| |
| |
| |
Boekennieuws
Godsdienst.
Dr K.L. Bellon, Inleiding tot de godsdienstgeschiedenis. - Handboek van de K.V.H.U., Standaard, 1935, 166 blz. 16 fr.
In dit handboek geeft Dr Bellon ons geene geschiedenis van de verschillende godsdiensten, of van een bepaalden godsdienst, zooals de titel zou doen veronderstellen. De algemeene geschiedenis der godsdiensten wordt veeleer verondersteld. Ook de bijzonderste conclusies van de Cultuurhistorische methode in de vergelijkende godsdienstwetenschap zal de lezer moeten kennen om dit boek met vrucht te lezen. Het is eigenlijk eene godsdienstphaenomenologie, 't is te zeggen een groepeeren van de verschillende godsdienstige uitingen van den mensch om er den diepen zin van te onderkennen. Schrijver handelt eerst over de 'pseudo-religieuze en bijgeloovige randverschijnselen' en over de 'niet-religieuse wereldbeschouwingen en verlossingsleeren.' Zoo wordt de baan vrijgemaakt voor het positief onderzoek. Dit wordt zeer duidelijk in vier aaneensluitende hoofdstukken ingesteld. Aan het object van den godsdienst of de godsgedachte bij het menschdom, beantwoordt het subject van den godsdienst, of de mensch in zijn godsdienstigen aanleg. Dan komen de verschillende verschijnselen ter sprake die ontstaan door het contact tusschen God en mensch. Eerst de gaven van God die zich genadig buigt over het menschdom, dan de religieuze daden van den mensch die streeft naar den oppersten Meester.
In de enorme massa feiten heeft de schrijver van dit beknopte handboek slechts schaarsche grepen kunnen doen, maar het essentieele is hem niet ontsnapt. Alleen de eschatologie die in vele godsdiensten een betrekkelijk groote rol speelt, schijnt niet tot haar recht te komen.
F. De Raedemaeker S.J.
Dr Sigismund WAITZ, Vorst-Aartsbisschop van Salsburg, Paulus in stürmen und Verfolgungen. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 376 bl., gekart. Rm. 4; lederen band Rm. 5.20.
Het vierde deel van dit uitgebreide werk over den Apostel der Volkeren brengt ons de verklaring van den tweeden Corintherbrief. Het boek is ingedeeld in drie deelen: eerst wordt het 18e hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen behandeld (Paulus te Corinthië), daarna de brief en eindelijk de redevoering van Paulus te Milete aan de ouderen van Ephese (Handelingen, hfdst. 20).
Rond de vlammende woorden van den Apostel weeft de geleerde en vrome schrijver beschouwingen die heel het geestelijk
| |
| |
leven van den mensch en vooral van den modernen mensch overspannen. Midden de vervolgingen toont de H. Paulus eene buitengewone zielesterkte en eene heldhaftige volharding in zijn reuzentaak: de bekeering van den heidenwereld. Het is dan ook een les van vertrouwen, gebaseerd op de onsterfelijke beloften van Christus, die ons in dit degelijk boek geboden wordt. Het is natuurlijk slechts een echo, maar de echo van zulk een stem is nog steeds het beluisteren waard.
| |
Godsdienst, moraal.
Mgr. K. CRUYSBERGHS: Maria-woorden in het Evangelie, 1935. - N.V. het Kompas, Mechelen, 116 bl.
Toespraken, of veeleer overwegingen over enkele 'woorden' van O.L. Vrouw, die in het Evangelie staan opgeteekend. Geen dor-exegetisch uitrafelen van teksten, evenmin de ordinaire, 'gemakkelijke' gemeenplaatsen. Maar op zeer degelijke theologische basis een klare uiteenzetting der grondprinciepes van de katholieke Marialeer, van het katholieke ascetisme. Toch ook weer geen puur-didaktische abstrakties. Mgr. Cruysberghs verliest nooit het rechtstreeksche kontakt met de levende werkelijkheid. Dat is wellicht de voornaamste karakteristiek van dit boek. Toch lijkt me bl. 56 over de 'geringheid' van Maria, wel een beetje 'te' nuchter-zakelijk, te minimaliseerend. Wellicht enkel kwestie van indruk...
Het boek, eerst en vooral voor priesters bedoeld, moet ook aan leeken ter lezing en overweging worden aanbevolen.
L. Uten, S.J.
Karl ADAM, Geloof en Liefde uit het Duitsch door Piet KASTEEL. - 'Fedelitas', Amsterdam, 1934, 155 blz.
Verzameling van drie beschouwingen, nl. over:
'Geloof en Liefde': 'het Christendom is in wezen liefde... waarom dan de harde strenge plicht van het geloof...; het reusachtig apparaat van Kerk, paus, bisschoppen en priesters...; het uitgebreide, ingewikkelde kerkelijk bestuur?' Deze tegenspraak is enkel schijnbaar in de Kerk zelf; helaas heden te dikwijls werkelijk bij zoovele christenen die de ware naastenliefde missen.
'Christus en de geest van het Westen': in welken zin mag van zulken geest in Christendom en Kerk gesproken worden?
'Huwelijk': Al het heerlijke van het Christelijk huwelijk op meesterlijke wijze en bezielend voorgehouden.
Ons inziens op verre na het beste. Ook de eerste twee studies zijn rijk aan christelijke leering, nieuw, zeer persoonlijk; ze komen ons evenwel als eenigszins gezocht voor.
De taal kon vlotter zijn: de zware duitsche zin werd meer dan wenschelijk geëerbiedigd.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
| |
M. DEWICKERE, S.J. 'Hij heeft mij liefgehad'. - Bode van het Heilig Hart, Alken, 1935, 112 blz.; 5 fr.
Dit boekje is samengesteld uit losse hoofdstukken, zelf nog in paragrafen onderverdeeld. Toch vormen deze een gesloten geheel: aan Jezus' liefde, die dikwijls door ondankbaarheid wordt beantwoord, moeten wij wederliefde betoonen; Zijn Hart weze ons toonbeeld; door toewijding, eerherstel, apostolaat maken wij, op Zijn offer, ons weder-offer, allervolkomendst.
Bij wijze van overweging kunnen wij dus losse paragrafen, naar keuze, lezen en bedenken; in het geheel vinden wij tevens een volledig overzicht van de godsvrucht tot het Heilig Hart.
De groote verdienste van dit werkje ligt in zijn spontaneïteit. Een innig vroom mensch heeft, jaar na jaar, bij het lezen van kranten, tijdschriften, boeken, een schat van wetenswaardigheden verzameld; als vanzelf sloten ze samen tot: het H. Hart in de moderne wereld. Een som van voorbeelden, teksten, feiten; telkens sprekend op zichzelf en suggestief bij een bewering geplaatst...; een mozaïek even zorgvuldig geordend als veelkleurig en verscheiden...: wij kennen geen boekje in het Nederlandsch dat, in de Junimaand en ook wel op andere tijdstippen, aan vrome zielen, ijveraars en bestuurders van congregatiën, Eucharistischen Kruistocht, Bonden van het H. Hart en groepeeringen voor Katholieke Actie, evenveel dienst kan bewijzen en even weldoend zijn.
En wat den schrijver betreft, wij wenschen en wij hopen dat hij het bij dezen eersteling niet laten zal.
Em. Janssen, S.J.
Prof. Dr. BENDER O.P. De Echtscheiding. Coll. Waarheid en Leven, onder redactie van Prof. Verhaar. Hilversum, P. Brand, 1935; 72 blz.; 18 × 10; prijs fl. 0,65.
De geleerde Moraalprofessor, die ons reeds 'Huwelijk en Huwelijksbeletselen in de Katholieke Kerk' (Roermond, 1932) enz., geschonken heeft, schrijft in deze 'psychosophische verhandelingen' een zeer goede brochuur tegen de echtscheiding, tot verduidelijking der begrippen bij Katholieken, en ook bij andersdenkenden: de leer der Kerk; waarom geen echtscheiding? echtscheiding en Evangelie, enz. enz. Zeer bevattelijk voor den gewonen lezer is zijn uiteenzetting, misschien zelfs wat langdradig, want hier en daar zouden systematischer en zaakrijker volzinnen geen schade hebben toegebracht. Laten we ons verheugen, dat omtrent zulk onderwerp, van het hoogste belang voor ons volk, de nederlandsche bibliographie een flinke verhandeling rijker is geworden. Maar Vlaamsche belangstellenden zullen toch wellicht naar goedkooper boekjes uitzien, zooals er verschenen zijn te Antwerpen in Geloofsverdediging.
J. Salsmans, S.I.
| |
| |
| |
Literatuur.
Joris EECKHOUT, Litteraire Profielen, VI. - L. Van Melle, N.V., Gent, 1935, 139 blz.
Dit boek, het twaalfde critisch werk van den schrijver, is geheel aan Fransch-schrijvende letterkundigen gewijd. Vijf profielen bijna telkens duidelijk geteekend; en bijna telkens vinden we aanstonds het woord dat het aanduidt: Mauriac de katholieke romanschrijver, Brunetière de theoreticus der literaire evolutie, Bourget de moralist die romans schrijft, Proust de zelfingenomen satiricus, Rodenbach de... hier moeten we zoeken, en geen enkele bijstelling voldoet ons heelemaal - de individualist die zichzelf uitput.
Een rijk boek, klaar van lijn en strekking, waarin zeer veel belezenheid is verwerkt. Sinds jaren is Weleerw. Heer Eeckhout volkomen thuis in de Fransche literatuur der laatste halve eeuw - bijna al zijn vorige werken getuigen het, en niet het minst bracht zijn studie op Karel Van de Woestijne dat mee -: als een bevoegde inleiding tot vijf schrijvers waarvan vier tenminste hun actueele waarde geenszins hebben verloren, kunnen we dit werk niet genoeg aanbevelen... Maar liever onderzoeken we even den cultuurhistorischen en theoretischen achtergrond waarop deze profielen uitkomen.
Een cultuurhistorische achtergrond is er haast niet. Brunetière en Bourget, die toch tot dezelfde periode behooren en die, in hun jeugd, dezelfde invloeden ondergingen, staan, zonder verband, naast elkander. Mauriac die, in zijn geschriften en getuigenis, herhaaldelijk naar Proust verwijst, wordt met hem nergens in contact gesteld... Losse profielen, bij wier bewerking Brunetière's théorie van 'l'évolution des genres' en onderlinge beïnvloeding heelemaal buiten den horizon lag...; de schrijver legde een anderen maatstaf aan.
Een ethischen maatstaf op de eerste plaats. Voor Mauriac ging dat vanzelf: de zedelijke en godsdienstige vragen zwermen rond hem; voor Brunetière, den bekeerling, hoefde men slechts op diens eigen levenservaring nadruk te leggen: 's'être en toute occasion laissé faire par la vérité' (bl. 43); Bourget, de moralist, kon wel niet anders worden behandeld!... De studie op Rodenbach eindigt tenminste met een terechtwijzing van zijn individualisme; en het meest persoonlijk treedt de schrijver tegen Proust, den ongezonden satiricus, op, in volgenden passus:
'Waarom, per slot van rekening, blijft Cervantes's “don Quixote” - het meesterstuk van het satirisch genre en van den roman op den koop toe! - door de eeuwen heen, zoo sympathiek aandoen? heel wat sympathieker zelfs dan Rabelais' “Gargantua”, en, dichter bij ons, Heinrich Mann's romanreeks “Das Kaiserreich”? Eenvoudig, omdat er in den armen, dolenden ridder nog zooveel edele gevoelens tot uiting komen. Om dien onuitroeibaren grond van menschelijkheid en goedheid, staat men vergelijkend, zelfs tegenover don Quixote's felst-aangedikte manie. Men denkt er
| |
| |
bij aan de keeren, dat men zelf aan 't schermen ging tegen windmolens!' (bl. 120-121).
Met de strekking van den schrijver zijn wij het volkomen eens: zedelijke hoedanigheden zijn voor een groot kunstenaar onontbeerlijk, goedheid bij voorbeeld voor een verteller en heldhaftigheid voor een dichter... De serene toon van geheel dit werk duidt vooruitgang aan op sommige studiën uit vorige bundels; alleen meenen wij dat iets meer 'Beschränkung', zoo voor de citaten als voor den stijl, den schrijver tot grondiger uitgediepte gedachten zou hebben gebracht, helderder voorgesteld.
Em. Janssen, S.J.
J.G. SCHOUP. Geldhonger. - Uitgeverij 'De Steenuil', Amsterdam, 232 blz.
Een sterk literair talent kunnen wij den schrijver van dezen 'oorspronkelijke(n) roman' niet noemen. Diens groote verdeeling - I. Neergang. II. Loutering. III. Opgang. (bl.5) - duidt reeds een aloud thema aan; en het verhaal van den accountant Roel Dycke die, valschelijk beschuldigd en onrechtvaardig veroordeeld, na zijn gevangenisstraf de beschermer wordt der verdrukten, voert dat thema nergens op tot nieuwe ontdekkingen, nergens zelfs tot jeugdige frischheid. Het milieu van geldmarkt, bankmanoeuvres, industrie en handel waaromtrent de schrijver zich zorgvuldig schijnt te hebben ingelicht; het leven der gevangenen waaraan hij een bijzondere aandacht heeft gewijd; zijn religieus socialisme dat, naarmate men vordert, sterker naar voren treedt...: dat alles maakt het boek actueel en spannend; het verraadt ook met hoeveel ernst en overtuiging het werd opgevat, ondernomen en wilskrachtig doorgezet...; nergens echter breekt de veelkleurige vlinder den cocon open: nergens, noch voor den stijl, noch voor den inhoud, wint het de kunstenaar, tot creatie gestuwd, op den verontwaardigden verkondiger van maatschappelijke vernieuwing.
Maar men mag ook een roman van uit een ander standpunt beschouwen.
De titel Geldhonger verraadt reeds den strijdbaren geest: het geldt hier een kruistocht tegen de hebzucht en geldmacht; en de mensch moet godsdienstig worden herboren tot oprechte eerlijkheid, tot broederlijkheid en weldoen (cfr. bl. 140-147).
Maar een godsdienstige herleving ontstaat niet door een kruistocht: zij bestaat vooraf, en deze kan haar alleen aanwakkeren en ontwikkelen. Hier raken we, dunkt ons, de zwakke plek van heel dit betoog.
Wij zoeken naar het waarachtig levend godsdienstig gevoel. Helaas! Buiten een paar programma-zinnen over onderlinge waardeering en over gebeden (bl. 49-50, 143), buiten een Kerstfeest, het
| |
| |
symbool van een vrede-feest (bl. 30, 223-225), vinden we caricaturen van gewetenlooze geldmagnaten, fabrikanten en kooplieden; en zelfs de deerniswekkende voorgeschiedenis van enkele gevangenen (bl. 164-173) stemt alleen tot bitterheid. Een aanklacht vinden we, het meest in het laatste deel Opgang, dat toch een werkelijken opgang had moeten voorstellen.
Waarin bestaat schrijvers godsdienst? Tegen geopenbaarde godsdiensten heeft hij geen bezwaren; maar 'de kerken' zijn 'in de macht van het geld'; en 'ware godsdienst... en socialisme vullen elkaar waarlijk aan' (bl. 145). Het is een aanvoelen van liefde en broederlijkheid, een aanvoelen van God in de natuur (cf. bl. 140): midden in de natuur wordt een huwelijk ook best gesloten (bl. 184); en de held van het boek eindigt met, gescheiden van zijn vrouw, een andere vrouw te nemen (bl. 227-232). Zoo vallen 'de fatsoenhekjes en burgerlijke moraalschotjes' weg; zoo 'leven en lieven' de menschen 'als goden' (bl. 184).
Wat komt er dan van dien kruistocht terecht? Het is de oude klassenstrijd die heilige oorlog wordt genoemd onder Christus' vaan (cf. bl. 141, 145 en elders); het zijn de strijd-mieren van Van Eeden die zich vrede-mieren noemen.
Neen, deze laatste uitspraak luidt te streng. Wij erkennen graag, bij de grootste vertegenwoordigers van het religieus socialisme, den oprechten, edelen strijd van de goddelijke Liefde tegen het doodend materialisme; wij erkennen ook, bij dezen schrijver, de goede bedoeling en het eerlijk gemoed. Maar ongemerkt blijft dikwijls de overgang van stralende begeestering tot verblind fanatisme en de dosis fanatisme is, in dit boek, te groot. Eens te meer heeft een verbitterd gemoed de vlucht van een kunstenaar verlamd, de stem van een apostel schor gemaakt.
Em. Janssen, S.J.
Paul DE VREE, Over den Roman. - Drukkerij N.V. Vonksteen, Langemarck, (1933), 56 blz..
Dit boekje bevat de lessen, in 1933 door den schrijver gegeven aan de Volksuniversiteit 'Herman Van den Reeck'; in hetzelfde jaar, onder vorm van artikelen, gepubliceerd in Jong-Dietschland. 'Over den Roman' heet het; een betere titel ware: 'Over den Vlaamschen Roman sinds 1830', want vanaf bl. 11 wordt over niets ander meer gesproken. Na een algemeene inleiding tracht de schrijver den Vlaamschen roman te situeeren: hoe heeft deze zich ontwikkeld? hoe heeft hij de algemeen menschelijke problemen behandeld als zijn: leven en dood, liefde en ascese, intellect en religiositeit, eenling en massa, natuur en grootstad, binnenhuis en avontuur?
Een 'kursus' (bl. 3): niet een vluchtig geschreven essay, maar een gebouwde verhandeling; met als sluitstuk de voornaamste ro- | |
| |
man-motieven, gegroepeerd onder den algemeenen titel: 'De Vlaamsche Roman tegenover de Algemeene Menschelijkheid' (bl. 18-56). Nu staan die motieven naast elkander behandeld, zonder onderlinge onderschikking of samenhang, zonder gezamenlijk besluit; en zoo komt de 'algemeene menschelijkheid' niet tot haar recht, omdat een machine niet bestaat uit haar losse stukken.
De groote fout van de verhandeling raken we hiermee: ze is niet àf. Ze wijst op een ernstig pogen, volhardend doorgezet, dat meer dan onze waardeering verdient: ook onze sympathie. Het komt ons echter voor dat Paul De Vree verder wilde springen dan zijn stok lang was.
Noch theoretisch, noch historisch heeft hij de stof onder de knie. Theoretisch niet; want de algemeene inleiding (bl. 5-10) is een haast ordelooze overstelping van standpunten en typen, en evenzoo wat we zoo pas het sluitstuk noemden: de voornaamste roman-motieven. - Evenmin historisch; want de 'algemeene ontwikkelingsgang van den Vlaamschen roman' (bl. 12) staat zelfs niet schematisch geteekend; terwijl de 'invloeden der buitenlandsche literatuur' vrij willekeurig tot Fransche, Noordelijke en Oostelijke (weinig meer dan de namen) worden teruggebracht. Gaat men dan, meer bepaald, schrijvers informatie-materiaal na...: nogal aanzienlijk, jawel; maar zonder veel zin voor de historische lijn en zonder veel onderscheid om de letterkundige waarde.
Wij kunnen hier niet, in bijzonderheden, op ingaan; ziehier onze groote bezwaren. Vooreerst onderscheidt de schrijver te weinig den roman van een ander literair product, en de literatuur te weinig van een andere kunst. Bijna alles wat hij, in zijn inleiding, over den roman zegt, past op een dichtbundel, een schilderij of een muziekstuk. - Ten tweede ziet hij den Vlaamschen roman te weinig op den achtergrond van Vlaanderen's geschiedenis. Vooral de als vanzelf sprekend aanvaarde 'supposita' ontstemmen ons: als zou er in Vlaanderen, vóór 1830, geen zweem van cultuur hebben bestaan (cfr. bl. 11-12); en als zou de moderne tijd, na honderd jaar zwoegen, de gelukkige geboorte beleven van den waren, grooten roman (bl. 16, 52-53, en passim elders). - Ten derden missen schrijvers 'algemeen menschelijke motieven' het uitzicht op een gesloten, wijsgeerig levenssysteem. Maar dat zegden we hooger reeds.
Niettegenstaande zijn pover resultaat blijven we dit pogen waardeeren: wellicht komt Paul De Vree, met zijn werkkracht en durf, tot grondiger en beter. Maar dit mogen we hem wel zeggen: even weinig als chocolade een kind duurzaam kan voeden, even weinig de meeste moderne Vlaamsche romanliteratuur een ernstig mensch. En nog: zonder een zorgvuldig verantwoord historisch- en wijsgeerig inzicht bouwt men geen synthesen op. En ten slotte: geen boekenwijsheid kan den intuïtieven werkelijkheidszin vervangen, die stijl en gedachten stralen doet.
Em. Janssen, S.J.
| |
| |
Theun de VRIES, Koningssage. Bandontwerp en Houtsneden van Tjerp Bottema. - N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1934 155 bl., 26,60 fr.
Radbod, koning van het nog heidensche Friesland, bemint Theusinde die, schuchter en zijn ongebreidelde natuur niet begrijpend, hem ontvlucht. Doodelijk liefdeverlangen, dat overslaat tot de wilde bedrijvigheid van een oorlog tegen de gekerstende Franken. Door toedoen van Bernlef, een zanger komt Theusinde tot hem: beiden zijn gelukkig.
Een goed gebouwd verhaal, met, in het eerste hoofdstuk, de geschiedenis van Radbod en Amara, als passend voorspel. Stoer en sober geschreven ook, zooals het past bij zulke sagen. Maar het is papieren kunst: alles staat heelemaal buiten de werkelijkheid. Een vluchtige vergelijking met het werk van Sigrid Unset, ook met haar jeugdwerk, zal iedereen daarvan overtuigen; en zelfs de oude en voor een deel verouderde romantiek van Hofdijk trilt van rijker menschelijkheid... Een zwak verhaal, waarmede noch de letterkunde, noch de Friesche fierheid gebaat zijn.
Voor gevormde lezers.
Em. Janssen, S.J.
| |
Wijsgeerige vraagstukken.
Alexandra DAVID-NEEL, Meister und Schüler - F.A. Brockhaus, Leipzig, 1934, 191 blz. 8,50 Mk.
De schrijfster bestudeerde eerst de Oostersche wijsbegeerte en godsdiensten; zij doceerde op het Institut des Hautes Etudes te Brussel en ondernam ten slotte een 14-jarigen pelgrimstocht in Centraal-Azië. Hier werd ze Buddhistin, hetgeen haar in de gelegenheid stelde ons in dit werk 'über die Lehren mitteilen, die den Eigeweihten, teils wätrend der Feierlichkeiten, teils spaterhin gegeben werden'
Wij willen niet nagaan in hoever ze zich feitelijk 'bekeerde'; stellen wij hier enkel vast dat zij met Westersche opmerkzaamheid naging en met nauwkeurigheid meedeelt wat zij op haar reis ontmoette - daargelaten dat de schaduwzijde misschien niet voldoende opgemerkt werd; maar hoe daarover oordeelen?
Die zoekers uit Tibet mogen grof dwalen, hun streven naar omhoog dwingt onze bewondering af.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
| |
| |
Geschiedenis.
Wilhelm SCHWER, Stand und Ständeordnung im Weltbild des Mittelalters. Die geistes- und geselschaftlichen Grundlagen der berufständischen Idee (Görres-Gesellschaft... Veröffentlichungen der Sektion für Sozial- und Wirtschaftswissenschaft, Heft 7) - Ferdinand Schöningh, Paderborn, 1934, 85 blz. RM. 4,40.
Het is een begrijpelijke strekking, en een der prikkels van de historische wetenschap, den oorsprong van hedendaagsche vraagstukken en theoriën in het verleden te zoeken. In onze eeuw van standenorganisatie moest men wel uitzien naar vroegere voorbeelden van standenregeling en standenstaat. Aldus kwam het werkje van Z.E.H. Schwer, hoogleeraar te Bonn, tot stand.
Na een paar sociologische begrippen verduidelijkt te hebben, zooals b.v. klas en stand, en het verschil tusschen beide aangeduid te hebben, zet Schwer zijn thesis voorop: de middeleeuwsche stand was een machtstand, de stand der toekomst moet een beroepstand zijn. - In dit historisch werkje wordt alleen het eerste deel van deze stelling besproken.
Schwer betoogt hoe de beteekenis der standen op hun bezit, namelijk hun grondbezit steunde: de beroepsgroepen welke geen grondbezit hadden waren, althans volgens Z.E.H. Schwer, uit het staatsbeleid uitgesloten: een tamelijk gewaagde bewering, welke door de historische werkelijkheid schijnt tegengesproken te zijn. - Wat er ook van zij, Schwer geeft toe dat op zeker oogenblik een kentering in de richting van de beroepstandelijke gedachte kwam: tegen het einde der Middeleeuwen was het denkbeeld van de gelijkheid van alle beroepstanden aan het doorbreken. Toen kwam echter de Renaissance de individualistische gedachte wakkerschudden, en de beroepstandelijke idee zou sluimeren tot de XIXe en zelfs XXe eeuw.
Al zal men dikwijls niet accoord gaan het de historische opvattingen van Schwer, toch is dit boekje een zeer nuttige lezing voor wie wil inlichtingen inwinnen over de wortels van de corporatieve gedachten. Het is overigens zeer gemakkelijk geschreven, en dus ook voor 'outsiders' van de geschiedenis te lezen.
J.A. Van Houtte.
Alessandro PASSERIN D'ENTREVES, Appunti di storia delle dottrine politiche. La filosofia politica medioevale. - G. Giappichelli, Turijn, 1934, XII 238 blz. Lire 25.-
Dit boek is minder ruim opgevat dan de titel het laat vermoeden. In zijn inleiding wijst spreker erop dat hij zich zal beperken tot de eeuw 1250-1350, welke de belangrijkste episode in de geschiedenis van de middeleeuwsche staatsleer uitmaakt.
Sch. geeft vooreerst de denkbeelden weer over de natuur van het staatsverband. Zuiver conventionneel of natuurlijk? Aan de hand van Aristoteles hebben de scholastieke denkers de laatste op- | |
| |
lossing verkozen: daar de menschen niet allen even goed zijn, is het noodzakelijk dat de 'Wijzen' het bewind voeren. Na dit beginsel vastgesteld te hebben, moest men overgaan tot den opbouw van het staatswezen, en dat maakt het tweede deel uit van Schr.'s betoog. De monarchische staatsvorm past het best in het kader van de theorie van het goddelijk recht: hij wordt dan ook algemeen erkend. Wat de betrekkingen betreft tusschen Kerk en Staat, de voornaamste twistvraag uit die periode, evolueerde men van de theorie van het evenwicht tusschen beide machten, naar twee extreme stellingen: Caesaropapisme of Theokratie. In de polemiek welke daarover gevoerd werd, is één werk vèr verheven boven alle andere, de 'Defensor Pacis' van Marsilius van Padua, de eerste theorie van den leekenstaat (1324).
Het boek van Prof. P. d'E. is een bijdrage van eersten rang tot de kennis der politieke theoriën. Weliswaar is het wat àl te theoretisch, wat àl te philosophisch en dus te weinig historisch, te weinig positief. Maar dat is een, zooniet noodzakelijk, dan toch gewoon gebrek van de wijsgeeren die geschiedenis schrijven; het neemt weinig weg van de waarde van dit werk, een standaardwerk.
J.A. Van Houtte.
| |
Wetenschap.
Dr. H.W. JULIUS, Beginselen der Algemeene Bacteriologie en Immuniteitsleer. Uitgeverij Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem, 1935. Gebonden fl. 6,90.
Stilaan zijn de Nederlandschsprekende medici en studenten in de medicijnen, tijdens de laatste 15 jaar, een volledig stel van vak- en handboeken over hun vak rijk geworden. En daaronder zijn er boeken van groote waarde die in niets tegenover gelijkaardige uit andere taalgebieden hoeven onder te doen. Evenwel ontbrak in de reeks een uitgebreid boek over de algemeene bacteriologie en de daarmee verwante immuniteitsleer. Thans wordt in dit tekort verholpen door den conservator aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, Dr. Julius. Zijn meester Professor Wolff gaf aan dit boek van 360 bladzijden, dat voortreffelijk is uitgegeven, een inleiding mee, waarin de hoop wordt uitgedrukt dat het boek zijn weg vinden zal. Daarmede zijn wij het volkomen eens, want het boek is het overwaard.
Naast een korte voorgeschiedenis der bacteriologie waarin een en ander te leeren valt voor wie belang stelt in den ontwikkelingsgang der geneeskundige wetenschap, behandelt dit boek van Dr. Julius opvolgenlijk in vier afdeelingen: de bacteriologie, de besmetting, de immuniteit en de strijd tegen de bacteriën. Naast het klassieke dat elke arts die de universiteit reeds een tiental jaren achter den rug heeft, kent, is een niet onaanzienlijk deel tekst besteed aan de meer recente data dezer wetenschap, zoodat ook dit weldra tot het klassieke behooren zal. Veel van wat in gespecialiseerde tijd- | |
| |
schriften en monographieën sinds jaren vooraanstaat, wordt hier nu ook opgenomen zoodat het weldra gemeengoed zal zijn geworden.
Maar dit boek is toch niet saai zooals, helaas, zooveel hand- en tekstboeken. Het is in een prettigen trant gesteld; de lectuur sleept mee en men kan heusch bladzijden na bladzijden lezen, om het wat later, als de telefoon niet meer rinkelt, na de afgeloopen dagtaak, opnieuw ter hand te nemen en verder te lezen. Wie zich het boek aanschaffen wil, zal dit met mij bekennen.
Dr. L. Elaut.
H. MONDOR, Diagnostics urgents. Abdomen. Paris, Masson et Cie, 1932.
De medici onder onze lezers kennen en gebruiken hopelijk reeds lang dit mooie boek. Zooniet moge het hen ten zeerste en allerdringendst worden aanbevolen. Zoowel voor praktizeerende dokters, als voor studenten in de geneeskunde, is het een boek voor dagelijksche raadpleging. Het is echter hier de plaats niet om daarover op specifiek vakterrein verder uit te wijden. We willen echter ook de aandacht van den niet-medicus op dit boek vestigen, omdat het, meer wellicht dan anderen, doet uitkomen hoevele vorderingen de medische wetenschap in de laatste 50 jaar heeft gemaakt. Enkele voorbeelden slechts in het voorbijgaan, uit de talrijke en grondig doorwerkte hoofdstukken, waaraan een rijke ondervinding en een zeer goede theoretische kennis ten grondslag ligt.
Voor een halve eeuw leidden onvermijdelijk tot den dood: 9 op 10 der buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, 9 op 10 der blindedarmontstekingen met doorbraak in de buikvliesholte, 10 op 10 der gevallen van doorbraak van maag- of darmzweren. Thans kunnen, mits waakzaamheid van den geneesheer en van den chirurg, en mits men bijtijds heeft kunnen ingrijpen, die sterftecijfers herleid worden tot de volgende, troostvolle gegevens: 0 op 10 der buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, 1 op 10 der blinde darmontsteking met doorbraak, 1 of 2 op tien der maag- en darmzweerdoorbraken.
Hierin blijft, dit wordt steeds weer in het boek naar voren gebracht, de tijdskwestie de belangrijkste, ieder uur heeft bij zulk een diagnose zijn belang, waaruit blijkt dat de verantwoordelijkheid van den geneesheer meer dan ooit te voren weegt, maar tevens ook dat meer dan ooit te voren, een goed medicus een heerlijke rol te vervullen heeft.
Dr. Van Baarle.
Dr. L. ELAUT. Urologie. - N.V. Standaard-Boekhandel.
Een Vlaamsch, Wetenschappelijk en Praktisch handboek voor den huisarts, een werk dat in elke doktersbibliotheek t'huis hoort.
Een kijk op de inhoudstafel wijst er genoegzaam op hoe eenvoudig, systematisch en volledig het werk is opgevat.
| |
| |
Eerstens worden opvolgentlijk de voornaamste Urinaire Syndromen besproken: Haematurie, Pyurie en Bacteriurie, Phosphaturie en Calciurie, pijn in de aandoeningen der Urinewegen, voornaamste blaassyndromen, Prostatisme, Anurie.
Het tweede deel geeft een leidraad in het onderzoek der Urinewegen.
In het derde deel geeft Schrijver ons een blik in de Urologische kliniek, waarin we alle verwikkelingen zien voorkomen bij de verschillende ziekten.
Het vierde deel bespreekt het Urologisch instrumentarium noodig voor de verschillende Urologische behandelingen die in het laatste deel worden uiteengezet.
Dit uiterst interessant boek wijst er ons dus eerst op, welke subjectieve klachten, de aandacht van den dokter dienen te trekken op het Urogenitaal apparaat, hoe verder dit moet onderzocht worden, hoe na een grondig onderzoek de diagnose kan besproken en gesteld worden, en hoe eindelijk de zieke, door een doeltreffende behandeling, van zijne kwalen kan worden verlost.
In de handen van den huisarts zal dit mooi werk er veel toe bijdragen zijne kennissen over Urologie te verrijken en vele menschen niet meer onbeholpen naar huis te zenden.
Voeg nog daarbij dat de stijl heel vlot, correct en aangenaam is, en dat het boek gerust als verzettende lektuur mag worden in handen genomen.
Mochten nog andere Vlaamsche geleerden het voorbeeld van Dr. Elaut volgen en we zouden ook niet lang wachten om fier te mogen gaan op een echte Vlaamsche wetenschap.
Dr. P. Nelis.
| |
Recht.
Karel BRANTS, Het Belgisch gemeenterecht. Van In, 1935, 672 bl. 50 fr.
In dit lijvig boek van nagenoeg 700 bladzijden worden kwesties die betrekking hebben op het leven van de gemeente nauw toegelicht. De rechten en de plichten van de personen die een rol vervullen in het gemeentewezen, komen eerst aan de beurt. Die personen worden samengevat onder de algemeene benaming: het gemeente korps. Over de aanduiding van de gemeenteraadsleden, van den burgemeester en van de schepenen vernemen wij alle mogelijke inlichtingen. Vervolgens gaat het in een tweeden titel over de inrichting der vergaderingen van de gemeentelijke overheden: wanneer en volgens welke voorschriften vergadert de gemeenteraad, welke regels moeten gevolgd worden voor de beraadslagingen van het Schepencollege, welke ambtenaren en beambten zijn gelast het gemeentebestuur bij te staan in de uitoefening van zijn zending?
| |
| |
Na over dit alles de meest actueele reglementeeringen te hebben aangeduid, behandelt de schrijver in een derde deel de respectieve bevoegdheid van de verschillende gemeentelijke overheden. Hier zitten wij eigenlijk in den kern van het gemeentelijk vraagstuk. De voorafgaande hoofdstukken betreffende wat wij zouden noemen de gemeentelijke verrichting en de gemeentelijke proceduur waren natuurlijk onontbeerlijk in een volledig werk zooals hetgeen ons door den schrijver wordt aangeboden. Het vraagstuk van de bevoegdheid behoudt echter onze voorkeur omdat hier allerhande netelige juridische moeilijkheden een oplossing dienen te ontvangen. De auteur heeft het aangedurfd die moeilijkheden te ontleden en aan de hand van ministerieele besluiten en omzendbrieven brengt hij zeer dikwijls de gewenschte opklaring. Een kwestie hadden wij nochtans met meer omvang willen zien behandelen, namelijk de nietigheid van onwettelijke gemeentereglementen. Er wordt ons desaangaande op blz. 387 wel gezegd dat 'over de wettelijkheid en de onwettelijkheid van de gemeentereglementen een zeer omvangrijke rechterlijke en administratieve rechtspraak is gevestigd', maar een studie aangaande deze nochtans hoogst interessante rechtspraak treffen wij in het boek niet aan. Alleen in titel VI vinden wij enkele bladzijden gewijd een de bestuurlijke voogdij. De laatste titels van het boek behandelen nieuwigheden zooals de vereeniging van gemeenten (titel IV) en de sociale taak van de gemeente (titel VII).
De heer Bogaert die het op zich genomen heeft de uitgave van 1928 aan te vullen en aan te passen volgens de wetten, besluit-wetten en allerhande reglementen die sindsdien werden afgekondigd, heeft zich hierdoor bijzonder verdienstelijk gemaakt en heeft recht op den welgemeenden dank van ieder die zich met bestuurlijke en meer bepaaldelijk gemeentelijke aangelegenheden bezig houdt. Zijn taak is niet gemakkelijk geweest. Wat al veranderingen zijn er op het gebied van het gemeentelijk recht - zooals op ieder rechtsdomein - sedert 1928 niet ingetreden?
De systematische en logische indeeling van het werk, de helderheid van het betoog en tevens de veelzijdigheid van de aangehaalde reglementeeringen maken van dit boek een der beste publicaties van onze ontluikende Vlaamsche rechtwetenschap.
Prof. R. Vandeputte.
| |
Sociologie.
Die Hungerpredigt, Deutsche Notbriefe aus der Sowjet-Union 1933;
Das ubertünchte Grab, Erimerungen eines evangelischen Pfarrers aus der Sowjet-Union. - Nibelungen-Verlag, Berlin u. Leipzig, 1934 en 1935, 143 en 179 blz., 1,80 en 2,50 Mk.
Verschillende publicaties, waaronder deze, werden door het Nibelungen-Verlag uitgegeven dat zich tot doel stelt de gruwe- | |
| |
len bekend te maken welke in Sowjet-Rusland plaatsgrijpen: uitputting door hongersnood, geweldige vervolging van het Christendom. Hetgeen ons in deze brochures door de slachtoffers zelf gezegd wordt, is diep aangrijpend.
Geloovige Protestanten zijn hier aan het woord; al drukken zij zich eenigszins anders uit dan wij, wij bewonderen hunne diepe en edelmoedige overtuiging.
Dr. K. du Bois, S.J.
A. MULLER, S.J., La politique corporative, essai d'organisation corporative. - Rex, Leuven, 1935, 224 blz., 12 fr.
In deze aflevering eindigt Mr. Goris een tweede reeks van 'ses excellentes études sur le mouvement corporatif parues dans Streven'. Ter aanvulling er van bevelen wij dit werk aan waarin P. Muller ons. uitvoeriger dan 't in een reeks artikels mogelijk is, beschrijft wat op corporatief gebied in verschillende landen tot stand kwam: een reeds uitgebouwd corporatief regiem of enkel instellingen welke dat regiem voorbereiden.
Achtereenvolgens komen aan de beurt: Nederland, Italië, Portugal, Duitschland, Oostenrijk, de stand Freiburg (Zwitserland), Spanje, de Vereenigde Staten, Luxemburg, Burgarijë, Brazilië, terwijl Frankrijk vrede moet nemen met 3 blz. in 'et ailleurs?'. Op het buitenland volgt dan België.
P. Muller wil vooral ons documenteeren. Het documentarische neemt dan ook in zijne studie de ruimste plaats in; maar het beschrevene wordt oordeelkundig door een specialist gewikt en gewogen.
Vooral daarom bevelen wij dit leerrijk werk aan.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
Varia.
H.P. MARCHANT, Tot Verweer. - Sijthoff, Leiden, 1935, 32 bl.
Deze brochure van den bekenden Nederlandschen Minister is op de eerste plaats een politiek verweerschrift. Men had het den Heer Marchant verweten dat hij zich aan zijn ministerzetel had vastgeklampt, en dat hij, opgenomen in de Katholieke Kerk op 21 December 1934, eerst in Mei 1935 zijne bekeering bekend maakte, en dan nog omdat hij door een collega er toe gedwongen werd zich tevens als katholiek te bekennen en zijn ministerzetel op te geven. De Heer Marchant legt de redenen bloot voor dewelke hij zich niet onmiddellijk als katholiek verklaarde, en schetst terloops zijne verhoudingen tegenover de vrijzinnige partij in de laatste jaren die zijne bekeering voorafgingen. De apologeticus zal vooral de volgende verklaring hebben opgemerkt: 'Wie eenmaal de Evangeliën als Gods woord aanvaardt, en verder gaat, wie bestudeert, wat naar de katho- | |
| |
lieke leer op deze grondslag is opgebouwd, hij zal ervaren dat dit alles logisch sluit. Hier vond ik de vastheid, die ik had gezocht. En hier vond ik de ene algemene Kerk, die God in Christus heeft gesticht.' (bl. 30).
F. De Raedemaeker, S.J.
Vredesnummer, Tilburgsch Studenten Weekblad Wiking. - dit nummer 60 c.
Een omslag die om dooreengesmeten oorlogsgedoe doet huiveren; een viertalige inleiding, ook een tikje strijdlustig tegen 'een klikje Nederlandsche broodschrijvers, die zich valschelijk 't praedicaat “jongeren” toeeigenen...; die met sloop- en afbraak-copie sleuren' 'ouderen' die met jeugdigen moed voor den vrede, voor een 'internationalisme ordonné' opkomen. Vermelden wij: 'L'Action pacifictrice de Benoit XV', door Yves de la Bière en 'De oorlog uit economisch gezichtspunt' door Dr. M.J.H. Cobbenhagen.
Aktueel voorzeker nu de H. Vader de priesters oud-strijders uit alle landen naar Rome oproept.
K. du Bois, S.J.
L. SIMONS, Volkswezen en Volkskracht. - Maatschappij van goede en goedkoope Lectuur, Amsterdam, 1916, 102 blz.
Vier opstellen - o.m. 'Nederland en Vlaanderen' - onder den oorlog opnieuw uitgegeven omdat de 'tijdsomstandigheden... ze inderdaad nieuw belang verzekeren'. De tijdsomstandigheden zijn nu wederom andere.
K.B.
Dr. Ernst HATHEYER, Gewinnprobleme, Carl Heymanns, Berlin, 7 Mk.
Het ontstaan, de oorzaken en de grootte van de winst worden door Dr. Hatheyer bestudeerd, waarbij hij telkens verwijst naar de over dit onderwerp bestaande literatuur vanaf Adam Smith tot de moderne auteurs, Phillipowich, Weber, Nicklisch, enz...
Hiervoor dient het dan ook warm aanbevolen als studiewerk.
M.D.
Dr. Wilhelm Chr. HAUCK, Bilanz Theoriën Konkordia A.G. Bühl-Baden, 1933, 4,80 Mk.
Balanstheorie wordt soms wel verwisseld met balanstechniek en balanskritiek. Ze leidt er wel toe doch bestaat ook op zich zelf. Schrijver wil met berekeningen en streng mathematische middelen de bestaande balanstheoriën bestudeeren. Aldus worden de theoriën van Schmidt, Rieger, Schmalenbach, enz. in oogenschouw ge- | |
| |
nomen; doch vooral de organische balanstheorie van Schmidt maakt het onderwerp uit van het kritisch onderzoek van Dr. Hauck.
Heel dit boekje getuigt van eene diepdoordachte kennis van de werken der verschillende auteurs. Menigvuldige tabellen en grafieken lichten de uiteenzetting toe. Een nuttige inleiding tot de hoofdvraagstukken der theoretische balansleer.
M.D.
Van Boekhouden tot Bedrijfsleer, een bundel opstellen ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig hoogleeraarschap door oud-studenten aangeboden aan Prof. Dr. J.G.Ch. VOLMER. - G. Delwel Wassenaar, 1934, f. 10.
Wat Prof. Volmer, zoo pas door een onverwachte dood aan de wetenschap en aan zijn talrijke vrienden ontrukt, beteekent voor de Nederlandsche bedrijfseconomie, wordt door Prof. Dr. POLAK geschetst in het voorwoord: 'De Nederlandsche bedrijfseconomische literatuur ademt Volmer's geest, alle schrijvers hebben hun inspiratie, de opwekking tot zelfstandig werk, de keuze van de onderwerpen aan Volmer te danken... Hij heeft hier zoodoende de bedrijfsleer gebracht en doen ontwikkelen'.
Het is niet mogelijk hier alle verzamelde opstellen te bespreken. Ze zijn zeer verscheiden van aard doch bieden den lezer tal van nieuwe ideeën en stellingen, die aanleiding kunnen geven tot verdere en vruchtbare uitdieping.
M.D.
♦ ♦ ♦
|
|