Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
[Nummer 3]Lichaamskultuur?
| |
[pagina 226]
| |
En in Adam in ballingschap zingen de Engelen: Engelschheid en dierschheid mengen
In den mensch zich ondereen...
Wie kan zijn gratig oog verzaden
Aan 't paar, ter bruiloftsfeest bereid,
Bekleed met zuivere gewaden
Van hemelsche Erfrechtvaardigheid?
En als de Tweede Persoon der Heilige Drievuldigheid, in zijn onuitsprekelijke liefde de menschelijke natuur aannam, heeft hij een waarachtig lichaam tot de unio hypostatica verheven, - niet een schijnlichaam, zooals de Doceten, ketters door de Kerk veroordeeld, meenden, uit onverstandigen afkeer van het lichamelijke en slecht begrepen eerbied voor het Woord Gods, - maar een echt en tastbaar lichaam, met spieren en beenderen en zenuwen, gelijk het onze. 'Het Woord is vleesch geworden' zegt S. Johannes... Men zou haast denken dat hij op het lichamelijke in Christus drukken wil. En dat edel lichaam van den Godmensch werd in den maagdelijken schoot van Maria, niet volgens de natuurlijke wetten, maar door het wonderdadig ingrijpen van God zelf gevormd. Na lijden en kruisdood, vond het zijn verheerlijking in de glorierijke verrijzenis: een weelde van schoonheid waar de blijvende Vijf Wonden dubbelen luister aan schonken. Het verrezen Lichaam van Jezus vervoerde in bewondering en extase de bevoorrechten die het mochten aanschouwen, zooals het ook in den hemel een eeuwige bron van genot voor de Heiligen blijft. De Kerk in haar liturgie heeft een bijzonderen eeredienst voor het aanbiddelijk Lichaam van Christus en Heilig-Sakramentsdag heet in het latijn Festum Corporis Christi, het feest van het Lichaam van Christus. Zooals onze Zaligmaker verrezen is, zullen ook de lichamen der gelukzaligen 'heel klaar en schoonblinkerd, licht, subtiel en ontij dalijk' op den jongsten dag uit het graf opstaan. Niet slechts in en door de ziel, ook in en door hun lichaam zullen na de verrijzenis de uitverkorenen genieten en beloond worden de eeuwigheid lang, en wel naarmate zij in hun lichaam meer moesten lijden, en het beter onderwierpen aan den geest door versterving en door het beoefenen der kuischheid en het overwinnen der bekoringen. Onze ledematen die hun rol speelden in deugd of zonde, zullen ook deel hebben in de belooning zoowel als in de straf. Als voorbereiding tot dien verheerlijkten toestand in het andere leven, wordt hier op aarde het lichaam reeds geheiligd door de | |
[pagina 227]
| |
Sakramenten, meest alle op het lichaam toegediend door afwassching of zalving of handenoplegging, als in het Doopsel en het Vormsel, het Heilig Oliesel en het Priesterschap. De overeenkomst tot lichamelijke vereeniging, het Huwelijk, verre van op zich zelf afzichtelijk te zijn zooals zekere ketters beweerden, werd door den Godmensch tot de waardigheid van Sakrament verheven. En door de Heilige Eucharistie verwezenlijkt Hij een zeer innige vereeniging met het lichaam der communiceerenden, zoodat zij als levende Tabernakelen der Godheid worden! De heilige Communie legt in onze lichamen de kiem der glorievolle verrijzenis, daar zij de heiligmakende genade merkelijk vermeerdert, de begeerlijkheid tempert en aldus driften en bekoringen helpt overwinnen, en grooter waarborg schenkt voor een goeden dood voor de communiceerenden is de lichamelijke dood geen waarachtige ondergang, maar veeleer een slaap, een gelukkige overgang naar een beter leven (Johann. VI, 55, 59; XI, 25, 26). Ja, door de genade zijn de lichamen der gedoopten tempels van den H. Geest, en daarom juist spoort de H. Paulus zeer vinnig de Corinthiërs tot kuischheid aan, opdat ze hun lichaam niet onteeren! 'Weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van den H. Geest die in u woont?... Weet gij niet dat uw lichamen ledematen van Christus zijn?' (1 Cor. VII, 15, 19). Met welken eerbied behandelt onze Moeder de Kerk de lijken der gedoopten, door de genade en de Sakramenten geheiligd! Zij brengt ze in het huis Gods, bewierrookt ze, en besprenkelt ze met wijwater. Zij doet ze in gewijde aarde begraven, wat zelfs geldt voor afgezette ledematen van eenig belang. Zij verbiedt streng ze te verbranden, omdat die behandeling als minder eerbiedig aanschouwd wordt en zou kunnen mis verstaan worden als een zinnebeeld van algeheele vernietiging. En aldus, zelfs in den tegenwoordigen toestand van het menschelijk geslacht, moet ook in het lichaam het werk van God en de inwerking der genade hooggeschat en geëerd worden.
* * *
In den tegenwoordigen toestand, zeggen wij,... want het menschdom is niet meer gelijk het eerst door God bedoeld en geschapen werd! Wat is er gebeurd? Wat heeft Gods eerste plan stukgeslagen? Wij, katholieken, wij weten, wij gelooven op Gods woord, dat de zonde in de wereld gekomen is (Rom. V, 12) en daarmede lijden en dood en begeerlijkheid. De vrijdom der begeerlijkheid, een buiten- | |
[pagina 228]
| |
natuurlijke gave door den Schepper aan het menschdom op voorwaarde van getrouwheid geschonken, viel weg. De geest, niet meer onderdanig aan God, voelde het vleesch tegen hem zelf opstaan, omdat,de 'orde', door S. Augustinus heerlijk vertolkt: 'Gij onder God en het vleesch onder u' gestoord was. Het evenwicht was gebroken! De mensch heerschen niet langer als meester over zijn lagere vermogens. En dadelijk voelden Adam en Eva in zich een onmacht en een tekort, waarom ze zich schaamden en schuilhoeken zochten (Gen. III, 7-11, 21). Dat is de hoofdwaarheid van erfzonde en ontwakende begeerlijkheid, d.i. van onstuimigen aandrang naar genot, vooral naar zinnelijken lust, - die alleen klaar doet zien in de vraagstukken van zedelijkheid en kuischheid, zooals Z.H. Pius XI het met nadruk leert in zijn Wereldbrief C'asti connubii over het Huwelijk. Wie daar geen rekening mee houdt, kan de schijnbare tegenspraak niet oplossen, dat het lichaam en zijn krachten van God komen, en natuurlijk en dus op zich zelf goed zijn, en anderzijds toch moeten omsluierd met eerbaar en gezond schaamtegevoel. Schaamte in 't algemeen is niets anders dan het pijnlijk bewustzijn van een tekort. Welnu de mensch behoort zich te schamen, omdat hij zich niet meer meester voelt over de zinnelijke en vleeschelijke driften, waarover hij volgens Gods schikking moest meester zijn en blijven. Cap de tweede plaats is het schaamtegevoel een behoedtniddel, een schutse door Gods goedheid den mensch ingeplant, om hem te beschermen tegen de begeerlijkheid, tegen de verleiding van het zinnelijke tot het onkuische. Zeer wijselijk heeft de natuur, of beter haar Maker, het zoo geregeld dat het zinnelijke den mensch physiologisch tot het geslachtelijke brengt, per sensualia ad sexualia, en indien zulks tot normaal huwelijksleven behoorlijk geschiedt, is daar niets tegen te zeggen. Maar, ongelukkig, ook buiten het huwelijk kan, door de begeerlijkheid, het zinnelijke den mensch begoochelen en meesleepen, en daarom is het redelijk en voorzichtig al wat naaktheid en lichamelijke aantrekkelijkheid betreft, op passende wijze te omsluieren en te bedekken. Gezond schaamtegevoel en zedigheid moeten volstrekt behouden, vooral bij de jeugd, verre van brutaal uitgeroeid te worden. Redelijke schaamte, geen preutschheid of zenuwachtige vrees, want die zou de prikkelbaarheid nog aanporren; maar kalme vastberadenheid om het lichaam passend te bedekken en er zoo weinig mogelijk op te letten. Tegenover de drievoudige begeerlijkheid betracht de christelijke ascese meer dan strikt geboden is: tegen den hoogmoed, volmaakte | |
[pagina 229]
| |
nederigheid; tegen de begeerlijkheid der oogen, onthechting der aardsche goederen en vrijwillige armoede; zoo stelt zij ook versterving tegen de begeerlijkheid des vleesches. Om des te zekerder de grens van het verbodene niet te overschrijden, ontzegt zich wie het ernstig meent met zijn geestelijk leven, zelfs het genot dat hij zou mogen smaken, om zich te oefenen tot wilskracht en zelrbeheersching en onthechting. Nogmaals is dat wijselijk te begrijpen: het gezond verstand en de zedenleer keuren geenszins goed wat er verteld wordt(?) van de onbezonnen zelfpijnigingen van Indische dwepers en fakirs, ten einde zoogezegd den geest geheel vrij van het lichaam te maken. Noch behoort enen al te letterlijk op te nemen zekere pessimistische uitdrukkingen van wijsgeeren en Heiligen, die het lichaam aanschouwden als een kerker voor de ziel, als een vijand die zooveel mogelijk dient verzwakt en afgemarteld, en met wien zij als een verbond aangingen van hem hier op aarde alle rust en genot te ontzeggen. De Heilige Geest spoort soms edelmoedige zielen tot iets buitengewoons aan om tot een treffend voorbeeld te dienen voor lafhartigen. Maar in den regel zal de versterving wijselijk binnen zekere palen blijven: krachtens het Ve Gebod Gods is de mensch op straf van zonde gehouden op een behoorlijke wijze te zorgen voor eigen gezondheid en leven; hij moet zijn lichaamskrachten zoo onderhouden, dat hij werken han en de plichten van zijn staat kwijten. Maar veeleer dan door versterving, brengen door overdaad en wellust veel menschen schade aan hun lichaam toe 1 In dien zin schrijft de Kerk vasten en vleesch-derven op zekere dagen voor; zij spoort den christenmensch aan niet alleen tot strikte matigheid en zelfbeheersching en versterving in eten en drinken en rookera, enz.; niet alleen tot volmaakte beoefening der kuischheid volgens een ieders staat, maar zelfs tot voorzichtige lijfskastijding en boetedoening: het lichaam moet in den geest zijn meester voelen, en de geest moet heilig fier en blij zijn nu nog zoo volmaakt mogelijk meester over het lichaam te blijven. En daartoe moet men nog niet geheelonthouder of vegetariër zijn. Niet dat lichamelijk genot op zich zelf kwaad is! Het is wederom God en de natuur die aan lichamelijke handelingen, als zien en hoores en ruiken, zeker lustgevoel gehecht hebben; ook aan proeven en smaken, ja zelfs aan de echtelijke daad... om den mensch aan te sporen zekere plichten, als het behouden van zijn lichaamskrachten, te volbrengen, of zekeren last, als het verwekken en opvoeden van kinderen, op zich te nemen. Detectatio propten operationem, zegt S. THOMAS: de lust is gericht tot het vergemakkelijken eenar handeling. Lust om | |
[pagina 230]
| |
last is de formule van orde en redelijkheid. En wie binnen die perken zich matig lichamelijk genot veroorlooft met een goede bedoeling, handelt zeker niet afkeurenswaardig. Maar de begeerlijkheid miskent dien regel en streeft naar lust zonder last, tegen de orde der natuur in. En daarom wil de ascese door versterving de genotzucht in toom leeren houden. Ook heeft de christelijke leer nooit verklaard, dat het lichamelijk lijden op zich zelf goed en begeerenswaardig is. Hoogmoedige stoïcijnsche wijsbegeerte die het lijden als 't ware ontkent of er een sport van maakt, verschilt heelemaal van de kerngezonde opvatting der christelijke versterving, die het lijden neemt zooals het is, een lichamelijk kwaad; maar het juist daarom betracht, niet als doeleinde, maar als noodzakelijk middel om zich te harden, en zich te behoeden tegen de buitensporigheden der begeerlijkheid.
* * *
Hoe staat nu de wereld tegenover die christelijke opvattingen? In zijn Encycliek Casti connubii kenschetst de Paus de moderne strevingen aangaande het lichamelijke met een afschuwelijk woord: idololatria carnis, de vergoding van het vleesch! 'De christenen, zegt Hij, zullen van ganscher harte God danken, dat zij door zijn gebod, als met een zacht geweld, gedwongen zijn zoo ver mogelijk weg te blijven van iedere vergoding van het vleesch en van de mensch-onteerende slavernij der zinnelijke driften'. Lichaamsvergoding en modern heidendom kennen de christelijke Openbaring en de erfzonde en begeerlijkheid niet, en oordeelen van louter naturalistisch of zelfs materialistisch standpunt uit. Voor die wereldlingen zijn schaamtegevoel en zedigheid oude prullen. Van de prilste jaren af moet aan de jongelingen geslachtelijke voorlichting gegeven, zelfs in de school. In de kleederdracht, vooral bij de vrouwen, streeft de 'mode' naar ontblooting, of naar het doen uitkomen van lichaamslijnen en -vormen, tot ergernis der mannen. De Kerk, Paus en Bisschoppen, die uit bezorgdheid voor de zielen, en niet zoozeer om de zaak op zich zelf beschouwd, tot zedigheid aansporen, preeken in de woestijn: veel vrouwen en meisjes, zelfs christelijke, begrijpen niet eens meer 'wat kwaad daarin zit'. Ze vergeten dat haar schoonste sieraad eerbaarheid en bescheidenheid is; ze zijn dol en tuk op lichaamstooi en bevalligheid; 'schoonheidsprijskampen' zweepen verbeelding en driften op; en Miss Amerika of Miss Europa meenen heusch het verder gebracht te hebben dan de Onbevlekte | |
[pagina 231]
| |
Moedermaagd van Nazareth! Op zekere plaatsen, als aan ons zeestrand, kan een fatsoenlijk mensch, die zich zelf respecteert, haast geen voet meer zetten. Ja, het negeeren van zedigheid en het verheerlijken van het naakte is een systeem geworden dat zijn dogmas heeft. Naaktkultuur en nudisten durven driest en schijnheilig de rollen omdraaien, en zich aanstellen als bevorderaars der zedelijkheidGa naar voetnoot(1)! Boeken verschijnen om het 'lichaam', den grooten miskende, te rehabiliteeren tegenover de zwartkijkerij van de katholieke zedenleer. Velen plaatsen het lichaam op ééne lijn met den geest... of zelfs nog hooger als laatste doeleinde en weelderigste bron van genot, zoodat de Paus geenszins overdrijft als Hij spreekt van vergoding van het vleesch. In mindere mate, maar toch volgens dezelfde materialistische strekking, gaat men de schreef te buiten, door al te groot belang te hechten aan lichamelijke opvoeding, of om moderner te spreken, aan lichaamskultuur. Eenvoudig en prijzenswaardig turnen voldoet niet meer; exhibities in... zeer negatieve kleeding, en soms van jongens en meisjes ondereen, dreven de onkieschheid ten top, zoodat ze pro. testaties uitlokten van Bisschoppen, ja van den Paus zelf in zijn Wereldbrief over de Opvoeding tegen 'overdreven verheerlijking en hoogschatting van het athletisme, waaruit ook in den tijd van het heidendom de verwording en het verval van de ware opvoeding is ontstaan'. - En inderdaad geestelijke waarden komen haast niet meer in aanmerking; lichaamskracht en -vaardigheid zijn troef; sportprestaties worden wereldgebeurtenissen; boksers en renners zijn de 'grooten van den dag'; tienduizenden juichen hen toe en vieren ze met dolle geestdrift, niet zoozeer om hun uithoudingsvermogen als om hun brutale spierkracht. Hun kansen worden berekend met spanning en onzinnige geldverspilling in weddenschappen, hun vorderingen met koortsachtige belangstelling nagegaan, en hun zege met schatten beloond alsof er nu toch geen nuttiger en verdienstelijker manieren waren om geld te winnen! Volksgezondheid en lichaamsverzorging, in passende maat zeer prijzenswaardig, worden in zekere eugenistische strevingen tot het uiterste gedreven: men zou zeggen dat 'gezond vleesch' het hoogste goed is. Sommige eugenisten, zegt FOERSTER, 'verkondigen een reglement voor menschenteelt, dat in den paardenstal te huis hoort'. | |
[pagina 232]
| |
Alsof het lichaam het voornaamste in den mansch was, alsof tot zijn welzijn alle middelen mochten gebruikt worden, laat men toe, ja leggen zekere Staten handelwijzen op, als sterilisatieGa naar voetnoot(2), die door het gezond verstand en de echte zedenleer als zwaar zondig gebrandmerkt worden; of men bestrijdt de geslachtsziekten, met een loffelijk doeleinde, ja, maar op een voor de goede zeden bedenkelijke wijze: doch 'het doel heiligt de middelen niet.' Geen wonder derhalve dat een maximum lichamelijk genot voor het begeerlijkste geluk geldt. Zich bedwingen, zich wat last en moeite getroosten om zijn plicht en Gods wet te onderhouden, daar bedankt men feestelijk voor. God moest zijn gebod maar niet 'lastig' maken! Het woord 'versterving' onthaalt men op een schaterlach. Hoogstens om het verstandswerk nog gat te ontzien, om zeker fatsoen te bewaren, om geen beschamende ziekten op te doen, maar heelemaal niet om gewetensredenen of uit eerbied voor de zedelijkheid, zal men 'oppassen' om plezier en genot niet te ver te drijven. Goede sier en slempartijen en dronkenschap zijn ook in dezen crisistijd niet onbekend. St. Paulus zou nu nog zuchten (Phil. III, 19): 'Velen zijn er, ik zeg het thans waanend, die wandelen als vijanden van het Kruis van Christus: hun einde is verderf, hun god is hun buik, quorum deus venter est, en hun roem is hun schande, want op aardsche dingen zinnen zij'. Ja, zooals opium in China, worden in onze 'beschaafde' landen verfijnde genotsartsenijen aangewend als morphium en cocaïne en andere verdoovingsmiddelen, om den lichaamsroes behagelijker te maken... soms tot ziekte en dood toe!... En wat er volgens denzelfden geest van genot nog van de wetten der kuischheid overblijft, is zeer licht te schatten: onnatuurlijk en ondraaglijk schijnt zuiverheid en onthouding vóór het huwelijk; de tijd van 'voorbereiding tot dit Sakrament' wordt een aaneenschakeling van groote zonden, en in het huwelijk heeft de duivel het door 'n genialen trek zoover gebracht, dat hetgeen door God bedoeld was ook als een tempering en kanaliseering der begeerlijkheid, remedium concupiscentiae, omgedraaid wordt tot een oorzaak van ontelbare onteerende zonden en van een geestelijk verknoeid leven. - Meer hoeven wij daarover niet te zeggen! Is, het eindelijk ook niet ongebreidelde genotszucht, die brengt tot allerlei bedenkelijk vermaak, waar het lichaam en de zinnelijke lusten de hoofdrol spelen? Gevaarlijk gezelschap, flirt en danspartijen met haar schandige lichtzinnigheid en ontegensprekelijk gevaar, gewaagde | |
[pagina 233]
| |
schouwburgen en kinema's, enz. enz., waarvoor men steeds geld genoeg heeft of... neemt. Met één woord: heidendom, sybaritisme en epicurisme; 'hoe meer genot, hoe beter;' en dat is goed, 'dat is deugd, wat deugd doet!' * * *
Tegenover dit modern heidendom en die ontketende lichamelijke hartstochten, zullen wij, katholieken, best doen het woord lichaams kultuur te vermijden, omdat het als 't ware de buitensporigheden in zich sluit in dit artikel geschandvlekt, en omdat het te veel aan lichaamscultus denken doet. Anderzijds, ondanks onze leer van erfzonde en zelfbeheersching en versterving, mogen wij geenszins laten zeggen dat wij veroordeeld zijn geen geluk op aarde te smaken, - dat het katholicisme een droevige godsdienst is, die niets brengt dan onthechting en lijden, met slechts een straaltje hoop om het wat beter te hebben hiernamaals. Dat is klinkklare onzin, want de genotzoekers vinden geen waarachtig geluk in het toegeven aan vleeschelijke driften: een voorbijgaande roes laat een wrangen nasmaak. Gok in dit 'tranendal' is tevredenheid te vinden in het bewustzijn dat men zijn plicht doet en Gods vriend is, door wijze versterving en zelfbeheersching, met het blijde vooruitzicht, spes futurorum, dat eens alle pijnlijk bedwang zal overbodig zijn en alle harde strijd ophouden zal. Noch mogen wij meenen, dat het nu al zoo ver gekomen is met heidensche lichaamskultuur en lichaamsvertroeteling, dat Christus en zijn Evangelie daarover nooit meer zullen zegevieren, en dat de wereld door de zedeloosheid onweerstaanbaar naar zijn verderf loopt. Geheel de wereldgeschiedenis laat zich samenvatten in den 'strijd tusschen het goede en het kwade', tusschen Christus en Satan; op een bepaald oogenblik kan het schijnen dat de zonde triomfeert... maar aan Christus en de Kerk is de eindzege verzekerd! Zij hebben het soms nog harder te verduren gehad dan in onze twintigste eeuw; het oude heidendom hebben zij overwonnen, zij zijn dus krachtig genoeg om ook over het moderne heidendom te zegevieren! |
|