| |
| |
| |
Boekennieuws
Godsdienst en zedenleer
Prof. Dr en Mag. G. PHILIPS, De Heilige Kerk. - De wetenschappelijke bibliotheek, Het Kompas, 1935, 276 bl, ing.: 30 fr., geb.: 38 fr.
Dit is, naar mijn weten, het eerste Vlaamsche boek dat ex professo de apologetica van de H. Kerk uiteenzet. De twee boekdeelen van P. Maes O.P.: De Kerk van Christus (1928) zijn immers 'geen apologetische, wel een theologische verhandeling'. We begroeten dan ook met geestdrift deze nieuwe aanwinst voor onze Vlaamsche katholieke cultuur.
De eerste hoofdstukken van het boek zijn gewijd aan de kenmerken der ware Kerk. De drie volgende handelen over 'Het Rijk Gods in 't Evangelie', 'De Kerk der Apostelen', en 'Gij zijt Petrus, dat is de Steenrots'. Verder drie hoofdstukken over hetgeen men zou kunnen noemen de mystiek der Kerk. Eindelijk bespreekt schrijver het slagwoord 'Buiten de Kerk geen zaligheid', 'Het levend Leergezag', en de vraag 'Machtskerk of Kerk van den Geest.'
Elk der vijftien hoofdstukken is flink opgesteld: stevige argumentatie, duidelijke uiteenzetting, heldere stijl. Elke intellectueel zal ze met genoegen en met het grootste nut doorlezen.
Jammer dat de hoofdstukken wat losjes aan elkaar hangen. Er is ontegensprekelijk een gebrek aan synthese. Hetgeen overigens niet te verwonderen valt wanneer men de meeste apologetica's van de Kerk beschouwt. Tusschen het metaphysiek en het historisch element werd tot nog toe geen duidelijk verband gevonden. Dat gemis aan synthese brengt ook mee dat er in het geheel uiteenzettingen binnensluipen die met de Kerk slechts een los verband vertoonen: b.v. de theologie van St. Paulus, en vooral die van Johannes (bl. 140-152). Anderzijds mocht men in een boek als dit enkele beschouwingen verwachten over de betrekkingen tusschen de Kerk en de moderne cultuur: wetenschap, kunst, enz...
Dit alles weze gezegd niet om de verdiensten van dit werk te verminderen, maar om er op te wijzen dat er nog mooie boeken over het groote geheim der H. Kerk kunnen geschreven worden. Het nieuwe werk van Dr Philip beteekent in alle geval eene aanzienlijke aanwinst voor onze wetenschappelijke literatuur.
F. De Raedemaeker, S.J.
Fr. X. KOTHER S.J., Vom Geheimnis der Papstkirche. - Verlag J. Bercker, Kevelaer, 1934, 264 bl., 4.80 Rm.
Met dit boek staan we volop in de hedendaagsche duitsche polemiek over de Katholieke Kerk. Naast de algemeene apologetica over
| |
| |
de stichting van de Kerk en van het pausdom door Christus treedt hier de historische rol der Katholieke Kerk in de beschaving der germanen op het voorplan. Al wie de polemiek tusschen Rosenberg en zijn school en de katholieke duitsche schrijvers heeft gevolgd, zal dit nieuwe werk met de meeste belangstelling lezen. Ook de hoofdstukken over de alleenzaligmakende Kerk (bl. 159) en over de Kerk in den geestesstrijd (bl. 205) zijn merkwaardig gesteld. Over heel het werk overigens heerscht er een toon van meeslepende overtuiging die culmineert in 'Das Kirchenerlebnis des Rompilgers'. (bl. 234). De duidelijke indeeling der hoofdstukken en het zakenregister op het einde vergemakkelijken het gebruik van dit interessante boek.
F. De Raedemaeker, S.J.
C. FRIETHOFF, O. P., Maria onze Middelares naast Jezus onze Middelaar; Reeks 'Waarheid en Leven'. - P. Brand. Hilversum, 1934, 119 blz., f. 1,15.
De laatste jaren hebben vele godgeleerden hun speciale aandacht gewijd aan het middelaarschap van Maria; door sommige wordt de hoop gekoesterd dat de Kerk weldra die waarheid tot dogma zal uitroepen. Het is dus een gelukkig idee, dat dit belangrijk onderwerp ook voor leeken in behandeling werd genomen in een brochurenreeks over Katholieke Levenswijsheid'. Pater Friethoff heeft die taak op zich genomen en er zich uitnemend van gekweten. In een klare, algemeen-bevattelijke, prettige taal wijdt hij den lezer in al de geheimen, die met deze kwestie samenhangen, in: Waarom nieuwe dogmen? Hoe het aannemen van het ondergeschikt middelaarschap van Maria niet in strijd is met het door S. Paulus zoo sterk beklemtoonde eenig middelaarschap van Christus? Hoe dat voorrecht eigenlijk moet worden opgevat? Uit vrijgevige liefde tot de menschheid heeft God aan een kind uit Adams zaad de waardigheid willen toekennen medewerkster te zijn met den bemiddelenden Christus: hier op aarde in zijn voldoen, verdienen, offeren en verlossen; in den hemel, in zijn genadeuitdeelen en voorspreker zijn. Dat zijn zoovele hoofdstukken, waarin telkens wordt aangetoond, hoe dit in de goddelijke Openbaring bevat is. Aan allen die hun godsdienstige kennis willen verrijken en zoodoende hun godsdienstig leven verdiepen, warm aanbevolen.
Prof., Dr E. Druwé, S.J.
| |
Geschiedenis
A.C.J. COMMISSARIS, Leerboek der algemeene Geschiedenis. - L.C.G. Malmberg, 's Hertogenbosch (1932-1934), 3 Bd., 312, 317, 305 blz. Prijs per deel, ing. 35 fr., geb. 42 fr.
Het encyclopaedisch karakter van de hedendaagsche cultuur roept een aantal nieuwe behoeften in het leven. Eén slechts ervan is de nood aan raadplegingswerken over alle takken van het geestesleven. Onder deze neemt de geschiedenis een voorname plaats in. Het boek
| |
| |
van Z.E.H. Commisaris, leeraar aan het Seminarie 'den Ypelaer' te Ginneken beantwoordt voor een groot deel aan die behoefte, en daarom hadden wij het misschien liever 'Handboek' betiteld gezien. Een 'leerboek' wekt de gedachte aan schoolbanken op, en het hier besproken werk kan gewis ruimere kringen bereiken, omdat er tusschen dit en vroegere leerboeken een diep verschil bestaat, een verschil ten goede. Al blijft nog het grootste gedeelte aan de staatskundige geschiedenis gewijd, toch keert het, inzoover de programma's het veroorloven, den rug toe aan de zgn. 'histoire-bataille' en bespreekt alle zijden van het maatschappelijk leven van den vroegeren tijd. Een mooie poging dus om werkelijke beschavingsgeschiedenis te leeren.
De drie dln. zijn respectievelijk gewijd aan de perioden ± 4000 v. C. - ± 1270; ± 1270-1789; 1789 tot 1934. Natuurlijk zullen vooral de twee laatste de lezers van 'Streven' interesseeren. Wij geven hier, bij wijze van proef, de indeeling van het laatste boekdeel: 1. De Fransche revolutie; 2. Napoleon; 3. Revolutie en Reactie; 4. De tijd van Napoleon III; Liberalisme, Socialisme en Katholicisme (wellicht het best geslaagde); 6. Amerika en Japan; 7. De koloniale expansie; 8. Parlementarisme en Democratie; 9. De gewapende vrede (1871-1914); 10. De Wereldoorlog; 11. De naweeën van den Wereldoorlog; 12. Op den drempel van een nieuwen tijd (British Empire, Sowjet-Rusland en de fascistische landen).
Wij kunnen hier niet in bizonderheden treden. Het volsta te zeggen dat het boek van Z.E.H.C. als een echt 'Nachschlagewerk' kan gebruikt worden, waarin men zijn geheugen kan opfrisschen en de gewenschte inlichting vinden. Voegen wij erbij dat het werk van zeer overzichtelijke kaartjes voorzien is (resp. 42-21-33) en met vaak oorspronkelijke illustraties versierd (resp. 97-117-75).
S. veroorlove ons om te eindigen een paar opmerkingen. Detail-kritiek valt op het werk niet te maken; het wereldgebeuren wordt er synthetisch getrouw verhaald. Bij een tweede uitgaaf echter - wij vertrouwen vast dat zij er komt - zagen wij graag een alphabe- tisch register van de behandelde stof dat de raadpleging nog gemakkelijker zou maken. Dan zou Schr. ook het van Katholiek standpunt zoo belangwekkend Dollfuss-experiment, dat onbesproken blijft, kunnen behandelen.
J.A. Van Houtte.
Franz FUNCK-BRETANO, La Renaissance. - Les grandes études historiques, Fayard. Parijs, 444 blz.
Wie een nieuw, oorspronkelijk inzicht in de Renaissance verwacht, valt bij het lezen van dit boek bedrogen uit. Het zijn losse vlot geschreven schetsen over de bijzonderste persoonlijkheden van dit helden-tijdperk. Weinig of geen persoonlijke oordeelen over mannen als èrasmus, de Medici's, Savonarola, Leo X, Julius II. Daarbij schijnt de Renaissance zich te beperken tot Italië en Frankrijk. De
| |
| |
engelsche humanisten worden amper genoemd, de Nederlandsche over het hoofd gezien, en in Duitschland komt alleen Luther aan de orde. En nog moet het hoofdstuk over de betrekkingen tusschen Protestantisme en Humanisme als zeer oppervlakkig beschouwd worden. De politiek der groote Pauzen van de Renaissance wordt enkel door een franschen bril bekeken. Maar het wordt nog veel erger waar de schrijver beweert dat de vereering van Maria, de Moedermaagd uit Frankrijk komt: 'Sublime création de l'esprit, mais c'est trop peu dire, création de l'âme humaine, et c'est bien notre France qui l'a réalisée' (bl. 393). O.L. Vrouw, eene schepping van den franschen geest! Het hoofdstuk over het concordaat van Leo X met Frans I (1515) wordt een hulde aan het verslagen Gallicanisme, en de hervorming zou enkel te wijten zijn aan eene economische omwenteling in Europa. De Bibliographie geeft dan ook bijna uitsluitend fransche werken aan. Noch F. Olgiati: L'anima dell' Uma-nesimo e del Rinascimento, noch G. Voigt: Die Wiederbelebung des klassischen Alterrums, noch Geiger, noch Burdach, noch Symonds en nog zoovele andere zijn er te vinden.
'La Renaissance' is een onderhoudend boekje, een wetenschap- pelijk werk is het allerminst.
F.D.R.
| |
Letterkunde
Marie KOENEN. Het nieuwe Begin. - N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf, Hilversum, 1934, 263 bl.; ing. 19 fr., geb. 27.50 fr.
De geschiedenis van het Vallaer-geslacht, op Everhof in Hoog-Waze (Limburg). Vanaf Loys Vallaer den stichter, die met een schip daar was gekomen en die trouwde met Regina Wijzeweg; doorheen de everzonen en hun nakomelingen; langs een vlinderjager, een sterrenkijker, een mislukten toondichter en een student die, koopman geworden, slechte zaken doet..., tot aan de laatste, twee kinderen nog, Gina en Wiete. Hoofdzakelijk gaat het om hen: hoe heel hun bezit bijna verkocht wordt; hoe een verkeerd huwelijk maar juist op tijd wordt belet; hoe ze eindelijk trouwen met elkander...: het nieuwe begin.
Zoo heeft Marie Koenen een door en door modern thema aangedurfd: dat van Knut Hamsun in Hoe het groeide, en van Gerard Walschap in Trouwen. Het geweldig temperament van Walschap heeft ze niet, evenmin de epische natuurlijkheid van Hamsun; ze mist de blakende oorspronkelijkheid die beide schrijvers eigen is. Maar ze is degelijk. De groei, het verval, het heropleven der Vallaer's; hun familietrots en hun verbijsterende fantasie; al de typen, de ongelukken en de resultaten... het komt als vanzelf, zooals de halm groeit uit het zaad. En zeer diep wortelt dit verhaal in het Limburgsch land en leven; even diep in de Katholieke overlevering zooals zij, in die streek en in die geslachten, nog bezielend en vernieuwend kan werken.
| |
| |
Daarom, als ik Trouwen met Het nieuwe Begin vergelijk, kan ik niet uitmaken welk boek in de toekomst vooraan staat gesteld. Waarschijnlijk Trouwen, met zijn verbluffenden stijl en zijn grandioze vaart. Maar voor wie nadenkt wegen de rijkere inhoud, alhier, het veel zorgzamer verantwoorde, de heimat-atmosfeer en het levend Katholicisme daar wellicht tegen op!... Dit staat vast: Het nieuwe Begin doet even Katholiek aan als modern, even rustig weldoend als grondig peilend; en dat is geen geringe verdienste.
E. Janssen, S.J.
Mrs. BELLOC-LOWNDES, Another man's wife. - 16,5 ½ 11,5: 334 bl. 1934; Rm. 1,80. B. Tauchnitz, Leipzig.
In dezen spannenden roman gaat de zuster van den bekenden engelschen publicitist H. Belloc verder met haar studie over de moderne amoreele vrouw die ze ook reeds als onderwerp gekozen had in 'Letty Lynton' (1931). Hier gaat het over 'n vrouw die in weelde is groot gebracht en gehuwd met een bekenden cricketspeler. Deze Delia Lynton is het type van de vrouw die in onze hedendaagsche, onderste boven gekeerde wereld, voor niets anders leeft dan voor zich zelf en er enkel op uit is uit al het haar omringde de grootste som genoegens te halen. Doch de slagen van het noodlot treffen ook haar: ze verliest haar geld, haar vrienden laten haar in den steek en heel haar droomwereld stort als een kaartenhuisje in elkaar. Ze heeft echter voldoende zelfbeheersching over gehouden om niet van oneerlijke middelen gebruik te maken om er weer boven op te komen. Bij 'Jenny Newstaed' (1932) teekenden we destijds aan dat we van de schrijfster iets beters verwachtten. Dat betere heeft ze ons in dezen roman volop gegeven. Het is een mooi boek dat getuigt van een degelijk kennen en grondig begrijpen van de na- oorlogsche toestanden en de les die tusschen de regels te lezen staat is niet alleen voor Engeland bedoeld.
Dr. Raph. Kreemers.
Margery ALLINGHAM, Death of a Ghost. - 16,5 × 11,5: 312 bl.; 1934; Rm. 1,80. B. Tauchnitz, Leipzig.
Met Mignon Eberhart, Margery Lawrence en Ellen Wilkinson maakt deze schrijfster deel uit van de moderne school in de detective-romans die de oudere school, waarin vooral Dor. Sayers, Ag. Christie, Ten. Jesse en Marg. Peterson naam maakten, niets te benijden heeft. Het is opvallend hoe ook deze tak der letterkunde, waarbij toch zooveel denkkracht te pas komt, en die dus oogenschijn-lijk vooral voor mannen scheen weggelegd, door de moderne schrijfsters in Engeland gretig en met verbazend veel bijval beoefend wordt. Indien er nog zijn die de schouders ophalen voor dit soort 'literatuur', raden we hun aan eens dit boek te lezen en we zijn er zeker van dat ze tot andere gevoelens komen zullen. Dit is een boek voor kenners en fijnproevers. Het gaat er niet over het 'Wie?' doch over het 'Hoe?' en het verhaal speelt in de Londensche
| |
| |
kunstwereld. Evenals in haar vorig boek 'Police at the funeral' wordt hier uitstekende karakterstudie geleverd en bewijs gegeven van een ongewone letterkundige vaardigheid. Het is een mijlpaal in de ontwikkeling van dit hypermoderne soort letterkunde. Zoowel om het milieu als om de intrige en de uitwerking is het eenig in zijn soort en verdient het aanbeveling.
Dr. Raph. Kreemers.
M. J. FARRELL, Devoted Ladies. - 16,5 × 11,5; 303 bldz.; 1934; Rm. 1,80. B. Tauchnitz, Leipzig.
Onder de jongere katholieke schrijfsters uit het Groene Erin neemt Miss Farrell een eereplaats in naast Mary Fr. M'Hugh, Pamela Hinkson, Kath. Coyle en Kate O'Brien. Meer nog dan de andere zouden we haar een rechtstreeksche afstammelinge kunnen noemen van 'Ross Marti' (Miss Violet Martin, of Ross, Co. Galway: 1865-1915) en die vooral naam maakte met haar 'Experiences of an Irish R.M.' (Resident Magistrate). Deze vergelijking duidt niet op een letterkundige afhankelijkheid doch op een voortzetten van traditie. Want niemand gaat zoozeer eigen wegen als zij. Ze zegt wat ze te zeggen heeft, neemt een loopje met de intrige, vertraagt of versnelt den pas naar het haar goeddunkt en breekt het verhaal af als ze er lust toe gevoelt. Doch ondanks al deze zgn. 'handicaps', krijgen we hier Ierland zooals het is, alleen een beetje minder sportief dan de vorige romans 'Mad. Puppetstown' (1931), 'Con-versation Piece' (1932) e.a. Ze schept in Piggy een onvergetelijk type van het iersche platteland. Opvallend zijn ook in dezen roman de schitterende beschrijvingen, de scherpe zin voor dramatische effecten en de zuivere karakteruitbeelding. Het is een mooie roman dien we niet genoeg kunnen aanbevelen. Dr. Raph. Kreemers.
Hilarion THANS, O. F.M., Margareta. - Mechelen, S. Francis-cis-drukkerij. 1935, 119 bl.
De H. Margareta van Cortona, dochter van brave boeren, verloor, kind nog, haar moeder. Slecht behandeld door haar stiefmoeder, ijdel en coquet, verleid door een edelman, vluchtte ze van huis weg. Negen jaar verbleef ze in het paleis van den jonker; na diens gewelddadigen dood kwam ze tot inkeer: ze ging naar het ouderlijk huis terug waar haar stiefmoeder haar verstiet; als boetelinge reisde ze verder naar Cortona.
Een heerlijk gegeven voor een drama: pater Hilarion Thans heeft het handig uitgewerkt. Hij liet alleen meisjes en dames optreden; hij vermengde het realisme met de allegorie: Genade, Verleiding en Boete kregen stem en gestalte. Met zijn bekende taalvaardigheid schreef hij de realistische gesprekken in rijmlooze vijfvoeters, de allegorische waarschuwingen en verlokkingen in zangerige strophen... Pater Hilarion Thans leverde, aan den oud-leerlingenbond Stille Bloei van Turnhout, een der beste drama's voor damestooneel die we bezitten: kunstig en vroom, tragisch en kiesch, levendig en
| |
| |
bekoorlijk, gemakkelijk om op te voeren en van meer dan gewoon kunstgehalte. Katholieke pensionaten en tooneelkringen voor dames vinden moeilijk een stuk dat zooveel hoedanigheden in zich vereenigt; wij kunnen het niet te warm aanbevelen.
Staan we dan voor een buitengewoon meesterwerk? Daarom nog niet! Daar gloeit geen intense bezieling onder.
E. Janssen, S.J.
| |
Wetenschap
Sir William BRAGG, Het Wonder van het Licht, geautoriseerde vertaling door Yge Foppema. - N.V.H.P. Leopold's Uitg. Mij., Den Haag, ing. 66.50 fr.; geb. 82 fr.
Dit boek is geen wetenschappelijk werk bestemd voor de vakgeleerden in de natuurkunde en de natuurlijke wetenschappen, 't Is veeleer een verhaal van de natuurlijke historie klaar en eenvoudig uiteengezet voor allen die belang stellen in de jongste bevindingen en de moderne theorieën der natuurkunde. Dit is ook de bedoeling van den auteur geweest, bedoeling waarin hij volkomen is geslaagd.
De geleerde schrijver leidt den oningewijden lezer door het wondere rijk der optiek.
Welk is het wezen van het licht? Dit is de eerste vraag die we in dit boek beantwoord krijgen.
Al aanstonds hooren we, dat het licht een overbrenger is van energie van de eene plaats naar de andere, dat de overbrenging van energie bij middel van de Radio een gelijkaardig verschijnsel is als de lichtwerking; dat de Röntgenstralen dezelfde wetten volgen als de lichtstralen.
Zoo komt schrijver er toe te handelen over de golftheorie van het licht. Hij maakt het den lezer hier waarlijk gemakkelijk. De verschillende eigenschappen der lichtstralen verklaart hij door vergelijking met watergolven in den golfbak. Echt aanschouwelijk beschrijft hij de proefnemingen met dezen golfbak. Voor elke eigenschap der lichtstralen heeft hij een proef; zoo voor de weerkaatsing van het licht door een plat vlak; voor de verstrooiïng en voor de zijdelingsche verspreiding; voor de beeldvorming in vlakke, holle en bolle spiegels, voor de straalbreking en de werking der lenzen.
De werking der lenzen is de sleutel van de werking van ons oog.
De vergelijking met de lenzen maakt het mogelijk de optische inrichting van ons oog nader te leeren kennen en de beeldvorming op het netvlies te verstaan. Heel duidelijk leeren we ook de oorzaken der myopie, der presbytie en van het astigmatisme.
Daarna handelt schrijver over de interpretatie-fouten: deze vloeien niet voort uit den aard der lichtstralen, maar wel uit een zekere vervorming van ons zenuwstel en denkvermogen.
Ook het verschijnsel: nawerking bij het zien, verdient onze aandacht. Dit verschijnsel immers is de basis van den film en den kinema.
Volgen de voornaamste voorbeelden van straalbreking.
| |
| |
Een volgende zeer belangrijke vraag waarvan we in dit boek de oplossing vinden luidt: Op welke eigenschap van het verschijnsel 'licht', berust de kleur?
De verschijnselen en de wetten der straalbreking, vooral het spectrum, leeren dat deze eigenschap de golflengte is. In de oneindige reeks der golflengten is er slechts een heel beperkt gebied van golven, welke vatbaar zijn voor ons oog. De langste golflengte vatbaar voor ons oog is die van het rood, de kortste die van het violet.
Zeer interessant is de verklaring die de schrijver geeft op de vraag: Hoe reageert het menschelijk oog op de kleuren? Het oog is als een radio-ontvangtoestel, dat drie soorten ontvangers bevat; twee ervan nemen het best de einden van het zichtbare spectrum op en de derde het middelste gedeelte; elk van de drie kan tot een zekere hoogte een groot deel van het spectrum ontvangen. Onze kleurensensaties berusten op de verhouding waarin deze drie elementen reageeren op het licht dat ons oog binnendringt. Als een van de drie min goed werkt of gansch ontbreekt, (b.v. dat op rood reageert) dan zal het oog min of meer ongevoelig zijn voor bepaalde golflengten (b.v. die van het rood) van het zichtbaar spectrum, en bestaat er kleurenblindheid. Die van rood komt het meeste voor. Paradoxaal klinkt het: kleur ontstaat door vernietiging van kleur. Toch wordt ook dit klaar aangetoond. Achtereenvolgens behandelt de auteur de bronnen der kleur: de pigmenten, de buiging der stralen en de interferentie.
De kleuring door de pigmenten vindt hare verklaring in de resonantie. Dit verschijnsel doet zich ook voor in de andere gebieden der natuurkunde. Het pigment is een verzameling van gelijke molekulen en atomen, allen bekwaam licht van een bepaalde golflengte uit te zenden en te absorbeeren. De vergelijking met de radio maakt het den lezer op deze plaats weer gemakkelijk. De voornaamste molekulen die als pigment onze aandacht vergen zijn die van het chlorophyl. Ook het carotine, en de anthocyaninen verdienen onze aandacht. De toonhoogten van het indigo vinden hunnen oorsprong in den bouw van de molekuul.
De buiging als bron van kleur krijgt vervolgens hare verklaring.
Weer worden de proeven met den golfbak aangehaald, alsook de optische proef, welke de vereenbaarheid van dit verschijnsel met de golftheorie bewijzen.
De interferentie, als kleurvorming, berust op eene bepaalde vertraging bij de weerkaatsing.
Hier wijdt de auteur uit over de interferentie in het algemeen.
Er volgt een hoofdstuk waarin we, in het kader der golftheorie, uitleg krijgen over de kleuren van den hemel, over de kleur van de zee, over de kringen om zon en maan.
Eenvoudig en toch wetenschappelijk is de uiteenzetting over de polarisatie van het licht. Elke student in de wetenschappen vindt dit een moeilijk kapitel in den leergang der natuurkunde. Hier vindt
| |
| |
hij een voor allen vatbaren, uitleg van het belangrijke verschijnsel der polarisatie. De dubbele breking van den lichtstraal door het kalkspaat, de golfoppervlakken van de gewone en de buitengewone stralen, het merkwaardig verschijnsel van Huygens worden hier aangehaald en uitgelegd. De proef van Malus vindt zijne verklaring in de golftheorie van het licht, dank zij de transversale trillingen van Young en Fresnel.
De lezer krijgt ook de verklaring van die polorisatie als gevolg van de kristalstructuur en de toepassing op het veldspaat.
Ook het prisma van Nicol en de polorisatie van het hemellicht worden bestudeerd.
Een nog onbesproken lichtvorm is het licht der sterren. Ook dit licht is voornaam want aan de hand der golftheorie kunnen we uit de studie van dit licht de hemellichamen nader leeren kennen. Vooral de studie van het spectrum is hier van belang. Het spectrum van het licht eener bepaalde ster is een beeld van de verdeeling, der uit de ster stralende energie, over de verschillende golflengten.
Ook van de gassen, waardoor het sterrelicht heen moet en hun absorptie-vermogen voor bepaalde stralen, zal het spectrum ons inlichten.
Zoo toont het zonnespectrum scherp bepaalde lijnen. wijzende op wel bepaalde frequenties; deze wijzen er op dat het zonlicht dampen van bepaalde op de aarde vortkomende, stoffen moet gepasseerd zijn.
Ook over de beweging der sterren zal de studie van het licht ons inlichten, en dit door het feit dat naar ons toeijlende sterren de uitgezonden golven zullen verkorten door oversturen, en dat van ons wegvliegende sterren de uitgezonden golven zullen uittrekken.
Hier komt schrijver er toe te handelen over de onzichtbare stralingen A A Z over de golflengten, langer dan die van het rood of korter dan die van het violet. We vinden hier de verklaring der fluorescentieverschijnselen, welke opgewekt worden door de ultravioletstralen. Een ander merkwaardig verschijnsel hier uitgelegd is het ontladen van electrisch geladen lichamen door het ultraviolette licht. Dit verschijnsel treedt des te sterker op als de golflengte korter is.
Schrijver stelt de vraag welke hij aanstonds oplost: wat gebeurt er bij het aanwenden der X-stralen. Eerst leeren we dat de X-stralen met evenveel recht als het licht als ethergolven mogen beschouwd, dat ook de Röntgenstralen de wetten der golfbeweging volgen.
Al de tot nu toe besproken verschijnselen, behalve het ontladen van een electrisch geladen lichaam dor ultra-violette stralen, vinden hunne verklaring in de golftheorie. Het photo-electrisch effect kan door de golftheorie op geene bevredigende wijze verklaard; het schijnt de golflengte te doen wankelen; het dwingt den natuurkundige tot het besluit: Röntgenstralen zijn een corpusculaire overbrenging van energie; licht moet ook een corpusculaire overbrenging van
| |
| |
energie zijn; Het bedoelde licht corpusculum is het photon; licht is een stroom van Photonen.
Deze schijnbare tegenstrijdigheid, zegt de schrijver bestaat van in den tijd van Huygens en Newton. De golftheorie werd langen tijd, als alleen voldoende aangenomen. Ze is echter onvolledig en ook de corpusculaire theorie bevat waarheid. De begrippen 'lichtgolf' en 'lichtdeeltjes', zijn beiden juist, elk op zijne beurt. De schijnbare verwarring is slechts een gevolg van de onvolmaaktheid onzer theorieën. Een oplossing die beide begrippen overeenbrengt zal gevonden worden.
De Nederlandsche uitgave van dit werk is keurig. Klare teekeningen en verzorgde figuren, helpen de verbeelding van den lezer bij de lectuur van de, in dit werk zooveel voorkomende, beschrijvingen van proefnemingen.
De taal is vloeiend en leest makkelijk.
Ook heeft de bewerker voorbeelden van eigen land genomen om een eigen karakter aan dit werk te geven.
J. Valk.
| |
Staatkunde en economie
Mr. P.A. DIEPENHORST, Leerboek der Economie; I. Geschiedenis der Ekonomie. - G.J.A. Ruys, Zutphen, 1934, 560 blz., f. 9.
Eerste deel van een Leerboek waarvan het tweede aan de theorie gewijd zal zijn.
Hier wordt ons de geschiedenis der economie gegeven, d.w.z. 'van den ontwikkelingsgang van het denken over economische onderwerpen, van de wijze waarop in den loop der jaren de volkshuishoudkundige vraagstukken werden opgevat'.
De schrijver voegt bij de uiteenzettingen der leerstelsels een dikwijls breedvoerige beoordeeling, en wel eens eene strenge veroordeeling er van. Zijne opvatingen zijn gezond en door een diepe christelijke overtuiging ingegeven.
Maar die beoordeelingen nemen veel plaats in; met het gevolg dat de geschiedenis zelf zeer beknopt, enkele onderdeden er van te beknopt, behandeld worden.
De 'Inleiding' (Hoofdstuk I) is belangrijk en nieuw, men kon ze betitelen 'Geschiedenis der geschiedenis' aangezien ze ons heel interessant voorhoudt hoe die geschiedenis in verschillende landen nagevorscht werd. Ook nieuw, omdat zelden behandeld, is de uiteenzeting der 'Economische gedachten vóór de mercantilistische periode' (Hoofdstuk II). Hierop volgt hetgeen wij ook in de overige 'Geschiedenissen' aantreffen. Over het Socialisme met zijne verschillende schakeeringen, waaronder het Bolschewisme, krijgen wij een heerlijke synthese welke bijzonder duidelijk de leidende grondbeginselen aantoont waar de verschillende gevolgtrekkingen, tot dewelke de socialisten voor hunne aktie kwamen, als noodzakelijk uit voortvloeien.
| |
| |
Wij hadden wat meer verlangd over enkele belangrijke scholen en strekkingen, vooral over de Oostenrijksche School, de Mathematische Richting, het Universalisme van Othmar Spann, het Solidarisme van H. Pesch. Over het Corporatisme, zooals het zich vooral in de dikatuur-staten ontwikkelde, vernemen wij nagenoeg niets: enkel een paar bladzijden over het Nationaal-Socialisme.
Met één woord: een zeer methodische, overvloedig gedocumenteerde uiteenzetting; maar enkele leemten, een paar onderdeden welke slechts onvolledig tot hun recht komen.
Dr K. du Bois, S.J.
Dr Phil. Drs. jur. Maurits LANGOHR, De Fascistische Staat; Wording, Beginselen, Instellingen, Verhouding tot de Katholieke Kerk. - N.V. Het Kompas, Mechelen, 1934, 148 blz., 7 fr.
De titel licht ons duidelijk over den inhoud in: na eene korte 'voorgeschiedenis', worden ons,- in het eerste deel de beginselen van het Fascisme op wijsgeerig, staatkundig-zedelijk en economisch gebied uiteengezet; het tweede deel beschrijft ons eerst de hoofdorganen van de drie machten in den Staat, de Partij en den Grooten Raad, daarna de onafhankelijke publiekrechtelijke instellingen', waaronder 'de syndicale en corporatieve inrichting' voor ons bijzonder belangrijk is, eindelijk den toestand en de rechten van 'het individu in den Staat'; het derde deel is gewijd aan de verhouding tusschen Kerk en Staat, aan het Concordaat; in korte kernachtige slotbeschouwingen (13 blz.) wordt ons kalm en waardig maar ook duidelijk en beslist een oordeel voorgehouden over het beschrevene.
Een zeer leerrijk boek, dat wij, én om den inhoud, én om de methode in de uiteenzetting, én om de strekking warm aanbevelen; evenwel niet aan wie naar ontspanningslectuur uitziet.
Dr K. du Bois, S.J.
| |
Verschillende
H. GEURTJENS, M.S.C., Op zoek naar Oermenschen. - J.J. Romen en Zonen, Roermond, Maaseik, 1934, 150 blz., Ingen. fr. 30; geb. fr. 38.
Pater H. Geurtjens is ons geen onbekende meer. In 't najaar van 1933 mochten wij hem volgen: 'onder de Kaja-Kaja's van Zuid Nieuw Guinea'. Ook nu weer noodigt hij ons uit den oud-missionaris op een paar verkenningstochten in 't binnenland van 't groote eiland te vergezellen. Wie zou er dit aanbod van de hand kunnen wijzen? Zijn boeiend-geestige verteltrant wordt nimmer saai; door zijn sterk gezond idealisme steekt hij af op sommige maar al te donkere missielektuur; zijn echt-menschelijk, diep gevoeld sympathiek
| |
| |
medeleven met die meest-verstoken oermenschen, die sinds eeuwen daar in hunne oerwouden ver van alle beschaving schuil bleven, slaat diep in zelfs op moderne overgeprikkelde gevoelsmenschen. Dit boek is geen romantisch uitvindsel, 't is meer dan geographisch reportage, 't is een bladzijde uit het dagelijksche leven in zijn volle werkelijkheid, maar wonderfijn afgekeken, hoogst nauwkeurig nagevorscht en kiesch wetenschappelijk weergegeven. Elkeen wil op onze dagen met Oermenschen en primitieve 'natuurvolkeren' in aanraking komen. P. Schebesta leidde ons rond bij de Semang van Malakka, de Efe-pygmeeën van 't Ituri-woud en de Batschwa-pygmoïden der Equatorstreek, P. Schumacher bij de Batwa uit Ruanda-Urundi, P. Trilles bij de Negrillen van Gabon, P. Seiwert bij de Bagielli van Kameroen, P. Van Overbergh bij de Aeto's der Philippijnen, P. Koppers en Giusinde bij de Vuurlanders, maar Oceanië bood ons nog geen verhaal over zijn Oermenschen. Daarom juist voert P. Guertjens ons mee op zijne tochten te land en te water in een hoeksken van het groote eiland. Doorgaans biedt men ons eerst saaie wetenschap, vooraleer men het kader schildert, waarin dit alles speelt en leeft. P. Geurtjes daarentegen toovert ons eerst het volle tooneel in al zijn pracht en rijke weeldrigheid voor oogen; daar werkt hij nu 't stoffelijke en 't sociale dagelijksche leven in uit. Nog een toemaatje moet hij ons schenken: hun verhalen en legenden, hun godsdienstige praktijken, hun zedelijke voorschriften, hun zielkundig gemoedsleven, kortom hun geesteswereld. Dit alleen blijft nog uit. Zoo spannend en belangwekkend werkte zijn tooneel op ons in, dat wij reikhalzend toezien naar 't verder verloop. We hoeven hier immers bij onze verkenningstochten noch de ongemakken der ongebaande wegen, noch het gevaar der onprettige avonturen te vreezen; behagelijk genesteld in zachten leunstoel, kalmpjes thuis aan 't warme haardvuur op verren afstand mogen wij onze
verbeelding laten meedwalen doorheen de weelderige tropische gewesten. Schrijver zelve verraadt ons waarom dit boek zoo boeiend medesleept: 'Men kan iets beleven, vooral wanneer deze tochten voeren door nog zoo goed als geheel onbekende streken, waar zoo wel menschen als dingen ons vreemd aandoen, waar elke gewaarwording een verrassing is, waar zelfs onze eigene soortgenooten zich aan ons voordoen als geheel vreemde wezens, waarin we met moeite de oervormen erkennen onzer eigen gedaante. Op zulke tochten doet men steeds weer nieuwe indrukken op; daarvan neemt men herinneringen mede, die blijven sluimeren in de ziel' (bl. 8). Al spelend kunnen studenten er een geheel nieuwe wereld ontdekken. Leerzaam en boeiend, dit zegt alles.
G. Van Bulck, S.J.
|
|