| |
| |
| |
Boekennieuws
Geschiedenis
And. LATZKO, Helden en figuranten - N.V. Het Kompas, Mechelen, 1935.
Een reeks schetsen over personen en toestanden om en bij de Fransche Revolutie. Zoo heeft schrijver het achtereenvolgens over De Revolutie, De Geheimen van de Bastille, De Gezusters de Nesles, Germ. Poisson, Drouet, Fouquier Tinville, Axel Fersen, de Slotenmaker Gamin, de mislukte staatsgreep van generaal Malet, enz...
Wil de geschiedenis voor het nageslacht leven, dan volstaat niet een zakelijke kennis van wat gebeurde op 'het schouwtooneel der wereld'. De spelers op dit tooneel zijn menschen, en vooral het menschelijke in hen spreekt tot ons. Daarom is 'n werk als dit verdienstelijk en ongemeen belangrijk. Hier voelen we onder een naam en een eereambt een menschenhart kloppen met zijn hoogere aspiraties en ook met zijn klein-menschelijke passies. De pronkende maskarade, die zich voor het groot publiek afspeelt, krijgt hier haar levensbeteekenis.
Nochtans in geschiedkundig werk - en dit boek is toch blijkbaar als dusdanig bedoeld - pleegt men een onbevooroordeelde uiteenzetting van de feiten te verlangen. Daarom betreuren we dat schrijver van de eerste bladzijden af zoo'n vlammenden polemiektoon aanslaat. Waarom gaat hij maar dadelijk aan 't verketteren van alwie ook maar even zou durven denken dat de Fransche Revolutie ook nog iets anders was dan een strijd van helden tegen een verrotten staatsvorm? En met de geschiedkundige objectiviteit is het er soms ook erg aan toe. Wie denkt er nu nog aan het Catholicisme te vereenzelvigen met den staatsvorm der absolute monarchie? En praatjes over het misbruik van het biechtgeheim zijn die nu nog niet van de baan?
De ontegensprekelijke letterkundige hoedanigheden van dit boek: suggestieve voorstelling, boeiende verhaaltrant, en niet minder de degelijkheid van de vertaling, kunnen dit ernstig voorbehoud over den inhoud niet doen vergeten.
G. De Wolf, S.J.
C. VERVOORT, Pr., Van Boerenjongen tot Paus, Pius X - Davidsfonds, 1935, 181 blz., 15 fr.
'Volksboek - Nr. 256': die vermelding zegt ons van welken aard dit werk is en meteen wat het Davidsfonds reeds presteerde: veel en ook goed. Volks, in den goeden zin van 't woord: volksverheffend. Deze levensbeschrijving is het weer, en bij uitstek. Ze is geenszins oppervlakkig, zooals blikt o.m. uit de bevattelijke maar zakelijke wijze waarop de strijd van Pius X tegen het modernisme behandeld wordt. Dat hoofdstuk geeft den minder ontwikkelde een duidelijk beeld van de hoofdtrekken dier ketterij.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
| |
Dr Walter FRANZ, Franz Ritter von Epp, Der Weg eines deutschen Soldaten - Hanseatische Verlagenanstalt, Hamburg, 1934, 167 blz., 3,50 Mk.
Een levensbeschrijving van een officier die een voorname rol gespeeld heeft in de opkomst van het Nationaal-Socialisme. Schrijver maakte van de gelegenheid gebruik om het werk van den Führer te verheerlijken. Een propagandaboek dus, maar van iemand die er verstand van heeft.
E.D.S.
Dr. W. FRANK, Zur Geschichte des Nationalsozialismus - Hanseatische Verlagsanstalt, Hamburg, 1934, 35 blz., 1 Mk.
Schets van het opkomen van het Nationalsozialismus door een zijner voormannen: zeer zakelijke schets welke ons het verloop der gebeurtenissen nauwkeurig beschrijft.
K.B.
V. SCHOLLAERT en J. LAUWERYS, Nieuwste Geschiedenis, Vlaamsche Handboeken voor Geschiedenis - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1935, 385 blz.
Zooals de andere werken dierzelfde reeks, munt deze Nieuwste Geschiedenis uit door de klare en bevattelijke wijze waarop zij de uitgekozen stof behandelt. De indeeling is logisch, de gegevens zijn verscheiden en, ondanks enkele onnauwkeurigheden (voornamelijk bij het verhalen der veldslagen), juist.
Standaard-Boekhandel zorgde voor een keurige uitgave en talrijke illustraties.
F. De Raedemaeker, S.J.
Dr. Rob. VAN ROOSBROECK, Van Bismarck tot Poincaré - N.V. Het Kompas, Antwerpen, 1935, 315 blz..
Een belangrijke aanwinst voor de geschiedkundige literatuur in Vlaanderen. Hier wordt een van de meest ingewikkelde perioden der geschiedenis op bondige en toch objectief-wetenschappelijke manier voorgesteld. Schrijver heeft de vaak verkeerd uitgelegde alliantie-politiek van den Duitschen Kanselier goed begrepen en bevattelijk weergegeven. Minder geslaagd lijkt me zijn interpretatie van de rol van Poincaré. Daar kom ik nog wel eens in een uitvoeriger bespreking op terug. In de opgave der geraadpleegde werken zocht ik te vergeefs Em. Bourgeois: Manuel de Politique étrangère, dat mijns inziens veel objectiever dan het werk van Debidour is. Ook mis ik er de degelijke studie van H.L. Van Oordt: Van Crisis tot Oorlog, waarin. Poincaré's Balkan-politiek zeer scherp ontleed wordt, en de studie van Pierre Renouvin over La crise européenne et la Grande Guerre (1914-1918). Alles saamgenomen nochtans een zeer degelijk werk.
E. De Schaepdryver.
| |
| |
Dr. Boris RAPTSCHINSKY, Russisch Christendom. - Ruys, Zutphen, 1935, 328 blz.
Wie in het betrekkelijk kort bestek van een boekdeel een overzicht wil hebben van de geschiedenis der Russisch-Orthodoxe Kerken en secten zal dit werk moeten ter hand nemen. Het bevat veertien hoofdstukken: veertien staties van den harden kruisweg dien de Russische Kerk heeft doorloopen en waarvan het aftobbende lijden op de Russische ziel voor altijd zijn merk heeft gezet.
Gekerstend onder den invloed van Byzantium (kerstening van Kijew, onder Wladimir, in 898 of 900), volgde Rusland het Grieksche Oosten in de noodlottige scheuring met Rome. Dat beteekende eene 'breuk met het Westen' die op heel de geschiedenis van het Moscovitische rijk zijn vervreemdenden invloed zal laten gelden.
Gebonden aan het politiek regiem deelt de Russische Kerk het wisselend lot der vorsten en ondergaat den dwang van hun willekeur. Peter de Groote schaft op eigen gezag het patriarchaat af: in 1720 wordt de Heilige Synode met zijne jurisdictie bekleed - totdat het tijdperk van het Bolsjewisme intreedt en de patriarch opnieuw den troon bestijgt maar heel de Kerk tevens bukt onder de bloedigste vervolging die ze ooit heeft gekend.
De schrijver ontleedt met kalme objectiviteit elke phase van die groote geschiedenis. Wij zouden zijn boek zonder voorbehoud kunnenn loven indien hij het niet had gewaagd terloops te spreken over het Katholicisme. Sprekend over een Russisch theoloog zegt hij: 'Jaworsky leerde. evenals de katholieke theologen, dat de mensch reeds vóór den zondeval niet volmaakt was en dat de zondeval niet volkomen was, dat de val de schuld van den mensch zelf was evenals zijn opstanding zijn eigen verdienste was.' (blz. 207). Katholieke theologen die zoo iets leeren kennen we niet.
F. De Raedemaeker, S.J.
Ghislaine DE BOOM, Marguerite d'Autriche-Savoie et la Pré-Renaissance. Met voorwoord van H. PIRENNE. - Droz, Parijs: Falk, Brussel, 278 blz.
Het leven van Margareta van Oostenrijk (1480-1530), dochter van, de ongelukkige Maria van Burgondië, is boeiend als een roman. Pas drie jaar oud wordt het prinsesje uitgehuwd aan den Franschen Koning Karel VIII. maar deze ziet later kans om een voordeeliger huwelijk te sluiten en zendt zijn elfjarige gade eenvoudig naar huis terug. Vier jaar nadien huwt zij den Kastiliaanschen kroonprins don Juan, maar een paar maanden na haar aankomst in Spanje sterft haar gemaal. In 1501 eindelijk gaat zij een derde huwelijk aan met hertog Philibert van Savooie, een sprookjesprins, 'den schoonsten ridder van de Christenheid'. Hij verongelukt op een jachtpartij in 1504. Margareta zal weduwe blijven, en haar tijd verdeelen tusschen de politieke zorgen - zij is landvoogdes der Nederlanden van 1507 tot 1515 en van 1519 tot haar dood -, de fraaie letteren en de schoone kunsten. Rond
| |
| |
haar hof te Mechelen, thans het Justitiepaleis, schaart zich een bent kunstenaars en letterkundigen die onder de bescherming van Vrouwe Margareta den grondslag leggen tot het ontluiken van een nieuwe cultuur: de Voor-Renaissance. De landvoogdes zelf houdt er prachtige kunstverzamelingen op na en heeft een bibliotheek die als een van de schoonste van den tijd geroemd wordt. Het meerendeel van haar boeken berusten thans in de Kon. Bibliotheek te Brussel.
Dit alles wordt ons verhaald en levendig beschreven in het mooie boek van Mej. De Boom. Het onderwerp is streng wetenschappelijk behandeld; het is tevens, door het boeiend en springlevend verhaal, een historische roman, dien men met genoegen leest en herleest als een van de meest belangwekkende episoden onzer nationale geschiedenis.
J.A. Van Houtte.
Eugen LEMBERG, Wege und Wandlungen des Nationalbewusstseins, Studien zur Geschichte der Volkwerdung in den Niederlanden und in Böhmen (Deutschtum und Ausland, Heft 57-58) - Aschendorff'sche Verlagsbuchhandlung, Münster i.W., 1935, VII-246 blz.
'Door de geschiedenis van twee grenslanden worden de krachten veropenbaard die de menschen tot een volk maken: de politieke verbondenheid in den staat, en het bewustzijn van een historische zending'. Aldus het omslagbandje, waarmede het opzet van schrijver verduidelijkt wordt. blz. 1-124 handelen over de Nederlanden (in historischen zin). Daarover alleen zullen wij het hebben.
De behandeling van de stof is werkelijk voorbeeldig. Na een paar blz. begripsverduidelijking over het verschil natie-staat, schetst schrijver het geografisch en historisch milieu. Vervolgens bestudeert hij een eerste stadium van onze wording tot natie: het ontwaken van het nationaal bewustzijn in het middeleeuwsch graafschap Vlaanderen; de strijd tusschen graven en Fransche koningen, met zijn climax 1302 zijn innig meegeleefd geweest door het volk. Van bewusten taalstrijd is er echter geen spraak. In de XVe-XVIe eeuw zijn nieuwe factoren de versmelting tot een natie van alle Nederlandsche gewesten komen bespoedigen, n.l. de Burgondische staat, waarmede voor het eerst sedert de IXe eeuw een politieke eenheid tot stand komt; de adel die zijn onafhankelijkheid tegenover de buurvolkeren zoekt te bewaren; het humanisme, wiens historische aanleg een merkelijke versterking van het nationaal bewustzijn meebrengt.
Daarmede schijnt schrijver de stof als afgehandeld te beschouwen. Velen zullen het hiermede niet eens zijn. Ongetwijfeld heeft de godsdienstige tegenstelling, vanaf de XVIe eeuw een vèrgaande vervreemding tusschen Noord en Zuid meegebracht, en de vraag hoeft tenminste gesteld of hiermede Nederland en Vlaanderen geen verschillende naties begonnen te worden. Een zeer belangrijke vraag, die hier onbesproken gelaten wordt. Maar eens dit voorbehoud ge- | |
| |
maakt, aarzelen wij niet te zeggen dat het boek van Dr. Lemberg een meesterlijk boek is. Het is bewonderenswaardig hoe een vreemdeling zich in deze mate in onze nationale geschiedenis heeft kunnen inleven.
J.A. Van Houtte.
Ernst FORSTHOFF, Deutsche Geschichte seit 1918 in Dokumenten (Kröner's Taschenausgaben, Bd. 113). - Afred Kröner, Leipzig, 1935, XII-336 blz., in linnenb., Mk. 3,75.
Weinig politieke evoluties hebben zoo'n historisch en zelfs, meer algemeen, sociologisch interesse opgewekt als de lotgevallen van de Deutsche republiek. Was haar ondergang een zelfmoord, zooals G. Bernhard het voorhield, of een natuurlijke dood? Alleen rechtstreeksche bronnenstudie kan hierover klaarheid brengen en het is de verdienste van Prof. F. deze mogelijk gemaakt te hebben.
Wij kunnen er niet op denken een volledig overzicht te geven van de documenten die het boek ons biedt. Enkele onderwerpen zullen voldoen om zijn belang aan te tonnen: de stichting der partijen na de katastrofe van 1918 (o.m. manifest van het Centrum van 30-XII); de federalistische wrijvingen tusschen Rijk en Pruisen of Beieren; het structuur van het rijk met zeer aanschouwelijke voorbeelden van de einde der partijen in 1933 (blz. 104-132); de syndikaten (blz. 180-196). Na het oude, het nieuwe, o.m. Hitler's regeeringsprogramma, het arbeidsfront en de opbouw van de standenorganisatie en den arbeidsdienst (blz. 259-290), het belangrijke Erbhof-experiment (wet van 29-12-33), eindelijk de cultuur- en schoolpolitiek (blz. 312-336).
De documenten zijn door verklarende teksten van Prof. F. verbonden. Enkele platen luisteren dit hoogst interessante boekje op, de beste bronnenverzameling over het Duitschland van gisteren, van vandaag en van morgen.
J.A. Van Houtte.
Piero MISCIATELLI, Savonarola, vert. door Ellen RUSSE. - Fidelitas, Amsterdam, 278 blz.
Ellen Russe heeft ons eene vlotte vertaling verschaft van deze nieuwe levensbeschrijving van Savonarola. De groote Florentijnsche monnik wordt hier ten voete uit geteekend, met 'een onaantastbaren wil tot het goede... een onverschrokken christelijk geweten, met een Oud-Testamentischen inslag en vervuld met een democratisch ideaal en bovenal met een blind vertrouwen in de komst van een nieuwen Cyrus, Gezant van God, dien hij meende te zien in den koning van Frankrijk' (blz. 261). Misciatelli kiest blindelings partij noch voor Alexander VI, noch voor Savonarola. In beiden onderscheidt hij den goeden en den slechten kant. Dit genuanceerd oordeel, dat afsteekt bij de vele apologieën die voor beiden geschreven werden, is het eenige dat o.i. met de historische waarheid overeenkomt. Verder zal iedereen reet belangstelling het 12e hoofdstuk lezen over den invloed van Savonarola op de kunst der Renaissance, en ook het paraleel tusschen Dante en den held van dit zeer lezenswaardig boek (blz. 94-95).
F. De Raedemaeker S.J.
| |
| |
| |
Kunst
P. Longius DE MUNTER, O.F.M., S. Franciscus in de Kunst - S. Franciscus Drukkerij, 1935.
Het Sint-Franciscus-Album dat ons hier voorgelegd wordt, bevat een reeks verzorgde reproducties van de merkwaardigste kunstwerken uit de iconografie van den heilige. Het commentaar is meestal een letterkundige interpretatie van den inhoud van elk kunstwerk: het leert een artistiek thema meer dan een artistieken vorm bekijken en begrijpen en bouwt uit de beschouwing van Sint-Franciscus gezien door de kunst, een beeld op van den Serafijnschen Heilige, waarvoor allen den auteur dank zullen weten. Wie van kunst houdt en Sint-Franciscus bemint zal niet zonder geestelijke vrucht en aesthetisch genot, het album van P. De Munter doorbladeren.
Prof. Dr E. De Bruyne.
Prof. Dr. Stan. LEURS, De Kathedraal van Doornik. Tweede deel: Gothische bouwkunst, Beeldhouwkunst en Mobilier, en Renaissance; Ars Belgica IV. - De Sikkel, Kruishofstraat, 223, Antwerpen, geb. 250 fr.; geb. 275 fr.; in portef. 250 fr.
Het vierde deel van Ars Belgica, onlangs van de pers gekomen, is het vervolg op het eerste deel dezer belangrijke reeks. Het bevat een studie over het koor van de Kathedraal van Doornik en over het doxaal; het is tevens een prachtalbum. Het draagt als ondertitel: Gotische bouwkunst, beeldhouwkunst en Mobilier, en Renaissance. De inleiding werd geschreven, zooals in de vorige deelen, door Dr. Leurs; ditmaal echter ontbreekt de vertaling van de Fransche uitgave.
De geleerde kunsthistoricus geeft ons vooreerst de geschiedenis van het gotische koor, dat aangevat in 1242 door Walter de Marvis, bisschop van Doornik, in 1255 gewijd werd. In den loop der eeuwen werd er meermalen gewerkt aan dezen uitbouw en menige kapel werd er aan toegevoegd. 'In 1906 werd echt vandalenwerk begonnen: het vrijleggen der Kathedraal' die, als gotische kerk, niet bedoeld was als een vrijstaande facadenbouw.
De ondergane, Fransche invloed wordt vervolgens nauwkeurig onderzocht en daarna aangestipt hoe het koor van Doornik op zijn beurt er toe bijdroeg 'om de rijpe Fransche gothiek' in de Waalsche en Dietsche gewesten te verspreiden. Het meest treffend voorbeeld zijn 'de verbouwingen welke de St. Niklaaskerk te Gent in de tweede helft der XIIIe eeuw onderging'.
Niet minder belangrijk is het doxaal: 'een der meesterwerken van den Antwerpschen architect en beeldhouwer: Cornelis Floris De Vriendt'. Ongetwijfeld geïnspireerd op het vroeg-renaissance doxaal door Jacques Dubroeucq in 1535 voor de stiftskerk van Sint Waltrudis te Bergen vervaardigd, heeft het menigen navolger gekend. Het doxaal van de Onze Lieve Vrouwe kerk te Antwerpen (vernield) en dat van St. Jan te 's Hertogenbosch, nu in het South Kensington Museum te
| |
| |
Londen, wijzen op menige gelijkenis met Doornik. Andere Laat-renaissance doxalen van het oude Henegouwen, laten zich in meer of mindere mate tot het Doorniksche model herleiden.
Alhoewel de Doorniksche steenhouwers, zelfs na de Romaansche periode, nog een belangrijk centrum vormden, voornamelijk voor het vervaardigen van doopvonten, kapiteelen en grafplastiek, wordt er slechts in dit boek enkele woorden aan gewijd. en dan nog bij de bespreking der platen. Waarom trouwens het eerste deel niet uitsluitend gewijd aan de bouwkunst en het tweede deel voorbehouden aan de beeldhouwkunst en de kunstnijverheden?
Dit weze niet gezegd om de waarde van dit belangrijke werk te verminderen, wij aanzien trouwens deze inleiding als een uitstekende en zekere basis voor de verdere studie van de bouwkunst in het Schelde-bekken. Doch 'Ars Belgica' is voornamelijk bedoeld als een album. De 72 platen met hun 116 afbeeldingen, geven enkele zichten van het gotische koor; verder de ivoren-gotische Madona; 14 epitafen; een twintigtal platen van de glasramen; de relikwiekast 'des Damoiseaux'; een volledige serie platen van het merkwaardig doxaal; enkele schilderingen, o.a. het Vagevuur van Rubens; de Kalvarie in ivoor van Duquesnoy; de houten lambriseering der Sint Lodewijkkapel en eindelijk de rococo preekstoel.
Kortom, dit vierde deel moet niet onderdoen voor de drie vorige deelen. Het is keurig uitgegeven en vormt een rijk platenalbum, dat veel dienst zal bewijzen. Wij verwachten met belangstelling het vijfde deel der reeks, dat reeds een tijdlang is aangekondigd en zal handelen over de andere kerken van Doornik. Deze drie deelen zullen samen, dank zij de overvloed van de platen en de degelijkheid van den tekst, een onontbeerlijk geheel vormen voor alle kunstminnaars.
Ad. Jansen.
| |
Landen en volkeren
Anton E. ZISCHKA, Japan Wereldveroveraar, vert. door J.E. MARRE - Het Nederlandsche Boekhuis, Tilburg, 1935, 308 blz., 42 fr.
'De schrijver heeft willen aantoonen dat Japan een tegenstander van formaat is, dat zijn ontwikkeling een logisch proces is, en geenszins een toevallig succes...
Hij heeft willen aantoonen, hoe verrassend en weergaloos deze resultaten eener doelbewuste, gerichte economie kunnen zijn. Hij heeft de eerste gerichte economie van moderne tijden willen schilderen en haar willen vergelijken met de Europeesche economieën zonder lijn of orde. Hij heeft getracht, het Europeesche “laisser-faire” scherp tegenover het gecentraliseerde streven van Japan te stellen'.
En de schrijver geeft ons wat hij ons geven wil. Hij is zakelijk, hij laat de feiten spreken, stijl en toon zijn meesleepend, daarbij wat weemoedig-verbitterd: hij beijvert zich om de oogen te doen open
| |
| |
gaan, om in 't volle licht te stellen dat samenspannen van allen in Europa in stee van economisch en politiek tegen elkaar te strijden het eenig middel ter redding is, maar hij is er van overtuigd dat 't al niet zal baten.
Wij worden ingelicht niet enkel over Japan zelf maar daarbij over de omliggende landen, o.m. Nederlandsch Indië, Singapore, Australië, Manchukuo, China, Rusland, door Japan bedreigd.
Een boek dat tot nadenken dwingt; dat vooral het noodlottige van 't 'laten begaan' aantoont en wel in uitwerksels er van waar men weinig de aandacht op trekt.
Dr. K. du Bois, S.J.
Kurth LUBINSKY, Abessinië - Land en volk - Andries Blitz Amsterdam; Standaard - Brussel.
De naam alleen van dit boek, vuurrood over den omslag gebrand, de sprekende photo van den geheimzinnigen Abessiniër, die onbetrouwbaar maar ernstig naar u toeziet moet vele menschen het geld in de handen doen jeuken.
Het boek leest vlug al is de taal gebrekkig-verwrongen. Men kan het best vergelijken bij een dokumenteerende film die, weze het dan nog op vrij systematische wijze toch maar heel vluchtigjes rechts en links met de camera is gaan gluren.
Interessant reportagewerk. Gedachten, scherpe probleemstellingen zijn er niet in het boek. De beste hoofdstukken over Haile Selassi, over Abessinië's beteekenis voor de wereld, over Harrar zijn niet krachtig opgezet en uitgewerkt. Waar de schrijver het heeft over het huwelijk schijnt hij nogal lichtvaardig om te springen met ernstige dingen.
Men leest het boek graag maar weet tenslotte weinig dat ons een kijk zou geven op het grootsche gebeuren onzer dagen.
A. Snoeck, S.J.
| |
Maatschappijleer
Peter DEHEN, Sinn und Ende der Arbeitslosigkeit; die gesellschaftliche Neugestaltung aus dem Reichtum der freien Volkskräfte - Herder, Freiburg im Br., 1935, 124 blz., 2,50 mk.
Een aantrekkelijk werk waarin wij een reeks interessante beschouwingen krijgen omtrent een bij uitstek actueel vraagstuk.
Vele menschen spreken van werkloosheid als van een dreigend gevaar en een onoverkomelijk ongeluk. Doch, volgens schrijver is werkloosheid een rijkdom: ze is het treffendste bewijs dat ontdekkers, uitvinders, ondernemers en natuurvorschers zich niet nutteloos vermoeid hebben.
Maar, de vooruitgang werd slecht begrepen door de menschen; en zoo vraagt schrijver zich af wat er uit een volk, en meer speciaal
| |
| |
uit het Duitsche volk, moet groeien, indien men amper 30 à 40 u. per week wil werken en het overige in genot en luiheid doorbrengt!
Waar zullen er nog denkers, dichters en kunstenaars zijn?...
Overal vinden wij automatisme en volstrekte gedachtenarmoede.
Ten slotte krijgen wij nog eene ontleding van enkele praktische wenken, met toepassing op Duitschland, en tevens ook een gedacht over de mogelijke oplossing van het werkloosheidsvraagstuk. Doch er valt er aan te twijfelen of dit laatste eenieder zal bevredigen.
L.A.
| |
Godsdienst
Dr Desiderius FRANSES, O.F.M., Sint Ambrosius van Milaan, kerkvorst en kerkleeraar.
Dr Nicomedes SANDERS, F.F.M., De H. Elisabeth van Thuringen.
Frans van OLDENBURG ERMKE, Santa Teresa de Jesus, de avonturen eener ziel.
Serie 'De gemeenschap der heiligen' - Uitgeverij J.J. Berkhout, Centrale Drukkerij, Nijmegem.
Eindelijk krijgt het Nederlandsch publiek een modern-opgevatte serie heiligenlevens, en de drie voorliggende bandjes, van circa 130 blz. elk, vormen ongetwijfeld een flinke inzet. Er wordt ons niet gezegd onder wiens leiding deze reeks de wereld ingaat, maar aan wie dan ook de eer toekome, de keus alleen reeds van de drie heiligenfiguren, die het eerst aan de beurt komen, en de door drie verschillende auteurs volgehouden proportie in de behandeling getuigt van inzicht en leidersbekwaamheid.
Het mocht een klein waagstuk heeten voor een zoo verafgelegen, zoo weinig populaire figuur als S. Ambrosius van Milaan de belangstelling van den doorsnee-lezer van onzen tijd op te eischen en te bevredigen. P. Franses is er uitmuntend in geslaagd. Hoe verschillend de toestand van de Kerk ook was in de vierde eeuw (S. Ambrosius werd rond 340 geboren en stierf in 397), hoe vreemd b.v. de onverwachte bisschopskeuze van den provinciegouverneur Ambrosius ons moge lijken, we voelen ons toch dadelijk thuis onder die katholieken van toen. We voelen ons met hen fier over den H. Bisschop, die zoo onversaagd, tegenover den machtigsten der keizers, de rechten der Kerk handhaaft, - al wordt de vermaarde voorstelling die Rubens van Ambrosius' conflikt met Theodorius den Groote gaf, als legendarisch afgewezen (blz. 110).
P. Sanders verplaatst ons op eens negen eeuwen verder, op het hoogtepunt der middeleeuwen, in de XIIIe eeuw. Geboren in het jaar 1207 te Pressburg, hoofdstad van het toenmalige Hongarije, kwam de H. Elisabeth reeds vroeg naar Thuringen (Duitschland) waar zij vier-en-twintig jaar oud stierf. Het zevende eeuwfeest van haar dood
| |
| |
werd in 1931 met luister gevierd. Bij die gelegenheid zag een heele litteratuur het licht. Litterair het knapst mag wel het Elisabeth-boek van Leo Weismantel heeten, dat in het Nederlandsch een goedgeslaagde vertaling kreeg van de hand van Félix Rutten. Wie deze boeiende, fijn-psychologische 'vie romancée' gelezen heeft, zal zich meer dan eens afgevraagd hebben, waar eigenlijk het echt-gebeurde eindigde en het zuiver-legendarische begon. P. Sanders verwittigt ons dat dit in de bestaande bronnen zelf niet altijd met zekerheid uit te maken is. Het zekere in dit leven is overigens al mooi genoeg, en al valt dan ook het beroemde 'rozenwonder' aan de kritiek ten offer (blz. 53), de diepere beteekenis er van kan een synthesis van dit Caritas-leven gelden.
Met Santa Teresa komen we in een atmospheer die reeds veel dichter bij onzen tijd staat. Het leven der groote Karmelhervormster van Avila is in de breede trekken algemeen bekend. Van Oldenburg Ermke heeft, met een fijne pen, de rijk-genuanceerde psychologie en de stijgende levenslijn van Theresia naar voren gebracht. Wel komt de eigenlijk-mystieke groei, die zulk een overwegende rol speelt in 'het boek van haar leven' minder tot gelding; maar dat is ook voor oningewijden minder toegankelijk. Wie deze boeiende biographische schets gelezen heeft, zal vanzelf naar Theresia's eigen werken grijpen.
De typographische uitvoering van deze drie werkjes is onberispelijk.
L. Druwé, S.J.
Julius TYCIAK, Oestliches Christentum - J. Schnellsche Verlagsbuchhandlung (C. Leopold), Warendorf, Westf., 1934.
Het gezegde dat gebrek aan belangstelling gewoonlijk komt uit gebrek aan kennis, geldt in hooge mate voor de Oostersche kerk. De laatste tijd is hier gelukkig een verandering ingetreden, maar de beweging is op verre na nog niet overal doorgedrongen. Deze brochure wil tot die kennis bijdragen door ons de schatten van de Oostersche kerk te tonnen: heel in 't voorbijgaan natuurlijk, maar toch zoo dat men lust gevoelt tot nadere kennismaking. Al is de overgroote meerderheid der Oostersche christenheid sinds eeuwen van de Katholieke Kerk gescheiden, toch heeft zij veel van het erfdeel bewaard, een deel dat rijk is en schoon, en de Katholieke Kerk veel luister zou bijbrengen. Deze brochure doet ons iets vermoeden van den rijkdom en de weelde der Oostersche liturgie, die door en door christelijk is; van de diepte der Oostersche religieuse ziel. Wel worden enkel de mooie kanten toegelicht, maar schrijver maakt er ook geen aanspraak op hier een volledige studie te leveren. Toch zouden we eenige reserve maken waar het gaat over het 'religieuse gevoelen' b.v. bij Dostojewsky, waarover in deze brochure gesproken wordt. - 'Oestliches Christentum' levert ons zeer verdienstelijk werk door op deze manier bij te dragen tot de verwezenlijking van deze groote christelijke gedachte: 'Ut omnes unum sint'.
A. Wuyts, S.J.
| |
| |
Jos FOLLIET, Morale internationale - Bloud et Gay, Parijs, 1935, 216 blz..
Op het oogenblik dat de internationale problemen aan de orde van den dag zijn, komt dit boekje ten zeerste gelegen. Het is een volledig repertorium van alle problemen, stroomingen en ideeën, die op internationaal gebied onze aandacht opeischen. In het eerste deel schetst de schrijver een vierdubbel feit: het vaderland, de betrekkingen tusschen de verschillende naties, de colonisatie en den invloed van de Kerk op de geschiedkundige ontwikkeling dier werkelijkheden. Daarop volgt, in het tweede deel, de uiteenzetting en de critiek van de onvolledige of valsche theorieën, die op die feiten gebouwd worden: nationalisme, imperialisme, racisme, pacifisme. Het derde deel wordt besteed aan de katholieke theorie van de vaderlandsliefde, van de internationale plichten, van oorlog en vrede en van de coloniale verantwoordelijkheden. De schrijver besluit zijn boek met een kort maar schitterend hoofdstuk over de katholieke houding voor nu.
Wellicht zal niet iedereen accoord gaan met alle definities: schrijver volgt voornamelijk de Fransche terminologie, en schrikt niet terug voor het 'nationalitarisme' van René Johannes; wij betreuren dat in de bibliographie bijna uitsluitend naar Fransche boeken wordt verwezen, en daar geen onderscheid wordt gemaakt tusschen litteraire en wetenschappelijke werken. Wij prijzen vooral de uiteenzetting van de katholieke internationale moraal (derde deel), een prachtige brok, die op dit oogenblik door iedereen diende gelezen en bestudeerd te worden. De schrijver heeft de lezing vergemakkelijkt door een glashelderen, schitterender stijl. Zeer warm aanbevolen.
F. De Raedemaeker, S.J.
Hermann MUCKERMANN, Eugenik. - Ferd. Dümmler, Berlin und Bonn, 1934, 173 blz.
In dit boek heeft de onvermoeibare en immer vruchtbare H. Muckermann ons de vrucht geschonken van jaren hardnekkig volgehouden arbeid. Hij publiceert hier n.l. de resultaten zijner wetenschappelijke bedrijvigheid als Leider der Eugenetische afdeeling aan het 'Kaiser Wilhelm-Institut für Anthropologie, menschliche Erblehre und Eugenik'. (October 1927 - einde Juli 1933). Dit boek is noch min noch meer een eigenlijke Eugenetica in den strengen zin van het woord. Mooie foto's hebben den tekst opgeluisterd, duidelijke schema's heb'. ben hem bevattelijker gemaakt. Een uitgebreide bibliographie is aan het einde bijgevoegd. Om het Duitsche gezin weer te doen opbloeien rekent schrijver ten zeerste op den weldadiger invloed van den gods dienst: het Christendom toch verre van vijandig te staan tegenover de Eugenetica, waardeert deze.
V. Uyttenbroeck, S.J.
Hermann MUCKERMANN, Rassenforschung und Volk der Zukunft. - F. Dümmler, Berlin und Bonn, 3e druk, 1934, 109 blz.
| |
| |
Trilogie van telkens twee lezingen gehouden voor de leden der 'Deutsche Welle'. In het eerste paar dier lezingen handelt schrijver over de omvorming der rassenstudie en geeft ons een korte schets der voornaamste Europeesche rassen. In het tweede leert hij ons den oorsprong en oorzaken der rasverschillen. In het derde spreekt hij over de beïnvloeding der rassen in de toekomst en de practische toepassing der Eugenetica.
V. Uyttenbroeck, S.J.
| |
Bedrijfsleer
C.H.A.J. JANSSENS, Hoofdlijnen der Inrichtingsleer - Handelswetenschappelijke Bibliotheek, Leiden. 1934, 2 deden, f. 2,25 per deel.
Het eerste deel behandelt de boekhouding en de statistiek, het tweede de calculatie, de planning, de mechanische hulpmiddelen, de materieele hulpmiddelen, de menschelijke arbeidskracht, de leer van de organisatie en de contrôle.
De Tilburgsche professor heeft in een 270 bladzijden een enorme stof weten te condenseeren zonder dat zijn betoog er bij heeft ingeboet wat betreft duidelijkheid en zelfs volledigheid, alhoewel' hij slechts de 'hoofdlijnen,' aangeeft. Dit werk is het resultaat van een jarenlange ondervinding, opgedaan in de practijk, gesteund op een grondige theoretische onderlegdheid; het is een draad voor studenten en voor afgestudeerden.
S. KLEEREKOPER, Bedrijfseconomie. - N.V. Arbeiderspers, Amsterdam, 1934.
Heel dit boek getuigt van een groote belezenheid en een scherp analyseerend vermogen. De uiteenzetting is glas-helder en met eenvoor dige, klare voorbeelden toegelicht. Schrijver maakt ook een dankbaar gebruik van de wiskunde om zijn betoog kracht bij te zetten. Een bezwaar mag nochtans geopperd worden, nl. dat belanrijke onderdeelen der bedrijfseconomie niet behandeld werden, b.v. interne organisatie en arbeidsvoorwaarden, die nochtans even belangrijk zijn als planmatige productie of balanswaardeering, wèl in het boek beschreven. De schrijver zelf spreekt van zijn boek als 'een inleiding'. Ons lijkt het meer een aantal hoofdstukken naar de voorkeur van den auteur verzameld.
Deze leemte doet geen afbreuk aan het feit, dat dit boek een werk is van hooge waarde, dat een ruime verspreiding en een grondige bestudeering verdient.
J. HEIDEMA, Landbouwbedrijfsleer. - J.B. Wolters, Groningen, f. 1,90.
De op de landbouwbedrijven toegepaste bedrijfshuishoudkunde
| |
| |
die het onderwerp uitmaakt van dit werk, is velen nog onbekend. Het boek is geschreven voor jonge landbouwers en bijzonder voor studenten van landbouwscholen, doch allen die zich interesseeren voor bedrijfseconomie zal het welkom zijn.
| |
Letterkunde
Ernest CLAES, 'Bei uns in Deutschland'. Met houtsneden van Henri Vanstraeten. - Vijfde druk (16e-18e duizend). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen - Brussel - Leuven, Gent, 321 blz., ing. 18 fr., geb. 25 fr.
Over dezen nieuwen druk van 'Bei uns in Deutschland' kunnen wij ons alleen verheugen. De oorlogsboeken van Claes - de eerste werken van hem die in boekvorm verschenen -, ook al ratelt hier en daar wat onpersoonlijk romantisme, vertellen zijn ergen indrukken, verbeeldingen en avonturen zoo oprecht, eenvoudig en menschelijk; zij bieden zulk een verscheidenheid van stemmingen, typen en anecdoten; dat zij, nu misschien meer dan toen alles nieuwer was, de lezers bekorén, boeien en beter maken... Ja, ook beter maken; want, diep onder dien lossen verhaaltoon, voelen we iets van het zuiver Vlaamsch idealisme dat het jonge geslacht van 1914-1918 kenmerkte.
Em. Janssen, S.J.
A. JURRIAAN ZOETMULDER, De Man van Karioth, drama in vier bedrijven - Het Poirtersfonds, Endhoven. 1935, 150 biz,.
Dit drama verscheen, meenen we, in Roeping; het verdient ten volle ook in boekvorm te worden uitgegeven. Want naast Het Geding van Ons Heer van Paul De Mont, naast De Triomf van den Gekruiste van pater R. Mortier, naast werk van Michel van Vlaenderen en Michel de Ghelderode, bekleedt het, eervol, een eigen plaats: een voortreffelijk bijbelstuk, voor het volk geschreven.
Handig weefde de schrijver de intrigue. Judas van Karioth wil Jezus aan het hoofd stellen van de Joodsch-nationalistische partij; wanneer dat mislukt, verraadt hij hem (blz. 116-117). Van Mirjam van Magdala tracht hij zijn werktuig te maken; Jezus trekt haar tot de liefde van smart en offer (cfr. blz. 115 en volgende). Titus Petronius, een Rom einsch minnaar die haar niet verlaten wil, bewerkt, wankelend tusschen haat en liefde, de bevrijding van Barrabas; en deze, een Joodsch nationalist, erkent, oprecht, Jezus' onschuld... Heel wat draden worden gespannen, heel wat gegevens samengebracht, heel wat teksten aangehaald; de verhebreeuwschte namen zelfs stellen de bekende geschiedenis van het Evangelie als in een nieuw daglicht.
Zulke intrigue brengt leven en spanning; zij geeft, aan verscheiden betwiste vragen, een gezamenlijke oplossing; maar daartegenover, is zij geen geniale vondst, dan haalt zij het Evangelieverhaal naar de oppervlakte toe. Zoo staan hier de boosheid van Judas' ver- | |
| |
raad, het zuiverend berouw van Magdalena, de grootschheid van Jezus' optreden minder in den overweldigender gloed der goddelijke liefde dan dat, bij Verschaeve b.v., het geval is.
Doch waarom Verschaeve hier bijgehaald? Of liever, waarom niet? Want wie, korten tijd na diens Judas, nog een Judas creëerde, heel persoonlijk en bijna heelemaal anders, beschikt over meer dan gewone talenten... Wij wenschen aan het boek en aan het drama, voor het genot en het goed van velen, veel bijval.
Em. Janssen, S.J.
Henri 't SAS, Keurbundel Novellen - Het Poirtersfonds, Eindhoven, 1935, 164 blz..
De vele novellen die, jaren geleden, regelmatig in De Nieuwe Eeuw verschenen, hebben ons van Henri 't Sas doen houden. Van den leuken verteller, wien het nooit aan onderwerpen ontbrak; want zoo ontzaglijk veel had hij opgemerkt... en even gemakkelijk als het leven zijn typen vertoont, even zoo gemakkelijk haalt hij ze daaruit op.
Zoo vinden wij hem, in deze zes novellen, weer. Schetsen meestal uit het Brabantsche dorp en uit het soldatenleven; arme boerkens en gierigaards, soldaten, sergeants en luitenants; kleine gevallen in een klein kader, maar geldzucht en trots werken belachelijk, soms bijna tragisch, door. Met een guitigen glimlach en niet zonder weemoed vertoont ons de schrijver zijn bont wereldje. Een hooge vlucht neemt het nergens; maar deze even boeiende als weldoende verhalen staan, let-. terkundig en psychologisch, veel hooger dan talrijke andere, waaromtrent, eensgezind, de loftrompet wordt gestoken.
Em. Janssen, S.J.
Pierre KEMP en Mr. H.J.L. LAMBERTS HURRELBRINCK, Twee bloemen van Limburg's bodem - Het Poirtersfonds, Eindhoven, 1935, 183 blz..
Een typisch boek uit Limburg en over Limburg is ons altijd dubbel welkom: er zijn er zoo veel niet. Wij kennen, ja, De bokkenrijders van Peter Ecrevisse en enkele historische romans van Lodewijk Janssens; wij houden van Alfons Jeurissen, en het meest, natuurlijk, van Marie Koenen: leeft in haar Het nieuwe begin niet het best de Limburgsche boer van de Maasvallei?
Ook dit boek geurt van Limburgsche verfijning en vergeestelijk king, van Limburgsche koppigheid en trots. Zuster Beatrijs door Pierre Kemp (blz. 5-80) verhaalt van een boodschappenmeisje in een klooster, dat kennis maakt met een speelman, en zich weer tot God keert. - Bokken Tinus doorMr. H.J. Lamberts Hurrelbrinck (blz 81-l 83) heeft een andere beteekenis. Tinus Kruts, een bokkenrijder, werd, om een kindermoord, geradbraakt; zijn kleinkinderen Gradus en Erinske Kruts herstellen, door een huwelijk met den kleinzoon van den toenmaligen rechter de Lempens, de eer van hun naam.
| |
| |
Het eerste verhaal, fijn geschreven, vindt in zijn licht precieusen toon eerder schade dan baat. Het tweede, vrij onhandig opgezet, doet zoo typisch aan van inhoud, zoo boeiend van verloop, dat wij het boven het eerste stellen. Maar beide dragen onze oprechte bewondering weg; veel menschen zullen zij, weldoende, ontroeren.
Em. Janssen, S.J.
Alie VAN WIJHE-SMEDING, Grillige Schaduwen, Enkhuizer vertelsels. - A.W. Sijthoff, Leiden, 149 blz., 1,25 fl..
De even talentvolle als vruchtbare schrijfster Alie van Wijher Smeding bundelt hier tien 'vertelsels': zij 'dateeren uit den aan vang van (haar) schrijversloopbaan'; onveranderd geeft zij ze weer, 'zooals ze (haar) gedaan werden door eenvoudigen van hart, in de volle overtuiging van een eenvoudig gemoed' (bl. 9).
Tien spookgeschiedenissen, allé opgeteekend in het Noordholr landsch stadje Enkhuizen, aan de voormalige Zuiderzee. Talrijke oude gebouwen, schilderachtige hoekjes en mooie gevels liet de voormalige bloei daar achter; talrijke typische menschjes ook, kinderen van de oude haringvisschers en kooplieden... en terwijl Paul van Dam, in tien penteekeningen, de ouderwetsche schoonheid zeer suggestief voorstelt, laat Alie van Wijhe-Smeding in 'grillige schaduwen', liefst bij schemerig maanlicht en fluitenden wind, haar oude vrouwtjes of mannetjes vertellen.
Zoo bekomen de schrj fster en de teekenaar samen een heel bijzonder beeld van een oud Hollandsch havenstadje. Een boek vol eigenaardige folklore, oude verschrikking en moderne verfijning; een prikkelend boek dat toch, goddank, in aller handen mag gegeven worden.
Eén bezwaar nochtans. Gedurig mengt de schrij fster beschrijvende gedeelten, houding van den verteller of de vertelster, het vertelde zelf. Dat stuit elke vaart en breekt de eenheid. En wat erger is: dat stelt haarzelf in een weifelende houding tegenover het griezelige, alsof zij het aanhoudend verontschuldigen en verklaren moest. Waarom toch? Waarom er niet heelemaal in opgaan? De lezers weten tenslotte wel wat er van te denken; en peilt zulk volkomen aanvaarden niet zekerder den psychologischen grond van het occulte dan de beschrijving van 'grillige schaduwen'?
Em. Janssen, S.J.
Ernest CLAES, Pastoor Campers zaliger, geïllustreerd door C. KOROSMEZEY. - 1935, Standaard-Boekhandel, Antwerpen-Brussel-Leuven-Gent, 215 blz., 18 fr.
Goede vertellers hebben een goed hart: de gulle kwajongensgeest van Ernest Claes, wanneer hij, over pastoor Campers, zijn boeksken opendoet, is daarvan een bewijs te meer.
Een boek vol anekdoten; en pastoor Campers en zijn meid Roze lien, zijn koster Fideel en zijn gebuur Jef Leirs, Fientje Bosmans, de kwezel en Mieke Wagemans, de stoelkenszetster... zonder van de
| |
| |
kerkzangers, de bedelaars, den lijkgraver, de schooljongens waaronder Claes zelf te gewagen, zonder den schoenmaker Dens Verhaege te vergeten en zijn zondige vrouw die goed sterft...: allen bezorgen zij ons zulke aangename uurtjes, dat wij bij de eerste gelegenheid van hen moeten vertellen.
Pastoor Campers zaliger is een goed boek. Zoek er geen 'moderne menschelijkheid' in, die meer dan eens onmenschelijkheid wordt. Geen stevige constructie of diepe peilingen... Betreur het zelfs dat het werk stuksgewijze opgebouwd is; - dat de schrijver wat veel zijn oude procédé's aanwendt waartoe het licht oneerbiedig spotten behoort met heilige zaken (hij heeft iets van 'den lattenkliever' Jef Leirs); dat hij, hier en daar, zelfs een stap te ver zet (op bl. 88 b.v., waar de pastoor min of meer uit de biecht spreekt); - dat, alles gezamenlijk beschouwd, het caricaturale te aanzienlijk uitvalt en het ernstige in anderhalf hoofdstuk besloten ligt. Vind in het werk nog allerhande gebreken; maar neem het zooals het is l...
Wie, als jongen, in een dorp heeft gewoond, weet hoe wààr dat alles zijn kan. Zijn eigen herinneringen vindt hij, met kleine varianten, op veel bladzijden terug. En hij is wellicht de eenige niet die Ernest Claes, dankbaar, toewenscht: moge Pastoor Campers zaliger, door het boek van zijn Wittekop, nog veel rimpels glad strijken, veel bezorgdheid doen verzwinden en veel weldoenden pret bezorgen, na zijn dood, tot vér buiten Sichem.
Em. Janssen, S.J.
KRISTAL, Letterkundige productie 1935. - De Spieghel, Amsterdam; Het Kompas, Antwerpen, 223 blz..
Kristal, het zesde letterkundig jaarboek voor Nederland (het vijfde was van 1930) wil 'een overzicht' bieden 'van hetgeen in onzen tijd op letterkundig gebied leeft' (blz. 5). Alle overtuigingen en stroomingen wil het vertegenwoordigen; de samenstellers kenden geen andere leuze dan: letterkunde.
Een heel beperkt overzicht: alleen voor het Noorden; alleen voor 'die auteurs.... welke voor dit tijdperk kenmerkend zijn'; alleen van scheppend proza en poezie. En beide genres moesten in kleine stukken of geringe fragmenten hun veelzijdig beeld vertoonen: voor scheppend proza iets onmogelijke! Ten slotte kwamen, met ongeveer 85 stukken, 58 schrijvers aan het woord.
Wij kunnen, omtrent dezen bundel, onze ontgoocheling niet verbergen. Hij bevat, naast zeldzame stukken van waarde, haast niets dan weinig beduidende snufjes. Zijn teksten zijn daarbij zoo kort dat wellicht geen enkele overtuiging of strooming duidelijk staat voorgesteld. En als geheel laat hij, van dezen tijd, volgende kenmerken slechts aanvoelen: jacht naar de sensatie, neurasthenie van de wrangheid, alge heele ontreddering.
Een paar bemerkingen moeten ons nog van het hart. Deze vooreerst. Men doet thans veel aan letterkunde om de letterkunde; en de godsdienstige, wij sgeerige, sociale levensvragen bieden. aan verscheiden schrijvers, niets anders meer dan fraaie motieven. Zulke geest zet de
| |
| |
wereld op haar kop; en leidt noodzakelijk, ook in de kunst, tot onvruchtbare decadentie. Dan deze bemerking nog. Het is goed alle overtuigingen voor te stellen; maar dan moet men ze ook alle doen eerbiedigen. En wat Jef Last (blz. 31), Mien Proost (blz. 64-65), Menno ter Braak (blz. 206-208) over katholieke Heiligen en praktijken ten beste geven getuigt van evenveel oneerbiedigheid als onverstand.
Em. Janssen, S.J.
H. GODTHELP en A.F. MIRANDE, Het nieuwe Nederlandsche proza in novellen, 3 dln. - Wolters, Groningen, 1935, 132, 124, 174 blz., ing. Fl. 1, 1, 1,40, geb. Fl. 1,25, 1,25, 1,70.
De titel van deze bundels duidt hun inhoud aan; de naam der firma laat vermoeden dat ze voor het onderwijs bestemd zijn; er dient alleen aan toegevoegd dat zij novellen van na '80 bevatten en dat deze, in de drie hoogere klassen van het middelbaar onderwijs, best verklaard (niet alleen gelezen) zullen worden.
Het is een heerlijk opzet, een uitgebreide keuze te leveren van waardevolle novellen; en de samenstellers hebben hun taak ernstig volbracht. Historische, fantastische, exotische, sociale stukken; impressionisme, realisme, romantisme, expressionisme; van Van Looy, Emants en Couperus, over Van Schendel, Van der Leeuw, De Haan en A. Roland Holst, tot aan Helman, Kuyle, Slauerhoff en Eekhout (om alleen de voornaamsten te noemen); telkens een zorgvuldig verantwoorde keuze; en in elk bundeltje afzonderlijk evenals in de drie tezamen zijn de stukken zóó geordend dat ze, door onderlinge tegenstelling en verscheidenheid, het 'concentrisch' geheel vormen dat de samenstellers beoogden. Deze durfden ook - en dat pleit voor hun ernst - allerhande moderne snufjes en stroomingen, in een werk van dezen aard, eenvoudig ignoreeren.
Onze bezwaren zijn van principieelen aard. Vooreerst is het Zuiden te weinig vertegenwoordigd (vier stukken op de veertig), en valt het landelijk proza (Streuvels en Coolen b.v.) te zeer buiten het kader. - Ten tweede lijkt ons de keuze te beginselloos: met eclectisme, met kunstig proza en ongewone avonturen vormt men, literair, geen enkel student; men voedt zijn ziel niet. Eveneens lijkt ze ons te vrij: stukken die een jongen, alleen, mag lezen, kan men daarom, in een klas, nog niet verklaren. - Ten derde aanvaarden wij de uitgesproken strekking niet, het literatuuronderwijs bijna uitsluitend op moderne schrijvers en teksten te doen berusten: De traditie moet daarin - bij ons zooals in alle groote landen - de allereerste plaats bekleeden.
Toch blijft dit werk, in zijn aard, zeer verdienstelijk. Aan al de leeraars in de literatuur, in het Vlaamsche land, bevelen wij het ten zeerste aan: een beeld van het modern Hollandsch proza, te zeer verletterkundigd om bloeiend te leven, te aesthetisch verzorgd en te arm aan wijsheid, te los van de traditie om een veilig bezit te vertegenwoordigen, te decadent om jeugdig te zijn; maar verscheiden van geest... een kunstige regenboog van moderne kleuren.
Em. Janssen, S.J.
|
|