Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 496]
| |
De beteekenis van L. Klages voor de Karakterologie
| |
[pagina 497]
| |
waarde van zijn eigen persoon, door zich te omhullen met 'idealen'. Het Kristendom is ook voor Klages een groote vijand: worden de gezonde krachten van het bloed daar niet onmeedoogend onderdrukt, als zonden van het vleesch? De middeleeuwen zijn de voorloopers van de huidige 'techniek', daar de geest vrij kan heerschen, eens dat het lichaam 'ontzield' is geworden door het bedwingen der instincten. Evenwicht was het kenmerk van den oertoestand van den mensch. Toen leefde de 'magische mensch' die sterk met de natuur verbonden was, gelijk Bachofen hem heeft verzonnen. Taal, mythe, sage, huis gerief en ornament uit drie primitieve tijden, wijzen er op. Deze oertijd was rijk aan beelden en visioenen. Toen leefde de mensch, die zich gewillig schikte naar het rythme van het natuurgebeuren. Deze 'homo divinans' was vol zinnenvreugde, leefde vrij van alle gedachtenzorgen. Het was de held, zooals alle heldensagen hem ons schilde ren en gelijk Nietzsche over hem dichtte, toen hij het had over den 'üebermensch'. De intocht van het menschelijk bewustzijn echter sloeg een kloof in de eenheid der wereld. De latere mensch, de 'home faber', dien het Kristendom mede hielp vormen, wou het leven beheerschen. Dit is wel goed te praten, als men het zwaartepunt van het leven in het hiernamaals verlegt, dat men zich verdient, door het meesterschap op het aardsche leven te bevechten, maar het wordt toch al te belachelijk, als men door den geest, op rationalistisch-mechanische wijze, deze aarde wil tot 'vervolmaking' voeren... De geest als de moordenaar der ziel, dit is ook het thema van de psychologie. | |
Het Karakter volgens Klages. - Lichaam, ziel en geest.De hedendaagsche proefondervindelijke zielkunde ziet het psychische feit niet als de uitdrukking van den geheelen mensch, maar als een bestanddeel er van, dat gemeten wordt en in getallen uitgedrukt bedrijvigheid die meer mathesis beoogt te zijn dan metaphysica! De hedendaagsche wijsgeerige zielkunde is zoowat de karakterkunde van het abstracte wezen van den mensch. De persoonlijkheid is evenwel een individueele en ondeelbare eenheid, omdat geen vitale eenheid kan gedeeld worden. Neem ik een deel weg, zooals een been bij den mensch bijv., dan blijft de levenseenheid ongeschonden, of ontstaan er twee eenheden, zooals bij het ééncellig wezen.Ga naar voetnoot(5) | |
[pagina 498]
| |
Daarom bestudeert Klages het individueele karakter, vanuit het karakter, d.w.z. psychologisch, en niet van zedelijk standpunt uit. Want, moest ik van dit laatste uit vertrekken, zoo leert hij, dan liep ik reddeloos verloren. Zeg ik bijv. van iemand dat hij de karaktereigenschap heeft, eerlijk te zijn, dan vel ik over zijn gedraging eenvoudig een ethisch waardeoordeel, maar tref ik niet een karaktereigenschap. Want wij meenen hierbij toch, dat deze persoon 'niet-. oneerlijk' is; en deze gedraging kan voortspruiten uit verschillende karaktereigenschappen, zooals vrees voor straf, eerzucht en wat weet ik meer! Men moet geen morale, maar charakterologische indeelingen van eigenschappen kunnen opstellen.Ga naar voetnoot(6) Welk is de charakterologische weg naar het wezen van het individu? Het is het 'deuten' der lichaamsbewegingen, nl. door intuitief vatten bij middel van wat Klages instinkt noemt.Ga naar voetnoot(7) Deze intuitie in de lichaamsbewegingen van anderen, gaat het nadenken over ons zelf vooraf, al vooronderstelt ze de subjectieve deelname aan de gevoelens van andere wezens, doordat ik zelf eenigszins ben als zij! De stof der kennis van de anderen lever ik zelf: enkel bij het zien van een gezichtstrek van een vriend, voel ik dat hij zich verveelt. Wij mogen dan wel zeggen, dat de lichaamsbeweging, de taal der ziel is. Vat wij gewoonlijk taal noemen, is slechts een deel der uitdrukkings- of taallagen in het algemeen. Ook de taal is een middel om in te dringen in de rijkgevulde schatkamers der ziel. Ze is zooals het oor-deelsvermogen en het werktuig een pantomimische uitdrukkingswijze, waarvoor alleen de mensch beschikt; het is immers een onbewust 'darstellende' beweging, terwijl de mimische uitdrukkingswijzen slechts onbewust uitdrukkende bewegingen beteekenen, In iedere deelverschijning nochtans van het organisme zit het geheel der ziel. Deze is het lichaam, waarvan ze als het inwendig leven is, bij gevolg even vervloeiend en veranderlijk. Lichaam en ziel zijn de twee polen des levens, waarbij de geest als spelbreker optreedt. De geest tracht het lichaam los te maken van de ziel, om aldus het leven te duoden, 't Is door hem, dat de mensch zich van het dier en de wereld onderscheidt. want hij staat boven ruimte en tijd. Zijn werking is negatief, doordat deze geest, waarvan de kenmerkende daad niet zoozeer kennis, maar wil is, het leven bedwingt, bemachtigt, beheerscht, en 'verdinglicht'. Als Descartes zich zelf vindt, en zijn bestaan bevestigt, door het 'Cogito, ergo sum', dan stelt Klages daartegenover: 'Volo, ergo | |
[pagina 499]
| |
sum'. 'Wille und Selbstbehauptung sind eines und dasselbe, und seiner als eines Wollendes innewerden, heisst: innewerden des eigenen Ichs.Ga naar voetnoot(8) Dit Ik is dan op te vatten als het kruispunt van ziel en geest: hier is niet het lichaam, de kerker der ziel, maar hier is het de geest, waarin het Ik de ziel of het lichaam (wat toch het zelfde is) opgesloten houdt. De ziel is immers draagster van de drang, zich zelf te geven en te vervloeien in den geest echter, leeft de drang tot zelfbehoud. Dit beteekent niet, dat iedere handeling louter uit den drang tot zelfbevestiging van den wil komt: wel, dat ze er minstens rechtstreeks en onmiddellijk uit voortspruit, alhoewel ze tenslotte onrechtstreeks dus, haar oorzaak kan vinden in den drang tot zelfovergave. Deze laatste zelf echter, kan niet onmiddellijk aanleiding zijn tot een handeling. Klages verduidelijkt dit met twee voorbeelden.Ga naar voetnoot(9) Vooreerst, wanneer een begenadigd beeldhouwer, met hamer en beitel, het beeld van een god uit een marmerblok schept, zoo kreeg hij deze idee natuurlijk niet ingegeven door zijn wil, maar dank zij het intuitievermogen der ziel; en in betrekking hiermee, vervult de wil de zelfde rol als hamer en beitel, die toch niets anders doen dan het marmer... stukslaan. De wil is van een vernielzuchtige natuur, alhoewel hij in dienst kan staan van scheppende en positieve vormingsaan-driften. - Het ander voorbeeld luidt aldus: De liefde stelt daden, maar slechts door bittere zelfverloochening, want de liefde zelf handels niet, wanneer er gehandeld wordt. Valt uw geliefde in het water, dan springt U haar zonder bedenken achterna. U kunt het doen, omdat uw bezitsdrang bedreigd wordt, maar ook uit ware liefde. Eens in 't water, moet U ophouden te beminnen en ü in liefde weg te schenken, of ü zijt verloren. Wilt ge beiden gered worden, dan dient er gestreden tegen water, tegen de geliefde, die onzinnig en ondoelmatig beweegt: ge wordt gedreven door uw wil tot volharden en overwinnen, in één woord door de wil tot macht! Is het hierdoor niet duidelijk, dat iedere handeling of bewuste handeling onmiddellijk wordt veroorzaakt door de 'Selbstbehauptungstriebe', en slechts onrechtstreeks door de 'Selbsthingebungstriebe'. | |
Willekeurige en zuivere uitdrukkingsbewegingen.Aan de tegenstelling van geest en ziel, beantwoordt het onderscheid tusschen willekeurige en zuivere uitdrukkingsbewegingen. De | |
[pagina 500]
| |
uitdrukkingsbeweging drukt rechtstreeks de ziel uit, maar ook de willekeurige beweging of handeling, zoo zagen wij, ontspruit aan den levensgrond, en wordt door de wil, die geen motorische kracht is, slechts gericht en beheerscht. De zich uitdrukkende levensbeweging, ten eerste, is synoniem van gemoedsbeweging of gevoel. Intensiteit komt de gevoelens als dusdanig (wezenlijk dus) niet toe, daar ze louter qualiteit zijn. Hongergevoel is wezenlijk (qualitatief dus) verschillend van dorstgevoel, maar van beide kan men zeggen, dat ze meer of min hevig zijn (quan. titelt)! De intensiteit komt evenwel toe aan de beweging, die de keerzijde is van het gevoel in een zelfde levensgebeuren. Want iedere gevoelsaanleg is toch noodzakelijk een aanleg van aandrift. Ben ik bijv. mistevreden, dan liggen in mij bepaalde aandriften gereed, die innig met dit gevoel verband houden. Aan toorn beantwoordt de vernietigingsdrang, en een drang tot vluchten is de tegenhanger van de schrik. Dit is ook de leer van Mc. Dougall. Ieder gevoel dankt zijne hoedanigheid aan den aard zijner stemming en gaat door, voor meer of minder intens, volgens de aandrang, die er onafscheidelijk aan vastzit, min of meer kan verhoogd of versterkt worden. Grootere of mindere nijd blijft nijd, wat de stemming betreft, maar de aandrif tskracht verschilt. - De uitdrukkingsbeweging is juist de voorwerpelijke verwezenlijking van de aandriftskracht die in een bepaalde levenstoestand aanwezig is. Vandaar de wet 'Iedere uitdrukkingsbeweging van het lichaam realiseert het beleven van den gevoelsaandrang, die zich in die beweging uitdrukt.'Ga naar voetnoot(10) De twijfel, bij den vliegenden vogel, drukt zich uit door de onzekere richting der vlucht; in spanningsvolle verwachting, blijf ik stom en bewegingloos: ik kik niet! Maar bij streving, gaan alle bewegingen in de richting van mijn lichaam weg. Iedere afzonderlijke uitdrukkingsbeweging is aldus de uitdrukking van den ganschen toestand der le-venseenheid. De wilshandeling, ten tweede, onderscheidt zich van de vorige, doordat er een doel bij voorzit; de loutere uitdrukkingsbeweging gehoorzaamde aan een aandrang, maar was doelloos, zooals blijkt uit het voorbeeld van den man die plots in woede ontstoken, op tafel slaat, en daarbij een paar tassen vernietigt. Deze uitslag werd niet beoogd! Ware dit wel het geval, dan zou het een wilshandeling zijn. Nu moet enen ook beter inzien, dat het verstaan der uitdrukkings- | |
[pagina 501]
| |
beweging niet dank zij een analogie-besluit gebeurt of een invoeling, maar door onmiddellijk vatten van 'beelden', die het symbool zijn der uitgedrukte beweging, Dit 'verstaan' berust dus op het geloof dat die 'beelden' werkelijk zijn. En ja, zegt Klages, 'nicht Dinge, sondern Bilder sind beseelt; das ist der Schlüssel zur ganzen Lebenslehre'.Ga naar voetnoot(11) wat is zulk beeld? Het is het 'beeld' van het water, dat het dorstige paard aantrekt, en de honigzoekende bij wordt ge-trokken tot het 'beeld' der bloem. Klages bedoelt hiermede niet, dat het dier een voorstelling in het bewustzijn heeft, maar dat het hier gaat om een vitaal proces, een beleven van de ziel, Dingen en personen bestaan, maar beelden leven werkelijk in de ziel, want ze werken, zonder te handelen, zooals de bloem op de bij. Zoo beïnvloeden ons de 'beelden', zooals de bevruchte cel in den moederschoot opgroeit naar de vormende kracht Jan het 'beeld' van het toekomstige organisme. Men mag zeggen dat er een polaire spanning bestaat tusschen 'beeld' en ziel (of lichaam). De geest is daar wezensvreemd aan het voorstellingsbeeld, dat de ingenieur van de machine heeft, die hij opbouwt, komt uit den geest en heeft niets gemeens met het 'beeld' waarvan hier sprake. Kan beter aangetoond worden, dat lichaam en ziel een levenseenheid vormen, waar de geest uitgesloten is?! Doen wij, vervolgens, de leer van Klages geweld aan als wij haar houden voor een romantisch, optisch Platonisme, voor hetwelk de wereld der dingen, een wereld van symbolen is? Het schouwen der 'Urbilder' wordt tot den oertijd teruggebracht, of komt soms nog voor in begenadigde oogenblikken, of in den droom, wanneer reen in ekstase verkeert. Zoo kan men honderdmaal door een woud gewandeld zijn, maar eens slechts heeft de ziel het gezien: dit oerbeeld ontrukt als het ware de ziel aan het Ik. Ons dunkt, er is een verre gelijkenis met Platon, al gaat de vergelijking op vele punten mank... Een moeilijkheid bij het begrijpen van de uitdrukkingsbewegingen bij den mensch is, dat deze zich bijna nooit geeft gelijk hij is, maar hij zich van idealen omgeeft. Hij is immers schijnheilig, en doet zich voor zooals hij zou kunnen worden, van het standpunt der waarden uit gezien. Men doet zich voor als edelmoedig (waarde!) en men geeft slechts, om zich te doen gelden. Klages antwoordt hierop, en de waarheid van zijn bewering blijkt uit het aangehaalde voorbeeld, dat iedere wilsmatige beweging van den mensch toch, al is het onbewust, medebepaald wordt van zijn persoonlijk beeld, dat hem leidt. Het geven der aalmoes spruit immers voort uit de geldingsdrang!... Klages | |
[pagina 502]
| |
schrijft het letterlijk: 'Iedere wilsmatige beweging van den mensch wordt onbewust door zijn persoonlijk 'Leitbild' medebepaald.'Ga naar voetnoot(12) Natuurlijk kan een doelbeweging verschillende beteekenissen hebben, maar men mag ze nooit een bepaalde inhoud toeschrijven, dan na haar gezien te hebben in de gansche situatie, waarin ze zich voordoet. Hoe doet zich het karakter voor, wanneer wij het op die wijze trachten te benaderen? Het karakter is geen bijkomstig uitzicht van de ziel, zooals wel eens gemeend wordt. Neen, het is de kern van ons wezen en bestaat in het, voor ieder van ons, eigen verband tusschen leven en geest. Door deze specïale verhouding ben ik geneigd te handelen en te lijden in een bepaalde richting, wat nog niet wil zeggen, dat ik noodzakelijk in een welbepaalden zin moet handelen. Maar de metaphysische grondslag van mijn individualiteit blijft steeds wat zij is: ik blijf steeds dit bepaalde individu. Dit klopt met de thomistische zienswijze, dat, eens de vorm in de stof, oorzaak van alle veranderingen, is ontvangen en er samen een individu heeft mee gevormd, die eens ontvangen 'plooi' in den vorm, blijft voortbestaan. zelfs na de dood, in onze onsterfelijke ziel.Ga naar voetnoot(13) | |
Samenstelling van het karakter.Het karakter wordt vijfledig opgebouwd, namelijk door de stof (Stoff), de natuur (Artung), de structuur (Gefüge), de opbouw (Tektonik) en het aspekt (Haltungsanlagen).
I. - De Stof.: Het is het natuurlijke kapitaal, dat wij bij onze geboorte meekrijgen, en dat bestaat uit onze begaafdheden en talenten. Zoo heeft de eene meer of minder geheugen, fijngevoeligheid, wilskracht, scherpzinnigheid, dan de andere. Deze begaafdheden, met andere woorden, zijn vatbaar voor quantitatieve bepaling. Klages verzet zich tegen de gedachte van de stoïcijnen, Engelsche sensualisten en Adler bijvoorbeeld, volgens dewelke alle menschen van nature, aan mekaar zouden gelijk zijn.Ga naar voetnoot(14) Neen, hij maakt zich het woord van Goethe eigen: 'Fähigkeiten werden vorausgesetzt, sie sollen zu Fertigkeiten werden.'Ga naar voetnoot(15). | |
[pagina 503]
| |
II. De Structuur. Ze wordt bepaald, niet door quantitatieve, maar verhoudingseigenschappen. Het gaat om de verhouding tusschen een aandrang en een weerstand, allebei van een bepaalde intensiteit. Ze hebben betrekking op de manier van afloopen der inwendige werkzaamheid. Zulke eigenschappen zijn: temperamentvol of tempera mentloos, bewegelijk of onbewegelijk, prikkelbaar of niet. III. De Natuur of qualiteit:Ga naar voetnoot(16) Dit is belangrijker voor het bepalen van het karakter dan de twee vorige. Het gaat om richtingsi eigenschappen of drijfveren. Het is gevoelsaanleg of wilsneiging, volgens men ziet naar het gevoel, waar de drijfveer zich op steunt, of naar den wil, die er bij werkzaam is. 'Unter Triebfeder verstehen wir die innere Ursache einer Strebung im allgemeinen, einer Willung in besonderen.'Ga naar voetnoot(17) Twee menschen zijn van verschillende natuur, volgens den eene, deze, en den andere, gene doeleinden het nastreven waard schijnen. Dit beteekent, dat men dezelfde quantitatieve eigenschappen, bijvoorbeeld een sterke wil, in dienst van goede of slechte drijfveren kan stellen, Bij het dier vallen ze beiden meestendeels samen: zoo de bekwaamheid en het impuls tot zingen, van den vogel. Zulk een evenwicht bestaat bij den mensch niet. IV. - De Opbouw: Het beeld der drie vorige gebieden wordt vervolledigd door te vermelden of het karakter al of niet, een eenheid vormt. Postuleeren de verschillende karaktereigenschappen mekaar. dan heeft men een harmonische persoonlijkheid; wanneer ze elkander storen, staat men voor een verscheurde persoonlijkheid. V. - Aspekt: Zeggen wij van iemand dat hij devoot, schuchter of driest is, dan spreken wij van de busterzijde van zekere karaktereigenschappen, van het karakteristieke eene- gedragingswijze, nooit van hoedanigheden als dusdanig. 't Is in dien zin, dat men het aspekt van het karakter opvat, Hier zetten verschillende types, indeelingen aan: er is de typische houding van een officier, een portier, een student, enz. Met deze vijf eigenschappen kan men alles vastleggen wat kan bijdragen tot het bepalen van een karakter. | |
Beoordeeling.Het gaat niet op, in deze beperkte ruimte, het waardevolle van | |
[pagina 504]
| |
het onaanvaardbare in het grootsche werk van L. Klages te scheiden. Enkele opmerkingen mogen volstaan! In methode en systeem heeft Klages, zeer aanschouwelijk en over tuigend de oude kristelijke stelling ontwikkeld, dat de ziel wezensvorm is van het lichaam, al sluit hij er de geest bij uit. Hierop toch berust de grondwet van de uitdrukking, volgens dewelke onze vriend of vijandschappen, onze blik en onze handdruk, wat wij vergeten of onthouden, ons rechtstreeks doen kennen. Volgens deze biocentrische methode zijn lichaam en ziel de polen der levenseenheid, die door de geest dreigt verstoord te worden. Wij zijn het met hem eens, al maken wij het onderscheid tusschen het intuitief vatten van individueele trekken door de (hoofdzakelijk) zinnelijke kennis, en abstracte kennis van liet verstand. Daarover later wel meer... In wat Klages zegt van de 'Selbstbehauptungstrieb' van den geest en de 'Selbsthingabetrieb' van de ziel, waarvan een bepaalde vermenging oorzaak is der karakterverschillen, hooren wij, mutatis mutandis, de echo van de tegenstelling der schizothymen en cyclothynen van Kretschmar en van de indeelingen van Jaensch en Jung. Geen enkele dezer geleerden echter, heeft ze zoo diep uitgegraven en zoo stevig gegrondvest, als Klages. Voor velen was de mensch een dier; voor hem is er een wezenlijk onderscheid tusschen mensch en dier: dit soortelijk verschil is de geest als wil. Maar deze wordt helaas niet, door hem, naar waarde geschat, want hij ziet in den mensch niet een wezenlijke, noodzakelijke eenheid, maar een toevallige. De mensch is het monsterachtig gevolg van de ontmoeting tusschen twee vijandige en tegentrijdige elementen: de Geest en het Leven. Voor hem, en ook voor Freud en Prinzhorn zijn wij niet een gezond dier, zooals V. Rüf nar het treffend formuleertGa naar voetnoot(18) maar een ziek dier! Wij aanvaarden ook de vervormende inwerking van den wil op onze zinnelijke neigingen. Deze zijn, bij ons, niet stevig geregeld, niet zoo trefzeker als het instinkt bij de dieren. Zonder de hoogere, geestelijke vermogens en, aan zich zelf overgeleverd, hebben ze geen zin: bij den mensch zijn ze in aanleg met betrekking tot den wil, die ze 'gebruiken' kan. Ze zijn er om door den wil redelijk bewogen te worden: immers, zooals al liet zinnelijke in ons, zijn ze natuur, ondergeschikt aan het geestelijke, zooals de aanleg tot de akt. Klages echter | |
[pagina 505]
| |
ziet er eerder een brutale overrompeling in van den geest op het instinkt, dat minstens zijns gelijke is. Klager pessimisme steunt op zijn visie van het verval van den 'homo divinans' tot de 'homo faber'. En daar sluit zijn waarden stelsel bij aan. Is de mensch ziek, dan moet hij de oorzaak zijner kwaal trachten weg te nemen. Zijn eenig doel is de terugkeer tot de kosmische nacht. Waardevol is al wat daarheen leidt. Maar zijn stelsel is hier juist flauw. Want als de geest de storende macht is, waarom begint hij dan met zijn vernielingswerk na de menschwording en niet met het begin van de verschijning van den mensch? Waarom eerst die harmonische oertoestand, 'met de oogen van Bachofen' gezien?Ga naar voetnoot(19) Daartegen stellen wij weer de ziel als wezensvorm van het lichaam. Dit beteekent toch dat de natuur van den mensch geestelijk is, en dat bijgevolg zijn doeleinde en bestemming het ook moeten zijn. De wil is een geestelijk vermogen der ziel, niet aan de ziel tegengesteld, zoor als de geest van Klager, die slechts een soort 'technisch verstand' is.Ga naar voetnoot(20). Maar is de karakterbepaling van Fr. Seifers de juiste, en zij heeft veel kans het te zijn, dan is de karakterkunde van Klager een model in het genre. Hier gaat die bepaling: 'Mit dem Begriff 'Charakter' soll getroffen werden der in individueller Prägung existierende volle Mensch, ohne Ausschaltung oder unberechtigte Herabsetzung irgendeiner Wesensseite seiner Existenz-möge sie zu seinen Naturgrundlagen gehören (Triebschicht, Affektivität) oder zu seinem 'Ichzentrum' seinem bewussten Selbst. Nach dem Charakter des Menschen fragen wir statt nach psychischen Vörgangen, Erlebnissen oder Bewusstseinstatsache, darin bekundet sich in letzten Grund die Absicht: es soll jener Gesamtgehalt des persönlich individuelle Seins erfasst werden, der in kein System begrifflich-psychologischer Bestimmungen ohne Rest eingeht, den vielmehr nur der Eigenname des Menschen vollständig (wenn auch unausdrücklich, bloss 'der Idee' nach) benennt.'Ga naar voetnoot(21). |
|