Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[Nummer 1]Katholiek Pacifisme?
| |
[pagina 4]
| |
oorlog, en de moderne Staatsregeerders zouden veel profijt halen... uit het bestudeeren en... naleven van die zedelijke wetten. Nu echter, God zij dank, de oorlogsstemming bij het volk zelf bijna overal bekoeld is, nu velen, ook andersdenkenden, hoe langer hoe duidelijker het onredelijke en doemwaardige van wapengeweld op zich zelf inzien, ware het een grove fout voor een katholiek, en veel meer voor een priester of een kloosterling, zich eenigszins gunstig uit te laten over den oorlog, als ware hij een factor van karaktervorming, beschaving en vooruitgang; het is godslasterlijk den oorlog voor te stellen als een aderlating door Gods Voorzienigheid (!!) periodisch op de volkeren toegepast om ze te zuiveren, te genezen, te versterken. Het is pedagogisch verkeerd in het onderricht der jeugd de geschiedenis der volkeren, vooral van het eigen vaderland, te beperken tot een aaneenschakeling van veldslagen en overwinningen, zoodat bij de jongelingen de krijgsmoed als de verhevenste en eerbiedwaardigste deugd begint te gelden, de voornaamste bron van grootheid en zielenadel. Dat kinderen 'soldaatje spelen' of zich met 'oorlogsspeelgoed' vermaken, is niet het ideaal; nog veel minder een al te militaristische opvoeding der jeugd. De oorlog is immers en blijft altijd een gruwel in Gods oog, omdat hij noodzakelijk een schromelijk onrecht in één der partijen veronderstelt, daar objectief gesproken geen aan beide zijden rechtvaardige oorlog bestaan kan, - omdat hij ook onvermijdelijk aanleiding geeft tot geringschatting en tot verdelging van het leven van 'redelijke wezens' en tot onberekenbare rampen aan beide kanten. Met reden laat de Kerk de geloovigen bidden er van verlost te blijven, zoowel als van pest en hongersnood, in één adem: A peste, fame et bello, libera nos, Domine. Tot dit kwaad leent een verstandig, onbevooroordeeld en gewetensvol mensch nooit de hand, tenzij om een veel grooter onheil te voorkomen. Hij toont er zich nimmer of nooit sympathiek voor. Een soldaat, ook een beroepsofficier, behoort zeer streng zijn stemming en bedoeling tot de verdediging van orde en recht te beperken; hij wenscht nooit gebruik van zijn wapens te moeten maken, noch min noch meer dan wie bij rijkswacht of stadspolitie ingelijfd is. Dat de goede God soms uit dit kwaad, als het toch voorkomt door de boosheid en de driften der menschen, zeker goed doet ontstaan, is een triomf van zijn alwijze Voorzienigheid die uit het kwade het goede weet te halen, maar dat maakt dit euvel | |
[pagina 5]
| |
niet op zich zelf begeerenswaardig: men mag geen moreel kwaad wenschen opdat er een goed gevolg zou uit voortkomen! Dat ook in die 'beproeving', zooals in pest en hongersnood, edele zielen de gelegenheid waarnemen om heldhaftige daden van moet en deugd te stellen, om haar karakter te vormen en te stalen, dat strekt haar tot eer en geestelijk profijt... Maar dat doet nu heelemaal niets af aan de afschuwelijkheid der zaak in zich zelf beschouwd: het zijn slechts toevallige gevolgen uit een oorzaak die uiteraard slecht is. Alles te zamen genomen, indien men 'militarisme' noemt de sympathieke genegenheid voor den oorlog en de strekking om bewapeningen en legeruitgaven zonder streng bewezen noodzakelijkheid immer uit te breiden, om in een eventueelen oorlog, wettig of niet, goed figuur te maken, dan staat het onomstootelijk vast dat elk redelijk en gewetensvol mensch antimilitarist moet zijn, ja dat de Kerk zelf zich altijd antimilitarist en pacifist betuigd heeft. *** En toch... ofschoon om de rampen van den wereldoorlog de pacifistische meening zoowat overal is doorgedrongen... toch zou men, menschelijker wijze gesproken, den moed opgeven; zoogezegd ijveren de Mogendheden voor den wereldvrede; ontwapeningsvoorstellen en conferenties volgen in snel tempo op elkaar en... mislukken de eene na de andere, daar ze afschampen op de heersch- en hebzucht, op den moedwil en hoogmoed der menschen; zelfs naar het uiterlijke alleen te oordeelen, is er tusschen zekere naties een wedloop naar bewapeningGa naar voetnoot(1), manschappen, kanonnen en forten, lucht- en zeevloot... en wat er in het geheim gekonkelfoesd en voorbereid wordt, is wellicht nog verschrikkelijker. Men stoort zich niet aan beperkingen, die men heilig gezworen heeft. Geen dag gaat voorbij of men leest in de krant van millioenen, ja milliarden als legerkredieten gevraagd, van bestellingen van oorlogsmateriaal, van vernuftige uitvindingen om menschen, menschen asjeblieft, in grooter | |
[pagina 6]
| |
getal, spoediger en wetenschappelijker ad patres te sturen. Alleen de oorlogsindustrieën, zegde men typisch, kennen geen crisis. Zekere 'demonstraties' zijn beteekenisvol: de Vereenigde Staten toonen eens aan Japan 'wat ze kunnen' door 101 oorlogsschepen op 24 uren door het Panamakanaal te brengen. Volkenbond en Internationale Rechtbank maken daarbij een pover figuur! Zooals de hebzuchtigen bij Jeremias (VI, 14) die den oorlog over hun land neerhaalden, roepen de groote bazen voortdurend: 'Vrede! vrede!... en vrede is er niet! Pax, pax et non erat pax.' Ja, eeuwig blijft het waar: 'Nisi Dominus... Tenzij de Heer het huis bouwt, arbeiden de bouwlieden nutteloos; als het de Heer niet is die de stad bewaart, dan waakt haar bewaker te vergeefs.' (Ps. 126) Men heeft God niet erkend noch den Paus noodig geacht bij den Volkenbond... Die mochten wegblijven... Nu echter schijnt men te voelen, dat het niet gaat zonder het prestige van de Katholieke Kerk, die - dat weten wij - Gods zegen medebrengt... en de Secretaris van den Volkenbond wordt door Z.H. den Paus in audiëntie ontvangen (April 1934). 'Aan Gods zegen is 't al gelegen' zegden onze katholieke voorvaderen... en dat geldt ook en niet het minst in die internationale vraagstukken, waar de menschelijke belangen en hevigste driften slechts door een bovennatuurlijker invloed blijvend kunnen worden geregeld en onderdrukt. Er moet gebeden voor den lieven Vrede! 'Tot de Katholieken van heel de wereld, zegde Pius XI aan de Kardinalen (24 Dec. 1930), vooral tot hen die studeeren, werken en bidden in de Katholieke Actie, richten wij dezen dringenden oproep: dat ze samenspannen in en voor den Vrede van Christus, eensgezind in gedachten en gevoelens, in verlangens en gebeden, in werken en woorden, nl. in gesproken, geschreven en gedrukte woorden... en gansch de wereld zal door een warme en weldoende vredesatmosfeer omgeven worden... Wij bedoelen den Vrede van Christus, niet een gevoelerig en vaag pacifisme, onbesuisd en met gevaren gepaard... Moeilijk, ja onmogelijk is het, dat tusschen de volkeren de vrede duurzaam zij, als, in de plaats van oprechte en gezonde vaderlandsliefde, heerscht en woedt een eigenzuchtig en hard nationalisme, dat haat en nijd zet voor wederzijdsche welwillendheid, argwaan en vermoedens voor broederlijk vertrouwen, wedijver en strijd voor eensgezinde samenwerking, heerschzucht voor | |
[pagina 7]
| |
eerbied en bescherming van alle rechten ook van zwakken en geringen. ...En wat nu dreigende oorlogsgeruchten betreft, wij willen noch kunnen die gegrond achten, daar wij niet kunnen gelooven, dat er een enkele Staat is die er in toestemt zoo monsterachtig moordenaar en bijna zeker zelfmoordenaar te zijn. Moesten wij toch met reden meenen dat er één dergelijke Staat is, dan zouden wij ons tot God moeten wenden met de ingegeven bede van den Koninklijken Profeet, die zelf wist wat oorlog en zegepraal zijn: 'Dissipa gentes quae bella volunt, verstrooi de naties die belust zijn op krijg.' (Ps. 67, 31) Dit laatste klinkt als een plechtige vermaledijding, van op het Vatikaan uitgesproken, tegen den Staat die het eerst den oorlog ontketenen zou! Bidden en werken, zegt de Paus 'tot de katholieken van heel de wereld'. Wij zullen dus bidden voor den wereldvrede, zooals trouwens nu ook voorgeschreven is voor het winnen van den Jubileeaflaat van dit jaar; - maar ook werken, verre van moedeloos de handen in den schoot te leggen, aanhoudend de openbare meening bewerken in goede pacifistische richting, dat zal ten langen laatste iets uithalen. Groote gedachtenstroomingen hebben soms lange jaren noodig om een vaste bedding te vinden, en dan als een machtige vloed hun weg voor goed en triomfantelijk voort te zetten. Zoo kwamen al de groote kenteringen in de geschiedenis voor. Dan moeten de Regeeringen er wel naar luisteren... Dan zullen, al is het met groote moeite, toch eindelijk de oorlogszuchtige dwepers en krijgsspeculanten, die nl. door het leveren van materiaal en ammunitie, enz. economisch en geldelijk profijt uit het ongeluk en het bloed van velen halen, teruggedrongen worden. Zelfs wat de practische punten aangaat, behooren we slechts te luisteren naar de stem van Paus Benedictus XV, wanneer hij er zoo krachtig mogelijk op aanstuurde niet alleen beperking der bewapeningen te bekomen, maar ook een stevig ingericht, verplichtend en gezaghebbend scheidsgerecht onder de volkeren, zoodat de Staat die weigert voorafgaandelijk zijn geschillen daaraan te onderwerpen of de getroffen beslissing niet naleeft, alleen daardoor een casus belli stelt en verdient ook geweldig door al de andere volkeren gedwongen te worden tot eerbied voor het scheidsgerecht. *** | |
[pagina 8]
| |
Hoe komt het dan, dat de vredesbeweging nog niet onder de katholieken algemeen verspreid en stevig ingericht is? Sommigen zijn beducht voor overdrijvingen, gelijk er inderdaad voorkwamen, ja psychologisch gesproken onvermijdelijk in zulke beweging moesten voorkomen. Hier, zooals elders, is zeker extremisme schadelijk voor de goede zaak geweest: de bezadigden wilden niet tot uitersten meegesleept worden en bleven liever afzijdig: wat inderdaad jammer is waar het een uitstekend doeleinde geldt. Overdrijvingen en misbruiken zijn geen reden om niet aan een goede zaak mee te doen, wel om zich sterk tegenover miswassen en onbesuisdheid te behoeden, en heel scherp wat goed en wat kwaad is te onderscheiden. Het past den moed te hebben de waarheid vrank en vrij in te zien en te verkondigen; wat wit is, wit te heeten en wat zwart is, zwart. Men lost geen problemen op door ze te verdoezelen, door in twijfel en duisternis te blijven. Zoolang men met de Pausen streeft naar algemeene ontwapening onder de volkeren of ten minste naar evenredige beperking der bewapening, en naar stevige en betrouwbare inrichting van een verplichtend Internationaal Scheidsgerecht, hoeft men geen overdrijving te vreezen; dat is als 't ware het essentieele in het pacifisme. *** Maar b.v. volledige afschaffing van het leger in een bepaald land, als de naburige Staten niet hetzelfde doen, is geen hoofdzakelijk dogma van het pacifistisch Credo, omdat er ongetwijfeld nog omstandigheden voorkomen waarin een zekere weermacht volstrekt noodig blijkt tot de veiligheid van een land. Wie zou nu b.v. aan het katholieke Polen den raad durven geven zijn leger af te schaffen, daar het aldus een aanlokkende en smakelijke prooi voor de Soviets worden zou? Men is niet minder goed pacifist, als men meent, om zeer gegronde redenen, dat zijn land in staat moet zijn met geweld zijn onafhankelijkheid tegen een onrechtvaardigen aanvaller te verdedigen. Zich louter passief houden kan soms grootere goederen in gevaar brengen. En al kon men niet hopen met eigen krachten een inrukkenden veel sterkeren gebuur tegen te houden, toch kan zeker weermacht noodig zijn om aan machtige bondgenooten den tijd of zelfs den wil te geven om krachtdadig en doelmatig tot bescherming van het recht in te grijpen, ook ingezien de toekomstige vredesonderhandelingen. | |
[pagina 9]
| |
Dat sommigen daar een andere meening op nahouden, en denken dat 's lands welzijn beter gediend is door het geweld lijdelijk over zich heen te laten gaan en aldus den dood van velen en afschuwelijke verwoesting te voorkomen; dat daarna wel alles diplomatisch zal hersteld worden; dat het geenszins tegen het redelijk en christelijk eergevoel is te wijken voor overmacht, zoomin als een vrouw zich onteert door aan een brutalen aanvaller te zeggen: 'Sla mij maar, als ge durft'... dat alles behoort niet tot het wezen zelf van het pacifisme. Zij hebben het recht zóó te denken, indien ze genoeg onderlegd zijn om de vaste overtuiging te hebben dat, alles ingezien, geweldige weerstand meer kwaad dan goed meebrengt. Ze zijn daarom niet minder goede vaderlanders, want de liefhebbers van geweld hebben geenszins het monopolium van 'patriotisme': gezonde vaderlandsliefde en militarisme zijn twee! Ze mogen, doch slechts op rechtmatige wijze, voor hun opvatting ijveren, vooral in die landen waar men zijn meening vrij mag uitsprekenGa naar voetnoot(1), niet echter zich geweldig verzetten tegen een andersluidend bevel van de wettige overheid, zooals wij verder bepalen. Een onbesuisde propaganda zou, bij de andersdenkende burgers, aan de vredesgedachte meer kwaad dan goed doen. *** Een tweede hyperpacifistische overdrijving bestaat in de meening dat oorlog altijd ongeoorloofd is. Zoo denken b.v. de Quakers. Dat is zeker niet overeen te brengen met vele feiten uit de Heilige Schrift en uit de Kerkgeschiedenis, b.v. de Kruisvaarten, noch met de katholieke leer in 't algemeen: zoowel als iemand het recht heeft zich geweldig te verdedigen tegen een onrechtvaardigen aanvaller die het leven, of wat daarmee gelijk staat, bedreigt, zoo mag een volk naar de wapens grijpen om een overgroot onrecht te weren, dat anders niet te verwijderen is. We onderscheiden hier niet of die gelijk-hebbende partij al of niet zelf met het geweld begint: ook een rechtmatige aanvalsoorlog berust op wettige zelfverdediging. Nogmaals lijkt het al te pacifist, maar hier spreken we min kordaat, te beweren, dat althans nu, in de moderne omstandigheden, het nooit toegelaten is de eerste te zijn om geweld te gebruiken (zóó begrijpen wij een aanvalsoorlog). Steeds veronderstellen we, dat die Staat het | |
[pagina 10]
| |
geschil eerst poogdeGa naar voetnoot(1) aan een scheidsgerecht te onderwerpen (vooral indien hij zich daartoe uitdrukkelijk verplichtte), maar dat dit beroep of welk andere bemiddeling onmogelijk of vruchteloos was. De rampen van een modernen krijg zijn, om de technische vorderingen van de 'kunst van moorden', effenaf verschrikkelijk voor beide partijen, en daarom zou er tegenwoordig een veel gewichtiger reden dan vroeger tot de wettigheid van een aanvalsoorlog noodig zijn. Het spreekt van zelf, dat zeker eerzucht, uitbreiding van gebied, aanwinst van politieke of economische voordeelen, enz. ontoereikend zijn; er moet waarachtig onrecht gepleegd zijnGa naar voetnoot(2) door de andere partij, schuldig onrecht dat niet anders kan hersteld worden en dat van zulk belang is dat het redelijker wijze ook ten koste van al het eigen oorlogswee moet goedgemaakt. Alvorens een partij naar de wapens grijpt, moet zij zekerheid hebben omtrent de doelmatigheid van krijg-voeren tot het goed beoogde doeleinde en omtrent al de bovenstaande voorwaarden; zij mag ook geen middelen gebruiken, | |
[pagina 11]
| |
die tegen het natuur- of het volkenrecht zijn als bacterieënbesmetting of beschieting van onversterkte steden, bijzonder van uit de lucht, op gevaar af van vele niet-strijdenden te treffen. We begrijpen echter dat sommigenGa naar voetnoot(1), ingezien de afschuwelijke rampen die in een modernen oorlog bijna fataal zullen voorkomen, ook voor de gelijk-hebbende en overwinnende partij, meenen dat tegenwoordig nooit een betrekkelijk gewichtige reden te vinden is om in geweten zijn eigen volk in al het oorlogswee te mogen storten. Men moet nochtans gehoorzamen als de wettige gezaghebbers dien twijfel practisch in den anderen zin oplossen. - A fortiori is het onverschoonbaar voor een Regeering het lot van haar land te verknechten aan de oorlogszuchtige ondernemingen van een naburige natie. *** Naar onze bescheiden meening blijft het een onbetwijfelbare overdrijving te meenen, dat een verdedigingsoorlog, nl. waar de andere partij met wapengeweld is begonnen en zich niet om scheidsgerecht bekreunt, nooit meer, zelfs in het vaste bewustzijn dat men zijn onbetwistbaar recht beschermt, zou geoorloofd zijn. De in het vorige geval vereischte voorwaarden zijn hier niet zoo moeilijk te verwezenlijken. Als China bedreigd wordt door Roode benden uit het Westen of door Japansche troepen uit het Noorden, dan moet het toch niet gedwee er in toestemmen het eene stuk van zijn grondgebied na het andere te zien afbrokkelen. En het gezond verstand zegt ons dat indien Franschen of Duitschers bij ons binnenrukten om ons bij hun land in te lijven en ons hun heerschappij, geest en wetgeving op te dringen, wij zouden mogen ons daartegen geweldig verzetten in de hoop dat ons beroep op de Internationale Rechtbank en later de vredesonderhandelingen gunstiger voor onze onafhankelijkheid zouden uitvallen. Men zal toch niet beweren dat onze jongens in den wereldkrijg van 1914 onrechtvaardig handelden, evenmin als de helden van den Boerenkrijg of de Zouaven die den Paus verdedigden. - Of in dergelijk geval een land gewapenden weerstand moet | |
[pagina 12]
| |
bieden, of het veeleer lofwaardig is zich passief te houden, hangt af van veel omstandigheden, inzonderheid van het feit of verdediging noodig blijkt om hoogere goederen te bewaren: dat hebben wij boven reeds gezegd. - Dat onmenschelijke middelen zullen gebezigd worden, moet hier in de schaal wegen. Gebruikt de aanvallende partij er dergelijke, dan mag de met recht en reden zich verwerende partij geweldiger tegen de strijdenden optreden, in de strikte maat der noodzakelijkheid, zoowel als een onrechtvaardig aangevallene geweld mag gebruiken dat anders streng ongeoorloofd zijn zou. - Eindelijk, hier zooals elders, moeten wij wel besluiten dat de enkeling gehoorzamen mag en moet aan de wettige of althans waarschijnlijk wettige bevelen der overheid, aan wie het oordeel en de beslissing toekomt juist omdat zij het gezag en de strengste verantwoordelijkheid heeft: de presumptie is in zulken twijfel immer ten gunste der gezagvoerdersGa naar voetnoot(1): anders gaat alle gezag teloor, tot ontzaglijk nadeel van het algemeen welzijn. - Dat hierdoor een heldhaftig offer, ja soms het offer van zijn leven, aan den enkeling gevraagd wordt, verandert niets aan de bovenstaande redeneering, want in zulke hachelijke omstandigheden als wij veronderstellen, mag de overheid bevelen dat men zijn eigen leven in groot gevaar brenge ten bate der gemeenschap (Conc. Mechlin. 1920, d. 106, 113). Zoo luidt de katholieke leer die zeker niet te kort doet aan de waarde der menschelijke persoonlijkheid. *** Als krijg voeren in bepaalde omstandigheden nog kan verontschuldigd worden, dan is het ook geoorloofd of zelfs verplichtend voor een Staat zijn weermacht in vredestijd in te richten binnen de maat der strikte noodzakelijkheid: de persoonlijke vrijheid der burgers mag niet geschonden worden door nutteloozen militairen dienst, noch hun eigendomsrecht door belastingen voor overtollige legeruitgaven. Aan de rechtmatigheid van 'algemeenen' dienstplicht hebben sommige theologen, als Aertnijs en Capello, getwijfeld; doch die meening, zeker door bijzondere omstandigheden beïnvloed, laat ons niet toe algemeenen dienstplicht principieel en overal onwettig te verklarenGa naar voetnoot(2). Met een eerlijke overtuiging en een goede bedoeling mag | |
[pagina 13]
| |
men voorwaar, op constitutioneele wijze, er voor ijveren dat de parlementsleden niet aan militarisme zouden toegeven. Maar falen die pogingen en meenen de wetgevers oprecht, dat een bepaalde militiewet volstrekt noodig is tot 's lands veiligheid, dan mogen zij zulke wet uitvaardigen en de burgers hebben den plicht te gehoorzamen. Zelfs waar in vredestijd de militiewetten als louter penaal te aanschouwen zijn, nl. als wetten die behoudens hetgeen blijkbaar noodig is voor het algemeen welzijn niet rechtstreeks in geweten tot het voorgeschrevene verplichten, blijft altijd nog de eerbied tegenover de wettige overheid een voorschrift der natuurwet, door niemand uit te schakelen. Zóó is dienstweigering zonde, volgens de manier waarop zij geschiedt, juist in de mate der op tijd en plaats bestaande opstandige oneerbiedigheid. Verklaart men eenvoudig, zooals de wet in Engeland en in Holland uit eerbied voor de gewetensvrijheid aanneemtGa naar voetnoot(1), dat men uit gewetensbezwaar geen militairen dienst wenscht te doen, dan is er zeker geen zonde. Onttrekt men zich heimelijk aan den dienst, dan is er ook geen oneerbiedigheid. Maar openlijk, juist om stemming te verwekken, verklaren dat men aan den dienstplicht niet wil voldoen, kan haast niet geschieden zonder een zeker gemis aan eerbied voor de wettige gezagvoerders. Van formeel misprijzen van het gezag als dusdanig, contemptus formalis, hoeft men niet te spreken, want oprecht gestemde moderne dienstweigeraars zijn geen anarchisten, wars van alle overheid, maar zij achten het gebodene onrechtmatig of zelfs in geweten verboden. Die 'idealisten' wenschen wij geenszins al te streng te veroordeelen, maar we kunnen toch moreele wanorde niet verdoezelen, naarmate ze feitelijk aanwezig is. In zulke zaken behoort het oordeel aan de verantwoordelijke gezaghebbers, niet aan de onderdanen: hier nogmaals is de presumptie ten gunste der overheid. - Uiterharte betreuren wij dat onze dienstweigeraars de zaak van het goede pacifisme bederven, te meer daar hun houding doorgaans met opstandige gevoelens tegenover onze Staatsinstellingen gepaard gaat. Zelfs van hun standpunt uit moesten ze toch eens begrijpen, benevens andere beweegredenenGa naar voetnoot(2), dat voor hun pacifis- | |
[pagina 14]
| |
tisch doeleinde hun handelwijze niet veel uithaalt zoolang ze slechts met eenige enkelingen zijn; en anderszins propaganda om bij de massa der dienstplichtigen navolging te vinden kan spoedig zwaar schuldig worden omdat ze 's lands veiligheid in gevaar brengt. Op internationale dienstweigering is vooralsnog niet te rekenen, en... daartoe hebben de Pausen, hoe pacifistisch ook gestemd, nooit aangespoord! Zoo moeten we wel besluiten, in den huidigen toestand der maatschappij, dat hoe algemeener en doelmatiger dienstweigering in één land is, hoe schuldiger ook ze doorgaans zijn zal. In tijd van oorlog is dienstweigering dan alleen toegelaten, als iemand klaarblijkelijk inziet, dat zijn land onrechtvaardig oorlog voert: dan moet hij zelfs het woord der Apostelen toepassen: Men behoort aan God veeleer dan aan de menschen te gehoorzamen (Hand. V. 29), want rechtstreeks medewerken aan ongerechtigheid en 'onschuldigen' helpen dooden mag men niet. Maar klaarblijkelijkheid dienaangaande kan een enkeling haast niet hebben; hij zou dus den krijgsdienst niet mogen en moeten ontwijken, tenzij bevoegde en wijze lieden het eens waren om dien oorlog als onrechtvaardig te brandmerken.
***
Hoogst waarschijnlijk, wij weten het wel, zullen wij in dit artikel noch oorlogszuchtigen, noch pacifisten bevredigd hebben. Onze lezers zullen evenwel niet verwonderd zijn, dat wij zooveel mogelijk het onzinnig militarisme bestrijden en de vredesgedachte bevorderen; maar ook uiterharte de overdrijvingen betreuren, die, ons dunkens, in den tegenwoordigen toestand van theorie en feiten, de edele zaak van het pacifisme schade berokkenen. Misschien brengt ons de toekomst andere toepassingen van de immer blijvende moreele grondstellingen. Mochten al de katholieken, hier en elders, kalm en onbevooroordeeld nadenken, om tot eensgezinde, bezadigde, onberispelijke en aldus krachtige vredesactie te komen; die zou niet zonder invloed blijven op de Regeeringen, tot verwezenlijking van een doelmatig scheidsgerecht en van evenredige ontwapening. Zij hebben trouwens maar te luisteren naar het woord der Pausen, dat duidelijk genoeg bepaalde hoe en waarom een christenmensch overtuigd pacifist met zijn. Meer dan wie ook heeft hier de Katholieke Kerk een voorname rol te spelen. |
|