele hoofdstukken gewijd aan den Christen en de Eucharistie, de vruchtdragende, de boetvaardige, de Stervende Christus, en het boek besluit met eene korte studie over den natuurlijken mensch en het Christendom. Al deze herinneringen zijn de vrucht van een diepe studie van de H. Schrift, vooral van de brieven van den H. Paulus. Zeer aanbevolen aan priesters en vrome leeken. F. De Raedemaeker, S.J. | |
Experimenteele zielkundeDr. Th.H. SCHLICHTING, De Temperamenten. Een historischcritische studie. - Dekker en Van de Vegt, Utrecht, 1935, f. 2,50. Een grondige historische studie over de leer der vier temperamenten. Schrijver bewijst, in den loop dezer bladzijden, 'dat de leer van de vier klassieke temperamenten, nl. van het sanguinisch, cholerisch, phlegmatisch, en melancolisch temperament ook thans nog, zij het in andere bewoordingen, een buitengewoon grooten aanhang heeft, terwijl het toch vaststaat, dat de antieke physiologie, waarop die temperamentleer gebaseerd was, thans geen enkele wetenschappelijke waarde meer bezit. Blijkbaar moet er achter die physiologie toch een element van waarheid geweest zijn, dat die antieke temperamentleer het zoo lang heeft kunnen uithouden.' Om die waardevolle elementen te ontdekken volgt schrijver het lot van de oude temperamentleer door de eeuwen heen: in de Grieksche en Romeinsche geneeskunde, in de Arabische geneeskunde, in de Middeleeuwen, in de astrologische, natuurphilosophische en medische systemen, in de nieuwere philosophie. De vijf laatste hoofdstukken zijn gewijd aan actueele systemen, waarin schrijver nog steeds de oude leer terugvindt. Prof. Dr. Linus BOPP, Algemeene Heilpaedagogiek, op systematischen grondslag en practisch ingesteld op de opvoedkunde; Vertaald onder leiding van Dr. M.J. VERHOEVEN. - Standaard-Boekhandel, 1935, 347 blz., 120 fr. De heilpaedagogiek handelt over de opvoeding van al degenen die, door gemis der noodzakelijke psychisch-geestelijke vermogens, om exogene oorzaken, om een zintuigelijk defect, door gemis of belemmering van psychische uitdrukkingsmiddelen, om rede van een ziekte of zwakte van het zenuwgestel, moeilijk opvoedbaar zijn. Een samenvattend handboek over dit uitgestrekte gebied bestond in het Nederlandsch nog niet. Daarom bewees de Heer Verhoeven aan allen die ten onzent met heilpaedagogiek bezig zijn een grooten dienst door de vertaling van het handboek van den Freiburger Professor Linus Bopp, wiens overige paedagogische werken overal waardeering vonden. Het boek is breed opgevat. Na een inleiding, die handelt over het begrip en de geschiedenis der heilpaedagogiek, volgen hoofdstukken over: het object der | |
[pagina 655]
| |
heilpaedagogiek, de heilopvoeder, de heilpaedagogische doelleer, methodeleer en organisatieleer. Het boek is geschreven in katholieken geest, en gebruikt de terminologie der waardepaedagogiek. Het wil niet alleen 'een leiddraad zijn voor studeerenden, doch ook een aansporing voor mannen en vrouwen uit de praktijk.' Het getuigt op alle bladzijden van een buitengewone belezenheid. Sommige hoofdstukken hadden, o.i. wat kunnen ingekort worden. De vertaling is goed. Uitgebreide (Duitsche) litteratuuropgaven, goede registers en een keurige voorstelling. Joh. LINDWORSKY, S.J. Experimenteele Zielkunde; Vertaald naar de vijfde uitgave door P. ROMUALD, O.M. Cap., Prof. in de Wijsbegeerte; Met een inleiding door Dr. Fr. DE HOVRE. - Standaard-Boekhandel, 1935. Het leerboek van P. Lindworsky verdiende in 't Nederlandsch vertaald te worden. Want er bestaan in onze taal weinig degelijke boeken over experimenteele psychologie, en in de buitenlandsche litteratuur is dat van P. Lindworsky een der beste. Schrijver is niet alleen goed onderlegd in het theoretisch deel van zijn vak, maar heeft ook in het wetenschappelijk onderzoek uitstekend werk geleverd. De psychologie van P. Lindworsky is strict experimenteel, houdt zich dus niet bezig met wijsgeerige problemen. Daar ze echter nergens de gegevens der thomistische philosophie tegenspreekt kan ze best als aanvulling dienen voor een leergang in de wijsgeerige zielkunde. Iedereen gaat wellicht niet accoord met alle opvattingen van den schrijver. Zoo schijnt hij ons de 'Gestaltpsychologie' niet naar waarde te schatten. Hij betrekt te gemakkelijk hoogere processen; waar lagere zouden volstaan. Dat vermindert trouwens de degelijkheid van het boek niet. De taak van den vertaler was niet gemakkelijk, want, zooals Dr. De Hovre het schrijft in de Inleiding, is Lindworsky niet altijd een voorbeeld van helderheid. Over 't algemeen is de vertaling geslaagd. Wel zou in een volgende uitgave nog hier en daar iets kunnen verbeterd worden. Zoo b.v. mag 'wissentlich' (blz. 17) niet vertaald worden door 'wetenschappelijk'. Een omschrijving schijnt hier noodig. Drukgewaarwordingen worden niet 'gadegeslagen', maar 'waargenomen' (beobachtet) (blz. 73). Het voorwerp der psychologie zal men niet 'afscheiden' van dat der andere wetenschappen, maar liever 'onderscheiden'. Dr. J. Donceel, S.J. | |
EconomieLéon RETAIL, Le commençant et son banquier. - Léon Eyrolles, Parijs, 1936, 30 fransche fr. Zonder banken is het hedendaagsch economisch leven niet denkbaar. Tusschen bankier en handelaar ontstaan veelvuldige betrekkingen van zeer verscheiden aard. En nochtans weinigen beseffen al de voordeelen ervan, of kennen de diensten, die zij van hun bank kunnen verwachten. Het voorhanden boek wil zijn een leiddraad ten dienste van degenen, die beroep doen op de tusschenkomst der banken, om hen beter de complexe bankverrichtingen, en hun nut voor de maatschappij, te doen begrijpen. M.D. | |
[pagina 656]
| |
Dr. Walter le COUTRE, Zeitgemässe Bilanzierung. - Oesterreichischer Wirtschaftsverlag, Wien, 1934. Dr. Walter le Coutre, Professor aan de Handelshoogeschool te Mannheim, geeft ons hier in een vijftigtal bladzijden, een systematische en wetenschappelijke uiteenzetting over de 'statische balans', waarvan hij de voorstander is. Zonder ons uit te spreken over de waarde en de juistheid dezer balans-theorie, kunnen wij ons volkomen vereenigen met het slotwoord van den schrijver: 'Die statische Bilanzauffassung ist nur ein Stück des Weges, auf dem wir fortzuschreiten haben bsi zur totalen Bilanz'. M.D. Baron de GRUBEN, La politique économique de l'Allemagne - Editions du Comité Central Industriel de Belgique, Brussel, Januari 1936, 130 blz., 15 fr. De C.C.I. geeft een reeks zeer degelijke economische studies uit, welke meest alle op de eerste plaats naar objectiviteit streven. Deze is, naar de ondertitel 't ons zegt, een 'Analyse d'une Economie dirigée'. De schrijver verbleef langen tijd in Duitschland, hetgeen hem in de gelegenheid stelde de gegevens uit zijne geschreven documentatie aan het geziene te toetsen. Hij doet het én zakelijk én kalm-onbevooroordeeld. Uit de Duitsche 'proefneming' kunnen ook wij ons nut halen. K. du Bois. M. CASTIAU, Les Transports en Belgique et leur coordination Editions du Comité Central Industriel de Belgique, November 1935, 262 blz., 20 fr. Een diep doordachte en zeer rijk gedocumenteerde studie. Wij kunnen er twee groote deelen in onderscheiden: eene beschrijving onzer verschillende vervoermiddelen: spoorwegen, buurtspoorwegen, waterwegen, banen, luchtwegen waarna wij vernemen welke concurrentie ze malkaar aandoen: de concurrentie spoor-water en de concurrentie spoor-baan. Het besluit dringt zich op: ordening is onontbeerlijk! Zooals ze trouwens ook op andere gebieden geboden is; op economisch gebied is goed leiden zeker geen gemakkelijk iets maar men besluite daar niet uit dat leiden liefst maar achterwege moet blijven. Met één woord: een werk waar veel uit te leeren valt zelfs indien men 't niet in alles met den schrijver eens is; indien men minder dan hij 't vraagt den spoorweg en buurtspoorweg wil ter hulp komen. K. du Bois. | |
Maatschappelijke vraagstukkenDr. J.J. FAHRENFORT, Over Communisme en Privaat-Bezit bij Natuurvolken - J.B. Wolters, Groningen, 1934, 34 blz., f. 0,75. Grepen uit 'n ontzaglijk feitenmateriaal; meer kon immers een 'openbare les' bij het aanvaarden van 'n lectoraat onmogelijk gegeven; maar de keuze der aangehaalde bijzonderheden en de kritiek er van zijn zeer leerrijk; wij vernemen er overduidelijk uit dat er van echt communisme bij die volken geen sprake is. K.B. | |
[pagina 657]
| |
H. DUBREUIL, A chacun sa chance. - B. Grasset, Parijs, 1935, 320 blz., 18 Fr. fr. De schrijver komt vrij hevig op tegen de theoretici die, gedreven door zuivere bedoelingen maar zonder rekening te houden met de werkelijkheid, allerlei vrij revolutionnaire hervormingen voorstellen. Hij wil het salariaat vervangen door een soort ondernemingscontract: de werkgever verdeelt zijne onderneming in onderdeelen en het personeel van elk onderdeel moet hem, tegen een billijken prijs, de bewerkte producten 'leveren' terwijl het zelf het het werk regelt, de taken verdeelt en daarna de bekomen vergoeding. Hij meent dat het beschreven contract de belangstelling der arbeiders prikkelt en haalt tot bewijs hiervan een paar voorbeelden aan. K.B. H. DUBREUIL, Les Codes de Roosevelt. - B. Grasset, Parijs, 1934, 235 blz. 15 Fr. fr. De schrijver ging, 6 jaar vóór het schrijven van dit werk, in de Amerikaansche grootnijverheid arbeiden en beschreef 'Le travail américain vu par un ouvrier français'; een werk dat ophef maakte om zijne oprechtheid. Kort na het invoeren van Roosevelt's 'Codes' keerde hij naar Amerika terug en hier beschrijft hij ons zijne bevindingen: de diepe ellende waarin de werkloozen gedompeld zijn - ongeveer twee jaar geleden - en als 't ware de ziel der hervorming door Roosevelt ingevoerd. Een zeer leerrijke beschrijving; die voor velen nieuw licht zal doen opgaan over hetgeen ginds geschiedt. K.B. | |
GeschiedenisM. VERMEIRE, Geschiedkundige Schets van West-Vlaanderens Landbouw en van den Eigenaars- en Landbouwersbond. - Verbeke-Loys, Brugge, 1935, 638 blz. Verleden zomer vierde de Eigenaars- en Landbouwersbond van Brugge zijn gulden jubelfeest, en te dezer gelegenheid kwam de tegenwoordige uitgave tot stand. Het eerste gedeelte ervan, de Geschiedenis van den West-Vlaamschen landbouw (blz. 5-282), is alleen bedoeld als inleiding. Voor de XIXe eeuw heeft schrijver zich ertoe bepaald gekende gegevens samen te vatten; na 1830 echter wordt een aanzienlijk aantal statistische gegevens verwerkt, of tenminste medegedeeld. Een tweede deel van het werk is gewijd aan de lotgevallen van den Eigenaars- en Landbouwersbond, de oudste onder de landbouwgroepeeringen hier te lande. De 'Geschiedenis van West-Vlaanderens landbouw....' is, men bemerke het, een gedenkboek, en vele gegevens welke erin opgenomen werden hebben hoogstens in dat opzicht belang. Maar op een gebied waarop tot hiertoe zoo weinig werd gepraesteerd, is iedere uitgave welkom, ware zij alleen een bronnenverzameling voor verdere studie. En daarin ligt wellicht de voornaamste verdienste van het hier besproken werk. Bizonder leerrijk lijken ons de medegedeelde denkschriften uit de periode van ontstaan, waarin men duidelijk den invloed merkt van het probleem: vrijhandel-protectionnisme, op het totstandkomen van den Bond. Een feit dat wellicht door studiën over andere groepeeringen zou kunnen veralgemeend worden. Wie schenkt ons die uiterst interessante bijdragen tot de geschiedenis van den landbouw en van de agrarisch-sociale beweging in Vlaanderen? Prof. J.A. Van Houtte. | |
[pagina 658]
| |
G. VAN DER LEEUW, De Zin der Geschiedenis, (Rectoraadsrede van 16-9-1936 aan de Universiteit Groningen). - J.B. Wolters, Groningen, 1935, 20 blz., fl. 0,75. Deze merkwaardige voordracht van Prof. V.d.L. staat in gedachteninhoud zeer dicht bij de verhandeling van Joseph Bernhart, welke wil hier korten tijd geleden mochten bespreken (vgd. Juni, blz. 421-422). Het samentrekken van het wereldgebeuren rond één kerngedachte is voor schrijver niet, zooals voor Paul Valéry, het ijdele spel van de kaartenlegster, maar een gegronde poging van den mensch tot orienteering van zijn eigen handelen, indien tenminste deze orienteering de christologische is. Historie is alsdan geschiedenis van God uit, heilgeschiedenis. Een stelling welke Prof. v.d.L. aan de hand van een overweldigende belezenheid, schitterend verdedigt. Prof. J.A. Van Houtte. Dr. J. BRANDT-VAN DER VEEN, De Voorgeschiedenis van de Balkanoorlog - Kemink en Zoon, Utrecht, 1935, 150 blz. Dat de Balkan een belangrijke rol gespeeld heeft in de Europeesche politiek, heeft ons o.m. het ontstaan van de Wereldoorlog geleerd. Dat bedoeld Schiereiland met zijn bonte bevolking en rumoerig verleden voor geograaf en geschiedkundige een lastig onderwerp zijn, zal iedereen ook grif toegeven. Wij zijn Dr. J. Brandt dan ook dankbaar, omdat hij ons op bevattelijke wijze de vooroorlogsche toestanden ginder uiteenzet. Niet alleen echter munt die uiteenzetting uit door hare helderheid, ook in wetenschappelijk opzicht is zij betrouwbaar, terwijl de uitgebreide literatuuropgave den lezer in staat stelt aan de hand van de beste bronnen het onderwerp verder in te studeeren. E.D.S. | |
WetenschapDr. sc. Albr. PIL, Inleiding tot de Geschiedenis der Scheikunde - Het Kompas, Antwerpen, 1934, 176 blz., 20 fr. Dr. Pil spreekt ons in een zevental hoofdstukken over de materie, de verbranding, de valentie, de voorstelling der scheikundige verbindingen, de scheikundige verwantschap, de katalyse en de kolloïdchemie. Al heeft schrijver in een werk van zoo'n beperkten omvang de geheele ontwikkeling der scheikundige wetenschap niet kunnen weergeven noch grondig bespreken - zooals hijzelf in zijn inleiding bekent - toch mag zijn boek als een model van hooge vulgarisatie geloofd worden. Ieder ontwikkeld mensch, die in zijn studiejaren, al was het maar enkele scheikundige begrippen ontving, zal met gespannen aandacht in dit boek de gescheidkundige ontwikkeling volgen van de grondprinciepen der Chemie. De gekende hoogleeraar aan de Universiteit te Groningen Prof. Dr. F.M. Jaeger, geeft ons een meesterlijke uiteenzetting van de ontdekkingsgeschiedenis der Chemische elementen. Na een hoogst interessante inleiding over de ontdekkingsperiode der elementen, bespreekt Schr., in de volgende hoofdstukken, de | |
[pagina 659]
| |
verscheidene groepen van elementen, die deel uitmaken van het Periodiek Systeem. Een uitgebreide literatuuropgave sluit ieder kapittel. Ten slotte wijdt Prof. Jaeger een afzonderlijk hoofdstuk aan de transformatie der atoomkernen en aan de vorming van nieuwe elementen. Als men bedenkt dat Schr. zijn onderzoek tot in 1935 heeft doorgedreven, zal men allicht het gansch actueele belang van dit boek begrijpen. Talrijke tabellen, passende illustraties en een accuraat alphabetisch register verhoogen er de waarde van. Het Kompas zorgde daarbij voor een nette uitgave. De kwalitatieve analytische chemie heeft bij de meeste studenten wellicht een dorre indruk nagelaten. De verdienste van Dr. Cuvelier is er des te grooter om, waar hij op klare en bevattelijke wijze de theorie der waterige oplossingen uiteenzet en een overzicht geeft van de belangrijkste analytische eigenschappen der kationen, gerangschikt volgens het periodiek systeem. De meest gebruikelijke praktische methoden in de verschillende laboratoria der wereld worden daarbij in oogenschouw genomen. Onmisbaar voor alwie zich aan analytische chemie interesseert. Peter HANS, Statistik und Theorie in den Wirtschaftswissenschaften - Kohlhammer, Stuttgart; 1935 - IX + 112 blz. De titel van dit boek geeft reeds duidelijk aan dat het niet gemeend is als tekstboek van statistische methode, en dat de lezer er geen praktische behandeling van statistische vorm op bepaalde problemen en konkrete gegevens in zal vinden. De schrijver heeft tot doel de princiepen, waarop de theorie gegrond is in te diepen en de kritiek ervan te maken, om daaruit de waarde van de statistische gevolgtrekkingen nader te bepalen. De theorie zelf steunt grootendeels op de waarschijnlijkheidsleer, de praktijk vooral op de korrelatiemethode; vandaar de indeeling van dit werk. Eerst gaat de schrijver de waarde van de logische kennisontwikkeling na, en wel onder den vorm van syllogistische beredeneering; meer bepaald drukt hij op het hypothetische syllogisme, waarop de inductieleer gebouwd is; daarop volgt de kritiek van de inductiesystemen volgens Mill en Fries-Apelt om te besluiten dat het onmogelijk is in concrete gegevens volkomen zekerheid of nauwkeurige waarschijnlijkheidsgraad te bepalen. In het twee deel bespreekt de schrijver van dit werk de causaliteitswaarde in het korrelatievraagstuk, voornamelijk volgens den korrelatiecoefficient en de regressielijnen, om verder dit toe te passen op de conjunctuurleer. Al te vaak heeft men van die theorie voorspellingen geeischt op onvoldoende gegevens en is men dan ook bedrogen geweest; de veronderstellingen immers die hier principieel worden aangenomen om trend en seizoenvariaties te berekenen laten ons niet toe de economische toestanden in de toekomst met zekerheid vast te stellen. In dezen tijd, waar men zoo gemakkelijk goochelt met statistiek en conjunctuur is dit werkje van groote waarde; zoowel voor de theorie zelf als voor de praktijk, en het is dan wenschelijk dat zij allen, die zich op de theorie willen toeleggen of haar willen toepassen, zouden beginnen met de studie van dit boek om zelf in te zien hetgeen zij mogen en hetgeen zij niet mogen verwachten van statistische gegevens en conjunctuurmethode. J.D.J. P. VAN BOXTEL, Menselijk Lichaam en Dierkunde, beknopt leerboek voor Gymnasium en Handelsscholen - H.J. Dieben, Wassenaar 1935, 2e druk, 190 blz., f. 1,50 ing., f. 2,00 geb. Een keurige schooluitgave over een hoogst interessant onderwerp. Op een haast ideale wijze wordt aan de leerlingen een overzicht van het geheele Dierenrijk gegeven. Talrijke photo's en teekeningen komen het voorstellingsvermogen ader lezers tegemoet. E.D.S. | |
[pagina 660]
| |
LetterkundeNino SALVANESCHI, De Regenboog boven den Afgrond, uit het Italiaansch door H. HOUBEN. - Fidelitas, Amsterdam, 269 blz., ing. 35 fr., geb. 50 fr.. Een verhaal van den strijd tusschen het licht en de duisternis, zooals die, rond 2000, zal gevoerd worden. Apocalyptische vizioenen, hoofdzakelijk van het eiland Korfoe waar heiligen en 'goddeloozen' naast elkander zullen leven; met als hoofdpersonen den Benediktijnermonnik Broeder Bruno, den gestigmatiseerde wiens marteldood den gang der wereld keert, - en, door een schelmstuk van haar gemaal met hem verbonden, de zangeres Arianna Carrientos die, lang wankelend tusschen goed en kwaad, zich eindelijk, door een pestlijderes te omhelzen, volkomen slachtoffert. Een zonderling mengsel lijkt ons dit boek, van groote hoedanigheden en van vrij groote gebreken. Daar ontbreekt vooral scheppende fantasie; want de schrijver kan zich waarlijk geen beeld vormen van de technisch, internationaal en psychologisch gewijzigde wereld, vijftig jaar verder. Epische vaart ontbreekt eveneens: een drietal duistere verwikkelingen schragen onvoldoende de breede tafereelen. Moeten we op psychologisch onvermogen nog wijzen? Op het onaannemelijke in Broeder Bruno, ook als men hem naast Franciscus van Assisi plaatst? Op het leven der Kerk, dat te zeer tot administratie, propaganda en plechtigheden teruggebracht? Op de vrij eentonig-oppervlakkige agitatie der 'Wellustigen'? En toch!.... Vanaf de eetste bladzijde boeit u, op buitengewone wijze, dit eigenaardig verhaal. En de warme edelheid, en de vurige godsdienstzin van den blinden bekeerling gaan zoo penetreerend op u over, dat ge het boek terzijde legt met een bewogen en brandend hart. Em. Janssen, S.J. Dr. Th. DE RONDE, Moderne Nederlandsche Essay's (Onze Bibliotheek, 5). - 'De Sikkel', Antwerpen, 82 blz., 8 fr.. Langzaam groeit het getal der deeltjes van Onze Bibliotheek aan: tekstuitgaven namelijk voor middelbaar- en normaalonderwijs, met woordenlijsten. De twee nummertjes die voor ons liggen zijn, ieder in zijn soort, uitstekend: Ieder der zes Moderne Essay's verdient, wat inhoud en vorm beide betreft, in de klas een grondige studie en bespreking. Vooraan plaatsen wij K. Van de Woestijne's opstel, De leerjaren van Gustave Van de Woestijne: een alles begrijpend en aanvoelend mensch, een onmiddellijk getuige daarbij, legt ons, even eenvoudig als weelderig geschakeerd, de mentaliteit bloot van de eerste Latemsche schildersgroep. Zeer suggestief, al kunnen we alles niet zonder meer aanvaarden, spreken ons A. Vermeylen over De ontluiking der zoogenaamde Renaissance, D. Coster over Tooneel, J. Huizinga over Het humanisme van Erasmus. Uit het werk van J. Persyn kon moeilijk iets beters en paedagogisch nuttigers gekozen dan De opvoeding der verbeelding; en daar A. Verwey zich, heel zijn leven door, in de poëzie heeft gespecialiseerd, mocht men zijn Over het zeggen van verzen niet voorbijgaan. Dit laatste essay voldoet ons echter het minst: met veel omhaal van woorden (over den zanger, den redenaar, den tooneelspeler) leidt de schrijver zijn licht verengende en geenszins nieuwe beschouwingen over het maatgevoel in, welke hij min of meer pantheïstisch besluit. | |
[pagina 661]
| |
Is dit eerste nummertje paedagogisch allerbruikbaarst; het tweede, hoe voortreffelijk ook, is het minder. Want Karel Van de Woestijne, zoowel door de hoofdmotieven van zijn dichtwerk (afgezien van hun decadentie, waardoor zij bij de opvoeding soms ontredderend inwerken) als door zijn techniek, gaat het begrip van een zeventienjarig student meestal te boven: hij vergt meer rijpheid en meer letterkundige ervaring. En wil men hem toch doen kennen, dan kan alleen het volgen van zijn levensloop, terwijl men de gedichten, chronologisch, ziet ontluiken, een grondig begrip van hen voorbereiden. Deze groepeering 'naar de hoofdmotieven' daarentegen stelt, analytisch, onderscheiden hoofdmotieven voorop die, in feite, er samen maar één uitmaken; zij ignoreert daarbij de technische ontwikkeling van den dichter, dikwijls den practischen sleutel tot het inleven van eenig werk. - Alleen een zeer ervaren leeraar dus kan, in de klas, dit bundeltje gebruiken; maar - en dit geldt voor alle lezers - een betere bloemlezing uit Van de Woestijne's dichtwerk bestaat eenvoudig niet. Em. Janssen, S.J. Paul CLAUDEL, Kruisweg. Nederlandsche Versie van Anton VAN DE VELDE. - (1936), Vlaamsche Boekencentrale, Antwerpen, 20 fr.. Een vertaler is ook een verklaarder; en bij een schrijver als Claudel, die realisme en symbolisme, poëtische vizie en mystisch verband onderling vereenigt, valt de verklaring nog het moeilijkst uit. Neen, de vertaler hoeft niets verstandelijk uiteen te rafelen; zelfs mag hij niet verduidelijken wat, oorspronkelijk, vaag staat voorgesteld; maar in de scheppende psyche van zijn voorbeeld moet hij zoo diep zijn doorgedrongen, dat hij geen uitdrukking ontdoet van haar directe spontaanheid, haar beeldende kracht, haar symbolische suggestie, haar theologische gevatheid, haar mystischen gloed. Met andere woorden: het voorbereidend werk is, voor den vertaler, even belangrijk als de vertaling zelf; en, bij wie Claudel vertaalt, voelt men spoedig of hij, alvorens te beginnen, zijn voorbeeld voldoende heeft doorgrond. Dat laatste lijkt ons, bij Anton Van de Velde, den vertaler van Le Chemin de la Croix uit Corona Benignitatis Anni Dei, niet heelemaal het geval. Daaruit komt voort dat hij, een paar keeren, de gedachte wijzigt en, herhaalde malen, de uitdrukking verminkt. In het algemeen geeft zijn Nederlandsch, te composiet en vooral te getrouw naar het Fransch, diens directe concreetheid weinig weer. Daarbij had hij, beter wellicht, de rijmwoorden weggelaten, want die dreven hem, meer dan eens, naar verraad. Ziehier enkele voorbeelden: wij geven door elkander zwakke, gewrongen en onjuiste vertalingen. '....En de dood die stilaan komt en die men nabij moet weten' (vertaalt: Et la mort qui vient peu à peu et qu'on ne peut plus méconnaître, IV). - 'Die 's Vrijdags vast....' (vertaalt: Qui fait maigre le vendredi, VI). - '....Met z'n bloed gevormd, met z'n tranen en het spuwsel mijn!' (vertaalt: Qui est faite de son sang, de ses larmes et de nos crachats!, VI). - 'Minder licht te leven dan te sterven, minder op dan onder het kruis gelaân' (vertaalt: Moins (facile) de vivre que de mourir, et sur la croix que dessous, IX). - 'Men grift met krijt op het kruis zijn hoogte- en breedtelijnen' (vertaalt: On marque à la craie sur la croix sa hauteur et son envergure, XI). - 'Uit de bron van lichaam en ziel en wezen....' (vertaalt: De la source du corps et de l'âme et de l'hypostase, XII). - 'Heer, wat is uw schepping open en wat is zij diep en wijd!' (vertaalt: Seigneur, que votre créature (d.i. de mensch: zie contekst) est ouverte, et qu'elle est profonde! XIV). Heel wat geslaagde teksten zouden we daartegenover kunnen stellen!.... Wij erkennen ook graag dat de vertaling, alles samen, vloeiend leest en menigeen aangrijpen zal. Om de keurige uitgave wenschen we nog de Vlaamsche Boekcentrale geluk; maar (waarom het verbergen?) liever hadden we àlles, in àlle opzicht, voltooid gezien.... Em. Janssen, S.J. | |
[pagina 662]
| |
Joris EECKHOUT, Litteraire Twistappels. - Gent, Vanmelle, 1936, 158 blz.. Met een licht bevreemdend beeld noemt E.H. Joris Eeckhout ieder schrijver, over wien getwist wordt een 'literair twistappel'. - Of bedoelt hij daarmee de heel bijzondere twistvragen, die, in den laatsten tijd of vroeger, omtrent Gezelle, Timmermans, Papini, Baudelaire en Gide rezen? Maar ontgoocheld merken wij dan ook op dat de belangrijkste en meest blijvende van die vragen bijna nergens, onmiddellijk en consequent, aangevat worden en gedreven naar de oplossing. Want, omtrent Guido Gezelle, wat kan het ons tenslotte schelen, ook literair-historisch, of Albert Verwey veel of weinig voor hem heeft gedaan! - Wat Felix Timmermans betreft, de vraag van zijn eenzijdigheid vinden wij, zij het nog op een eenzijdig-bevestigende wijze de argumenten der tegenstanders blijven geïgnoreerd), in princiep vrij goed behandeld. - Bewonderend overschouwt de schrijver, zonder veel aan twistpunten te denken, het aanzienlijk werk van Giovanni Papini. - Hoe werd Charles Baudelaire beoordeeld door zijn tijdgenooten? Ja, dié vraag is belangrijk, en de aangehaalde werken van Dr. De Smaele en van W.T. Bandy niet minder; maar zoolang als we het eigenlijk wezen van Baudelaire en het Baudelairisme niet grondiger kennen, hangt ze voor ons in de lucht! - Het essay over André Gide eindelijkGa naar voetnoot(1), hoofdzakelijk een afwijzen van diens neo-paganisme, lijkt ons, in breede kringen, het best bruikbare. Tevreden en ontgoocheld tegelijk leggen wij dit boek ter zijde. Met hoeveel nuttige, veelzijdige, veilige eruditie wil de schrijver, in het hedendaagsch ontredderd cosmopolitisme, aan geloofsgenooten en anderen den weg wijzen! Maar hij ontstijgt zijn belezenheid niet, hij legt er zelfs geen reliëf in; met méér synthetische denkkracht, die haar vondsten, in een eenvoudig-soepelen stijl, zou doen glanzen en trillen, ware E.H. Joris Eeckhout, de meest universeel-belezene onder de moderne Vlamingen, een onmisbare gids!.... Zal hij het ooit worden? Qualitatief stijgt zijn productie, en wie weet? Doch ook zóó aanvaarden wij Litteraire twistappels, om zijn overrijk informatie-materiaal vooral, als een kostbaar geschenk. Em. Janssen, S.J. Nieuwe Klanken van de jongste Lichting in Nederland en Vlaanderen, samengesteld en ingeleid door Robert FRANQUINET - De Sikkel, Antwerpen, 1936, 113 blz., 28 fr.. De titel duidt een bloemlezing aan die niets dan verzen bevat; en het verwondert niemand dat de samensteller en inleider, zelf een jong dichter, hoog oploopt met zijn eigen geslacht: dat aanvangt namelijk met Het Venster in het Noorden, in het Zuiden met De Tijdstroom. Hij spreekt van 'de periode van nieuwe bloei, de wedergeboorte' (blz. 10, 11), voorbereid door de naoorlogsche vernieuwing welke in overtollige beschouwingen zou zijn ondergegaan; - en daarvan zendt hij 'als een poëtisch bericht uit.., om aan het publiek het bewijs te leveren van wat gaande is..' (blz. 14). Nu is er, naar het bericht zelf te oordeelen, weinig of niets gaande. Geen zweem van wedergeboorte in dezen bundel, met weinig goede gedichten. En de reden van deze poëtische dorheid zoowel als van deze totale vergissing: er bestaat weinig inwendig leven; men bedekt deze gaping met theorie, poze of gewrongen duisternis.. 'Poësie, meent R. Franquinet, heeft als dusdanig, met katholicisme evenmin te maken als met boljewisme (sic), evenmin met bloemen als met machines enz.' (blz. 10). Ja, daar kan, in mindere mate dan katholieke, toch ook bolchewistische poëzie bestaan; in mindere mate dan van het land, toch ook van de stad en van de fabriek; maar zij is een slingerplant die, op een | |
[pagina 663]
| |
stevigen stam of muur alleen, bloeit en prijkt; en wie de inspireerende levensovertuiging miskent, doodt misschien zijn eigen dichterschap. Liefst blijven we stil bij het landelijke van Luc van Hoek en van Paul Vlemminx, ook al voldoen hun resultaten ons nog niet. De mooiste versjes zijn wellicht die van Gabriel Smit, wiens Paschen wij overschrijven: God wierp zijn zaad in dezen akker,
op Goeden Vrijdag viel het in uw graf.
drie dagen dwong het alle krachten af,
nu slaat uw bloei de zwarte aarde wakker.
uw kelk springt in den morgen ongedeerd
en stralend open: goddelijk geweld,
dat smetteloos de duisternis ontwelt
en zoo, verheerlijkt tot zich zelve keert.
geen schaduw, God, uw bloem, uw bloed,
verblindt al wie voorbij U gaat,
want reeds ontkiemt het nieuwe zaad
en groeit uw vrucht den morgen tegemoet.
Em. Janssen, S.J.
P.H. RITTER, Jr., Het Welkom Schandaal - P.N. Van Kampen en Zoon, Amsterdam, fl. 1,50. Van Rupelmonde is de sekretaris van Loftinge, een stadje verzonken in de zee bijna, vergeten en verstard in burgerlijke voornaamheid en vlekkeloos fatsoen. V.R. had iets kunnen worden, elders. In dát midden is hij een deftig sekretaris geworden die in zijn ledige uren collectionneert en wiens leven, dom en vernederend verloopt nevens de deftige, passielooze pop die zijn vrouw is. Het bericht, dat een porseleinen schaal, waar hij sedert jaren naar zoekt, te koop is bij een antiquaar in het naburige badstadje Schellinghaven, en het feit dat zijn eenige dochter die op het trouwen staat met een deftige, reeds oude en berekenende jonge man, hem doorgrondt en den verborgen weemoed van dat gemiste leven voor hemzelf ontdekt, zijn aanleiding dat de sekretaris, in plaats van de schaal te koopen een 'revanche' neemt en met de jonge huis- en aanhoudster van den juist afwezigen antiquaar een halven nacht boemelen gaat. Inwoners van Loftinge, toevallig in Schellinghaven, hebben hem gezien. Schandaal! Interpellatie in den gemeenteraad door een oppositielid. Van R. echter houdt den kop omhoog, trotseert zijn omgeving.... en het schandaal geraakt vergeten. Loftinge verzandt weer in zijn voornaamheid. Van R.'s dochter trouwt. Op den dag van haar huwelijk brengt de antiquaar den sekretaris de schaal als geschenk. De collectionneur heeft wat hij verlangt, doch den vader drukt dat liefdelooze huwelijk. Hij gaat 's avonds naar het stadhuis, zet zich in zijn zetel en sterft. Het boek is onbetwistbaar zeer suggestief geschreven; de atmosfeer van het stadje is drukkend; V.R. is een deesniswekkende raté; het verhaal, op een paar plaatsen geforceerd, is aanneemlijk in zijn geheel... Maar ad quid zooiets? Er is geen uitkomst, geen zweem van echt leven, geen schaduw van een gezonde gedachte. Het is hopeloos. Ik denk aan den schrijver; aan de vele schrijvers die talent hebben, meer dan gewoon en er geen weg mede weten. Ik denk aan het woord van Bloy: 'Kunnen zij zonder een gevoel van wanhoop hun boeken herlezen'. Dr. Muylle W. KRAMER, Inleiding tot de Stilistiek. - Wolters, Groningen-Batavia, 1935, 145 blz., ing. Fl. 1,90, geb. Fl. 2,25. Stilistiek, zegt de schrijver vooraan in zijn werk, is heel wat anders dan stijlleer. De sociale functie der taal als mededeeling, in de stijlleer hoofdzaak, | |
[pagina 664]
| |
wordt, in de stilistiek, verdrongen door haar waarde als uitdrukking; men beschouwt er de taal niet vooreerst als sociaal, wél als psychologisch verschijnsel; midden in de belangstelling staat het individu dat zich, door de spraak, uiten moet. Men kan, stilistisch, door de werken van een schrijver zijn persoonlijkheid benaderen; men kan ook, uitgaande van de persoonlijkheid, de werken onderzoeken. De eerste methode, de veiligste, laat nog een eindelooze verscheidenheid van détailstudiën toe. Tot zulke stilistiek wil de schrijver ons, door te wijzen op enkele algemeengeldende stilistische regels, alleen inleiden. Vluchtig overschouwt hij de phonetische, morphologische, syntactische stijlwaarden; hij wijst op de uitdrukkingskracht van bepaalde woordschikkingen, zinsrhythmen, constructies; hij geeft, de eene na de andere al dekken ze elkander soms gedeeltelijk, de stilistische categorieën aan: abstract-concreet, analytisch-synthetisch, objectief-subjectief, styleerend-realistisch, kernachtig-breed, rustig-bewogen, diaphaan-prismatisch, aanschouwelijk-objectief. Een zeer nuttig boekje dus; en al de sprekende suggesties vinden we, dank zij het alphabetisch register, gemakkelijk weer. De schrijver is, over zulk onderwerp, aan zijn eerste studie niet meer; en leeraars, die met letterkundigen uitleg verlegen zitten, vinden hier tal van vingerwijzingen en gezichtspunten. Een paar bemerkingen toch. 1o) De stijlleer wordt van de stilistiek te zeer afgescheiden, en over den levensinhoud van een opstel of passus wordt niet gerept. Het onderwerp brengt dat mee, zegt men!.... Dát is waar; maar de lezer is hier geneigd stilistische vaardigheid boven diepere inspiratie te stellen, alsof, bij geen enkel schrijver, de stijl boven het hoofd was gegroeid! - 2o) Deze studie is, door de aangehaalde voorbeelden, te uitsluitend in de modern-hollandsche letterkunde gelocaliseerd. Van het antieke kunstproza, dat toch eeuwenlang als voorbeeld gold, geen spoor! Evenmin van de traditioneele kunstnormen en kunstvormen, eeuw na eeuw, in de Nederlandsche letterkunde. Vrij weinig ook van hedendaagsche Vlamingen. Zoo staat deze Inleiding tot de Stilistiek buiten de elke traditie van humanisme of classicisme, buiten de specifiek Nederlandsche traditie ook, gedeeltelijk zelfs buiten de hedendaagsche taalgemeenschap. Met wat overdrijving kunnen wij ze noemen: inleiding tot de stilistiek van het Hollandsch kunstwerk na '80. - Maar nog eens: niettegenstaande het dubbel voorbehoud, raden wij dit boekje, bij al de leeraars in de letterkunde, ten zeerste aan. En mogen zij, na en door deze Inleiding, in de stilistiek nog heel wat verder doordringen. Em. Janssen, S.J. Th. KAMPMANN, Gertrud von Le Fort. - J. Kösel und F. Pustet, München, 64 blz., 1 Mk. Schrijver heeft zich tot doel gesteld, niet zoo zeer een levensbeschrijving van Gertrud von Le Fort - door haar vertalingen in Vlaanderen gekend en gewaardeerd - te geven, maar een bondige ontleding van of beter een kleine wandeling in 'die Welt einer Dichterin', zooals de ondertitel luidt, te maken. Hij doet dat aan de hand van haar werken. Ons dunkens had schrijver wat meer over 'Hymnen an die Kirche' mogen uitweiden. De groote verdienste van dit werkje ligt hierin, dat de auteur vooral nadruk legt op het 'Corpus - Christi - Sein' van Gertrud von Le Fort. Voor zij, die het werk van deze katholieke moderne dichterin willen dieper begrijpen en intenser genieten, en voor zij de oningewijden, die haar willen leeren kennen, is het boekje geschreven en uitgegeven. Zeer aanbevolen. Flor EVI, De azuren Droom. - 1936, Heugebaert, Dendermonde, 111 blz., 15 fr.. Uit verkleurde motieven een onhandig samengeflanst sprookje, dat wellicht een licht bevreemdend liefdesavontuur idealiseeren wil (cfr. blz. 19, 77): alles | |
[pagina 665]
| |
in een even weinig correcte als slecht gestyleerde taal (voorbeelden halen we liever niet aan). Zoo'n luimen houde men liever in zijn pen; of, zijn ze geschreven, dan toch in zijn papieren. Em. Janssen, S.J. Maurits NEELS, Beelden uit mijn Kinderjaren (Eerste Deel). - 1936, De Zijdeworm, Brussel, 109 blz.. Het scheelde niet veel of Beelden uit mijn Kinderjaren was een mooi boek geworden. Oude dorpsherinneringen; maar dan alleen de kruim er van. Losse hoofdstukken; telkens een waardevolle 'bijdrage tot de geschiedenis van (schrijvers) dorp en (zijn) streek' (het land van Waas waarschijnlijk) (blz. 7). Typeeringen en toestanden naar het leven; scherp gezien en zooals mijmerende ironie ze gepuurd heeft tot schoonheid. Alleen tegen de slordige taal maken we bezwaar. Hier en daar moet de stijl het ook ontgelden; maar fouten als 'kousen breiden' (blz. 21), 'Broeder overste was opgewonnen' (blz. 71), 'wij waren verslaan' (blz. 75) kunnen er toch niet door!.... En dat stemt, naast zooveel verdienste, echt droevig! Em. Janssen, S.J. Nico van SUCHTELEN, Fontie. Teekeningen van Jo Spier. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Sloterdijk, 74 blz.. Niets anders dan de geschiedenis van een gevonden hond; en die van dokter van Stralen met zijn familie, in het dorp Putwijk...., totdat de dokter, door het hondje gewonnen, eindelijk zijn belasting betaalt. Twintig gulden nog wel!.... Een gevonden hondje dat, als een altijd nieuw sprookje, een familie en een dorp gelukkig maakt: is dat geen écht thema voor een kinderboek? Een kinderboek met koddige teekeningen, en met een vermakelijken tekst dien de kunstenaar van Suchtelen met even veel hart als geest opstelde: zullen ook groote menschen daar niet veel genot aan beleven? Em. Janssen, S.J. Anthonie DONKER, De Gestalten van Tachtig, Bloemlezing uit de Poëzie der Tachtigers. - Dietse Letteren, 1935, Meulenhoff, Amsterdag, 135 blz.. Deze bloemlezing is, volgens een vast plan, zeer secuur uitgewerkt. Al de groote dichtergestalten van Tachtig staan in de inleiding geteekend; en de keuze uit hun dichtwerk sluit zich telkens bij de geteekende gestalten aan. Ook enkele bijfiguren zien we naar voren gebracht: Hein Boeken om zijn verwantschap met de oudste poëzie der Tachtigers; de schilders Jan Veth en Van Looy, die 'in hun zintuigelijke gevoeligheid.... echte Tachtigers' waren. Als bijlage komen, onder den titel Overgang, enkele versjes voor van de confessioneele dichters Eduard Brom en Seerp Anema; van de latere grooten ook, H. Roland Holst, Leopold en Boutens, wier debuut wortelde in de Tachtigerbeweging. Wie, verrast, hier zooveel minder bekende gedichten heeft gevonden, mooi als de mooiste van hun makers, ziet daarin een reden te meer om deze bloemlezing - daar ze zoo precies is wat ze zijn moet - voor alle belanghebbenden en belangstellenden onmisbaar te noemen.
Em. Janssen, S.J. | |
[pagina 666]
| |
Maurice GILLIAMS, Elias, of het Gevecht met de Nachtegalen. - 1936, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 272 blz.. Dit boek, waarvan ook uiterlijk de verfijnde voornaamheid dadelijk opvalt, verhaalt het gefingeerd leven van den jongen architect Vincent Elias Lasalle, die, in 1924, in een electrische kabien om het leven kwam. Het eerste deel (blz. 9-171) heet door hem zelf te zijn opgesteld: herinneringen uit zijn kindertijd in een ouderwetsch landgoed van de Kempen; het tweede (blz. 172-268) zou geschreven zijn door den schilder Olivier Bloem: hoe deze Elias aan het pensionaat leerde kennen, en later getuige was van zijn pogen en sterven.... 'Zijn leven lang had hij met de Nachtegalen strijd geleverd, zijn onzalige droomverbeeldingen, die hij bevechten ging zooals Don Quichotte de windmolens bestormde' (blz. 264-265). Een zeldzaam geval!.... Van allerhande jeugdherinneringen - standjes en feestjes binnenshuis, spelletjes en gesprekken in het park of bij de beek, verdere verkenningstochten en avontuurtjes -.... van alles maakt de knaap, droomend, wonderbare dingen, waarvan de verrassing steeds pijnigend nawerkt. Prikkeling en pijniging, om aan de alledaagschheid te ontkomen, worden den jongen, aan de kostschool, een behoefte. Nog onbeheerschter zijn de verbeeldingsluimen bij den jongen man; en elk opzet doen zij, als de wervelwind het zand, uiteenstuiven. Eindelijk slaagt hij met het plan van een geheele tuinwijk; hij bestuurt den aanbouw er van....: maar zijn onderdrukt gevoelsleven drijft hem in den dood.... Zoo keerde 'dat duurbaar-onevenwichtig wezen' (blz. 267) toch in alles 'naar zijn aarde weer' (blz. 268). Een zeldzaam geval!.... Een zichzelf pijnigend artist, in strijd met de zware werkelijkheid die hem dooddrukt. Voorgesteld met een overvloed van allerindividueelste belevingen, als ware hij uit het leven zoo maar opgehaald. In een stijl van een uitzonderlijke qualiteit: vol hypersensitivisme, en tegelijk even sober beheerscht als feilloos suggestief door het ééne détail en de zuivere verwoording.... Een éénig werk, even spontaan volgroeid als zorgvuldig besnoeid. Zelf een temperament van sensitieve gevoeligheid en scherpe poëtische vizie, heeft Maurice Gilliams zijn artistieke persoonlijkheid duidelijk en zuiver hier afgedrukt. Iets té duidelijk zelfs; want het verschil van stijl tusschen het eerste en het tweede cahier is te gering, - en aan de decadente verfijning van zijn hoofdheld ('bijna pervers' noemt hij ze) ontkomt hij zelf te weinig. Zijn boek mist het overstelpend-weelderige, het krachtig-voedende, het diep-bevredigende dat, naar ons oordeel, een volkomen kunstwerk niet ontberen mág.... En bij zooveel aanleg, zelfcritiek en zorgzaamheid kunnen wij die zwenking naar het decadente (bij den schrijver evenals in zijn werk) slechts betreuren. Van zedelijk of godsdienstig standpunt uit valt, behalve door voorgaande bemerking, weinig of geen voorbehoud te maken. Toch zagen wij het boek niet graag in de handen van de aankomende jeugd: de aanstekelijk voorgestelde 'zelfkoestering' kon hen ontredderen! Em. Janssen, S.J. Joos van GHISTELE, Voyage naar den Lande van Belofte, in hedendaagsch Nederlandsch naverteld door A. Demaeckere. - 1936, 'Die Poorte', Oude-God-Antwerpen, 207 blz.. In 1481 (nog geen dertig jaar na den val van Constantinopel) ondernam de Vlaamsche ridder Joos van Ghistele, met een klein gevolg, een reis naar het Oosten. Hij bezocht Klein Azië, Palestina Egypte, Perzië; in Juni 1485 was hij in zijn land weergekeerd. Aan zijn kapelaan Ambrosius Zeebout dicteerde hij het relaas van de reis; het handschrift, verscheiden malen overgeschreven, werd voor 't eerst gedrukt in 1557; naar den eersten druk bewerkte A. Demaeckere het reisverhaal dat 'Die Poorte' ons aanbiedt. Een grondig bespreker zou de moderne omzetting met den ouden tekst moeten collationeeren, de talrijke weggelaten fragmenten inzien, de aangebrachte | |
[pagina 667]
| |
verdeeling nagaan, de inleiding wetenschappelijk beoordeelen.... Men neme het ons niet kwalijk, zoo wij het hier gebodene alleen als een volksboek beschouwen; als zoodanig vinden wij het ook ingeleid. Kan het voor een volksboek doorgaan? 'Het verhaal', beweert de inleider, 'werd geen gewoon reis-verslag, maar een kunst-werk, het boek van een sterk-gemarkeerde persoonlijkheid voor alles wat hij zag, met een scherp opmerkingsvermogen en een fijnen, beheerschten humor' (blz. 5). Met wat goeden wil vindt men, in den tekst, eenige aanleiding tot zulk oordeel; veel duidelijker is de opeenstapeling van détails, de vijftiende eeuw eigen, waar de compositieeenheid op inboet. Van een kunstwerk, naar de zuivere beteekenis van dat woord, kan moeilijk spraak zijn; wij doorlezen een vertrouwbaren zestiende-eeuwschen Baedeker. De cultuur-historische, de psychologische, de taalkundige beteekenis zijn buiten kijf; maar de cultuur-historicus, de letterkundige psycholoog, de taalkundige vergen, voor hun studie-materiaal, meer wetenschappelijke waarborgen. En wil men het volk dan tóch het wezenlijk belang van dit werk doen inzien; dan dient de inleiding secuurder uitgewerkt, de excerpten minder gefragmenteerd, de tekst meer methodisch ingedeeld, de hoofdstukken in een inhoudstafel nog eens aangegeven.... waarbij een geteekend landkaartje uitstekende diensten zou bewijzen.... Met recht trekt 'Die Poorte' onze aandacht op dit vergeten werk. Ook nu zal het iedereen interesseeren; maar wij zagen het graag zorgzamer voorgesteld. Em. Janssen, S.J. Pierre HANOZIN, S.J., La Geste des Martyrs. - Desclée-De Brouwer, 268 blz., 12 Fr. fr. Iedereen zal Pater Hanozin dankbaar zijn dat hij in een handig en goedkoop boekdeel al de handelingen der martelaren van de drie eerste eeuwen van het Christendom heeft bijeengebracht. De lezer vindt hier uitsluitend de authentieke teksten verzameld en vertaald. Alle wetenschappelijke staketsels werden weggenomen na het voltooide werk, zoodat we hier alleen staan voor het waarachtig relaas van wat eenigen onzer eerste broeders voor Christus leden. S. Martial LEKEUX, Heiligheid en goede wil. - St. Franciscus Drukkerij, Mechelen, 156 blz., 10 fr. Het mag een krachttoer heeten het levendige Fransch van P. Lekeux te verdietschen. Dat P. Vitus Leemans er altijd volkomen is in geslaagd zullen we niet beweren; maar deze roep tot heiligheid klinkt toch zooveel frisscher dan het in vele dergelijke werken gebeurlijk is, dat we dit werkje zonder voorbehoud willen aanbevelen. Wie zijn innerlijk leven wil hooger voeren, vindt in P. Lekeux een hulpzame en aanmoedigende gids. Dit boekje is te rangschikken onder de zeer goede geestelijke lectuur. S. | |
Bondig vermelde werkenMgr. K. CRUYSBERGHS, Het Geloof - De Standaard-Boekhandel, 1935, 154 blz., 15 fr. Zes vastenpreeken in 1935 gehouden. Een 50-tal blz. 'theologische aanteekeningen' vullen de preeken zelf aan en maken vaan dezen bundel een tractaat dat den ontwikkelden leek een juister begrip van zijn geloofsact bijbrengt. K.B. | |
[pagina 668]
| |
E.J. VAN DE VEN, David bij Goliath - Hansa, Brussel, 1934, 93 blz. Een werk op den vooravond onzer devaluatie geschreven; zijn roep 'men moet devaloriseeren' maakte toen ophef. Nu nog interessant om de bijzonderheden over 'de Vereenigde Staten van 1934'. K.B. Peter LIPPERT, Gods Lievelingen, naar het Duitsch door Jos. VAN REUSEL. - Frans Tweelinckx-Boeyé, Aarschot, 1932, 302 blz. Met fijne, diepgaande ontleding tracht P. Lippert iets van het wonderbare en innemende en ook rijk gevarieerde van Gods heiligen weer te geven. De klare en sobere stijl - die behouden bleef in de vertaling - geeft aan deze studies een sereene rust en brengt ons tot het bewustzijn van een vertrouwelijke innigheid met Gods Lievelingen. A.W., S.J. Peter LIPPERT, Tweeërlei Menschen, naar het Duitsch door Jos. VAN REUSEL. - Frans Tweelinckx-Boeyé, Aarschot 1932, 302 blz. Dit boek getuigt van een rijke ervaring en veel oordeel. Geschreven met de vaderlijke goedheid van een priester die door al de zwakheden van den mensch het goede, dat God er in gelegd heeft, weet te ontdekken, spoort het aan tot een kalm en diep vertrouwen, wat de meeste menschen tegenwoordig zoo noodig hebben. Men moet het boek lezen en herlezen en altijd vindt men er iets nieuws in; oppervlakkige lezers zal het niet voldoen. A.W., S.J. Nadejda GORODETZKY, L'Exil des Enfants. - Roman (Les Iles) Desclée-De Brouwer, Parijs, 1936, 296 blz., 12 fr. Psychologische roman uit het leven der russische emigratie-jeugd. De schrijfster kent het midden door en door, ze heeft de verlangens van die jeugd angevoeld en meegeleefd. Het boek geeft dan ook een zeer juisten kijk op de mentaliteit van die ontwortelde maatschappij, het beschrijft haar leven, hare reactie tegenover de vreemde omgeving, tegenover den nieuwen bolsjewistischen staat. Zeer getrouwe weergave van die voor het Westen doorgaans onvatbare russische mentaliteit, met hare schaduwzijde maar ook met hare rijke mogelijkheden. A.W., S.J. Dr. G. FERGUSON, Productie en consumptie. Voorspel en hoofdbedrijf. - J. Noorduyn en Zoon, Gorinchem, 1934, 78 blz. Productie en vooral overproductie wordt hier onderzocht; zeer origineel, wellicht te origineel, en omslachtig, verward. R.E.M. dat is Rationalisatie, Efficiency en Mechanisatie krijgen het hard te verduren. *** Le Plan français, doctrine et plan d'action - Fasquelle, Parijs, 1936, 199 blz., 12 Fr. fr. Een uit de overtalrijke.... maar een diep doordacht plan, een weinig utopisch maar toch leerrijk omdat het de nieuw opgerezen moeilijkheden duidelijk laat inkomen. | |
[pagina 669]
| |
J.E. KESTELOOT en J. VERMEERSCH, Beknopt Leerboek over Handelsproducten - Karel Beyaert, Brugge, 200 blz. Onlangs verscheen van de hand van genoemde schrijvers een werk in twee deelen over Handelsproducten (cfr. recensie in Streven, no 5, blz. 557) In dit beknopt leerboek werden de voornaamste hoofdstukken ervan overgenomen. Al het goede dat wij over het eerste werk hebben geschreven, kunnen wij mutatis mutandis over dit beknopt leerboek herhalen. Warm aanbevolen aan al de leerlingen onzer handelsscholen. M. LEVALLET-HONTAL, Pour les vingt ans de Colette. - Desclée-De Brouwer, 288 blz., 12 fr. In dit boek, vooral bedoeld voor de moeders wier dochter op trouwen staat, wordt door eene moeder op kiesche en christelijke wijze eene volledige huwelijksmoraal uiteengezet. Zeer aanbevolen. S. Gregorio en Maria MARINEZ SIERRE, Le Chant du berceau, comédie en deux actes et en prose, vertaald door C. ROECKERT en MADANY. - Desclée-De Brouwer, 186 blz., 12 fr. In zijne inleiding tot dit Spaansch tooneelstuk zegt Gérard Batbedat dat 'het Parijs van na den oorlog zich elken avond, maand na maand, van zijn jazz-band en zijn negercabaretten afkeerde om naar het kleine theater van de avenue Montaigne vurige bewonderaars, af te vaardigen, die meegesleept werden door de geschiedenis van de kleine Theresia welke haar klooster verlaat om te huwen.' Mogelijk; maar.... niet zoo bij ons. 't Stuk is nochtans goed bedoeld. De vertaling is keurig. Prof. Ir. E. MOLENGRAAF, De grenzen voor de zedelijke geoorloofdheid van den rijkdom; Reeks 'Waarheid en Leven', Philosophische verhandelingen - Paul Brand, Hilversum, 1936, 83 blz., f. 0,80. Een moeilijk vraagstuk dat heel wat schakeeren en onderscheid maken vereischt om elke eenzijdigheid en overdrijving te kunnen vermijden. Welnu, de schrijver geeft ons eene verhandeling welke aan die eischen voldoet. Wij hadden evenwel gewenscht dat hij ook de 'verplichtingen omtrent het vrije inkomen' behandelde zooals Pius XI ze in 'Quadragesimo Anno' opgeeft. Dr. K. du Bois, S.J. THOMAS MORE, De vier uitersten. - Foreholte, Voorhout, 130 blz., gen. fl. 1,25, geb. 1,75. In deze vrome bedenkingen van den lord-kanselier over de dood en de hoofdzonden vindt men de duidelijke en rake zeggingskracht weer eigen aan de klassiek geschoolde renaissance-schrijvers. Dit werkje is eene kalme lezing en overweging overwaard. S. | |
[pagina 670]
| |
PIUS XI, Over het katholieke priesterschap. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 68 blz., 3,50 fr. In een vorig nummer van 'Streven' vond de lezer een commentaar over deze Pauselijke encycliek. Geeloofsverdediging zorgde voor eene goedkoope en verzorgde uitgave die het belangrijk document in ieders bereik stelt. S. WARD HERMANS, Het Boek der Stoute Waarheden - Drukkerij N.V. Vonksteen, Langemark, 153 blz. De politieke ideeën van den Schrijver zijn voldoende gekend. In deze lijvige brochure hekelt hij op scherpe wijze de Belgische staatkunde en drukt de hoop uit dat Vlaanderen, vereenigd met Holland en bevriend met Duitschland, vrijheid, geluk en vreugde zal mogen genieten. E.D.S. Dr. M. COBBENHAGEN, Het vraagstuk van de werktijdverkorting; theoretische algemeen-economische en wijsgeerige beschouwing - R.K. Werkliedenverbond in Nederland, Utrecht, 1936, 31 blz. De ondertitel zegt ons duidelijk waarover de Professor ons hier zeer leerrijk onderhoudt. Ir. J.D. WACKWITZ, Loonstelsels in theorie en praktijk. - Handelswetenschappelijke Bibliotheek, Leiden, 1935, 169 blz. Zeer leerrijke studie over de 'theorie' der voornaamste loonstelsels: de princiepen waar ze van uitgaan en de wijze waarop ze berekend worden; en hunne 'praktijk': hunne praktische bruikbaarheid, hetgeen het gebruik er van meebrengt. Talrijke grafieken verduidelijken den uitleg. K.B. T. FERLE, La Ligue des Droits de l'Homme. - Bonne Presse, Parijs, 1936, 218 blz., 10 Fr. fr. Deze 'Ligue' werd in 1898 opgericht en telt nu een 160.000-tal leden. Hier worden wij zakelijk ingelicht over haar echt streven dat godsdienst-vijandig is. De schrijver toont het aan uit de statuten en andere documenten van de Ligue zelf afkomstig. K.B. J. FESTRAETS, Pietje Plek, teekeningen van Leo MEURRENS. - Davidsfonds, Jeugdreeks no. 18, 1935, 105 blz., 12 fr. Een bundel leuke vertellingen voor jong en ook voor oud. Warm aanbevolen! E.D.S. |