Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCornelis de Vos
| |
[pagina 328]
| |
In 1614 en 1616 wordt hij consultor van de Sodaliteit der bejaarde jonggezellen. In 1616 eveneens koopt hij zijn burgerrechten en wordt poorter van Antwerpen. Het volgende jaar treedt hij in het huwelijk met Suzanna Cock. Rond dien tijd kreeg hij opdracht om een der tafereelen uit de XV mysteries van den Rozenkrans voor de Sint Paulus' kerk te schilderen, namelijk de Aanbidding der Herders.
In 1618 werd hij deken der Sint Lucas-gilde en in 1620 opperdeken. Tot dit tijdperk behoort zijn eigen Familieportret uit Brussel en dat van Grapheus: werken die hoogtepunten in zijn kunstenaars ontwikkeling beteeken en; uit 1620 ook: het portret van een infante.
Voortaan worden zijn werken - vooral portretten - talrijker, in 1635 - ter gelegenheid van de blijde inkomst van den Prins-Kardinaal - wordt hem, samen met Jacob Jordaens, onder de hoogere leiding van Rubens, het schilderwerk van den Philippus-boog in de Huidevetterstraat toevertrouwd; het volgende jaar koos Rubens hem als medewerker bij het uitvoeren van de werken op het jachtslot Torre de la Parada, nabij Madrid.
Al waagde hij zich ook aan het allegorisch, het mythologisch, het godsdienstig onderwerp en het genrestuk, op dit gebied bleef hij slechts een epigoon en navolger van Rubens. Het is als portretschilder dat hij een figuur van beteekenis werd in de Vlaamsche school van de zeventiende eeuw. Zijn portretten worden ingedeeld als volgt: het groepportret, de echtparen, het enkel portret en de kinder-portretten. De groote verscheidenheid, de eindelooze afwisseling in de samenstelling, de houding, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, ook de soberheid en de fijne smaak van zijn koloriet, verheffen Cornelis de Vos tot een eersterangs portretschilder. Zijn gladde en fijne schildering, zijn liefde voor het afgewerkte detail, de ietwat stijve en archaïseerende voorstelling hebben het doen doorgaan als stond hij onder den invloed van Van Dyck. Doch men vergeet allicht dat de Vos veertien jaar ouder was dan Van Dyck en dat hij reeds naam verworven had als portretschilder, toen Van Dyck zijn sporen nog moest verdienen. En zoo komt de heer Muls tot het besluit dat of wel het vaak dubieuse werk van Van Dyck aan de Vos behoort ofwel dat Van Dyck zijn invloed heeft ondergaan. Verscheiden werken toegeschreven aan zijn beroemden tijdgenoot en zelfs portretten toegekend aan Rubens zouden, volgens de Heer Muls, aan Cornelis de Vos moeten terug geschonken worden. | |
[pagina 329]
| |
In een laatste hoofdstuk beproeft de schrijver de 'beteekenis van Cornelis de Vos in de geschiedenis van het portret te bepalen. Geboren Hulstenaar staat hij wellicht dichter bij de Hollandsche meesters dan bij zijn eigen stadsgenooten. Het feit dat hij aan Van Dyck en - buiten zijn historische stukken - ook niets aan Rubens verschuldigd is, is wellicht te verklaren: immers deze twee groote tijdgenooten waren veeleer de portretschilders van den adel, terwijl de cliënteel van de Vos meestal bestond uit de burgerij: hij schilderde den mensch in zijn huiskring. Technisch heeft hij ook niets van zijn tijdgenooten: hij schildert in de gladde traditioneele manier; schenkt zijn volle aandacht aan de stoffelijkheid der dingen en aan de werkelijkheid der aangezichten en handen. De zorgzaam afgewerkte arbeid, geeft de werkelijkheid natuurgetrouw weer. En zoo is hij de voortzetter van de voor-Rubeniaansche traditie. Door zijn groepportretten, die hun artistieke eenheid verkrijgen niet alleen door gebaar- en oogenspel, maar ook bij middel der ruimtebeelding door licht en kleur, sluit hij zich aan bij Frans Hals en Velasquez. De plastische vorm der gestalten wordt bij hem echter nooit volledig overwonnen door de hen omgevende atmosfeer. De schilder mist het spontane, het rumoerige van Frans Hals en bezit ook niet het fijne, het subtiele en het hartstochtelijke van Velasquez. Cornelis de Vos is nochtans een persoonlijkheid, hij heeft - en dit ondanks den machtigen invloed van Rubens - zijn eigen weg bewandeld; hij beteekent de definitieve verburgerlijking van de kunst. Wij wenschen dit boek het succes dat het ruimschoots verdient.Ga naar voetnoot(1) |
|