Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |||||||||||||
Sociale Kroniek
| |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
Deze opmerkingen munten uit door kalme objectiviteit en door warme belangstelling voor den arbeider wien niet benijd wordt dat hij zich weerde en veel 'redden' kon terwijl 'de kapitaalbezitter volle dig weerloos tegenover de krisis stond.' Ze steken gunstig af bij de zoo talrijke onbezonnen aanvallen op den werkloozensteun welke schier onvermijdelijk de vakvereenigingen aanzetten tot star vasthouden, tot steunen hunner leden door alles heen, ook wanneer dezen een zijdeurtje ontdekt hebben om aan 't werk te ontkomen, om inkomsten te verbergen en toch te trekken. De hier gesproken taal is integendeel van aard om de vereenigingen en de zoo talrijke eerlijke werkloozen aan te zetten tot het opsporen en uitroeien van alle misbruiken. Dan zal het mogelijk blijven de waarlijk-behoeftigen te steunen en wel langs hunne vereenigingen. Misbruiken verwonderen ons niet: het spreekt immers vanzelf dat bij ontslagingen vooral de minder werklustigen en nauwgezetten afgedankt worden en dezen, werkloos geworden, er niet door verbeteren. Maar mogen wij verwachten dat een organisatie de misbruiken opspoort en aanklaagt wanneer ze met reden vreest dat, tot haar nadeel, hetgeen zij aan het licht brengt zal veralgemeend en overdreven worden?
De spreker schijnt niet alles in de inrichting van den werkloozensteun onverminderd goed te keuren; zijne opmerkingen mogen evenwel niet ontstemmen omdat ze de medewerking der vakbonden geenszins afwijst. 'Het huidige regiem der werkloozenondersteuning zal, zegt hij ons, bij een verdere heroplaaiïng van het zakenleven misschien wel grondige veranderingen moeten ondergaan, opdat zekere bepalingen, passend op een uitgebreide werkloosheid, niet zouden in den weg staan van het hernemen van den arbeid. Daartoe zullen de arbeidersvereenigingen, buiten alle politieke naijver en buiten alle klassengeest, met kracht moeten bijdragen met het inzicht op het algemeen welzijn, dat zich ten slotte vereenzelvigt met den blijvender welstand van den arbeider zelf.' 'Deproletarisatie door het verwerven wan onroerenden eigendom' door Lic. G. GRIMONPREZ, munt uit door zakelijkheid: enkele princiepen worden vooropgesteld, daarna spreken de feiten: de werking der Regeering en de patronale actie. Deze laatste mag niet onderschat: reeds rond 1859 werken patronale instellingen, hun voornaamste doel is wel 'bouwen om hun beste werkkrachten aan de onderneming vast te hechten. Maar ze bouwen toch'. Die be- | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
doeling, ofschoon niet geheel onbaatzuchtig was toch goed, tenzij de banden te knellend waren, hetgeen mogelijk wel eens gebeurde... Na 1889 (toen de Spaar- en Lijfrentekas gemachtigd werd in gunstige voorwaarden voorschotten te doen) 'hebben vele patroons kredietmaatschappijen gesticht, anderen hebben zelf huizen gebouwd... (o.m.) de Raffinaderijen van Thienen, die vooral door het verleenen van hooge premies (tot 5.000 fr.) den aankoop van hun huis, voor de arbeiders vergemakkelijkt hebben. Opvallend is het dat bijna allen het systeem der gratis premies bij voorkeur toepassen'. Vóór 1914 beteekende 5.000 fr. ten naaste bij een huis gratis! 'Na de wet van 1919 bestaat de patronale actie vooral in het onderschrijven van een deel van het kapitaal der plaatselijke bouwmaatschappijen, het oprichten van kredietmaatschappijen. In de bestaande maatschappijen vertegenwoordigt het totaal door de particuliere nijveraars onderschreven kapitaal tegenwoordig 57 millioen waarvan 25 gestort.' Is de patronale actie onvoldoende geweest? De spreker acht die bewering 'op zijn minst voorbarig'. De werkgevers, vooral de katholieke, zijn tusschengekomen:
Indien ze niet alles deden wat van hen verwacht weid, moeten wij in aanmerking nemen dat:
Met een woord: veel werd gedaan; ook de werkgevers hebben veel gedaan. En nochtans: er blijft nog veel te doen. Hier wordt een weinig ontmoedigd gewezen op het grootendeels stilstaan van de werking en op de moeilijkheden waar vele arbeidersgezinnen mee kampen. Gelukkig is sedertdien een en ander reeds in gunstigen zin veranderd. | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
De openbare macht komt weer tusschen en de devaluatie is van aard de moeilijkheden te verminderen waar de ontleeners mee te kampen hebben. Vooral de nog hooge rentevoet van het geld op lang termijn blijft een geweldige hinderpaal. De Spaar- en Lijfrentekas eischt nog 4¼ t.h., hetgeen zeker voordeelig is met den tegenwoordigen 'prijs' van het geld, maar men moet tot 3 t.h. komen om te kunnen bouwen. Intusschen slorpt het huurgeld een bovenmatig groot deel van het inkomen van het arbeidersgezin op. Een onderzoek wees uit dat, in West-Vlaanderen, de huishuur gemiddeld bedraagt:
Ter vergelijking: een onderzoek uit 1891 wees op een verhouding van 13 à 17 t.h. In 'Verbetering inzake verwerving van grondeigendom' toont Lic. C.A. VAN BAEL duidelijk de voordeelen aan van den 'terugkeer naar den landbouw', van den volledigen terugkeer en van een gedeeltelijken wanneer de fabrieksarbeider op den buiten gaat wonen om daar een bescheiden grondeigendom te bewerken. Zijn verslag brengt ons helaas tot het besluit dat hier de moeilijkheden overgroot zijn. 'Het verwerven van roerend eigendom', door den Heer J. DENOLF, laat ons toe te besluiten dat wij op dit gebied verder staan dan velen het meenen: milliarden op de Spaar- en Lijfrentekas, zeer hooge bedragen op de spaarinstellingen der socialistische en der christelijke arbeidersorganisaties, een overgroot aantal 'volksverzekeringen'. De Staat heeft door toezichtsmaatregelen op beide gebieden ingegrepen, en terecht. Ook deze verslaggever breekt moedig met het ekonomisch Liberalisme af! Onze medewerker, de Heer R. GORIS handelde breedvoerig over 'Bedrijfsorganisatie en Deproletarisatie'. Wij volstaan met het hier te vermelden: hij onderhield ons reeds daarover.
* * *
Verstandelijke en zedelijke deproletarisatie wordt onvermoeid en met heerlijke uitslagen nagestreefd door onze moedige K.A.J. en J.O.C. Hun triomf van 25 Augustus heeft ons allen verrukt. Eén week vroeger trok de Socialistische Jeugd door de straten der hoofdstad. De wekroepen welke tot voorbereiding dier betooging van de | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
Partij uitgingen laten ons toe het betrekkelijk belang van beide jeugdorganisaties te meten. 'Streven' handelde reeds over beide organisaties; in No. 4 van den eersten jaargang zetten wij hunne organisatie uiteen in het laatste van den tweeden (Augustus 1935) onderhield P. Arts ons over het 'Arbeiderskamp voor werkloozen', te Dworp. Hij klaagt daar om het uitblijven van staatshulp. Men weet dat deze hulp intusschen verleend werd en dat het voorbeeld door de K.A.J. gegeven reeds navolging uitlokte. |
|