| |
| |
| |
Boekennieuws
Wijsbegeerte
Prof. Dr. K. STEUR, De Vrije wil (Reeks 'Waarheid en Leven'). - P. Brand, Hilversum, 42 blz., f. 0,55.
Dit boekje munt uit door de zeer duidelijke indeeling en de knappe behandeling van de stof. Prof. Steur omschrijft en bepaalt eerst het begrip vrijheid, in oen zin van physieke vrijheid (liberum arbitrium). In het tweede gedeelte van de brochure wordt de vrijheid van theologisch standpunt uit beschouwd: hier worden zeer schematisch natuurlijk maar ook zeer suggestief de uitspraken van de H. Kerk, en de getuigenissen van de H. Schrift en van de Overlevering aangehaald. In het derde hoofdstuk wordt de wilsvrijheid philosophisch bezien. Hier treft men dezelfde hoedanigheden van duidelijke zegging en heldere indeeling. Nochtans zal dit gedeelte velen minder voldoen. Schrijver tracht te bewijzen dat de mensch de ervaring van zijne wilsvrijheid niet kan opdoen, dat deze door hem alleen gekend wordt bij middel van redeneermg. De meeste wijsgeeren nochtans nemen aan dat wij wel het 'bewustzijn hebben van de wilsvrijheid in de wilsdaad zelf, en de redeneermg van Dr. Steur zal ze niet verplichten aan hunne overtuiging te verzaken. Het is wel waar dat een louter kunnen, eene abstracte mogelijkheid niet bewust kan ondervonden worden - het zijn immers abstracties en alleen feiten geven stof tot ervaring. Maar de vrije wil wordt essentieel gekenmerkt door een actief en feitelijk 'ik had anders kunnen doen'; en dàt concrete kunnen kan voorwerp worden van ervaring en bewustzijn. Uitstekend daarentegen wordt het metaphysisch argument van de wilsvrijheid uiteengezet: 'De aard van het verstand, als een kenner, die het beperkte als beperkt kan voorstellen, is de laatste grond van de vrijheid van den wil'. (blz. 41).
Sommigen zullen misschien ook betreuren daÍ al de gangbare moeilijkheden en opwerpingen tegen de wilsvrijheid door pretor tic werden behandeld. Ook is het te hopen dat in deze uitstekende reeks 'Waarheid en Levert' eene brochure zou verschijnen waarin het probleem der wilsvrijheid zou belicht worden door de gegevens van de moderne psychologie.
F. De Raedemaeker, S.J.
B. ROMEYER, La philosophie chrétienne jusqu'à Descartes, II des Alexandrins à la mort de St Augustin. - Bloud en Gay, Parijs, 184 blz.
In onze godsdienstige kroniek van December l.l. (Streven, t. III, blz. 188) gaven we de recensie van het eerste -deeltje van dit interessante werk. Romeyer zet zijn onderzoek voort, volgens dezelfde methode. Het brengt hem nu hij de groote christelijke schrijvers die eene bewuste synthese hebben willen opbouwen van de katholieke theologie, met behulp van de heidensche wijsbegeerte. Clemens van Alexandrië, Origenes, Augustinus. In twee eeuwen tijds wordt de 'christelijke wijsbegeerte' gevormd en culmineert in het ontzaglijk werk van Augustinus 'een der grootste, zooniet de grootste van alle christelijke wijsgeeren, maar die, 't zij in de metaphysic, 't zij in de zedenleer, nog een onbepaalde mogelijkheid openlaat voor vooruitgang'.
F. De Raedemaeker, S.J.
Hélène ISWOLSKY, L'homme 1936 en Russie soviétique.S - Desclée-De Brouwer, Brugge, 122 blz., 12 fr.
In deze brochure vindt de lezer een uitstekend overzicht over de laatste
| |
| |
stroomingen en gebeurtenissen in Sowjet-Rusland. De schrijfster meent dat onder de bolsjewistische parade, de traditioneele russische ziel haar eigen weg zoekt naar serie nationale en geestelijke hernieuwing van de Omwenteling. Staune moet noodgedwongen rekening houden met die stem van de russische ziel, die zich voornamelijk uit door het verzet der boeren tegen de absolute collectiviseering en door het ontwaken van het bewustzijn van de persoonlijke waarde. Rusland evolueert naar een nieuw humanisme waarin ook de religieuse gedachte haar bestaansrecht zal opeischen.
F. De Raedemaeker, S.J.
Prof. Dr. E. DE BRUYNE, Beschaving en Cultuur. - Verhandeling 338 van de K.V.H.U., De Standaard, 30 blz., 2,50 fr.
Deze uitstekende brochure van onzen medewerker kan beschouwd worden als de ontwikkeling van het woord van Spengler: 'de beschaving is essentieel goddeloos of areligieus, de cultuur echter kan niet anders dan godsdienstig zijn'. Tot de grondbestanddeelen van de beschaving rekent de schrijver de techniek en het recht. De wetenschap daarentegen, de zedelijkheid en de kunst voeden het ware cultuurleven dat dan ten slotte berust op een streven naar iets dat 'slechts in een ander leven “jenseits” kan gezocht worden'. (blz. 28). Eens mooie cultuurstudie, natuurlijk niet zoo breed uitgemeten als Huizinga's 'In de schaduwen van morgen', maar met een vasteten wijsgeerigen ondergrond.
André MAUROIS, Voltaire. - Gallimard, Parijs, 1935, 140 blz.
Een boekje te schrijven over Voltaire van 140 groot bedrukte bladzijden, stat zoowel een beeld zou geven van den mensch en het werk als van den tijd en den invloed: zoo iets is niet mogelijk, zelfs niet voor Maurois. Wat we hier hebben is hoogstens een beknopte en nuttige inleiding voor wie zelf Voltaire las of lezen wil.
Maurois' meening over Voltaire: 'En un siècle de bourgeoisie critique, il est un bourgeois critique; en un siècle de querelles religieuses, il est à la fois très instruit des disputes théologiques, curieux de leurs objets et antireligieux; Ln LIn siècle de classicisme, il est un classique, héritier des disciplines du règne précédent; en un siècle de science naissante, il est, non un savant mais un amateur cultivé et un merveilleux vulgarisateur' (p. 15). Maurois legt er den nadruk op dat Voltaire geloofde in God en in de onsterfelijkheid der ziel, maar enkel in verzet kwam tegen superstitie en godsdienstig fanatisme; iedere godsdienst echter werd door- hem als dusdanig beschouwd, meest van al het Christendom. Terecht mocht hij beweren: 'J'ai plus fait en mon temps que Luther et Galvin', want inderdaad, de leerlingen van dezen deïst waren atheisten. Doch dit alles zou den schrijver van Candide moeten vergeven worden omdat hij 'universeel' was en een tijd lang de Fransche cultuur verhief tot den rang van Europeesche.
Maurois bezit meer kunde dan genie; door oefening is hij in het schrijven van dergelijke studies zoo bedreven geworden dat hij steeds het gevaar loopt het slachtoffer te worden van zijn eigen handigheid. Ernstig zoekt hij niet naar algemeene philosophische en historische gronden, naar de algemeene psychologische uitbeelding van zijn personnages; als schrijver echter bestaat zijn voornaamste kneep hierin, het typische pittoresque detail schijnbaar argeloos in het relaas in te lasschen, zoodanig dat het algemeene erdoor geïllustreerd wordt en vóór onze oogen begint te leven. In onderhavig werkje is het algemeene vrij vaag en oppervlakkig voorgesteld; de kleine anecdote echter, de ongekende bijzonderheid die toch zoO luist en vreemd en geestig is neemt er meer plaats in dan haar toekomt. Maurois heeft vleiend willen schrijven over een mensch dien hij zelf niet heel en al bewondert: ziedaar de diepe reden van zijn gedeeltelijke mislukking.
| |
| |
Karl MARX, Friedrich ENGELS; Etudes Philosophiques. - Editions sociales internationales, 24, rue Racine, Paris, 1935, 186 blz., 12, - Fransche fr.
Hier zijn twee politici en partijmannen aan 't woord, die zich over wijsgeerien en wijsgeerige stelsels uitlaten.
Men koude daar rekening mee bij het lezen der uittreksels in deze uitgave verzameld, o.m. de studies van Friedrich ENGELS over Ludwig Feuerbach en over het historisch materialisme, de 'Préface à la Contribution à la critique de l'économie politique' van Karl MARX en de 'Lettres philosophiques' der twee boezemvrienden.
Men kent ze voldoende om te weten dat zij ons niet het goede, veilige spoor aanwijzen!
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
Letterkunde
E. FLEERACKERS, S.J. Heiruiker. - De Bode van het H. Hart, Alken, 1936, 184 blz., 8 fr.
Humor is een wonderlijke kwant. Vooral als 't er om gaat den snaak met zijn juisten naam te doopen.
Je kan van 'Heiruiker' probeeren te zeggen dat ie 'oolijk' moet heeten of 'schalksch' eer dan 'guitig' of 'grappig'. Toch voel je dat je zoo zijn waren naam niet te pakken krijgt.
Zeg eenvoudigweg: 't is Fleerackers, en je bent er! Zoo één zijn immers die twee geworden: zijn eigen geestigheid en zijn eigen naam.
Herruiker: een nieuwe bundel van een vijf-en-twintigtal vertellingen en gedichten. Zijn Kijkkast-genre: even leuk en even frisch. Onder de vertellingen vooral zijn er van de allerbeste die schrijver ooit in 't licht gaf.
Wat de titel zoo suggestief aangeeft zal voornamelijk de Kempenaren als een speciale heimatsweelde tegenwaalen: geur en geest uit de streek der hei.
Gelijk al zijn andere boeken is dit ook weer om de blije, katholiek optimistische glimlach op het leven, een weldaad.
J. Van Laer, S.J.
Dr. Ralph. KREEMERS, De naoorlogsche gewestelijke roman in Engeland. - Kath. Hoogeschooluitbreiding. Verhandeling 337, 120 blz.
'De gewestelijke roman is een roman waarin het innerlijke wordt verantwoord door het uiterlijke (milieu, omgeving, achtergrond), verpersoonlijkt in zijn invloed op de karakters en er zoo onafscheidelijk mee verbonden dat het verhaal in een ander midden moeilijk denkbaar is.' Met deze definitie, gepuurd uit vele Engelsche teksten, steekt Dr Kreemers van wal en doet achtereenvolgens aan \bales, West-Country, East Anglia en de andere graafschappen, alles te zamen 25 'vaderlandjes'. De beoordeelingen van Dr. Kreemers, zijne vergelijkingenn van de romans onderling, verraden een buitengewone vakkennis die dit werkje tot een veilige en zeer nuttige handleiding maakt op het haast onafzienbaar gebied der Engelsche romanproductie.
S.
Dr. Ralph. KREEMERS, Marc Twain, Een studie bij zijn eeuwfeest. - Eigen uitgave, 32 blz., 4,75 fr.
In deze brochure, overdruk uit 'Alumni', orgaan van den Kring der Alumni van de Universitaire Stichting, geeft Dr. Kreemers eene blo-bibliographische studie van den grooten Amerikaanschen humorist. Verder komen enkele bepaalde aspecten van Twain ter sprake: zijn humor, Twain als historicus, Twain over den oorlog, Twain up-to-date.
S.
| |
| |
Eugenie BOEYE, Zieke levens, - Varior, Sint-Amandsberg, 1936, 133 blz..
Veel goed valt er, van Eugenie Boet'e's tweede verhaal, niet te zeggen. Zwak geschreven stelt het, anecdotisch, typen van teringlijders voor; van creatieve macht en van een synthetischen blik vinden wij geen spoor, want de liefde van Nelly Van Opdorp en Dr. Verstappen (waarmede het boek begint en eindigt) houdt eigenlijk niets samen. Diepere psychologie, niettegenstaande de rijke observatie en de pogingen van de schrijfster, blijft ver (noch Nelly, noch Estelle Vandesteen, noch Wis Van Hove werden in de ziel gepeild); even ver de sfeer van kunst en poezie (zie blz. 82-86, 113-114, 124, 131); nog verder de sfeer van godsdienstigheid (zie bl. 83, 132). Voeg daar enkele prikkelende tooneeltjes bij en de verheerlijking van een ongeoorloofden toestand (hoofdstuk XVII en vlgd.); om al die redenen wijzen wij dit werk, in alle opzicht, eenvoudig af.
Zelf vertoefde de schrijfster in een sanatorium; op grond van eigen ondervinding bouwde zij dan dit verhaal. Maar moderne schijn-diepte liet geen ware bezonkenheid toe; anderzijds, waar de autobiographie ophield, werd alles banaal-oppervlakkig.... Zoo bevindt zij zich midden tusschen gevoeligheid en gecoquetteer, meewarigheid en pose, echtheid en vervalsching, leven en literatuur: in niemandsland. En dus, indien wij dit boek als een aanloopje beschouwen: - Eugenie Boeye werpe mode, neurasthenie, biostroop-motieven weg; zij Juistere naar zichzelf.
Em. Janssen, S.J.
Oase 1936, Keus uit Werk van Jongeren, samengesteld en ingeleid door Paul de RYCK. - Varior, Sint-Amandsberg, 77 blz..
Opbouwende critiek lijkt ons, bij deze verzameling, onmogelijk. Natuurlijk valt er, van sommige onder de 25 vertegenwoordigde schrijvers en schrijfsters, wel iets goeds te zeggen; maar dan verzinken deze verdiensten in de onbeholpenheid van veruit het meeste proza en in de onbeduidendheid van de meeste verzen. Een oase die we liever woestijn zouden noemen.
De voornaamste reden: daar is geen inhoud; daar is niets méér dan ver-letterkundigd leven. Tweemaal lazen we aandachtig den bundel: nergens hoorden wij den harteklop van innigheid of verontwaardiging; nergens lichtte een heldere contemplatie ons voor. En de godslastering van Aug. Urk (blz. 41), en de Baudelairiaansche pozen van Luc van Brabant (blz. 45-46) hinderden ons, onder andere storende teksten en voorstellingen, bij de tweede lezing nog veel méér filet zijn, in bepaalde kringen, banale gemeenplaatsen.
Men begrijpe ons niet verkeerd. Van onze katholieke overtuiging doen we nooit of nergens afstand; maar hier vragen we, van onze jonge letterkundigen, vooreerst den werkelijker levensernst, zooals zij dien coquetteerend voorwenden. De meest tragische problemen, de meest cynische houding, de meest schrijnende ontreddering, de heiligste zaken.... alles herleiden zij tot kunstmotieven, en zij spelen er mee. Decadentie en ontbinding: iets anders wordt er niet gebracht, noch bevorderd.
Em. Janssen, S.J.
C. en M. SCHARTEN-ANTINK, Littoria. - Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1935, 275 blz..
Den 18n December 1932 wijdde Mussolini de stad Littoria in: de eerste verovering op de Pontijnsche moerassen (bezuiden Rome), waarvan de drooglegging pas een jaar geleden was aangevat. In 1934 zou Sabaudia volgen, in 1935 Pontiniana; zoo overwon de Duce in den strijd tegen de natuur, waar, meer dan twintig eeuwen lang, noch Julius Caesar, noch Keizers noch Pausen dien strijd hadden durven aangaan of kunnen doorzetten. 'Dit is de oorlog', zegde hij, 'waaraan wij de voorkeur geven' (blz. 174).
Geestdriftige ooggetuigen van dat reuzenwerk, vonden de Scharten's geen
| |
| |
beteren vorm om het voor te stellen dan dien van een historischen roman. Onder de negentien eerste boerengezinnen, die, den 27n October 1932, de pas gebouwde hoeven betrokken, plaatsen zij de Toso's, uit het Venetiaansche achterland. Doorheen winter en Zomer, regentijd en zon, winnen dezen bij Lottoria, het eerste graan dat Mussolini komt dorschen; en door den geweldigen, moeizamen arbeid rijst in hen, boven het laatste misnoegd communisme uit, de fiere, levensblije gehechtheid aan hun nieuw land en aan den Duce, den krachtigen held van deze nieuwsoortige overwinning.
Zoo is Littoria een zeer mooi boek geworden: het literair gaaf document van een grootsche daad. Geen fascistisch propaganda-werk; al ruischt het van bewondering.
Enkele bijzonderheden en enkele bladzijden maken het voor humaniora-studenten ongeschikt; bij elk gevormd lezer werkt het als een spoorslag tot bezielden arbeid en optimistisch geluk.
Em. Janssen, S.J.
Herman DE CAT, Bonte Galerij. - 'Mercurius', Antwerpen, 1935, 54 blz..
Dit derde verzenbundeltje van H. De Cat, vol van 'beelden uit (zijn) jeugdit leven' en 'zangen van (zijn) jongen dag', bevat, naar eigen bekentenis, 'menig vers, dat plomp misgroeide'. De dichter droeg liet aan zijn ouders op: zij tenminste zullen alles, dat steeds 'uit (zijn) diepste vezels vloeide' (wat een beeld!), 'wellicht alleen (verstaan)' (Opdracht, blz. 5)! Op gevaar af van menig vers niet te begrijpen, wagen wij ons toch aan een beoordeeling.
De titel Bonte Galerij past slechts op achttien versjes. Negen andere, meer subjectieve, staan onder Door de dagen; en daarbij voegde de dichter Rijnsage, een romantische rijmballade zooals Uhland er maakte.
Die ballade vooreerst, met verzen als 'Elkeen verstomde, toen hij 't monster zag....', vindt in geen opzicht genade. Onder Door de Dagen treffen wij Bekentenis (blz. 36) aan: het spontaanste stukje van alle, waarvan vv. 2, 9, 16 en andere toch ook 'plomp misgroeiden'. De meer objectieve schetsjas onder Bonte Galerij daartegenover, in aller'handen trant en geest, en sortis met zorg afgewerkt, kunnen ons evenmin blijvend bekoren. Een vrij pover bundeltje dus; waarbij deze gedachte ons troost dat de dichter, wellicht niet zonder talent, het ernstig meent met de dichtkunst en zelfs met de verstechniek.
Hoe mislukte hem alles dan? Wat hij ook moge beweren, de verzen 'trilden' misschien in zijn 'vezels' wel; uit zijn diepste wezen kwamen zij niet. De mode-motieven die hij aanwendde (de verheerlijking van kunst en kunstenaar b.v. op blz. 5, 9-10, 16, 27, 28, 42, 43; de zucht naar avonturen op blz. 12, 29-30, 39-40; de onrust en het verlangen naar kinderlijken eenvoud op blz. 18, 20, 38), - geprikkeld hebben zij hem wel; maar tot de diepe stilte zijner ziel zijn ze, naar de verzen te oordeelen, niet doorgedrongen.
Herman De Cat verletterkundigt zijn leven. Wanneer hij alle letterkunde zal vergeten; en zijn gloeiende intuitie, als een warme boodschap, dragen zal tot verbaasde menschen, dan wellicht begroeten wij in hem een waar dichter.
Em. Janssen, S.J.
Achilles MUSSCHE, Gent en zijn etser-teekenaar De Bruycker. - 1936, 'Die Poorte', Oude God-Antwerpen, 35 blz., 20 fr..
Van verrassing tot verrassing! Bijna elke uitgave van Die Poorte bracht ons, voor inhoud of vorm, iets onverwachts; nu ligt op onze leestafel, als vierde boek van den loopenden jaargang, niets minder dan een keurig album. Keurig door zijn twaalf reproducties, uitgevoerd in lichtdruk en verzorgd door het huis E. Thill van Brussel: een treffend overzicht van D. Br.'s artistieke evolutie; - niet minder keurig door zijn tekst: een monographie die voor model mag doorgaan.
De titel duidt precies den inhoud aan. In de 'verbeten vechtstad' Gent, de 'stad van uitersten en tegenspraak' (blz. 7) werd, in 1870, Jules de Bruycker
| |
| |
geboren. Hij kreeg er een levenstaak, 'een onontkoombaar gebod....: Gij zult deze steenen en deze menschen teekenen, deze oude steenen en deze arme menschen; gij zult al de litteekens in deze steenen en al de litteekens in deze menschen teekenen, in de steenen en de menschen van Gent, en zóó dat de wereld zich er herkent' (blz. 13); - en hij vervulde ze. Aquarellen en teekeningen vooreerst, met de verbittering van een verkropt gemoed in de met opzet uitdagende voorstellingen; - etsen daarna, fantastisch en humoristisch tegelijk, soms angst- en ontzagwekkend: vizioenen van de realiteit. De wereldoorlog deed den cyclus van den dood ontstaan: monumentale beelden van ontzetting en ontzaglijkheid; - in de eerstvolgende jaren herondekte de kunstenaar Gent; hij kwam tot zijn majestueuze kathedralen.... Daarna teekent de ouder wordende weer: met enkele lijnen, scherp en zwierig, haalt hij, in typen en gestalten, de ziel naar boven.
Sommige beschouwingen en oordeelvellingen van Mussche waren voor discussie wel vatbaar: er ligt iets te simplistisch en te programmatisch in zijn voorstelling van Gent en den Gentenaar; de techniek van de kunst laat hij te zeer buiten beschouwing; hier en daar moet een stijleffect een vage gedachte bedekken; - maar meesterlijk leert hij ons, daartegenover, hoe de mensch den kunstenaar maakt, en hoeveel de mensch aan zijn milieu heeft te danken.
Ook voor een Katholiek is deze studie, niettegenstaande haar ondergrond van socialistische ideologie, genietbaar en leerrijk. Wij weten het wel: noch over 'arm Vlaanderen van vóór den oorlog' (blz. 20), noch over den dood (blz. 24-26), noch over de kathedralen (blz. 29-30), noch over 'dien tragischen glimlach, die de eenige zuivere houding is ten aanzien van dit donker flonkerend leven' (blz. 33), zou een Katholiek zoo schrijven. Hij kent een hooger werkelijkheid dan den stoffelijken en cultureelen (?) vooruitgang die Mussche's blik gevangen houdt; en, boven diens agnosticisme uit, weet hij, met zijn rede en zijn geloof beide, een volkomen bevredigende oplossing van de meest kwellende levensvragen. Zoo zou zijn waardebepaling van De Bruycker zelf, eenigermate wellicht, verschillen van die hier besprokene. - Doch een ander standpunt, dat hij oprecht ingenomen ziet, eerbiedigt hij volkomen; en aan de vaardigheid de bedachtzaamheid, het talent en de oprechtheid van een schrijver en criticus als A. Mussche, brengt hij, bij dit voortreffelijk werk, graag hulde.
Em. Janssen, S.J.
WERNER VON HEIDENSTAM, Karolinerna, Uit het Zweedschh vertaald door Aug. Vanhoutte. - 2 dln., 'Die Poorte', Oude God-Antwerpen, 1935, 259, 275 blz..
Het is een goede daad, het eerste, baanbrekend verhalend proza van den grootsten Zweedschen Neo-Romanticus, in Nederlandsche vertaling de lezers aan te bieden. Vier-en-dertig losse novellen uit de geschiedenis van Karel XIl (1682-1718), voornamelijk uit den Noordschep oorlog (1700-1721); krachtige grepen in het roemrijk verleden van Zweden en in zijn gedeeltelijken ondergang; en dit feit kenmerkt het best den schrijver, dat hij niet bij de roemrijke overwinningen van den 'Noordschep Alexander' verwijlt; veeleer bij zijn tegenspoed en bij Zwedens grenzelooze offervaardigheid. 'Bemind weze het volk', zoo besluit hij zijn laatste verhaal, 'dat in den val van zijn grootheid, zijn armoe eerde in het aangezicht der wereld' (II, blz. 2;74)!
Al treedt de Koning betrekkelijk weinig op, hij beheerscht het boek evenals hij de 'Karolijners' betooverde. Zijn volk put hij uit, hij begaat onvergeeflijke fouten, norsch en koppig wijst hij elk vergelijk van de hand, hij speelt roet menschenlevens in 't groot en in 't klein, niet het minst met zijn eigen leven....; doch waar hij, kalm en zwijgzaam, voorbijgaat, of waar hij een woord zegt dat buiten elk verband schijnt te liggen: daar gaat alles, begeesterd, op in zijn wil of zijn gril. Hij is de Koning, de Held, de van God gezondene.
Zal dit zuiver meesterwerk in Vlaanderen worden genoten? Het bestaat daarvoor te uitsluitend uit losse novellen, waarin de lyriek te aanhoudend doorwerkt. Dat ware eerder een voordeel, indien de Zweedsche geschiedenis bij ons
| |
| |
beter bekend was: dan sloeg de nationale gloed aanstonds in ons over! Nu echter bieden ons allerlei namen en feiten te weinig houvast: wik zoeken een verband dat er niet is Wij betwijfelen het dus of dit werk écht populair zal worden; maar dit durven wij verzekeren: wie het aandachtig lezen en zich wat inlichten wil, ziet zich, voor zijn moeite, ruimschoots beloond.
De uitgave is verzorgd, zooals wij dat van Die Poorte gewoon zijn. Hierop mogen we toch wijzen: de inleiding van den vertaler (I, blz. 5-6) wordt, in de inhoudstafel 'voorwoord van den schrijver' genoemd (I, blz. 259). De taal kon zuiverder klinken.
Em. Janssen, S.J.
Wies MOENS, Lodewijk Dosfel herdacht. - Ang. Dosfel-Tijsmans, Dendermonde, 32 blz..
Men kan het, met Wies Moens, omtrent politiek en Dietschland oneens zijn; men kan ook de rol van Dosfel, tijdens en na den oorlog, verschillend beoordeelen: - zijn bedachte oprechtheid en onversaagder offergeest trekt niemand in twijfel; evenmin als het weelderig talent (ook als prozaschrijver) en de milde edelheid van zijn bewonderaar die hem hier, op waardige wijze, schitterend herdenkt.
Hoe treffend het beeld van den zwijgzamen jongen advokaat in de vooroorlogsche jaren! Hoe ligt, vanaf 1914, de groote ziel van den leider, strijder en lijder in deze drie zinnetjes uitgedrukt: 'Alles is verbrand, behalve mijn idealen (1914) - Het is mij een eer, voor Vlaanderen geboeid te zijn (1920) - Met zoovelen offer ik mijn leven op, opdat er in Vlaanderen een goed gezag zou komen (1926)' (zie blz. 20-21)! Hoe piëteitvol vinden we ook den eden zuiveraar en zoeker voorgesteld, die met telkens nieuwe veldslagen de waarheid veroverde; doch die er dan alles voor over had (zie blz. 23-24)
Samen met Moens buigen we voor Dosfel's graf het hoofd. Ook wij beschouwen dat graf als een mijlpaal, in den gang naar de volkomen ontvoogding en, met Gods genade, nieuwe verchristelijking van ons volk; en wij wenschen dat velen, dank zij dit warm pleidooi, dezen levensweg nog dikwijls herdenken: tot eigen verheffing en veredeling.
Em. Janssen, S.J.
B. DE CRAENE, Het Leye-Rimpelen beleefd te Leerne '33'34. - Tongerloo, St. Norbertus-Boekhandel, 115 blz..
B. DE CRAENE, Zij die zwijgt. Bandteekening en typograpische verzorging van Jan Stalmans. 1935, Gent, Claeys-Verheughe, 64 blz..
Priester Basiel De Craene heeft temperament. Niet alleen uit de verscheidenheid van zijn literaire productie maakt men dat op; ook uit deze twee dichtbundels: de eerste, met velerhanden inhoud, luidruchtig; de tweede, gedempt van toon, één van conceptie. En telkens als we een der twee werken opslaan, telkens zien wij den priester voor ons, voor wien evangelie en bijbel, natuur en Leie, eenvoudige menschen en Katholieke Kerk één leven zijn geworden: dat van zijn arbeid, genot en liefde; dat van zijn offer, elken morgen, en heel zijn leven door.
Onvoorwaardelijk gaan we echter in bewondering niet op. De weelderige gaven zelf van den schrijver verzetten zich daar vooreerst tegen: elken weg ziet hij voor zich open; in alle richtingen - proza, tooneel, lyriek - gaat tegelijk zijn arbeid. Hij hoort en heest ook letterkundig werk van allerlei slag: allerlei tonen en vormen bootst hij, telkens even gemakkelijk, na. Het wordt een bonte productiviteit, veelzijdig en overvloedig, zonder voldoende zelfcritiek noch zelf-beheersching; niet altijd de zekere uiting van wat, lang, bezonken lag.
Zoo brengen ons deze twee bundels veel erts, dat niet tot gave poëzie werd
| |
| |
gezuiverd en geslepen. En - wat belangrijker is - ook hier vinden wij den gullen volksschrijver vooreerst weer: De Craene's echte persoonlijkheid. Vertellen over Jezus op aarde, Zijn apostelen, Zijn profeten: dat is, dunkt ons, de eerste zending van dezen priester-schrijver; en, om deze bespreking dan praktisch te besluiten, ligt in Zij die zwijgt het plan en het materiaal niet van een uitstekend boek over Onze Lieve Vrouw? Kan dat niet worden, mits soberder stijl, strenger zelfbeperking en cordater afwijzen van alle literatuur, de schoonste vrucht van vrome overweging, veelvuldige kennis en warme menschenliefde?
Em. Janssen, S.J.
Otto BRUES, Fliegt die Blaufusz?, Roman aus der flämischen Bewegung unserer Tage. - Grote'sche Verlagsbuchhandlung, Berlin, 1935.
Otto Brües is misschien beter bevoegd dan welk Duitsch schrijver ook, om uit Vlaamsche stof een roman op te bouwen. Hij is Rijnlander (geboren te Krefeld in 1897); hij is letterkundige en journalist en was frontsoldaat in 1914. Naar we uit het vroeger werk van dezen schrijver kunnen oordeelen, ligt er in Brües een dubbele geaardheid. Aan den eenen kant is hij de lyrische dichter, die opgaat in de schoonheid van idyllische plekjes, van oude gebouwen, van het eenvoudige, met godsdienstzin en humor doorstraalde volksleven maar ook van het prachtvertoon van volksommegangen, van processies en jachtstoeten uit vroeger tijden. Deze aanleg kwam vooral tot uiting in zijn best geslaagden roman: 'Die Wiederkehr', die ons, als in een kerstmisdroom, de symbolische wedergeboorte van den Verlosser in het prachtlievende baroktijdperk voorstelt. Aan den anderen kant is Brües de activist, de man van de daad, die strijdlustig maar offervaardig in het krijt treedt voor de nieuwe volksgemeenschap. Zulke heldendeugd wordt verheerlijkt in den roman: 'Die Fahrt zu den Vätern'.
Het zijn deze twee aspecten van zijn eigen wezen, die Brües verwerkt in zijn roman. Klas Demolder is de dichter-droomer, die vergroeid is met zijn geboortestad Gent en met St. Baafstoren; Marnix Dodoens is de man van de daad, die nergens te zien is en overal kwaad vuur stookt. Een reeks minder belangwekkende gebeurtenissen verzoenen de twee met malkaar in het teeken van de IJzerbedevaart, dat alle Vlamingen vereenigt. Om de twee hoofdfiguren, die goed getypeerd zijn, bewegen zich onder meer Jan de Keyser, de tuchtere oudheidkundige, die raak gevat is; Hans Boetzelaar, flamingantisch deken van Gent, die vrijwel het uitzicht heeft van een vrijzinnig protestantsch dominee; Louis ter Brugge, Vlaamsch burgemeester van vrijzinnig een weinig zelfstandig man en tal van anderen.
In het eerste gedeelte van den roman is de gang van het verhaal te slepend, de lezer geraakt niet georiënteerd. Het tweede gedeelte is vlot, zelfs boeiend verhaald. Wil men den roman met genoegen lezen, dar. mag men dit spel van de verbeelding niet toetsen aan de werkelijkheid.
Dr. J. Van Gorp.
Jacques MUNAUT, Article Un. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 236 blz.
Flinke, weldoende jongenslektuur, blijkbaar geschreven door iemand die zijn padvindertjes door en door kent. Hij maakt van zijn Jean-Marie geen held die al de sporten van den opgang naar de deugd ineens doorloopt, maar een die ook wel blijft staan, ook wel eens achteruitgaat.
De schrijftrant is vinnig ofschoon iet of wat slordig, en jammer, de teekeningen vallen niet erg mee.
A. Snoeck, S.J.
| |
| |
Br. GUMMARUS, Lichtflitsen over de zee (vrije bewerking naar het Duitsch 'Blinkfeuer über der Ostsee' von Franz KAYMER). - Brand, Hilversum, 1935, ing. 28,50 fr., geb. 37,50 fr.
'n Onwaarschijnlijk avontuur, maar in 'n gezond-reëele toon gehouden. De karakterteekening: vast, een beetje hoekig misschien, maar echt. De jongens blijven jongens, worden niet met één slag helden.
En door heel 't verhaal heen, de eigenaardige verkennersatmosfeer, de adem van 't groote, heerlijke spel in Gods natuur, met zijn mannelijke wilsvorming en zijn ongeveinsde vroomheid.
Ten slotte, om geen enkele hoedanigheid van dit boek te verzwijgen; hier en daar is er zelfs naar stijl gestreefd en nemen verhaal en beschrijving expressionistische allures aan.
Warm aanbevolen!
L.M.
Victor GIRAUD, Anatole France. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 260 blz.
Voor een katholiek schrijver is Anatole France eene irriteerende figuur. Zijn universeel scepticisme, zijn elegant hedonisme en zijn agressief anticlericalisme, vooral sinds de zaak Dreyfus, maken het een geloovige, of zelfs een idealist, lastig onbevooroordeeld over het kwaadstichtend werk van Anatole France te schrijven. Daarbij komt dat de artiest in hem niet vrij te pleiten is van gezochtheid en gemanierdheid in zijn stijl, noch de publicist van oppervlakkige en onvolledige studie van zijn onderwerp, b.v. in zijn 'Vie de Jeanne d'Arc'. V. Giraud heeft weten te weerstaan aan alle vooringenomenheid en in dit mooie en zeer lezenswaardig boek schetst hij van den schrijver van Thaïs een genuanceerd beeld waarin licht en schaduw spelen in eene verantwoorde maat.
S.
| |
Opvoedkunde
G. BERTIER, L'Ecole des Roches. - Les Sciences et l'Art de l'Education, No. 9. - Les Editions du Cerf, Juvisy, Seine et Oise.
Schrijver van dit boek is sinds meer dan 30 jaar bestuurder van de beroemde 'Ecole des Roches' en schetst ons hier de geschiedenis en het leven zijner school.
Stichter der school was Edmond Desmolins, een discipel van Le Play. Zoo verstaat men de groote rol der sociale gedachte in den oorsprong en de inricht;ng der school.
De 'Ecole des Roches' sluit zich beslist aan bij de 'Nieuwe Opvoeding'. De kenteekenen dier opvoeding zijn volgens Schrijver:.haar doel, haar milieu en hare middelen. Haar doel: in plaats van een eenzijdige, intellectueele, een algeheele vorming van het kind, naar lichaam en geest, in al zijn vermogens, ook de spontane, die de traditioneele opvoeding te veel verwaarloosde.
Haar milieu: de schooi moet weg uit de stad, naar den buiten, in de ruime natuur, en eischt in plaats van het gewone internaatsmilieu een familiemilieu. Hoe deze voorwaarden in de 'Ecole des Roches' vervuld zijn? De school is gelegen te Verneuil-sur-Avre, in Normandie, te midden van een groot eigendorp van meer dan 50 Hectaren. Haar 350 leerlingen wonen in 10 verschillende huizen die in het eigendom verspreid liggen; de bewoners van elk gebouw vormen een groote familie onder de leiding van een huisbestuurder en zijne vrouw. De jongens vinden dus in zekere mate het familieleven terug.
Hare middelen: die worden besproken in de verschillende hoofdstukken over physische opleiding, handenarbeid en kunstopleiding, intellectueele, zedelijke, sociale en religieuze opvoeding.
| |
| |
Enkele grepen maar: Alle namiddagen worden besteed aan physische opleiding, sport en handenarbeid. De humanistische vorming blijft gehandhaafd de studie van het Latijn begint in de 6e en wordt aan alle knappe leerlingen aangeraden; het Grieksch blijft, volgens Schrijver, liefst voorbehouden aan de allerbesten. Groote nadruk wordt gelegd op de studie der aardrijkskunde (in-vloed der sociale gedachte), vaarrond alle letterkundige vakken worden gecentreerd. De natuurwetenschappen worden onderwezen, zooveel mogelijk volgens de inductieve methode. Elke jongen moet ten minste een vreemde taal leeren en zal daarvoor eenige maanden in het buitenland verblijven.
Veel vrijheid wordt aan de kinderen gelaten, en 30 jaren ondervinding hebben bewezen dat dit mogelijk en nuttig was. De ondernemingsgeest wordt zoozooveel mogelijk ontwikkeld door de jongens te laten medewerken aan den goeden gang van het geheel. Zeer interessant op dit gebied is de rol van den 'capitaine', een jongen die o.a. gelast is met de bewaking van een studie of van een slaapzaal.
De school wil een christelijke opvoeding geven. De bestuurder is een overtuigd katholiek. Een aalmoezenier, geholpen door 3 priesters, zorgt voor de godsdienstige opvoeding der katholieke jongens. Er worden ook kinderen uit protestantsche families opgenomen waarvan de godsdienstige opleiding is toevertrouwd aan een Dominee.
We hopen dat deze vluchtige kijk op de 'Ecole des Roches' den lezer zal overhalen het boek zelf in handen te nemen. Ouders en opvoeders vooral kunnen er veel bij leeren.
Dr. J. Donceel, S.J.
H.J.M. PEEPERKORN, Pr., De zedelijke wilsvrijheid, haar groei en volle wasdom, derde gedeelte - Tilburg, R.K. Jongensweeshuis; Antwerpen, Veritas, 1934, f. 2, -.
Dit boek, derde gedeelte van geen werk over 'zedelijke wilsvrijheid, haar groei en vollen wasdom', handelt meer bepaaldelijk over 'het paedagogisch proces van de doelmatige overlevering der zedelijheidsvorm'. Het bevat twee deelen:.het eerste handelt over de paedagogische tact of de aanpassing van den opvoeder aan den opvoedeling; het tweede over de paedagogische taak of de aanpassing van den opvoedeling aan de zedelijke orde. In deze laatste aanpassing onderscheidt schrijver twee stadia: een voorloopige en globale aanpassing aan de zedelijke orde in de voorpuberteit, tot ongeveer 12 jaar, en een afstemming van den subjectieven ethos op de objectieve moraal, van af de puberteit tot ongeveer 18 jaar.
Titel en onderverdeeling van het werk doenn eerst denken aan een theoretische studie van die gewichtige problemen. Dat wordt ons nochtans niet gegeven. In het aangeduide bestek is de gedachtengang nogal los en vinden we meer een gemoedelijk praten over allerlei onderwerpen die met de hoofdgedachte,eenigszins in betrekking staan.
Toch is het boek, voor wie er geen systematische uiteenzetting in zoekt, alleszins het lezen waard. Want schrijver spreekt over de talrijke aspecten en problemen der opvoeding met veel kennis van zaken; men voelt bij hem werkelijkheidszin gepaard met kennis der theoretische bevindingen; een objectieve kijk samen met veel liefde voor het jonge geslacht; een waardeeten der oude beproefde methoden dat ook het goede door de nieuwe tijden gebracht best weet te benuttigen.
Een kleine opmerking: dat de vrouwen, zooals schrijver zegt, meer naar de uitersten zouden neigen dan de mannen schijnt door het wetenschappelijk onderzoek te worden weerlegd; dit onderzoek bewijst immers dat, althans voor al wat eenigszins kan gemeten worden, de gemiddelden voor de beide geslachten ongeveer dezelfde zijn, maar dat de individueele waarden bij de mannen meer uiteenloopend zijn dan bij de vrouwen.
Dr. J. Donceel, S.J.
| |
| |
Dr. M. MONTESSORI, L'Enfant. - Traduit de l'italien par Georgette J.-J. BERNARD. - Desclée-De Brouwer, 1935, 266 blz., 15 fr.
Doet boek bedoelt niet te zijn een systematische psychologie van het kind. Mevr. Montessorie schrijft hier eenige algemeene beschouwingen over het kind neer, waartusschen vele grepen uit hare lange ervaring, en praktische wenken over opvoeding verwerkt worden.
Wat ons wordt gezegd over handelen en zijn van het kleine kind, over de manier van het op te leiden is, zooals we dat mochten verwachten van de groote Italiaansche pedagoge, van het grootste belang. Mevr. Montessorie heeft het kleine kind met nieuwe oogen bekeken en vond er in wat vóór haar slechts weinigen hadden vermoed. Men leze b.v. de interessante bladzijden over de 'gevoelige perioden' van het kind, hoe de kleintjes op een zekeren ouderdom een behoefte gaan voelen aan orde rondom hen, en hoe ze lastig en 'grillig' kunnen worden als die behoefte niet bevredigd wordt.
Schrijfster spaart aan ouders en volwassenen de waarheid niet, cri ze schijnt ons zelf vrat al te streng te zijn.
De algemeene beschouwingen over het kind zijn tamelijk vaag en hangen maar losjes samen. Maar die vragen;re aan Mevr. Montessorie niet, en het boek behoudt al zijn waarde om het nieuwe en verrukkelijke dat we er over de kinderpsyche in te lezen krijgen. Jammer maar dat het religieuze aspect der opvoeding gansch verzwegen wordt.
Dr. J. Donceel, S.J.
Fr. S. ROMBOUTS, Verstandig studeeren en vruchtbaar werken. - Eerste gedeelte: Werken en willen. (Opvoedkundige brochurenreeks, Nummer 83). R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1936, 133 blz., f. 1,50.
Hoe moeten we 't aan boord leggen om, met het hoofd, vruchtbaar, veel, en zonder overlasting te werken?
Aan de hand van recente onderzoekingen geeft Schrijver daartoe heel wat praktische wenken. Kleinigheden, op 't eerste zicht, maar wie wat ondervinding opdeed, ziet er onmiddellijk de waarde van in.
Veel van die raadgevingen werden reeds vroeger en door anderen gegeven. Men' denkt soms aan een transpositie van oude ascetische 'recepten' uit het zedelijke in 't intellectueele domein. Dat ontneemt trouwens niets aan hun waarde. Belicht door het experiment en anders voorgesteld treffen ze ons als nieuw.
Dit boek is een aanmoediging en een opwekking tot den arbeid. Ook wel een stuk autobiographie. Hier ligt het geheim van 't 'vruchtbaar werken' van Fr. Rombouts.
't Werkje is klaar en pittig geschreven.
In een volgende uitgave (die we durven voorzien) zou, op blz. 103, 'venue' moeten staan in plaats van 'venu'.
We wachten met ongeduld op de twee volgende deeltjes.
Dr. J. Donceel, S.J.
| |
Economie en maatschappijleer
Dr. POELS, Een zestal Redevoeringen. - Uitgave van den Limb. R.K. Werkliedenbond, 205 blz..
Hoofdaalmoezenier sinds 1910 van de sociale werken in de mijnstreek van Nederland, vierde Mgr. Poefs, in 1935, zijn zilveren jubileum. Dat gaf aanleiding tot dezen bundel: de R.K. Werkliedenbond vatte er, authentisch, het sociaal streven en zoeken van zijn geestelijken adviseur in samen. ie e Als priester reeds, nog vóór hij Consultor was van de Bijbelcommissie en Professor aan de Universiteit te Washington, legde deze wetenschaps- | |
| |
man, voor de sociale vragen, een ongewone belangstelling aan den dag. Zijn hart dreef hem daarheen; en het duidelijk besef ook dat de R.K. Kerk, op dit keerpunt van de wereldgeschiedenis, alles met haar liefde en gerechtigheid moet doordringen. Dat getuigen Onze Roeping (1990) en Tijdig (1903): de eerste twee redevoeringen. Onder de vier andere is De Noodkist (1917) de meest beruchte, Het Probleem (1928) de meest bekende: een dubbele aanklacht en, in heide gevallen, een openbaar gewetensonderzoek. De twee overblijvende stukken - Leo XIII en de sociale Quaestie (1911) en Onze moderne katholieke Standsorganisatie (1921) - worden best verhandelingen genoemd: duidelijker richtlijnen voor socialen arbeid kan men niet wenschen.
Elke redevoering, dat spreekt, dient gelezen te worden met het oog op den tijd waarin zij ontstond; doch geen enkele is heelemaal verouderd. En zoo leeren we, in deze feestuitgave, niet alleen den socialen baanbreker kennen: zijn wen verbazender ondernemingsgeest als verstandelijk doorzicht; - voor de geschiedeiiis van de R.K. Werkliedenbeweging in Nederland (en zelfs in het algemeen) heeft zij blijvende waarde.
Em. Janssen, S.J.
Een Held in de Liefde, Opstellen over Mgr. Dr. Alph. Ariëns. - Boekhandel van Sobriëtas, 's Hertogenbosch, 144 blz..
Wij, Zuidnederlanders, keuren Dr. Ariërs veel te weinig. Behalve in de kringen van Sobriëtas, wanneer men den stichter herdenkt van de R.K. Drankweer in Nederland of zijn brochures aanhaalt, wáár wordt hij bij ons vernoemd? Toch vulden de bezielend doorgedreven drankbestrijdersbeweging en de gewetensvolle arbeid van kapelaan of pastoor, op verre na, zijn leven niet. De Nederlandsche R.K. Arbeidersbeweging riep hij in het leven; 'hij was lid van de 'vermaarde “Klarenbeeksche Club”; hij heeft de Apologetische Vereeniging “Petrus Canisius” helpen stichten; hij is cue man van het Geert-Groote-Genootschap (G.G.G.); hij bracht de eerste som voor de Missie-actie bijeen; hij was assistent der Unio Apostolica (een internationale priesterbond die hoogere volmaaktheid betracht); hij was de ziel van “Heemvaart”; hij zat te Maarssen aan wie weet hoeveel touwtjes te trekken.' (J. Galsen, C.M.). En daarbij nog: hij leefde zoo heilig dat, daarover, het laatste woord misschien niet gezegd is.
Als aanvulling van de levensschets die Rector J. Colsen in 1933 liet verschijnen (Dr. Ariërs. - De Zuid-Limburger, Kerkrade, 118 blz.), is dit boek ons even aangenaam als nuttig. Men bundelde er de voornaamste bijdragen over Dr. A., in verscheiden tijdschriften en over verscheiden jaargangen verspreid; de voornaamsten van Ariërs' vrienden en medewerkers kwamen, meer dan eens zelfs, aan het woord: zoo verkreeg de verzameling, naast haar verheffende, ook een documentaire waarde.
Aan de leden van Sobriëtas niet alleen, ook aan al wie belang stelt in de R.K. Arbeidersbeweging, in het Katholicisme zelfs bij onze Noorderburen, bevelen wij dit werk warm aan.... En weze het de voorlooper van een uitgewerkt levensbeeld, een brok geschiedenis tevens: hoe het katholiek leven, van 1890 tot 1925, Holland heroverde.
Em. Janssen, S.J.
Paul CHANSON, Les droits du Travailleur et le Corporatisme, - Desclée-De Brouwer, Brugge, 1935, 247 blz., 12 fr.
Een zeer zakelijk en leerrijk boek. De schrijver is een man van de praktijk: 'je ne suis ni juriste ni économiste; je suis tout simplement un patron catholique, qu'ont toujours passionné les questions sociales'; evenwel, meer dan hij 't verklaart en meent, een juriste en een économiste. Daarbij, zooals hij er op drukt, een kenner en bewonderaar der sociale encyclieken. Hij 'intente un procès en règle' aan de l[.]berale beschaving; hij doet het 'à la lumière de ces encycliques magistrales, cue nous citerons à chaque page - avec dévotion'.
Deze wijzen ons op de zedelijke beginselen en geven enkele wenken van algemeenen aard. Daarop steunend, er uit puttend al hetgeen ze bevatten, werkt
| |
| |
hij de hoofdtrekken uit van een corporatieve inrichting met al hetgeen ze noodzakelijk meebrengt.
Hij is een Franschman en schrijft voor Frankrijk; een en ander blijken duidelijk uit hetgeen hij zegt. Louter overbrengen over de grens ware niet doeltreffend. Maar wie zoekt naar de wijze waarop de pauselijke leer bij ons kan in toepassing gebracht worden moet zijne plannen nagaan en zijne beschouwingen overwegen.
1. Wat met de vakorganisatie gedaan? Ze afschaffen, hare taak rot een onbeduidend iets herleiden? Neen, wordt ons hier geantwoord; ze moet blijven bestaan, hare rol blijft van groote beteekenis, inzonderheid tot bevordering van den socialen vrede.
2. Welke macht toekennen aan de corporatie en hoe haar inrichten? Die macht is zeer aanzienlijk, ook op economisch gebied. Ze zal paritair uitgeo'-'fend worden tenzij wanneer een corporatief - en zelf gelijktallig - organisme bepaalde aangelegenheden tot de uitsluitende bevoegdheid van de werkgevers zal verklaren.
Vooral de uiteenzetting dezer voorgestelde oplossingen is interessant; ze biedt de gelegenheid om te wikken en te wegen omdat de schrijver er meer dan elders eigen opvattingen voorhoudt.
Dr. K. du Bois, S.J.
Dr. Arnd. JESSEN, Lohnt sich eine Abwertung? - Carl Heymanns Verlag, Berlin, 1935, 83 blz.
Neen! heeft de Führer verklaard (11 Sept. 1935); en de onderdaan tracht die verklaring door zijn betoog te staven. Slaagt hij hierin? Wij durven het in twijfel trekken. Maar al hetgeen over andere landen meegedeeld wordt, n.l. over de devaluatie aldaar - o.m. in België en de gevolgen er van is zeer zakelijk en leerrijk.
L. HOYACK, De Grondslagen der economische Autarchie. - De Sikkel, Antwerpen, 1935, 217 blz., 35 fr.
Diep doordacht, edel bedoeld maar, ons inziens, onevenwichtig en irreëel. Wij bevelen gaarne dat boek aan den economist en aan den zakenman aan; niet omdat hij er veel nieuws op zuiver economisch gebied uit zal halen maar omdat hij zal inzien welke hoogst belangrijke problemen de economie stelt; zonder het daarom eens te moeten worden met de 'autarchie' zooals de schrijver ze als redmiddel aanprijst.
Dr. K. du Bois, S.J.
Congres van den Landsbond der Christelijke Mutualiteiten; Verslagen - 1935, 48 + 14 blz.
Deze verslagen, op het Congres (18 Augustus l.l.) gehouden, bevatten cijfers, vele en indrukwekkende cijfers - de genees- en artsenijkundige dienst bereikt 1.082.951 personen! -; maar niet enkel cijfers. Zij leeren ons volgens welke leidende beginselen de Volksbond handelt en vast besloten is te blijven handelen.
K.B.
Ir. K.F. MALLEE, Beteekent Technocratie het bankroet van de Economische Wetenschap? (J. Noorduyn en Zoon, Gorichem, 1935, 75 blz., f. 0,90).
Neen! antwoordt de schrijver beslist en verontwaardigd om den onbezonrien durf der technocraten die zonder veel van economie af te weten er op los gaan. Zijne weerlegging is raak en verdiend. En daarbij geschakeerd: hij erkent dat de technocraten zeer belangrijk feitenmateriaal bijeenbrachten.
K.B.
| |
| |
Dr. F. HOLTHUIZEN, Pr., Studie over voorlichting bij beroepskeuze in Nederland. - Standaard-Boekhandel, 1935, 184 blz., 45 fr.
De schrijver voelt veel voor die voorlichting, en terecht. Zijne principieele beschouwingen over het vraagstuk zijn zeer juist.
De feitelijke toestand in Nederland is ver van aanmoedigend; hij toont het ons aan. Wij hadden wat meer bijzonderheden gewenscht over de bekomen uitslagen en over de middelen om de betreurde tekorten weg te nemen.
K.B.
J. DUBOIN, En route vers l'abondance. - Fustier, Parijs, 1935, 2 deelen, elk 175 blz., 10 Fr. fr.
De schrijver komt terug op hetgeen hij reeds in vroeger werken ontwikkelde, nl. de kenmerken van de tegenwoordige crisis die een overvloeds-crisis is. Hoe ze overwinnen? Door 't gansche productieproces aan den staat over te dragen. De bewijsvoering overtuigt ons niet.
K.B.
Ad. DE VUYST, De Gouden Standaard. - De Handelswetenschappelijke Bibliotheek, Aalst, 1935, 98 blz., 22 fr.
Uitvoerige behandeling van het gouden-standaard-muntstelsel, de verschillende wijzen waarop het verwezenlijkt werd en nu wordt met de uitwerksels ervan vooral op de buitenlandsche betalingen.
De schrijver richt zich tot de oningewijden. Wij vreezen dat ze in de uiteenzetting moeilijk wegwijs zullen geraken en zelfs somwijlen uit het gelezene onjuiste besluiten zullen trekken, b.v. omtrent hetgeen de 'dekking' der bankbriefjes is.
Vóór onze devaluatie geschreven; 't lag bijna geheel persklaar toen ze doorgevoerd werd. De schrijver keurt ze verontwaardigd af.
Dr. K. du Bois, S.J.
Hungerpredigt, Deutsche Notbriefe aus der Sowjet-Union; gesammelt und herausgegeben von Dr Kurt IHLENFELD - Niebelungen-Verlag, Berlin und Leipzig, 1935, 144 blz.
Hongersnood erger dan in 1921-22 teisterde in 1933 verschillende gewesten uit Sowjet-Rusland. Hier vernemen wij de gevolgen ervan, beschreven in brieven van Duitsche colonisten uit die streken. Schrikwekkend en-tevens aandoenlijk om de christelijke gevoelens er in uitgedrukt.
K.B.
| |
Godsdienst
Pieter van der MEER de WALCHEREN, Mijn dagboek, derde druk, definitieve uitgave. - 'Fidelitas', Amsterdam-C., 212 blz., ing. 40 fr., geb. 55 fr..
Deze 'definitieve uitgave' verschilt weinig van den eersten druk, die in 1913 verscheen. Hier en daar werd de tekst stylistisch gewijzigd, voor 't eerst plaatste men er de eigenlijke namen in. Nieuw is de inleiding van Jacques Mai itain; nieuw ook de slotbeschouwing, die Van der Meer schreef 'In festo S. Matthiae, 1923', op den twaalfden verjaardag van zijn doopsel.
Een eigenlijk dagboek is het werk toch niet; een omgewerkt dagboek veeleer, maar de omwerking moet getrouw en oprecht geschied zijn (blz. 1). Het
| |
| |
intiem levensbeeld van een zoekende ziel, vol van edele verheffing en liefdeverlangen; van een globe-trotter die Engeland aandoet, te Parijs gaat wonen en naar Holland weerkeert; die eindelijk, na een reis door Italië, nog eens te Parijs aanlandt, waar het wonder geschiedt. Avonturen naar den geest ook een humanitair voelend, contemplatief aangelegd man, van het begin af bekoord door de heftige oprechtheid van Léon Bloy (bl. 34-36), die, met een walg in zich voor de platheid van deze wereld, zich onweerstaanbaar aangetrokken voelt door de schoonheid, de zuivere verheffing, de macht van naastenliefde en barmhartigheid in de Roomsche Kerk. Zoo wordt hij, den 24n Februari 1911, in St. Médard te Parijs gedoopt; van binnen uit leven we alles mee; en, al scheen elk avontuur toevallig te komen, wij zien het veel te klaar: alles móést zoo gebeuren!
Oorspronkelijke bekeeringsverhalen bezitten wij zeer weinig. Dit vertoont, voor den inhoud, eeni e overeenkomst met Dom Verkade's Van Ongebondenheid en Heilige Banden: minder artistiek verfijnd, is het geschreven met een voller gemoed. Hoe anders het onlangs verschenen boek van Mr. Marchant, Hoe kwant ik er toe?: daar zoek een debater, dapper-oprecht, naar 'een logisch sluitend beeld'; hier hunkert een gekweld gemoed! En beiden vinden, met Gods genade, wat zij zoeken: bevrediging voor den geest, voor 'het hart.
De schrijver vertaalde zijn werk in het Fransch. Ook een Duitsche uitgave, Dazen wij onlangs, wordt voorbereid. Zulk een ruime verspreiding kan alleen veel goed stichten.
Em. Janssen, S.J.
Erik PETERSON, Le mystère des Juifs et des Gentils dans l'Eglise. - Desclée-De Brouwer, 104 blz.
Dit boekje bevat naast een voorwoord van J. Maritain, een commentaar op de hoofdstukken IX, X en XI van den Brief aan de Romeinen, en eene korte studie (eigenlijk eene voordracht) over den geest van de Apostolische Kerk volgens het Boek van de Openbaring. De schrijver Erik Peterson is een duitsch theoloog die zich tot het katholicisme bekeerde en op Kerstmis 1929 in de kerk werd opgenomen.
Wie dit werkje wil genieten zal min of meer ingewijd moeten zijn in de phoenomenologische methode, vermits Peterson volgens zijn eigen getuigenis, langs de school der duitsche dialectische theologie zijn, weg naar Rome vond. Ongetwijfeld biedt zijne exegese iets nieuws, iets zeer persoonlijke en tevens brengt zij de primitieve katholieke teksten in contact met moderne toestander en strekkingen. En dit vooral in de exegese van den Brief aan de Romeinen waarin schrijver een verband legt tusschen de kenmerken van de huidige karaktertrekken van de Joden, en deze die de H. Paulus reeds in zijn beroemd schrift aan het volk van Israël toeschreef.
S.
Thomas MICHELS, Das Heilswerk der Kirche, - Pustet, Salzburg, 104 blz.
Aan de hand van oude liturgische gebeden schetst de schrijver in dit boek de grondlijnen van eene 'sacrale' wereldgeschiedenis, dit is van den menschelijken opgang in het Rijk Christi. Het Mysterie van de Verlossing geeft aan de geschiedenis van het menschdom een bovennatuurlijker zin; het wereldgebeuren wordt eene geschiedenis van het Rijk Gods: het Paradijs, de lange periode van het menschelijk verval en de voorbereiding tot de Verlossing; de hernieuwing 'restitutie', door den dood en de verrijzenis van Christus, het heilswerk van de Kerk door de gedurige hernieuwing van het christelijk offer, de eeuwigheid, zijn de stadia van deze 'sacrale' geschiedenis die samengevat worden in het liturgisch gebed van het Sacramentarium Leonianum waarvan dit werk een breed commentaar uitmaakt.
F. De Raedemaeker, S.J.
| |
| |
CHESTERTON, De heilige Thomas van Aquino - vertaling van H. Reyenen - Foreholte, Voorhout - 1934, 224 blz.
Een Thomasfiguur zooals we die van Chesterton mogen verwachten: de paradoxale verschijning van den achterlijk-geschoolden Aquinaat, die in werkelijkheid traditie en vooruitgang in zich synthetiseerde tot een rationeel verantwoorde geesteshouding en een zeldzaam breede, omvattende levensbeschouwing, waardoor hij voor onze ontwrichte en versplinterde twintig-eeuwsche philosophie een permanente waarschuwing is tot bezinning, en voor onze na-oorlogsche twijfelzucht, met haar dooreenhaspelen van alle proporties, als een levende tabel van de hierarchische ordening der waarden.
En toch lijkt me deze St.-Thomas, juist omdat hij voor iedereen geschreven is, eigenlijk voor niemand bepaald geschikt: te schematisch - en daardoor te simplistisch voor philosophisch geschoolden, veronderstelt hij weer veel te veel, hij oningewijden, de kennis van het Middeleeuwsche kader, en zal hij bij den doorsnee-intellectueel al te vage indrukken nalaten. Best misschien is het boek geschikt voor niet-katholieke zoekers, want we hebben hier niet zoozeer met 'n biographie te doen als met 'n polemisch essai: zijn vechtersmanieren zal Chesterton nu eenmaal wel nooit afleeren!
Een woordje over de vertaling: wie de Fransche omzetting van Maximilien Vox ter hand nam wordt allicht een beetje wrevelig over 'f stroeve en houterige van deze Nederlandsche vertaling. Chesterton veil geen kerkvader zijn: dat mochten de vertalers zich bij hun werk wel eens herinneren.
L. Monden, S.J.
H.L.A. VISSER, Overdrijving en derde mogelijkheid, Cultuurstudie in nieuw erasmiaanschen geest. - Kemink en Zoon, Utrecht, 168 blz.
Zooals blijkt uit den titel, zoekt Visser een middenweg tusschen de uitersten die partijmenschen op alle gebied in schrille tegenstelling tegenover elkander plaatsen. Die houding leunt schrijver aan bij het levensinzicht van Erasmus. Maar de 'middenweg' die in de XVIe eeuw nog liep langs het gebied der katholieke Kerk blijkt nu ver daarbuiten gelegen te zijn. De 'derde mogelijkheid' berust ten slotte op een onaanneembaar adogmatisme en op eene religiositeitt zonder God.
Eens zijn standpunt ingenomen past Visser zijn denkbeelden toe waar hij Romantiek en Classicisme wil verzoenen; Middeleeuwen en Renaissance als vanzelf aansluitende perioden kenmerkt, moraal als godsdienst en godsdienst als moraal tracht overeen te brengen, heldendom tempert door 'behoorlijke energie'. In het laatste hoofdstuk betoogt hij dat er tusschen arbeid en liefde - de twee steunpunten van het leven -, eene plaats moet worden ingeruimd voor humor: een inzicht van het betrekkelijke in 's menschen streven.
Voor een geschoold lezer biedt dit boek interessante beschouwingen.
F. De Raedemaeker, S.J.
TIHAMER TOTH, Ik geloof in Jezus-Christus. - Goede Pers, Averbode, 362 blz., gen. 25 fr., geb. 40 fr.
In deze reeks van zes en twintig voordrachten belicht de beroemde prediker van Budapest, de persoonlijkheid van Christus. De eerste reeks dezer sermoenen: 'Wie is Christus' is eerder apologetisch en bewijst voornamelijk de goddelijki;eid van Jezus door de gewone scripturaire en geschiedkundige argumenten. Het tweede gedeelte: 'Wat leerde Christus', is eerder parenetisch en ontvouwt den rijkdom van de openbaring die Jesus ons bracht. Tihamér Tóth schijnt ons in uit boek tot het volle meesterschap te zijn gekomen van zijn onbetwistbaar galent. De zakelijkheid van het betoog, de duidelijkheid van de indeeling, de aangepastheid van de veelvuldige anecdoten maken de lezing van deze voor-drachten tot een waar intellectueel genot. Aan elkeen weze dit boek ten zeerste aanbevolen.
F. De Raedemaeker, S.J.
| |
| |
S. THOMAS VAN AQUINO, Theologische Summa, XVI Over de godsdienstigheid (IIa-IIae, Q 80-100), Latijnsche en Nederlandsche tekst. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 500 blz., 30 fr.
We hebben reeds meermalen in 'Streven' gewezen op het belang van deze, vertaling van de Summa waarvan een nieuw lijvig deel komt te verschijnen. Dat we er eene vaste Nederlandsche terminologie in vinden voor alle wijsgeerige en theologische begrippen, is niet de geringste van hare verdiensten. De voornaamste problemen die in deze kwesties worden behandeld zijn die van de deugd van godsdienstigheid, van het gebed, het offer, de gelofte, den eed, het bijgeloof, de heiligschennis en de simonie. Heel de reeks komt een eereplaats toe in de bibliotheek van een katholiek intellectueel.
S.
Abbé J. LECLERQ, Au fil de l'année liturgique, Méditations et prières. - 'La Cité chrétienne' Brussel, 326 blz.
'Overwegingen en gebeden' in litterairen vorm. Na inleidende overwegingen over de liefde, die tot de beste bladzijden van het boek behooren, volgen beschouwingen over Advent, Kerstmis en verdere liturgische tijden, afgewisseld met hoofdstukken gewijd aan heiligen en mooie bladzeden over de Meimaand en de seizoenen. Het boek sluit met een hoofdstuk over de liefde.
Wie langs dit boek de Kerk volgt in haar leven, vindt hier een goede leiddraad, in een vorm, die, in zijn gewilden eenvoud soms minder bevalt, maar doorgaans frisch aandoet en sprekend is voor de menschen van onzen tijd.
W. De Roy, S.J.
B. BARTMANN, Katholieke dogmatiek, vertaald door J. LAMMERTSE. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 392 blz., gen. 45 fr., geb. 60 fr.
Een boekje als dit zal vooral aan de priesters groote diensten bewijzen. Voor alle dogmatische onderwerpen zullen ze hier eene bondige, duidelijke samenvatting vinden en de voornaamste teksten uit de H. Schriftuur en de Vaders. Ook vindt men op het einde van elk hoofdstuk een korte paragraaf waar de 'beteekenis voor het leven' van het besproken dogma wordt aangegeven, en zoo de brug wordt geslagen tusschen dogmatiek en ascetiek. Voor verdere studie vindt men op het einde van het boek een 'Literatuurlijst' van duitsche en nederlandsche theologische werken.
F. De Raedemaeker, S.J.
Georges Goyau, Wat Rome is en leert, vertaling van A. Verschuur. - Foreholte, Voorhout, 240 blz.
Met dit boek wordt ons de vertaling aangeboden van het werk 'Le Catholicisme' van G. Goyau, dat verscheen bij Alcan, te Parijs, in de reeks 'Les Religions'.
In het eerste deel handelt de schrijver over 'De goddelijke tegemoetkomingen', namelijk het meedeelen van de openbaring (Oud- en Nieuw Testament) en van de genade, waaraan de mensch beantwoordt door het geloof en zijne goede 'verken. Dan volgt het tweede deel over 'De bewaarplaats en voortzetting van de goddelijke genade: het mystieke lichaam, de Kerk', waarin de bestaansreden, het dogma en de moraal van de Katholieke Kerk worden uiteengezet. Volgt geen breed commentaar op de liturgie der H. Mis onder den titel 'Vervolg van de goddelijke tegemoetkomingen in de liturgie: de H. Mis'. Het boek besluit met een hoofdstuk over 'De katholieke Kerk en de 'andere schapen' 'waarin de mogelijkheden worden onderzocht opdat er 'maar een Herder en één schaapstal mogen wezen'. Dit rijk gedocumenteerd, uitstekend vertaald en mooi uitgegeven boek kunnen we aan alle priesters en ontwikkelde leeken aanbevelen.
F. De Raedemaeker, S.J.
| |
| |
Gods Schepping, XIII geestelijke voordrachten. - Geloofsverdediging, Antwerpen, 184 blz. 12 fr.
We hebben onze lezers regelmatig op de hoogte gebracht van de uitgaven van de Carolus-voordrachten. Gaarne bevelen we ook deze reeks aan, die volgt op en aansluit bij de twee vorige 'God of niets' en 'Gods volmaaktheden g. In deze reeks vestigen we vooral de aandacht op de volgende voordrachten 'gat geloofspunt is' door P. Neyrinck, OP., 'De Scheppingsdaad' door Kan. A. Van Hove, 'Het bijbelsch scheppingsverhaal en de natuurwetenschap', door B. Van Helmond, OR., 'Het bijbeisch scheppingsverhaal en de godsdienstwetenschap', door B. Van Helmond, OP., 'Pantheïsme', door D.M. De Petten, en 'Evolutie?' door P. Maes O.P.
Deze verhandelingen definieeren uitstekend het standpunt dat de katholieke Kerk inneemt tegenover het probleem van den oorsprong der dingen. Zeer aanbevolen opologetische lectuur.
F. De Raedemaeker, S.J.
M. LEPIN, Le Probléme de Jésus. - Grasset, Parijs, 308 blz.
Hilaire Belloc zegt in zijn 'Overschot en Aanvoer' dat het offensief tegen de kerk door de tekstcritiek van het Nieuwe Testament, vroeger zegevierend, nu den terugtocht blaast. Het is geworden 'een defensief, dat waggelt en somtijds gilt. Het moet zich beschutten door te weigeren een klaarblijkelijkheid te zien of door onvolledig te citeeren of zelfs door te zwijgen.' Het boek van Marius Lepin is als een zware mokerslag op de broze theorieën van A. Loisy en Ch. Guignebert die dienen in de achterhoede van de wijkende bijbelcritiek. De schrijver volgt voet voor voet de hypothesen van beide rationalistische geleerden en stelt ze tegenover de historische teksten en de meest elementaire psychologische wetten. De kern van deze studie betreft het 'geloof in de Verrijzenis' van de apostelen. Indien aan dat geloof geen objectieffeit beantwoordt hoe is het dan ontstaan na den - iiadelijken kruisdood van Jesus? en nog wel onmiddellijk daarna? Om dit geloof-zonder-objectieven-grond ook maar eenigzins waarschijnlijk te maken hebben de rationalisten een warnet van hypothesen gespannen tegenn de klaarblijkelijke feiten en teksten in. M. Lepin volgt ze ongenadig op hun tegenstrijdige wegen en drijft ze in het nauw van hunne steegjes-zonder-eind. Na vele jaren tasten ziet men hier de katholieke nieuw-testamentische bijbelkritiek met vastberadenheid ingrijpen in de meest ingewikkelde problemen en klaarblijkelijk triompheeren over 'het overschot' van de rationalistische exegese. Het boek veronderstelt natuurlijk eenige inwijding in de betreffende problemen.
F. De Raedemaeker, S.J.
Drs. J. EYCKELEER en Drs. S. WEVERS, Montfortanen, Uit de Geschiedenis van het oude Israël. - 'De Spaarnestad', Haarlem, Deel I, 160 blz., Deel II 160 blz.
De ondertitel van dit boek luidt: 'naar de gegevens van de H. Schrift, de aardrijkskunde, de archeologie en de profane geschiedenis'. Dat wil zeggen dat de natuurlijke invloeden die op de geïnspireerde schrijvers hebben ingewerkt hier in het volle licht worden gesteld. Er werden dan ook in dit boek een massa wetenschappelijke gegevens verwerkt die het bijbelsch verhaal doen leven en in vele gevallen eenvoudigweg verstaanbaar maken. Het ware te wenschen dat ieder die met bijbelonderricht iets te maken heeft dit boek zou doorwerken om, zoowel aan grooten als aan kleinen een juist en redelijk inzicht te geven in de feiten van de oude geschiedenis van Israël. Overigens wanneer we zeggen a doorwerken' dan is dit bij manier van spreken. Men leest dit werk gewoonweg als een roman, en de talrijke zeer aangepaste teekeningen die het versieren maken heel het verhaal aanschouwelijk. Dat kon overigens iedereen verwachten die ooit Pater Eyckeleer over den Bijbel heeft hooren vertellen. Kortom dit boek is eene aanwinst voor onze katholieke bijbellectuur, een echt baanbrekend en vernieuwend werk.
F. De Raedemaeker, S.J.
| |
| |
E.P. VERTENTEN, M.S.C., Vijftien jaar bij de koppensnellers van Nederlandsch Zuid-Nieuw-Guinea, 170 blz., 15 fr.;
Dr. Fr. OLBRECHTS, Het roode Land der zwarte Kariatieden, 210 blz., 20 Ir.;
E.P.A. VERREET, Het zwarte Leven van Mabumba, 165 blz. 15 fr.
Uitgaven van het Davidsfonds, 1935.
Vlaanderen mag én schrijvers én Davidsfonds dankbaar zijn om deze boeken! Ze getuigen voor den ijver onzer missionarissen en geleerden welke zich niet opsluiten in eng intellektueel-egoïsme maar hunne kennis breed meededen aan hun volk.
E.P. Vertenten en Dr. Fr. Olbrechts hebben hun naam als ethnologen reeds lang gevestigd (van Dr. Olbrechts verscheen bij het Davidsfonds in 1929 'Kunst van vroeg en van verre'). E.P. Verreet is wellicht minder bekend, ten onrechte nochtans. In de nog jonge Vlaamsch-koloniale letterkunde neemt zijn boek een voorname plaats in. Het getuigt van een grondige kennis van ons Kongoleesch negervolkje.
We verhopen dat deze uitgaven er mogen toe bijdragen om Vlaanderen's horizonten te verwijden.
A. Antonissen.
Paul SCHULTE, Kruisridder der lucht. - Nederiandsche vertaling van F.A. Bronklaas. - A.A.M. Stols, Maastricht en Brussel, 263 blz., f. 1,90.
De nederlandsche vertaling van 'Der fliegende Pater' verhaalt de onvoorziene voorbereiding en de oprichting van de MIVA (Missie-Verkeers-Arbeidsgemeenschap) door P. Paul Schulte O.M.I., oud-vliegenier van het duitsche leger, die op het idee kwam de missie te voorzien van de moderne verkeersmogelijkheden. Hij reist door Duitschland, steekt over naar Amerika, gaat een MIVA-film opnemen door het hartje van West-Afrika en komt zijn film afdraaien in Berlijn en in Rome.
Interessant verhaald, leert het boek hoe de moderne techniek het missioneeren kan helpen. Het heeft de allure van een reportagewerk.
A. Snoeck, S.J.
P.L. LANDSBERG, Essai sur l'expérience de la mort. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 102 blz.
De mensch alleen kent de noodzakelijkheid van den dood. Het gaat hier niet over een biologische inductie, ook niet over de experientie van het oudworden en van den dood als eindterm van het lichamelijk leven, zooals Scheler het ontleedt, maar over een echte intuitie van de noodzakelijkheid van den dood, intuitie die de geboorte zelf is van de existentieele philosophie.
De experientie van den dood groeit in de geschiedenis van het menschdom en in de ontwikkeling van ieder menschelijk leven, samen met het bewust worden van de persoonlijkheid, van datgene wat ieder als schat beschouwt die door den dood vernietigt dreigt te worden.
Praktisch kan die intuitie ontvonken bij de 'présence absente' van een gestorven vriend. Dan kan het gevoel opkomen dat men met den vriend waarmee men 'saamzielde' weg gegaan is naar den dood, en in dat gevoel kan het inzicht oplichten van de noodzakelijkheid van den dood. 'Ma communauté avec cette personne semble rompue: mais cette communauté étau moi-même dans une certaine mesure, et dans cette mesure, j'éprouve la mort ä l'intérieur de ma propre existence'. (p. 31).
De onmiddellijke intuitie reikt echter niet verder, maar de existentieele
| |
| |
philosophie wordt er uit geboren. 'Factus eram ipse mihi magna quaestio' (Aug. Conf. IV 4).
De existentieele philosophie veronderstelt een aanvaarding van den dood. Doch het 'sein zum Tode' mag alleen een positieve aanvaarding, een in- wendig-maken zijn van de noodzakelijkheid des doods als van iets wat buiten ons ligt en overwonnen dient te worden. Hier stelt de schrijver zich tegen Heidegger die de grondtendenz van het 'Dasein' in de angst legt wijl integendeel die grondtendenz als diepste weerklank van de zelfaffirmatie van de persoonlijkheid in de Hoop ligt.
Als dit opgesteld is gaat P.L. Landberg dit meer historisch toetsen, eerst aan de experientie van den dood door Augustinus beschreven in de Conf. IV 4, dan in een overzicht van de groote systemen uit de oudheid, om te culmineeren in de christelijke experientie van den dood waar de moeilijkheid van de platonische ideeën opgelost wordt in de God-Persoon waaraan alle christenen deelachtig worden. Uit dit standpunt gezien wordt, in het geloof, de Hoop verbovenna-tuurlijkt, zoozeer zelfs dat bij de mystici ook in het volle bewustzijn van hun levensaktiviteit het verlangen opbloeit naar den dood als eeuwige vereeniging met den Bruidegom.
Uiterst interssant is het kleine essai waarin tegenover de bekoorlijke, al te beroerd-menschelijke angstphilosophie de toon verlegd wordt naar de ernstige Hoopphilosophie als basis voor de hoogste werkelijkheid van ons christen geloof. Een heerlijke aanwinst voor de 'Questions disputées'.
A. Snoeck, S.J.
| |
Varia
L'Avenir de la culture. - Parijs, Institut International de Coopération Intellectuelle.
In 1933 vergaderde te Madrid, onder het patronage van het 'Institut International de Coopération Intellectuelle', een groep Europeesche geleerden om samen, volgens een vooraf meegedeeld schema, de vraag te bespreken: 'Waar gaat onze beschaving; naar toe? Hoe staat het met onze kultuur?' Twee-en-twintig geleerden namen aan de bespreking deel. Na het debat werden door de voorzitster, Mevrouw Curie, enkele besluiten goedgekeurd waarvan het voornaamste luidt: '... adat de toekomst van de kultuur, zelfs binnen de nationale groepen, ten zeerste verbonden is met de ontwikkeling van die algemeene elementen die op hunne beurt afhangen van eens organisatie van liet menschdom als een zedelijk en juridisch geheel'. Dit besluit geeft het best den algemeenen zin weer van deze belangrijke bespreking.
Alhoewel we mogen betreuren dat er door het Comité werd beroep gedaan noch op vooraanstaande katholieke geleerden, noch op een vertegenwoordiger van de Nederlandsche cultuur, toch moeten we het belang van dit verslag ten volle erkennen.
F. De Raedemaeker, S.J.
J.E. KESTELOOR en J. VERMEERSCH, Handelsproducten. - Karel Beyaert, Brugge, twee deelen; 20 en 35 fr., samen in één boek: 50 fr.
Over een zeer uitgebreid en ingewikkeld onderwerp hebben de auteurs een bevattelijk overzicht in hun handboek gegeven... In het eerste deel worden de delfstoffelijke producten en bijproducten behandeld; in het tweede, de plantaardige en dierlijke. Schrijvers hebben voornamelijk het middelbaar onderwijs van dienste willen zijn. Daarin zijn zij uitstekend geslaagd. Daar heerscht orde in de behandeling van de stof; de gegevens zijn overvloedig, zeker en op aanschouwelijke wijze voorgesteld. Zoo kan o.m. het hoofdstuk over het ijzer als model voorgesteld worden.
Al kan men van een handboek geen grondige, uitgebreide behandeling van
| |
| |
een onderwerp verlangen, toch zal dit werk ook meer gevorderden van dienst kunnen zijn.
Prof. W. Koch.
Ivar LISSNER, Blick nach draussen; Frankreich, U.S.A., England heute. - Hanseatische Verlagsanstalt, Hamburg, 85 blz., 2 RM.
De schrijver, een 'jongere', wil aan zijne landgenooten de drie landen, in dien ondertitel vermeid, leeren kennen en vooral aantoonen dat ze niet als waarlijk Duitschland-vijandig mogen aangezien worden. Hij slaagt in zijn voornemen doordat hij alles laat uitkomen wat die gunstiger stemming rechtvaardigt. Hij is zeer zakelijk; wij kunnen bij hem veel leeren over de drie landen waarover hij ons onderhoudt. Moge hij velen overtuigen!
K.B.
Drs. P. VAN HOUTE, België. - J. Muusses, Purmerend, 1935, 136 blz., f. 1,50.
In zijn voorbericht bespreek. Schrijver als het ware zijn eigen werkje, en doet het zeer goed. 'Dit werkje over België is bestemd voor hoof dactecandidaten. Mogelijk kan 't ook als eerste oriëntatie bij andere studie dienen.
'In dit boekje werd vóór alles naar beknoptheid gestreefd. Dit leidde tot beperking, ook daar waar de aantrekkelijkheid van het onderwerp tot verdere uitweiding lokte. In hoofdzaak bepaalden we ons dus tot het trekken van enkele dikke lijnen. Sommige onderdeelen zijn, mede in verband met de bijzondere beteekenis voor ons land, wat uitgebreider behandeld. We denken bijv. aan Antwerpen als havenstad en de Vlaamsche kwestie.
'Overigens is de stof zooveel mogelijk geschematiseerd, wat hopelijk de overzichtelijkheid ten goede mag zijn gekomen.'
Enkele op- en aanmerkingen willen we toch voorleggen.
In de eerste plaats is het werkje veel rijker aan inhoud dan de titel veronderstellen doet, vermits toch ongeveer een-vierde van de beschikbare ruimte aan de studie van Kongo wordt besteed.
Anderzijds schijnen ons de lange uitweidingen absoluut niet gewettigd. Voorzeker hebben de vraagstukken, die erin besproken worden voor Nederland een speciale beteekenis en is de les in de aardrijkskunde, zooals men eens heeft gezegd, een zeer bruikbaar middel om kennis mede te deelen over een aantal zaken, die anders onaangeroerd zouden blijven, alhoewel een omwikkeld mensch er algemeene begrippen dient van te bezitten, maar in een aardrijkskundige handleiding moet het toch hoofdzakelijk over aardrijkskunde gaan. Extra-geographische onderwerpen mogen misschien wel worden aangeraakt, maar zeker niet in 't lang en in 't breed besproken worden. Het is een gebrek aan aardrijkskundige tact.
Meer speciaal werd de lange uitweiding over de Vlaamsche kwestie (8 blz.), al is het ook om andere redenen, door de Vlaamsche pers gehekeld. Maar ook elders in het boek komen wel uitdrukkingen voor, die bij een Nederlander onfatsoenlijk klinken en voor de Vlamingen ergerend zijn zooals 'La Ligue pour la Protection de la Nature', 'Institut Météorologique de Belgique', 'lin de Courtrai', 'blauw lin des Flandres'.
Onder de onnauwkeurigheden, die hier en daar aan de aandacht van Schrijver zijn ontsnapt vermelden we meer bijzonder het feit dat het Albertkanaal Diest niet aandoet en de tegenstrijdigheid op blz. 110 tusschen tekst en kaart. We betreuren het ook dat nergens een schaal werd opgegeven en geen de minste aandacht aan de behuizing werd gewijd.
Eindelijk ontbreken in de literatuuropgave een reeks meldenswaardige werken. We vermelden o.a. en memoriter: J. Halkin: Géographie de Belgique; J. Halkin: Géographie du Congo; A. Michiels en N. Laude: Notre Colonie; Ch. Stevens: Quelques Remarques sur la Morphologie de la Belgique; M. Lefèvre L'Habitat Rural en Belgique; en vooral de uitstekende regionale kaarten, die met het begeleidend kommentaar door P. Michotte en M. Lefèvre worden gepubliceerd.
Prof. L.G. Polspoels.
| |
| |
Dr. W. DE SITTER, Hoogleeraar te Leiden, Kosmos. W.P. Van Stockum & Zoon, Den Haag, 1934, 231 blz. met illustraties, f. 2,75.
De inhoud van dit boek is de schriftelijke, eenigszins bijgewerkte, weergave van 'n zestal lezingen die wijlen Prof. De Sitter in 1931 gaf te Boston (U.S.A.) op uitnoodiging van het Lowell-instituut. Onderwerp dezer lezingen inas: de evolutie in de opvattingen over den bouw van het heelal. Waar het vanzelfsprekend ondoenbaar was in 'n half dozijn lessen 'n volledige geschiedenis van het onderwerp op te disschep, verkoos de auteur zichh te houden aan enkele, voor de astronomie bijzonder vruchtbare tijdstippen, en de tusschenliggende perioden eenvoudig onverlet te laten.
Zoo vinden we achtereenvolgens behandeld:
1o | De opvattingen der Ouden. Vooral bij Ptolemaeus en Copernicus wordt hier getoefd, om reden meest van hun verschillende interpretatie van de schijnbare bewegingen in het planetenstelsel. Waar deze eerste les tevens als inleiding voor de heele reeks moet dienen vangt ze aan met 'n uiteenzetting van wat doel en methode zijn van het wetenschappelijk onderzoek. |
2o | De nieuwe opvattingen die van de 16e tot de 18e eeuw doorbreken. Kepler, Galileï en Newton zijn hier de domineerende figuren. Uit de waarnemingen en conclusies van de twee eersten, de theoretische beschouwingen van den laatste wordt de moderne astronomie geboren. |
3o | De eerste studiën over de vaste sterren door William Herschel en zijn opvolgers op het einde der 18e eeuw. Dan eerst wordt:n ruime mate aandacht besteed aan het systeem der 'vaste sterren'; tevoren bleef de belangstelling bijna uitsluitend beperkt tot de hemellichten van ons zonnestelsel. |
4o | De verdere onderzoekingen naar den bouw van het sterrenstelsel. De groote rol hierbij door den Nederlandschen geleerde Kapteyn gespeeld wordt terecht belicht. |
5o | De verruiming van de waarnemingsmogelijkheden bewerkt door het aan-wenden van hemelphotographie en -spectroscopie, alsmede door het indienststellen der groote telescopen. |
6o | De relativiteit en de moderne theoriën over het heelal. |
Op veel bijzonderheden kon de lesgever, wegens den beperkten tijd, zijn toehoorders - nu zijn lezers - niet vergasten. In ruil daarvoor gaf hij ze de klare essentie van het onderwerp, toonde hij de sterke lijn die de opeenvolgende wereldbeelden aan elkaar verbindt vanaf de primitieve, bijna niets met de werkelijkheid gemeens hebbende, tot de huidige steeds enger en enger de werkelijkheid insluitende. Des te zekerder kon Prof. De Sitter grijpen naar de kern van de ontwikkeling in onzen tijd waar hij de laatste decennia, met hun enormen bloei op astronomisch gebied, intens meeleefde en zijn naam onafscheidbaar verbond aan de oplossing van 'n gansche reeks problemen. Ook zijn beklemtooning van de onderlinge hulp die meerdere wetenschappen elkaar bieden, en van het eng verband tusschen technischen vooruitgang en wetenschappelijke vordering klinkt interessant. 'n Paar uitlatingen in het boek echter zijn wetenschappelijk moeilijk te verantwoorden. In recensies die zich tot 'n gespecialiseerd publiek richten werd daarop trouwens reeds gewezen. Verder blijft 'n uitlating als blz. 217
Het heelal is eeuwig en heeft geen ouderdom', ook natuurwentenschappelijk, uitsluitend voor rekening van den auteur.
Dit terzijde gelaten is het boek, voor ontwikkelde leeken die zich voor na-tuurwetenschappen interesseeren, zeer genietbaar.
Vermeld zij nog dat het boek eerst in het Engelsch verscheen en door Dr. J.C. Proost-Thuden Van Velzen werd vertaald.
De firma Van Stockum en Zoon zorgde voor 'n nette uitgave met enkele passende illustraties.
Prof. A. Van Hoof.
Dr. A. ABAS, Astrologie bezien in het licht der moderne wetenschap. - 'Kosmos', Amsterdam, 1935.
Voor wie het nok niet wist: Astrologie (sterrenwicheling) niet te verwarren met astronomie (sterrenkunde) - is de wetenschap(?) die het verband bestudeert tusschen 't karakter, den aanleg en den levensloop van den mensch,
| |
| |
en den stand der hemellichamen op 't oogenblik van zijn geboorte. Volgens de astrologen toch ziet het individu zijn vermogens en leven bepaald door die hemellichamen van ons zonnestelsel, die aan den horizon rijzen bij zijn eerste ademhaling.
Van dezen diepgaander invloed der hemellichten, hoe onwaarschijnlijk hij ook Ilinke, is schrijver heilig overtuigd. Wat zijn recht is. Evenals het ons recht is ons te ergeren aan 's schrijvers argument: 'Nu is het een a priori uitgemaakte zaak, dat zodra wij redeneren van 'ons zonnestelsel' wij daarmee impliciter aannemen en toegeven, dat wij, als bewoners van deze aarde, onderworpent zijn aan de wetten van dit ons zonnestelsel'. (blz. 47).
Naast 'n beknopt historisch overzicht van de astrologie, vinden we drie takken dezer zgn. wetenschap bondig behandeld
1o) de astropsychologie - afleiding van 's menschen psychische en phy-sieke constitutie uit zijn geboorte-uur; 2o) de astropathologie - toepassing op de geneeskunde van de uit het geboorte-uur verworven kennis van 's menschen constitutie; 3o) de astroprognose - aanwending van liet bekend verband, stand der hemellichten bij geboorteleven tot het doen van voorspellingen.
De titel is misleidend in zooverre hij het vermoeden wekt, of althans wettigt, dat het boekje 'n wetenschappelijk onderzoek bevat naar de kern der zaak, n.l. het al of niet bestaan van het hoogervermeld verband, waarmee de heele astrologie staat of valt.
Hiervan vinden we echter niets, 't blijft bij losse bevestigingen met alleen het aanbod deze elders te bewijzen.
De meeste eer van het werkje gaat naar den uitgever.
Prof. A. Van Hoof.
***La Société des Nations, ses fins, ses moyens, son ouvre. Secretariaat van den Volkenbond, Genève, 1935, 236 blz.
Geen opeenstapeling van teksten maar eene uiteenzetting van hetgeen feitelijk van den Volkenbond mag verwacht worden alsook van hetgeen hij tot stand bracht. Aan te bevelen aan wie zich over de hoofdzaak wil documenteeren.
M. VAN COPPENOLLE, Kunstschilder Floris Van Acker. - Eigen uitgave, St.-Andries (Brugge), 1935, 35 blz. 5 fr.
Wie over een kunstenaar schrijft loopt een dubbel gevaar: alleen den kunstenaar te belichten en den mensch te vergeten of vice-versa. Bijna spontaan helt men aan een van beide kanten over. De jonge auteur blijkt hier die moeilijkheid overwonnen te hebben. Wat meer zorg voor de taal ware wenschelijk geweest. Het werk is rijk geïllustreerd. L.S.
J. MARITAIN, Lettre sur l'Indépendance. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 66 blz.
In deze brochure, verschenen als nr. 7 in de 'Courrier des lies' tracht Maritain zijne houding als katholiek philosoof te bepalen in het politiek conflikt dat in Frankrijk, tusschen rechts en links, tot burgeroorlog dreigt over te slaan. Als christenen, zegt hij, moeten we boven die partijen staan en een soort partij vormen van 'onafhankelijken', een front van het 'bonum commune'. Deze partij moet met alle krachten een doel nastreven dat nog ver is afgelegen, maar waarvoor onmiddellijk moet worden gewerkt op politiek terrein 'Le problème qui se pose devant eux (dë onafhankelijken), et qui est insoluble à toute politique à objectif rapproché, est de conduire.... les cités politiques existantes, à travers les vicissitudes et la dissolution du régime actuel, jusqu'à un régime nouveau de civilisation, foncièrement différent du régime actuel, parce que réfractant effectivement dans le social-terrestre les exigences évangéliques'. (blz. 50).
Het programma van Maritain schijnt ons te vaag om als basis te dienen voor eene werkelijke politiek, alhoewel vele beginselen door den katholieken:wijsgeer vooropgezet alle katholieke politici aanbelangen.
F. De Raedemaeker, S.J.
|
|